Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Sint Maarten

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, tot het stellen van nadere regels voor vuurwerk ter uitvoering van de Landsverordening, houdende bepalingen omtrent het vervoer, de in-, uit- en doorvoer, aanmaak, verkoop en opslag van buskruit en andere licht ontplofbare stoffen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSint Maarten
OrganisatietypeKoninkrijksdeel
Officiële naam regelingLANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, tot het stellen van nadere regels voor vuurwerk ter uitvoering van de Landsverordening, houdende bepalingen omtrent het vervoer, de in-, uit- en doorvoer, aanmaak, verkoop en opslag van buskruit en andere licht ontplofbare stoffen
CiteertitelVuurwerkbesluit
Vastgesteld doorregering
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Landsverordening, houdende bepalingen omtrent het vervoer, de in-, uit- en doorvoer, aanmaak, verkoop en opslapg van buskruit en andere licht ontplofbare stoffen, artikel 1

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-10-2010geconsolideerde tekst (GT)

21-02-2013

AB 2013, GT no. 18

n.v.t.
28-11-2000nieuwe regeling

07-11-2000

AB 2000, no. 46

n.v.t.

Tekst van de regeling

Intitulé

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, tot het stellen van nadere regels voor vuurwerk ter uitvoering van de Landsverordening, houdende bepalingen omtrent het vervoer, de in-, uit- en doorvoer, aanmaak, verkoop en opslag van buskruit en andere licht ontplofbare stoffen

 

 

HOOFDSTUK I Begripsbepalingen

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    vuurwerk : een product of voorwerp waarin of waarop een sas aanwezig is en dat geschikt is om voor vermakelijkheidsdoeleinden tot ontbranding te worden gebracht;

  • b.

    sas : de lading vuurwerk, bestaande uit een pyrotechnische stof, een pyrotechnisch preparaat of een andere stof of preparaat met een gelijksoortige werking als een pyrotechnische stof of preparaat, met inbegrip van eventuele toevoegsels

  • c.

    lading : samenstelling van de sas en de hoeveelheid sas in het vuurwerk;

  • d.

    lont : het onderdeel van het vuurwerk dat bestemd is om de gebruiker in staat te stellen het vuurwerk tot ontbranding te brengen;

  • e.

    zwart buskruit : mengsel bestaande uit houtskool en natriumnitraat of kaliumnitraat met of zonder zwavel, met een maximale hoeveelheid verontreiniging van 3%;

  • f.

    knal : het beoogde geluidseffect ten gevolge van een explosieve verbranding van zwart buskruit opgesloten in een afzonderlijk compartiment;

  • g.

    burst : het effect ten gevolge van een explosieve verbranding van een lading met het doel om effectladingen aan te steken en te verspreiden;

  • h.

    primaire verpakking : de verpakking waarin zich meer dan één exemplaar bevindt van eenzelfde type vuurwerk, bedoeld om in zijn geheel aan de consument te worden afgeleverd;

  • i.

    invoeren : invoeren binnen de grenzen van Sint Maarten;

  • j.

    vervoeren : het laden, lossen en transporteren;

  • k.

    bewaarplaats : opslagplaats, herverpakruimte, bufferbewaarplaats of verkoopruimte;

  • l.

    opslagplaats : een gesloten ruimte buiten de verkoopruimte bestemd voor het bewaren van vuurwerk;

  • m.

    verkoopruimte : een ruimte uitsluitend bestemd voor de verkoop van vuurwerk;

  • n.

    bufferbewaarplaats : een gesloten ruimte in de verkoopruimte, uitsluitend bestemd voor het bewaren van een beperkte hoeveelheid vuurwerk;

  • o.

    herverpakruimte : een ruimte buiten de opslagplaats en de verkoopruimte, waarin vuurwerkpakketten voor de verkoop worden samengesteld;

  • p.

    brandwerendheid van bouw-

    delen : de tijd uitgedrukt in minuten, gedurende welke enig bouwkundig onderdeel van een gebouw, niet zijnde een deur-, luik- of raamconstructie, zijn functie moet kunnen blijven vervullen bij verhitting;

  • q.

    brandwerendheid van deur-,

    luik- of raamconstructies : de tijd uitgedrukt in minuten, gedurende welke deur-, luik- en raamconstructies weerstand bieden tegen bezwijken en vlamdicht blijven in geval van brand;

  • r.

    verkopen : verkopen, afleveren of ter aflevering aanwezig te houden;

  • s.

    de minister : de Minister van Algemene Zaken.

HOOFDSTUK 2 Productveiligheid

Artikel 2
  • 1.

    Vuurwerk dient een zodanige constructie te hebben, zodanig te zijn vervaardigd, in een zodanige staat verkeren, zodanig te zijn voor wat betreft de aard, samenstelling en overige eigenschappen van het materiaal en zodanig te functioneren, dat bij redelijkerwijs te verwachten gebruik geen letsel kan ontstaan.

  • 2.

