Organisatie | Kerkrade |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Regeling ambtelijke organisatie gemeente Kerkrade |
Citeertitel | Regeling ambtelijke organisatie gemeente Kerkrade |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Regeling ambtelijke organisatie 2002
Gemeentewet, art. 160 eerste lid onder c
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2011 | nieuwe regeling | 26-10-2010 Huisnet 28-10-2010 | 10n00677 |
HOOFDSTUK 1 Destructuur van het ambtelijk apparaat
Het college kan besluiten tot het instellen van tijdelijke organisatorische verbanden tussen eenheden, ter voorbereiding en/of uitvoering van beleid dat meerdere organisatorische eenheden aangaat. Het beheer van een dergelijk verband wordt opgedragen aan een projectleider. Tot het instellen van een dergelijk verband wordt niet besloten dan nadat het directieteam is gehoord.
Op basis van de vastgestelde doelstellingen en taakopdrachten kan het college, op voorstel van een directeur, de organisatorische eenheden onderverdelen in afdelingen. De onderverdeling in afdelingen wordt aangeduid als hoofdstructuur. De organisatiestructuur van de gemeente Kerkrade kent daarmee maximaal twee hiërarchische managementlagen.
Tot wijziging van de hoofdstructuur van iedere organisatorisch eenheid wordt niet besloten dan nadat het personeel danwel een representatief te achten vertegenwoordiging daarvan, op basis van door het college te geven richtlijnen bij de voorbereiding van de wijziging van de hoofdstructuur is betrokken.
HOOFDSTUK 2 Hetambtelijk apparaat in relatie tot de bestuursorganen
Paragraaf 2 Uitvoerende bevoegdheden en verantwoordelijkheden van het ambtelijk apparaat.
Ter uitvoering van het bepaalde in het vorige artikel en onverlet het bepaalde in hoofdstuk XIII van de Gemeentewet ("De begroting en de jaarrekening), treedt het college in overleg met de gemeentesecretaris in zijn hoedanigheid als algemeen directeur en met de directeuren van de onderscheidene organisatorische eenheden. Voor een begrotingsjaar komt het college daartoe met ieder van hen overeen het budget van elke organisatorische eenheid, tenminste verdeeld naar het toegestane personeelsbudget en het toegestane activiteitenbudget.
De Bestuursdienst is belast met de coördinatie, toetsing en de evaluatie van het gemeentelijk middelenbeleid. Het college stelt nadere regels omtrent de voorbereiding en evaluatie van dit beleid voor zover dit aan de organisatorische eenheden is opgedragen en omtrent de rapportage door de directeuren en de gemeentesecretaris als algemeen directeur, inzake de uitvoering ervan. De directeur Bestuursdienst is bevoegd tot het rechtstreeks rapporteren aan het college inzake rekening en verantwoording.
HOOFDSTUK 3 Werkwijze van het ambtelijkapparaat
Ter bewaking van de eenheid in de uitoefening van de aan het ambtelijk apparaat opgedragen taken voeren de gemeentesecretaris in zijn hoedanigheid als algemeen directeur en de directeuren van de organisatorische eenheden regelmatig gezamenlijk overleg. Dit overleg wordt aangeduid met de benaming "directieteam".
Als secretaris van het directieteam treedt op een op voordracht van het directieteam door de voorzitter van het directieteam aan te wijzen ambtenaar. De rol van secretaris van het directieteam kan ook worden opgedragen aan een van de directeuren. De secretaris van het directieteam vervult een ondersteunende en bewakende rol naar zowel de voorzitter van het directieteam als het directieteam en draagt, mede in overleg met de algemeen directeur, tevens zorg voor:
De voorzitter van het directieteam stelt de vergaderdata en de agenda voor de vergaderingen van het directieteam vast. De directeuren kunnen zaken voor agendering indienen bij de voorzitter of de secretaris.De secretaris zorgt ervoor dat de agenda en bijbehorende stukken worden gereedgemaakt en zo mogelijk ten minste twee dagen voor de vergadering in het bezit zijn van de leden van het directieteam.
Het directieteam draagt, binnen daartoe door het college gegeven richtlijnen en het door dezen gevoerde beleid, met inachtneming van de wettelijke bepalingen inzake de positie van de gemeente-secretaris en diens taak, zorg voor:
a. organisatorische eenheid-overschrijdende beleidscöordinatie en integrale advisering op hoofdlijnen en
b. organisatorische eenheid-overschrijdende vormgeving van het middelenbeleid.
Het in het tweede lid sub b vermelde taakgebied bevat onder andere als deeltaken:
- het op voorstel van de directeur Bestuursdienst adviseren aan het college over de uitgangspunten van het te voeren middelenbeleid;
- stimulering van een cultuur die bevorderlijk is voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de organisatie;
- advisering aan het college over het instellen van tijdelijke, organisatorische verbanden tussen eenheden;
- sturing en beheersing van al dan niet tijdelijke, horizontale, interdisciplinaire samenwerkingsverbanden.
