Organisatie | Sint Maarten |
---|---|
Organisatietype | Koninkrijksdeel |
Officiële naam regeling | LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, tot het stellen van nadere regels voor vuurwerk ter uitvoering van de Landsverordening, houdende bepalingen omtrent het vervoer, de in-, uit- en doorvoer, aanmaak, verkoop en opslag van buskruit en andere licht ontplofbare stoffen |
Citeertitel | Vuurwerkbesluit |
Vastgesteld door | regering |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
Landsverordening, houdende bepalingen omtrent het vervoer, de in-, uit- en doorvoer, aanmaak, verkoop en opslapg van buskruit en andere licht ontplofbare stoffen, artikel 1
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-10-2010 | geconsolideerde tekst (GT) | 21-02-2013 AB 2013, GT no. 18 | n.v.t. | ||
28-11-2000 | nieuwe regeling | 07-11-2000 AB 2000, no. 46 | n.v.t. |
Vuurwerk dient een zodanige constructie te hebben, zodanig te zijn vervaardigd, in een zodanige staat verkeren, zodanig te zijn voor wat betreft de aard, samenstelling en overige eigenschappen van het materiaal en zodanig te functioneren, dat bij redelijkerwijs te verwachten gebruik geen letsel kan ontstaan.
De lont van het vuurwerk dient in een zodanige staat te verkeren, zodanig te zijn geconstrueerd, aangebracht of beschermd, dat de lont van het vuurwerk betrouwbaar functioneert en de gebruiker tussen het tot ontbranding gebracht hebben van de lont en het eerste effect een veilige afstand in acht kan nemen.
Vuurwerk mag bij het ontbranden slechts een zodanige geluidsdruk veroorzaken, dat het geluidsniveau (absolute piek) op 2 meter afstand niet meer bedraagt dan 153 dB (lin).
Indien voor het aanbrengen van de in het eerste lid, onder d, bedoelde aanwijzingen en waarschuwingen noch op het vuurwerk, noch op de primaire verpakking ervan voldoende ruimte is, dient hiervoor in de plaats bij de aflevering aan de particuliere gebruiker een handleiding, met daarin vermeld alle in het eerste lid, onder d, bedoelde aanwijzingen en waarschuwingen voor het gebruik van het desbetreffende type vuurwerk, te worden meegeleverd.
Een vergunninghouder stelt de minister telkens zes weken van tevoren in kennis van voorgenomen datum en tijdstip waarop het vervoer zal plaatsvinden.
Tijdens het transport dient de lading zodanig gestuwd te zijn dat de verpakkingen niet kunnen gaan schuiven.
Bij het vervoer van meer dan 200 kilogram vuurwerk dient het geladen voortuig te allen tijde te zijn bewaakt.
Het vuurwerk dient verpakt te zijn in door de UN goedgekeurde verpakkingen, volgens verpakkingsmethode EP35.
Onverminderd het bepaalde in de Hinderverordening, dient degene die een bewaarplaats beheert te voldoen aan de voorschriften van dit hoofdstuk, alsmede de krachtens deze voorschriften gestelde nadere eisen.
Wanden, vloeren en plafonds in de bewaarplaats, waaraan krachtens een in dit besluit opgenomen voorschrift eisen inzake brandwerendheid worden of zijn gesteld, moeten ook voor wat betreft hun aansluiting op andere constructiedelen en voor wat betreft de doorvoeringen van kabels, leidingen en kanalen, een brandwerendheid bezitten overeenkomende met die van deze wanden, vloeren en plafonds, dan wel daaraan geen afbreuk doen.
Deuren en luiken in wanden, vloeren en plafonds van de bewaarplaats, waaraan krachtens een in dit besluit opgenomen voorschrift eisen inzake brandwerendheid worden of zijn gesteld, moeten een brandwerendheid bezitten overeenkomende met die van de wand, vloer of het plafond waarin deze zich bevinden, dan wel daaraan geen afbreuk doen.
Deuren en luiken met een brandwerende functie dienen, behoudens voor het onmiddellijk doorlaten van personen of goederen, gesloten te zijn, dan wel in geopende stand slechts kunnen worden vastgezet door middel van een voorziening die de deuren of luiken automatisch laten sluiten zodra een toestand intreedt, waarin deze hun brandwerende functie moeten vervullen.