    Elke sas van het vuurwerk dient zodanig te zijn aangebracht en verdeeld, van een zodanige samenstelling en gewicht te zijn, en van een zodanige temperatuur-, wrijvings-, stoot- en drukgevoeligheid te zijn, dat het vuurwerk niet spontaan of voortijdig kan ontbranden.

  • 3.

    De lont van het vuurwerk dient in een zodanige staat te verkeren, zodanig te zijn geconstrueerd, aangebracht of beschermd, dat de lont van het vuurwerk betrouwbaar functioneert en de gebruiker tussen het tot ontbranding gebracht hebben van de lont en het eerste effect een veilige afstand in acht kan nemen.

Artikel 3

Vuurwerk mag niet de volgende stoffen bevatten:

  • a.

    arseenverbindingen;

  • b.

    mengsels die meer dan 80 massa-% chloraten bevatten;

  • c.

    mengsels die chloraten met meer dan 0,15 massa-% bromaten;

  • d.

    mengsel van chloraten met metalen;

  • e.

    mengsel van chloraten met rode fosfor;

  • f.

    mengsel van chloraten met kalium hexacyanoferraat (II);

  • g.

    mengsel van chloraten met zwavel of sulfides;

  • h.

    kwikverbindingen;

  • i.

    witte fosfor;

  • j.

    gele fosfor;

  • k.

    picraten of picrinezuur;

  • l.

    mengsels van zwavel met vrije zuren;

  • m.

    zirkonium met een deeltjesgrootte van minder dan 40µm.

Artikel 4

Vuurwerk mag bij het ontbranden slechts een zodanige geluidsdruk veroorzaken, dat het geluidsniveau (absolute piek) op 2 meter afstand niet meer bedraagt dan 153 dB (lin).

Artikel 5
  • 1.

    Vuurwerk mag niet voorzien zijn van een wrijvingsontsteker.

  • 2.

    Vuurwerk voorzien van een lont dient een ontsteekvertraging van ten minste drie en ten hoogste acht seconden te hebben.

  • 3.

    De lont dient zodanig te zijn samengesteld, dat het verloop van de ontsteking tot het moment van de ontbranding van het vuurwerk bij voortduring zichtbaar is.

  • 4.

    Het bepaalde in het derde lid is niet van toepassing op Romeinse kaarsen.

Artikel 6
  • 1.

    Metalen of kunststof houders en sluitingen dienen een zodanige sterkte te hebben, dat zij na de onsteking niet uiteen worden gereten door het functioneren van het vuurwerk.

  • 2.

    Onderdelen van zichzelf voortdrijvend vuurwerk, die bestemd zijn om een roterend of voortbewegend effect van dat vuurwerk te veroorzaken, mogen niet zijn vervaardigd van metaal.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in het tweede lid mag de motorhuls van zichzelf voortdrijvend vuurwerk, bestemd om uitsluitend een opstijgend, niet roterend effect van dat vuurwerk te veroorzaken, met een totale lading van ten minste 15 gram, zijn vervaardigd van aluminium.

  • 4.

    Vuurwerk, dat een roterende beweging maakt, mag niet bevestigd zijn aan een stok of een draad.

  • 5.

    Roterend vuurwerk dient zodanig te zijn samengesteld, dat de voortdrijvende werking ervan, of van onderdelen ervan, beperkt is tot een afstand van 2 meter van de plaats van ontsteking.

  • 6.

    Bij zichzelf niet voortdrijvend vuurwerk met uitsluitend lichteffect dient de dracht van de vrijkomende delen van de lading beperkt te zijn tot een afstand van ten hoogste 2 meter tot de plaats van ontsteking.

  • 7.

    Bij gecompartimenteerd vuurwerk, dat na de ontsteking door de reactie geheel of gedeeltelijk wordt uiteengereten mag geen gelijktijdige ontploffing van meerdere compartimenten plaatsvinden.

Artikel 7
  • 1.

    Vuurwerk mag niet herlaadbaar zijn.

  • 2.

    De lading van vuurwerk dient te voldoen aan de in de bijlage bij dit besluit per categorie gestelde eisen.

  • 3.

    Vuurwerk mag niet voorzien zijn van een burst, behoudens vuurwerk, bedoeld in de categorieën C, D1 en E1, van de bijlage bij dit besluit.

Artikel 8
  • 1.

    Vuurwerk dient bij het ter aflevering voorhanden hebben en bij aflevering door de fabrikant, importeur of handelaar te zijn voorzien van de volgende aanduidingen:

    • a.

      een vermelding of afbeelding van de soort van het vuurwerk waaruit duidelijk blijkt wat de te verwachten effecten tijdens het functioneren zijn;

    • b.

      de naam of handelsnaam en het adres van de in Sint Maarten gevestigde fabrikant, importeur of handelaar;

    • c.

      het artikelnummer van de fabrikant en het productiejaar;

    • d.

      een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en waarschuwingen dat bij het dienovereenkomstige handelen door de particuliere gebruiker van het vuurwerk geen letsel te duchten is.

  • 2.

