Organisatie | Sint Maarten |
---|---|
Organisatietype | Koninkrijksdeel |
Officiële naam regeling | LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, ter uitvoering van de Monumentenlandsverordening |
Citeertitel | Monumentenbesluit |
Vastgesteld door | regering |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
Dit besluit was oorspronkelijk de Eilandelijke Monumentenverordening en is door de aanpassing aan de nieuwe staatkundige situatie het Monumentenbesluit geworden.
Monumentenlandsverordening, artikel 2, 3, 6 en 8
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-10-2010 | Geconsolideerde tekst (GT) | 21-02-2013 AB 2013, GT no. 50 | n.v.t. | ||
28-04-2000 | 01-03-2000 | Nieuwe regeling | 21-12-1999 AB 2000, no. 1 | n.v.t. |
HOOFDSTUK I Algemene bepalingen
In dit landsbesluit, houdende algemene maatregelen, en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit krachtens de Monumentenlandsverordening, onderscheidenlijk deze verordening is betrokken. Ten aanzien van rechtspersonen worden als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
De minister brengt ten minste jaarlijks aan de Staten een rapport uit van de aanwezigheid van monumenten en stads- en dorpsgezichten, alsmede van de toestand waarin de beschermde monumenten en de beschermde stads- en dorpsgezichten zich bevinden.
Er is een monumentenraad. De leden worden bij landsbesluit, gehoord de Staten, benoemd. De leden dienen experts te zijn op het gebied van monumentenzorg en worden geacht deskundig te zijn op het gebied van de bouwkunde, de stedenbouwkunde, de kunst, de geschiedenis van eiland en volk, het oudheidkundig bodemonderzoek, het toerisme dan wel de financiële of de juridische aspecten van de monumentenzorg.
HOOFDSTUK II Beschermende monumenten
§ 1 Aanwijzing tot beschermd monument
Een besluit tot aanwijzing wordt zo spoedig mogelijk door de minister schriftelijk aangetekend ter kennis gebracht van de eigenaren en van de rechthebbenden met een beperkt zakelijk recht ter zake van het betreffende monument, alsmede van de verzoeker, indien om aanwijzing is verzocht. Ingeval van onroerende monumenten geschiedt de kennisgeving voor zoveel mogelijk aan degenen, die als zodanig in de desbetreffende openbare registers bekend staan.
Het besluit zal tevens de periode van terinzagelegging van het tweede lid vermelden.
Het besluit tot aanwijzing wordt tevens zo spoedig mogelijk door de minister ter algemene kennis gebracht door vermelding vooraf van de terinzagelegging ervan in een of meer plaatselijke dagbladen en voorts op de voor publicatie van officiële mededelingen gebruikelijke wijze. Het besluit ligt gedurende dertig dagen voor een ieder ter inzage op het bestuurskantoor.
§ 2 Register van beschermde monumenten
De minister houdt van beschermde monumenten een openbaar register aan. In het register schrijft de minister de monumenten in, die tot beschermd monument zijn aangewezen, onder vermelding, met redenen omkleed, van de monumentale waarden ervan en van het algemeen belang of de algemene belangen op grond waarvan tot bescherming van de monumentale waarde is besloten, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen roerende en onroerende monumenten. De inschrijving geschiedt, nadat de periode van terinzagelegging van het besluit tot aanwijzing is verstreken. Indien tegen een besluit tot aanwijzing tijdig een beroepschrift is ingediend, wordt het desbetreffende monument ingeschreven, nadat het beroep is afgewezen.
De minister is bevoegd ambtshalve of op verzoek van een belanghebbende in het register wijzigingen te doen aanbrengen, of beschermde monumenten, de monumentenraad gehoord, van het register af te voeren. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing. De artikelen 4, 5 en 6 zijn van overeenkomstige toepassing, tenzij de wijzigingen in het register geen veranderingen in de mate bescherming te weeg zullen brengen of van ondergeschikte aard zijn en de monumentale waarde van het beschermde monument niet aantasten.
§ 3 Vergunning tot onderzoek, herstel, verplaatsing, wijziging, afbraak of verwijdering
De minister kan een verleende vergunning bij een met redenen omkleed besluit geheel of gedeeltelijk intrekken, indien blijkt dat:
sinds het tijdstip van de verlening van de vergunning de omstandigheden aan de zijde van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat na afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid tot het oordeel moet worden gekomen, dat er bescherming van de belangen van het beschermende monument de vergunning niet langer in stand kan blijven.