Ventilatie of luchtbehandelingskanalen, -openingen of -roosters dienen ter plaatse van de doorvoering door wanden, vloeren of plafonds, waaraan krachtens een in dit besluit opgenomen voorschrift eisen inzake brandwerendheid worden of zijn gesteld, zijn voorzien van een doelmatige brandklep, tenzij deze kanalen zodanig zijn uitgevoerd dat deze aan voornoemde eisen van brandwerendheid voldoen, dan wel daaraan geen afbreuk doen. De brandklep moet automatisch sluiten zodra een toestand intreedt, waarin deze zijn brandwerende functie moet vervullen.
Ramen of lichtopeningen in wanden of plafonds, waaraan krachtens een in dit besluit opgenomen voorschrift eisen inzake brandwerendheid worden of zijn gesteld, dienen in de dichte stand te zijn vastgesteld, dan wel zelfsluitend te zijn uitgevoerd en dienen een brandwerendheid te bezitten overeenkomende met die gesteld aan de wand of het plafond waarin deze zich bevinden, dan wel daaraan geen afbreuk doen.
Degenen die de bewaarplaats beheert dient de in zijn bewaarplaats werkzame personen een schriftelijke instructie te verstrekken, die erop is gericht gedragingen hunnerzijds, die tot gevolg kunnen hebben dat een voorschrift of nadere eis wordt overtreden, uit te sluiten en die erop is gericht dat voornoemde personen zijn geïnstrueerd omtrent de gevaarsaspecten van vuurwerk en de wijze van brandbestrijding in geval van calamiteiten.
In de herverpakruimte mag gedurende het aanwezig zijn van vuurwerk niet worden gerookt en mag geen open vuur aanwezig zijn. Op daartoe geschikte plaatsen moet met betrekking tot dit verbod een bord zijn aangebracht, waarop duidelijk leesbaar met letters van minimaal 50 millimeter in de Nederlandse en de Engelse taal staat: “Roken en open vuur verboden”, alsmede een veiligheidssymbool die dit verbod uitdrukt.
Op de toegangsdeur van een herverpakruimte moet een gevaarsetiket zijn aangebracht, waarmee het ontploffingsgevaar wordt aangeduid. Het etiket dient de vorm te hebben van een vierkant op de punt staand, met een zijde van 373 millimeter, met de afbeelding van een zwarte bom op een oranje achter grond.
In de verkoopruimte mag gedurende het aanwezig zijn van vuurwerk niet worden gerookt en mag geen open vuur aanwezig zijn. Op daartoe geschikte plaatsen moet met betrekking tot dit verbod een bord zijn aangebracht, waarop duidelijk leesbaar met letters van minimaal 50 millimeter in de Nederlandse en de Engelse taal staat: “Roken en open vuur verboden”, alsmede een veiligheidssymbool die dit verbod uitdrukt.
In een bufferbewaarplaats mag gedurende het aanwezig zijn van vuurwerk niet worden gerookt en geen open vuur aanwezig zijn. Op daartoe geschikte plaatsen moet met betrekking tot dit verbod een bord zijn aangebracht, waarop duidelijk leesbaar met letters van minimaal 50 millimeter in de Nederlandse en de Engelse taal staat: “Roken en open vuur verboden”, alsmede een veiligheidssymbool die dit verbod uitdrukt.
Wanden, vloer en afdekking moeten zijn vervaardigd van metselwerk dit ten minste 105 millimeter, of dienen te bestaan uit beton dik ten minste 70 millimeter, dan wel bestaan uit een andere constructie met overeenkomstige constructieve degelijkheid en een brandwerendheid hebben van ten minste 60 minuten. De toegangsdeur moet naar buiten openen, zelfsluitend zijn, een kozijnaanslag van ten minste 25 millimeter hebben en een brandwerendheid van ten minste 30 minuten. Om drukontlasting mogelijk te maken, mogen geen dievenklauwen en dergelijke worden gebruikt.
Indien de toegangsdeur van een bufferbewaarplaats dient te worden bereikt via een terrein dat voor derden toegankelijk is, moet op een afstand van ten minste 2 meter van de toegangsdeur een deugdelijke afrastering van metaaldraadvlechtwerk met een hoogte van ten minste 2 meter aanwezig zijn, waardoor de toegangsdeur wordt afgescheiden van het overige terrein. De toegangspoort in de afrastering mag alleen worden geopend voor werkzaamheden of controle in de bewaarplaats en dient voor het overige met slot en sleutel te zijn afgesloten.
Op de toegangsdeur van een bufferbewaarplaats dient een gevaarsetiket te zijn aangebracht, waarmee het ontploffingsgevaar wordt aangeduid. Het etiket dient de vorm te hebben van een vierkant op de punt staand, met een zijde van 373 millimeter, met de afdeling van een zwarte bom op een oranje achtergrond.