    Het eerste lid geldt niet voor vuurwerk waarop in verband met de geringe afmetingen waarvan de in dit lid bedoelde aanduidingen redelijkerwijs niet kunnen worden aangebracht, mits dat vuurwerk zich in een primaire verpakking bevindt en die aanduidingen op deze verpakking zijn aangebracht.

  • 3.

    Indien voor het aanbrengen van de in het eerste lid, onder d, bedoelde aanwijzingen en waarschuwingen noch op het vuurwerk, noch op de primaire verpakking ervan voldoende ruimte is, dient hiervoor in de plaats bij de aflevering aan de particuliere gebruiker een handleiding, met daarin vermeld alle in het eerste lid, onder d, bedoelde aanwijzingen en waarschuwingen voor het gebruik van het desbetreffende type vuurwerk, te worden meegeleverd.

  • 4.

    De in het eerste en tweede lid bedoelde aanduidingen en de in het derde lid bedoelde handleiding dienen in ieder geval in de Engelse taal gesteld, begrijpelijk en duidelijk leesbaar te zijn.

HOOFDSTUK III Invoer

Artikel 9
  • 1.

    Het is verboden vuurwerk in Sint Maarten in te voeren zonder een door de minister verleende vergunning.

  • 2.

    Het in het eerste lid bedoelde verbod geldt niet voor invoeren van maximaal 10 kilogram vuurwerk voor particulier gebruik vanuit de Collectivité de Saint-Martin.

  • 3.

    Degene die het vuurwerk invoert vraagt tenminste zes weken voor de invoerdatum schriftelijk een vergunning aan bij de minister, waarbij de volgende gegevens worden overgelegd:

    • a.

      de plaats waar, de datum en het tijdstip waarop het vuurwerk naar Sint Maarten wordt gebracht, gelost en opgeslagen;

    • b.

      de gegevens van de afzender;

    • c.

      de gegevens van de ontvanger;

    • d.

      het UN-nummer per te onderscheiden soort vuurwerk;

    • e.

      de naam van de stof;

    • f.

      het divisienummer en letter;

    • g.

      het aantal colli, met het brutogewicht van de lading;

    • h.

      de netto massa van de ontplofbare stof;

    • i.

      wijze van transport;

    • j.

      indien van toepassing, het containernummer en het zegelnummer van de container.

  • 4.

    De minister beslist omtrent de aanvraag voor een vergunning binnen vier weken na ontvangst ervan.

  • 5.

    Bij verlening van de vergunning wordt het maximaal in te voeren gewicht, met een maximum van 20.000 kilogram, aan vuurwerk vermeld, rekening houdend met de aanwezige opslagcapaciteit.

Artikel 10
  • 1.

    De minister is bevoegd, bij twijfel of het ingevoerde vuurwerk voldoet aan de in hoofdstuk 2 gestelde eisen, dit vuurwerk ter onderzoek voor te leggen aan een ter zake deskundige instelling.

  • 2.

    Indien na een onderzoek als bedoeld in het eerste lid blijkt, dat het vuurwerk niet voldoet aan de in hoofdstuk 2 gestelde eisen, zijn de kosten van het onderzoek voor rekening van degene die het vuurwerk heeft ingevoerd.

Artikel 11
  • 1.

    Het ingevoerde vuurwerk valt ten tijde van het invoeren onder divisienummer 1.3G, UN-nr. 0335 of 1.4G, UN-nr. 0336 o 1.4S, UN-nr. 0337.

  • 2.

    De verpakking van het ingevoerde vuurwerk dient te voldoen aan de voorschriften van de Verenigde Naties, EP 35.

Artikel 12

De bij de invoer van goederen betrokken autoriteiten, waaronder in ieder geval de havenbeheerder en de luchthavenmeester, zijn verplicht het invoeren van vuurwerk te melden bij de minister.

HOOFSTUK III Vervoer
Artikel 13
  • 1.

    Het is verboden vuurwerk te vervoeren zonder een door de minister verleende vergunning.

  • 2.

    Het in het eerste lid bedoelde verbod geldt niet voor het vervoeren van maximaal 10 kilogram vuurwerk voor particulier gebruik.

  • 3.

    Degene die het vuurwerk vervoert vraagt tenminste zes weken voor de eerste transportdatum schriftelijk een vergunning aan bij de minister, waarbij de volgende gegevens worden overgelegd:

    • a.

      naam en adres van degene die het vervoer zal uitvoeren;

    • b.

      gegevens van de afzender en gegevens van de ontvanger;

    • c.

      het adres waar het vuurwerk zal worden geladen alsmede het adres waar het vuurwerk zal worden gelost;

    • d.

      de voorgenomen datum en het voorgenomen tijdstip waarop het vervoer zal plaatsvinden;

    • e.

      het aantal colli, het brutogewicht van de lading, de naam van de stof.

  • 4.

    De minister beslist binnen vier weken omtrent de aanvraag voor een vergunning.

  • 5.