Indien een beschermd monument eigendom is van een kerkgenootschap of van een godsdienstige gemeenschap en uitsluitend of voor een overwegend deel wordt gebruikt voor de uitoefening van de eredienst, neemt de minister geen besluit als bedoeld in het eerste lid, dan in overeenstemming met de eigenaar, voor zover het betreft een besluit, waarbij de wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het geding zijn.
§ 4 Bouwvallige beschermde monumenten, muren of erfafscheiding
De eigenaar van beschermde monument of daartoe behorende muren of erfscheidingen, die wegens de geheel of gedeeltelijke bouwvallige of verwaarloosde toestand dreigen in te storten of gevaar opleveren, is op een schriftelijk en met redenen omkleed besluit van de minister verplicht te zorgen, dat binnen de daarbij gestelde termijn bedoelde beschermde monumenten of daartoe behorende muren of erfafscheidingen behoorlijk worden hersteld, versterkt of, ter keuze van de betrokken eigenaar, afgebroken. Indien voor het afbreken de ingevolge artikel 5 van de Monumentenlandsverordening vereiste vergunning niet is verleend, wordt door de minister echter geen keuze gelaten.
HOOFDSTUK III Beschermde stads- en dorpsgezichten
Bij de vaststelling van een ontwikkelingsplan als bedoeld in de Landsverordening ruimtelijke ontwikkelingsplanning kunnen daarin bestemmingsvoorschriften worden opgenomen, waarbij stad- en dorpsgezichten, die naar het oordeel van de minister vanuit het oogpunt van historische, stedenbouwkundige, toeristische of culturele waarden voor bescherming van het algemeen aanzicht in aanmerking komen, worden aangewezen tot beschermd stads- of dorpsgezicht. Bij een herziening van een ontwikkelingsplan kan zodanige aanwijzing worden ingetrokken dan wel de begrenzing ervan worden gewijzigd.
Indien een bezwaarschrift als bedoeld in artikel 5, vijfde lid, van de Landsverordening ruimtelijke ontwikkelingsplanning is ingediend, vraagt de minister binnen dertig dagen ter zake schriftelijk advies aan de monumentenraad, voordat hij beslist omtrent de vaststelling van het ontwerp-ontwikkelingsplan.
De minister houdt van beschermde stads- en dorpsgezichten een openbaar register aan. In het register schrijft de minister de stads- en dorpsgezichten in, die tot beschermde stads- en dorpsgezichten zijn aangewezen, onder vermelding met redenen omkleed van de monumentale waarden ervan en op grond van welk algemeen belang of welke algemene belangen tot bescherming van de monumentale waarde is besloten, onderscheidenlijk voert het deze van het register af dan wel wijzigt het de begrenzing ervan, indien tegen de betreffende bestemmingsvoorschriften of het ontwikkelingsplan als zodanig geen beroep als bedoeld in artikel 7, derde lid, van de Landsverordening ruimtelijke ontwikkelingsplanning bij de Gouverneur is ingesteld, dan wel, zo beroep is ingesteld, voor zover de Gouverneur in beroep de aanwijzing tot beschermd stads- of dorpsgezicht heeft gehandhaafd.
De inrichting en het beheer van het in het eerste lid bedoeld register worden geregeld bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen. Het register berust onder de minister en ligt voor een ieder ter inzage op het bestuurskantoor. Een ieder kan zich aldaar op zijn kosten afschriften doen verstrekken.
Een onherroepelijk geworden ontwikkelingsplan met bestemmingsvoorschriften, waarbij een stads- of dorpsgezicht tot beschermd stads- of dorpsgezicht is aangewezen, dan wel die strekken tot bescherming van een beschermd stads- of dorpsgezicht, alsmede onherroepelijk geworden uitwerkings- of wijzigingsplannen op grond van bestemmingsvoorschriften, die gelden voor een beschermd stads- of dorpsgezicht, liggen eveneens bij het in het eerste lid bedoelde register voor een ieder ter inzage. Een ieder kan zich aldaar op zijn kosten afschriften van deze plannen doen verstrekken.