Paragraaf 2 De voorzitter van het directieteam
Met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 7, 8 en 9 bevordert de voorzitter van het directieteam een goede samenwerking en samenhang tussen de organisatorische eenheden. Hij doet, indien noodzakelijk en met inachtneming van het bepaalde in artikel 14, voorstellen aan het college tot het geven van richtlijnen aan de directeuren om de samenwerking en samenhang te verzekeren.
De voorzitter van het directieteam ziet toe op een vlot verloop van de informatiestromen. Hij doet, in overleg met de directeuren, voorstellen aan het college ter zake.
De organisatorische eenheid die aanvullend advies uitbrengt, treedt zoveel als mogelijk in overleg met de, met de voorbereiding of uitvoering van het beleid belaste organisatorische eenheid, teneinde te trachten tot geïntegreerde advisering te komen, waarin de argumenten ten aanzien van mogelijke beleidskeuzes worden opgenomen.
Bij blijvend verschil van inzicht voegt de organisatorische eenheid die primair met de voorbereiding of uitvoering van het advies belast is, tijdig, de aanvullende adviezen onverkort aan het eigen advies toe.
Bij blijvend verschil van inzicht tussen de organisatorische eenheden voegt de voorzitter van het directieteam zijn standpunt uitdrukkelijk toe aan de adviezen, welke vervolgens ter besluitvorming aan het college worden voorgelegd.
Ten aanzien van aangelegenheden waarin zulks gewenst wordt geacht, geeft het college een kader aan voor de inbreng van het ambtelijk apparaat bij het ontwikkelen van beleid. Dit kader wordt aangeduid met de benaming "bestuursopdracht".
Indien een zaak zich over het taakgebied van meer dan een organisatorische eenheid uitstrekt én ten aanzien van die zaak geen toepassing is gegeven aan het gestelde in artikel 1, lid 2, wijst het college op voorstel van het directieteam een organisatorische eenheid aan die primair verantwoordelijk is voor de voorbereiding of de uitvoering alsmede de tijdsplanning en de bewaking van de voortgang.
Paragraaf 4 Directeuren van de organisatorische eenheden
Binnen de vastgestelde hoofdstructuur en onverlet het bepaalde in artikel 1, lid 2 en artikel 4, doet de directeur aan het college voorstellen omtrent de nadere indeling van zijn organisatorische eenheid. Hij neemt daarbij de voorschriften in acht die gelden bij een organisatiewijziging en die gelden bij de voorbereiding en vaststelling van de functieprofielen.
HOOFDSTUK 4 Financieel management en de administratieve organisatie van de gemeente
Op grond van de artikelen 212, 213 en 213a van de Gemeentewet worden door de raad in één of meerdere verordeningen in elk geval de navolgende aangelegenheden geregeld:
regels ten aanzien van de controle op het financiële beheer en op de inrichting van de financiële organisatie, ondermeer ter waarborging van een rechtmatigheidstoets van het financiële beheer en van de inrichting van de financiële organisatie, het een en ander zoals bedoeld in artikel 213, van de Gemeentewet;
De gemeentesecretaris in zijn hoedanigheid als algemeen directeur respectievelijk de directeuren van de organisatorische eenheden zoals bedoeld in artikel 2lid 1, zijn ervoor verantwoordelijk dat de door hen bij het college ingediende beleidsvoorstellen en adviezen tot besluitvorming zijn getoetst op:
HOOFDSTUK 5 Slot- en overgangsbepalingen
Voor uiterlijk 1 januari 2012, brengt de voorzitter van het directieteam aan het collegeeen rapport uit inzake het functioneren van het bij of krachtens deze verordening bepaalde.Vervolgens brengt hij zodanig rapport om de twee jaar uit en voorts op ieder tijdstip, wanneer hij zulks nodig acht. In zijn rapport besteedt hij bijzondere aandacht aan de vraag of de organisatie aanpassing behoeft bij voorbeeld ten gevolge van de maatschappelijke ontwikkelingen en het door de raad vastgestelde beleid.
Voor zover dit nodig is, kan door het college voor bepaalde aangewezen organisatorische eenheden of delen daarvan afwijkende en/of aanvullende regels worden gesteld.
Voor zover uit hoofdstuk 4 van deze regeling taken en verantwoordelijkheden voortvloeien die betrekking hebben op dienstjaren vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling, berusten deze bij de functionarissen die voor dat tijdstip met overeenkomstige taken en verantwoordelijkheden waren belast, tenzij hiervoor in onderling overleg een andere regeling wordt getroffen.
Tot het tijdstip van inwerkingtreding van op grond van deze regeling te nemen nadere besluiten, blijven op de daarin nader te regelen aangelegenheden betrekking hebbende richtlijnen en instructies, die voor de inwerkingtreding van deze regeling zijn vastgesteld, zoveel als mogelijk van overeenkomstige toepassing.