    De aanvrager stelt de minister zo tijdig in kennis van een wijziging van de in het derde lid, onder d, bedoelde datum en tijdstip.

Artikel 14

Een vergunninghouder stelt de minister telkens zes weken van tevoren in kennis van voorgenomen datum en tijdstip waarop het vervoer zal plaatsvinden.

Artikel 15
  • 1.

    Per vervoermiddel mag ten hoogste 2.000 kilogram vuurwerk aanwezig zijn, waarbij het voertuig niet mag worden overbeladen.

  • 2.

    De minister kan ontheffing verlenen van het eerste lid voor vervoer tot ten hoogste 20.000 kilogram, indien het gaat om een eenmalig transport in een container vanaf de plaats van invoer tot de opslagplaats.

  • 3.

    Tijdens het vervoer dienen de volgende gegevens beschikbaar te zijn op het voertuig:

    • a.

      de gegevens van de afzender;

    • b.

      de gegevens van de ontvanger;

    • c.

      het UN nummer;

    • d.

      de naam van de stof;

    • e.

      het aantal colli, met het brutogewicht van de lading.

Artikel 16
  • 1.

    Het vuurwerk dient in een voertuig te worden vervoerd, waarvan de carrosserie een afsluitbare, metalen laadruimte omvat.

  • 2.

    Het is verboden tegelijkertijd met vuurwerk andere goederen te vervoeren in dezelfde laadruimte van het vervoermiddel.

Artikel 17
  • 1.

    Tijdens het vervoer dient er op de buitenkant van het vervoermiddel een gevaarsetiket te zijn aangebracht, dat aan alle zijden duidelijk zichtbaar is.

  • 2.

    Dit etiket moet overeenkomen met:

    • a.

      de Hazard Label van Class 1, IMDG Code Page 0031;

    • b.

      de vorm hebben van een vierkant op een punt staand, met een zijde van 373 millimeter, met daarop de afbeelding van een zwarte bom op een oranje achtergrond.

  • 3.

    Tevens dient op alle verpakkingen van het tot vervoer bestemde vuurwerk een etiket als bedoeld in het eerste lid te zijn aangebracht.

Artikel 18
  • 1.

    Het gebruikte vervoermiddel dient tijdens het vervoer van vuurwerk een brandblusser van tenminste 6 kilogram poeder of een ander gelijkwaardig blusmiddel aanwezig te hebben.

  • 2.

    Het blusmiddel, bedoeld in het eerste lid, dient voor onmiddellijk gebruik beschikbaar te zijn en onbelemmerd te kunnen worden bereikt.

  • 3.

    Het personeel van het voertuig dient bekend te zijn met de werking van het blusmiddel.

Artikel 19

Tijdens het transport dient de lading zodanig gestuwd te zijn dat de verpakkingen niet kunnen gaan schuiven.

Artikel 20

Bij het vervoer van meer dan 200 kilogram vuurwerk dient het geladen voortuig te allen tijde te zijn bewaakt.

Artikel 21
  • 1.

    Het is verboden voor het personeel van het voertuig tijdens het vervoer te roken.

  • 2.

    Het is verboden binnen een straal van 10 meter om een stilstaand voertuig te roken of open vuur aanwezig te hebben.

Artikel 22

Het vuurwerk dient verpakt te zijn in door de UN goedgekeurde verpakkingen, volgens verpakkingsmethode EP35.

Artikel 23
  • 1.

    Het vervoer dient op die plaatsen en tijden te geschieden dat het verkeer van voertuigen minimaal is.

  • 2.

    Tijdens het laden of het lossen van vuurwerk dient het publiek en onbevoegden een afstand van tenminste 10 meter worden gehouden.

  • 3.

    Het laden of lossen dient bij voorkeur te geschieden op een afstand van 10 meter van de openbare weg.

HOOFDSTUK IV Opslag

§ 1 Algemeen

Artikel 24

Onverminderd het bepaalde in de Hinderverordening, dient degene die een bewaarplaats beheert te voldoen aan de voorschriften van dit hoofdstuk, alsmede de krachtens deze voorschriften gestelde nadere eisen.

Artikel 25
  • 1.

    Het bewaren van vuurwerk mag niet plaatsvinden in een inrichting die tevens bestemd is voor het afleveren van brandstoffen ten behoeve van het wegverkeer.

  • 2.

    Vuurwerk mag alleen, behoudens intern transport, aanwezig zijn in een daarvoor bestemde bewaarplaats.

  • 3.

    Gevallen vuurwerk dient onmiddellijk te worden opgeraapt. Vrijgekomen ontplofbare stof dient terstond zorgvuldig te worden opgeveegd en op een veilige wijze onschadelijk te worden gemaakt.

  • 4.

    In de bewaarplaats dient een op de waterleiding aangesloten slanghaspel aanwezig te zijn. De plaats van de slanghaspel dient zodanig te zijn gekozen, dat met de slang de opslagplaats, de herverpakruimte, de verkoopruimte en eventuele bufferbewaarplaats kunnen worden bestreken.