De afstand van de toegangsdeur tot de bufferbewaarplaats tot een erfscheiding dient ten minste 10 meter te bedragen, tenzij tussen de toegangsdeur en de erfscheiding een brandmuur met een brandwerendheid van tenminste 60 minuten aanwezig is van zodanige lengte dat de afstand van de toegangsdeur tot de erfscheiding, om de brandmuur gemeten, tenminste 10 meter bedraagt. Een eventuele brandmuur moet ten minste even hoog zijn als de bufferbewaarplaats.
De afstand tussen de container en gebouwen behorende tot de bufferbewaarplaats dient tenminste 5 meter te bedragen, met dien verstande dat de naar de container gekeerde buitengevels van de gebouwen van geheel gesloten constructies dienen te zijn uitgevoerd met een brandwerendheid van ten minste 60 minuten en ten minste 1,5 meter boven het hoogste punt van de container dienen uit te steken.
Wanden, vloer en afdekking moeten zijn vervaardigd van metselwerk dik ten minste 200 millimeter, of moeten bestaan uit beton dik ten minste 150 millimeter, dan wel bestaan uit een andere constructie van overeenkomstige constructieve degelijkheid en een brandwerendheid van ten minste 60 minuten. De toegangsdeur moet naar buiten openen, zelfsluitend te zijn, kozijnaanslag van ten minste 45 millimeter te hebben en een brandwerendheid van ten minste 30 minuten. Om drukontlasting mogelijk te maken, mogen geen dievenklauwen en dergelijke worden gebruikt.
Op de toegangsdeur van een opslagplaats dient een gevaarsetiket te zijn aangebracht, waarmee het ontploffingsgevaar wordt aangeduid. Het etiket dient de vorm te hebben van een vierkant op de punt staand, met een zijde van 373 millimeter, met de afbeelding van een zwarte bom op een oranje achtergrond.
De afstand van de toegangsdeur van een van buitenaf toegankelijke opslagplaats tot een erfscheiding moet ten minste 15 meter bedragen, tenzij tussen de toegangsdeur en de erfscheiding een brandmuur met een brandwerendheid van ten minste 60 minuten aanwezig is van zodanige lengte dat de afstand van de toegangsdeur tot de erfscheiding, om de brandmuur heen gemeten, ten minste 15 meter bedraagt. Een eventuele brandmuur moet ten minste even hoog zijn als de opslagplaats.
Indien de toegangsdeur van een opslagplaats wordt bereikt via een terrein dat voor derden toegankelijk is, dient op een afstand van ten minste 2 meter van de toegangsdeur een deugdelijke afrastering van metaaldraadvlechtwerk met een hoogte van ten minste 2 meter aanwezig te zijn, waardoor de toegangsdeur wordt afgescheiden van het overige terrein. De toegangspoort in de afrastering mag alleen worden geopend voor werkzaamheden of controle in de opslagplaats en dient overigens met slot en sleutel te zijn afgesloten.
De sprinklerinstallatie dient te zijn aangelegd door een hiervoor erkende installateur. De sprinklerinstallatie dient voor de ingebruikname van de bewaarplaats door de brandweer te worden getest en goedgekeurd. Voorts dient de installatie elke 2 jaar door de brandweer op deugdelijkheid te worden gecontroleerd.
Het interieur van de bewaarplaats moet zodanig zijn uitgevoerd, dat de schappen waarop het vuurwerk wordt opgeslagen, 2 centimeter vrij van de wanden liggen en het vuurwerk niet tegen de wanden kan worden geplaatst, zodat het bluswater langs de wangen kan stromen. De afstand tussen het opgeslagen vuurwerk en het plafond moet ten minste 60 centimeter bedragen.
HOOFDSTUK VI Gebruik en voorhanden hebben
Het is verboden vuurwerk tot ontbranding te brengen, tenzij dit geschiedt van 29 tot en met 31 december of op 1 januari.
A Zichzelf niet voortdrijvend vuurwerk dat na ontsteking door de reactie geheel of gedeeltelijk uiteen wordt gereten
gecompartimenteerd vuurwerk zonder knal met een lading tot een gezamenlijk gewicht van ten hoogste 200 gram en een lading per compartiment van ten hoogste 15 gram; de totale lading van de burst mag per compartiment maximaal 10 gram zwart buskruit bevatten of 4 gram andere nitraathoudende lading of 2 gram perchloraat/metaal