  • 5.

    Het gestelde in lid 4 is niet van toepassing op een bewaarplaats die niet is aangesloten op de waterleiding en waarvan de opslagplaats, herverpakruimte, verkoopruimte of eventuele bufferbewaarplaats:

    • a.

      deel uitmaakt van een gebouw en dit gebouw is gelegen op een afstand van tenminste 25 meter van belendingen van derden;

    • b.

      vrijstaand is gelegen op een afstand van 25 meter van belendingen van derden.

  • 6.

    In geval van lid 5 dienen voldoende andere blusmiddelen aanwezig te zijn om een begin van brand effectief te kunnen bestrijden. De minister kan ten aanzien van de aard, de capaciteit, het aantal en de plaats van deze brandblusmiddelen nadere eisen stellen.

Artikel 26
  • 1.

    Brandblusmiddelen moeten steeds voor onmiddellijk gebruik beschikbaar zijn en onbelemmerd kunnen worden bereikt. Draagbare blustoestellen, slanghaspels en andere brandblusmiddelen of brandbestrijdingsinstallaties moeten jaarlijks door een deskundige worden gecontroleerd op hun deugdelijkheid.

  • 2.

    Wanden, vloeren en plafonds in de bewaarplaats, waaraan krachtens een in dit besluit opgenomen voorschrift eisen inzake brandwerendheid worden of zijn gesteld, moeten ook voor wat betreft hun aansluiting op andere constructiedelen en voor wat betreft de doorvoeringen van kabels, leidingen en kanalen, een brandwerendheid bezitten overeenkomende met die van deze wanden, vloeren en plafonds, dan wel daaraan geen afbreuk doen.

  • 3.

    Deuren en luiken in wanden, vloeren en plafonds van de bewaarplaats, waaraan krachtens een in dit besluit opgenomen voorschrift eisen inzake brandwerendheid worden of zijn gesteld, moeten een brandwerendheid bezitten overeenkomende met die van de wand, vloer of het plafond waarin deze zich bevinden, dan wel daaraan geen afbreuk doen.

  • 4.

    Deuren en luiken met een brandwerende functie dienen, behoudens voor het onmiddellijk doorlaten van personen of goederen, gesloten te zijn, dan wel in geopende stand slechts kunnen worden vastgezet door middel van een voorziening die de deuren of luiken automatisch laten sluiten zodra een toestand intreedt, waarin deze hun brandwerende functie moeten vervullen.

  • 5.

    Ventilatie of luchtbehandelingskanalen, -openingen of -roosters dienen ter plaatse van de doorvoering door wanden, vloeren of plafonds, waaraan krachtens een in dit besluit opgenomen voorschrift eisen inzake brandwerendheid worden of zijn gesteld, zijn voorzien van een doelmatige brandklep, tenzij deze kanalen zodanig zijn uitgevoerd dat deze aan voornoemde eisen van brandwerendheid voldoen, dan wel daaraan geen afbreuk doen. De brandklep moet automatisch sluiten zodra een toestand intreedt, waarin deze zijn brandwerende functie moet vervullen.

  • 6.

    Ramen of lichtopeningen in wanden of plafonds, waaraan krachtens een in dit besluit opgenomen voorschrift eisen inzake brandwerendheid worden of zijn gesteld, dienen in de dichte stand te zijn vastgesteld, dan wel zelfsluitend te zijn uitgevoerd en dienen een brandwerendheid te bezitten overeenkomende met die gesteld aan de wand of het plafond waarin deze zich bevinden, dan wel daaraan geen afbreuk doen.

  • 7.

    Vuurwerk dient in metalen vaten, drums of blikken of daarmee gelijk te stellen voorwerpen te worden geborgen, welke te allen tijde voorzien moeten zijn van een goedsluitend deksel.

  • 8.

    Stapelingen moeten stabiel zijn opgesteld en stevig zijn geconstrueerd.

  • 9.

    Vluchtwegen dienen altijd van binnenuit te kunnen worden geopend.

Artikel 27
  • 1.

    De bewaarplaats en haar directe omgeving dient schoon te worden gehouden en in goede staat van onderhoud te verkeren.

  • 2.

    Degene die de bewaarplaats beheert is overigens gehouden de nadelige gevolgen voor het milieu, die de inrichting kan veroorzaken, te voorkomen, dan wel, voor zover zij niet kunnen worden voorkomen, zoveel mogelijk te beperken.

Artikel 28

Degenen die de bewaarplaats beheert dient de in zijn bewaarplaats werkzame personen een schriftelijke instructie te verstrekken, die erop is gericht gedragingen hunnerzijds, die tot gevolg kunnen hebben dat een voorschrift of nadere eis wordt overtreden, uit te sluiten en die erop is gericht dat voornoemde personen zijn geïnstrueerd omtrent de gevaarsaspecten van vuurwerk en de wijze van brandbestrijding in geval van calamiteiten.

§ 2 Herverpakruimte

Artikel 29
  • 1.

    In de herverpakruimte mag alleen gedurende het samenstellen van vuurwerkpakketten vuurwerk aanwezig zijn en niet meer dan voor een geregelde voortgang van de werkzaamheden noodzakelijk is, met een maximum van 50 kilogram.

  • 2.

    In de herverpakruimte mag gedurende het aanwezig zijn van vuurwerk niet worden gerookt en mag geen open vuur aanwezig zijn. Op daartoe geschikte plaatsen moet met betrekking tot dit verbod een bord zijn aangebracht, waarop duidelijk leesbaar met letters van minimaal 50 millimeter in de Nederlandse en de Engelse taal staat: “Roken en open vuur verboden”, alsmede een veiligheidssymbool die dit verbod uitdrukt.

  • 3.

    In de herverpakruimte mogen gedurende het aanwezig zijn van vuurwerk geen andere gemakkelijk ontvlambare stoffen of drukhouders, met uitzondering van brandblusmiddelen, aanwezig zijn.

  • 4.

    Op de toegangsdeur van een herverpakruimte moet een gevaarsetiket zijn aangebracht, waarmee het ontploffingsgevaar wordt aangeduid. Het etiket dient de vorm te hebben van een vierkant op de punt staand, met een zijde van 373 millimeter, met de afbeelding van een zwarte bom op een oranje achter grond.

  • 5.

    Per verkoopruimte mag slechts één herverpakruimte aanwezig zijn.

§ 3 Verkoopruimte

Artikel 30
  • 1.

    Uitsluitend gedurende de toegestane openingstijden mag in een verkoopruimte een hoeveelheid van ten hoogste 15 kilogram vuurwerk aanwezig zijn.

  • 2.

    Het in de verkoopruimte aanwezige vuurwerk moet zijn opgeslagen in goed gesloten verpakking of zijn opgeslagen in een vitrine of winkelkast, die voor het publiek in de verkoopruimte niet direct toegankelijk is.

  • 3.

    In de verkoopruimte mag gedurende het aanwezig zijn van vuurwerk niet worden gerookt en mag geen open vuur aanwezig zijn. Op daartoe geschikte plaatsen moet met betrekking tot dit verbod een bord zijn aangebracht, waarop duidelijk leesbaar met letters van minimaal 50 millimeter in de Nederlandse en de Engelse taal staat: “Roken en open vuur verboden”, alsmede een veiligheidssymbool die dit verbod uitdrukt.

  • 4.

    Binnen 3 meter van het in de verkoopruimte aanwezige vuurwerk mogen in de verkoopruimte geen gemakkelijk ontvlambare stoffen of drukhouders, met uitzondering van brandblusmiddelen, aanwezig zijn.

  • 5.

    Per verkoopruimte is slechts één bufferbewaarplaats toegestaan.

§ 4 Bufferbewaarplaats

Artikel 31
  • 1.

    Uitsluitend gedurende de toegestane openingstijden mag in een bufferbewaarplaats een hoeveelheid van ten hoogste 200 kilogram vuurwerk aanwezig zijn.

  • 2.

    De situering van een bufferbewaarplaats moet zodanig zijn dat de toegangsdeur zich niet in een vluchtweg bevindt, niet direct bereikbaar is voor en niet kan worden geopend door het publiek. De toegangsdeur van de bufferbewaarplaats dient steeds onbelemmerd bereikbaar te zijn.

  • 3.

    Uit een bufferbewaarplaats mag geen directe verkoop plaatsvinden.

  • 4.

    In een bufferbewaarplaats mag gedurende het aanwezig zijn van vuurwerk niet worden gerookt en geen open vuur aanwezig zijn. Op daartoe geschikte plaatsen moet met betrekking tot dit verbod een bord zijn aangebracht, waarop duidelijk leesbaar met letters van minimaal 50 millimeter in de Nederlandse en de Engelse taal staat: “Roken en open vuur verboden”, alsmede een veiligheidssymbool die dit verbod uitdrukt.

  • 5.

    Binnen 3 meter van een bufferbewaarplaats mogen in de verkoopruimte geen gemakkelijk ontvlambare stoffen en drukhouders, met uitzondering van brandblusmiddelen, zijn.

  • 6.

    Wanden, vloer en afdekking moeten zijn vervaardigd van metselwerk dit ten minste 105 millimeter, of dienen te bestaan uit beton dik ten minste 70 millimeter, dan wel bestaan uit een andere constructie met overeenkomstige constructieve degelijkheid en een brandwerendheid hebben van ten minste 60 minuten. De toegangsdeur moet naar buiten openen, zelfsluitend zijn, een kozijnaanslag van ten minste 25 millimeter hebben en een brandwerendheid van ten minste 30 minuten. Om drukontlasting mogelijk te maken, mogen geen dievenklauwen en dergelijke worden gebruikt.

  • 7.

    De elektrische installatie van een bufferbewaarplaats moet zijn aangepast aan de aard en de gevaren van de opgeslagen stoffen. Het elektrisch materieel moet een beschermingsgraad van tenminste IP5X hebben.

  • 8.

    Indien in een bufferbewaarplaats geen elektrische installatie aanwezig is, mag voor de verlichting alleen gebruik worden gemaakt van draagbare, elektrische lantaarns met droge batterijen.

  • 9.

    Voor de verwarming en de verlichting van een bufferbewaarplaats mogen slechts toestellen worden gebruikt, waarvan de maximale oppervlakte temperatuur niet boven 100 ºC kan komen.

  • 10.

    Binnen een bufferbewaarplaats mag zich geen gasleiding of gasfles bevinden.

  • 11.

    In een bufferbewaarplaats mogen zich gelijktijdig met vuurwerk geen andere goederen bevinden.

  • 12.

    Voorzieningen moeten zijn getroffen, opdat vuurwerk of verpakkingsmateriaal niet tegen toestellen en leidingen van een verlichtingsinstallatie kunnen worden geplaatst. De afstand tussen verlichtingsapparaat en vuurwerk moet ten minste 30 centimeter bedragen.

  • 13.

    Indien de toegangsdeur van een bufferbewaarplaats dient te worden bereikt via een terrein dat voor derden toegankelijk is, moet op een afstand van ten minste 2 meter van de toegangsdeur een deugdelijke afrastering van metaaldraadvlechtwerk met een hoogte van ten minste 2 meter aanwezig zijn, waardoor de toegangsdeur wordt afgescheiden van het overige terrein. De toegangspoort in de afrastering mag alleen worden geopend voor werkzaamheden of controle in de bewaarplaats en dient voor het overige met slot en sleutel te zijn afgesloten.

  • 14.

    Op de toegangsdeur van een bufferbewaarplaats dient een gevaarsetiket te zijn aangebracht, waarmee het ontploffingsgevaar wordt aangeduid. Het etiket dient de vorm te hebben van een vierkant op de punt staand, met een zijde van 373 millimeter, met de afdeling van een zwarte bom op een oranje achtergrond.

  • 15.

    De afstand van de toegangsdeur tot de bufferbewaarplaats tot een erfscheiding dient ten minste 10 meter te bedragen, tenzij tussen de toegangsdeur en de erfscheiding een brandmuur met een brandwerendheid van tenminste 60 minuten aanwezig is van zodanige lengte dat de afstand van de toegangsdeur tot de erfscheiding, om de brandmuur gemeten, tenminste 10 meter bedraagt. Een eventuele brandmuur moet ten minste even hoog zijn als de bufferbewaarplaats.

Artikel 32
  • 1.

    Een container die als bufferbewaarplaats wordt gebruikt mag maximaal 200 kilogram vuurwerk bevatten.

  • 2.

    De container moet deugdelijk zijn uitgevoerd, van staal of ander onbrandbaar materiaal zijn vervaardigd en in goede staat van onderhoud verkeren.

  • 3.

    De afstand tussen de container tot belendende gebouwen, niet behorende tot de bufferbewaarplaats, en tot de erfscheiding dient tenminste 10 meter te bedragen.

  • 4.

    De afstand tussen de container en gebouwen behorende tot de bufferbewaarplaats dient tenminste 5 meter te bedragen, met dien verstande dat de naar de container gekeerde buitengevels van de gebouwen van geheel gesloten constructies dienen te zijn uitgevoerd met een brandwerendheid van ten minste 60 minuten en ten minste 1,5 meter boven het hoogste punt van de container dienen uit te steken.

§ 5 Opslagplaats

Artikel 33
  • 1.

    In een opslagplaats mag ten hoogste 1.000 kilogram vuurwerk aanwezig zijn, mits de opslagplaats deel uitmaakt van een gebouw en dit gebouw is gelegen op een afstand van ten minste 25 meter aan belendingen van derden.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid mag in een opslagplaats ten hoogste 2.000 kilogram aanwezig zijn, indien de opslagplaats is voorzien van een automatische sprinklerinstallatie die voldoet aan de voorschriften van artikel 35.

  • 3.

    Een opslagplaats mag zich niet in een vluchtweg bevinden.

  • 4.

    Wanden, vloer en afdekking moeten zijn vervaardigd van metselwerk dik ten minste 200 millimeter, of moeten bestaan uit beton dik ten minste 150 millimeter, dan wel bestaan uit een andere constructie van overeenkomstige constructieve degelijkheid en een brandwerendheid van ten minste 60 minuten. De toegangsdeur moet naar buiten openen, zelfsluitend te zijn, kozijnaanslag van ten minste 45 millimeter te hebben en een brandwerendheid van ten minste 30 minuten. Om drukontlasting mogelijk te maken, mogen geen dievenklauwen en dergelijke worden gebruikt.

  • 5.

    De toegangsdeur van een opslagplaats moet steeds onbelemmerd bereikbaar zijn.

  • 6.

    De hoogte van de opslagplaats wordt zo laag mogelijk gehouden.

    Verdiepingsbouw is niet toegestaan.

  • 7.

    De elektrische installatie van een opslagplaats moet zijn aangepast aan de aard en de gevaren van de opgeslagen stoffen. Het elektrische materieel moet een beschermingsgraad van ten minste IP5X hebben.

  • 8.

    Indien in een opslagplaats geen elektrische installatie aanwezig, mag voor de verlichting alleen gebruik worden gemaakt van draagbare elektrische lantaarns met droge batterijen.

  • 9.

    Binnen een opslagplaats mag zich geen gasleiding of gasfles bevinden.

  • 10.

    In een opslagplaats mogen zich gelijktijdig met vuurwerk geen andere goederen bevinden.

  • 11.

    Voorzieningen moeten zijn getroffen, opdat vuurwerk of verpakkingsmateriaal niet tegen toestellen en leidingen van een verlichtingsinstallatie kunnen worden geplaatst. De afstand tussen verlichtingsapparaat en vuurwerk moet ten minste 30 centimeter bedragen.

  • 12.

    Op de toegangsdeur van een opslagplaats dient een gevaarsetiket te zijn aangebracht, waarmee het ontploffingsgevaar wordt aangeduid. Het etiket dient de vorm te hebben van een vierkant op de punt staand, met een zijde van 373 millimeter, met de afbeelding van een zwarte bom op een oranje achtergrond.

  • 13.

    In een opslagplaats en binnen afstand van 2 meter van de toegangsdeur van de opslagplaats mag niet worden gerookt en mag geen open vuur aanwezig zijn.

  • 14.

    Binnen een afstand van 3 meter van de toegangsdeur van een opslagplaats mogen geen gemakkelijk ontvlambare stoffen of drukhouders, met uitzondering van brandblusmiddelen, aanwezig zijn.

  • 15.

    Uit een opslagplaats mag geen directe verkoop plaatsvinden.

Artikel 34
  • 1.

    Een van binnenuit toegankelijke opslagplaats mag zich niet bevinden:

    • a.

      in een gang, open bordes of portaal, dat deel uitmaakt van een vluchtweg;

    • b.

      in of nabij een liftkoker;

    • c.

      in enig deel van de inrichting, dat voor het publiek toegankelijk is.

  • 2.

    Een van binnenuit toegankelijke opslagplaats mag niet direct vanuit een woning of een ruimte, waar gebruikelijk open vuur wordt gebezigd, bereikbaar zijn.

  • 3.

    De afstand van de toegangsdeur van een van buitenaf toegankelijke opslagplaats tot een erfscheiding moet ten minste 15 meter bedragen, tenzij tussen de toegangsdeur en de erfscheiding een brandmuur met een brandwerendheid van ten minste 60 minuten aanwezig is van zodanige lengte dat de afstand van de toegangsdeur tot de erfscheiding, om de brandmuur heen gemeten, ten minste 15 meter bedraagt. Een eventuele brandmuur moet ten minste even hoog zijn als de opslagplaats.

  • 4.

    Indien de toegangsdeur van een opslagplaats wordt bereikt via een terrein dat voor derden toegankelijk is, dient op een afstand van ten minste 2 meter van de toegangsdeur een deugdelijke afrastering van metaaldraadvlechtwerk met een hoogte van ten minste 2 meter aanwezig te zijn, waardoor de toegangsdeur wordt afgescheiden van het overige terrein. De toegangspoort in de afrastering mag alleen worden geopend voor werkzaamheden of controle in de opslagplaats en dient overigens met slot en sleutel te zijn afgesloten.

Artikel 35
  • 1.

    Indien in een opslagplaats meer dan 1.000 kilogram vuurwerk aanwezig is moet de opslagplaats van een automatische sprinklerinstallatie zijn voorzien, die voldoet aan de voorschriften van dit artikel.

  • 2.

    Per 4 m2 vloeroppervlakte dient ten minste één sproeier (open normaalsprinkler) aanwezig te zijn.

  • 3.

    De afstand tussen het plafond en de spreiplaat dient circa 10 centimeter te bedragen.

  • 4.

    De installatie dient zodanig te zijn uitgevoerd, dat deze automatisch in werking treedt als de temperatuur in de bewaarplaats of aan de buitenzijde van de toegangsdeur meer dan 70 ºC bedraagt.

  • 5.

    De sproeidichtheid van de installatie dient ten minste 7.5 millimeter/min. te bedragen.

  • 6.

    Het systeem dient zodanig te zijn ontworpen en te zijn aangelegd, dat bij het in werking zijn van de installatie, aan de sproeikop(pen) een overdruk van ten minste 50 kPa aanwezig is. Om de installatie te testen, dient een beproevingsleiding te zijn aangebracht, die is voorzien van een manometer.

  • 7.

    De sprinklerinstallatie dient te zijn aangelegd door een hiervoor erkende installateur. De sprinklerinstallatie dient voor de ingebruikname van de bewaarplaats door de brandweer te worden getest en goedgekeurd. Voorts dient de installatie elke 2 jaar door de brandweer op deugdelijkheid te worden gecontroleerd.

  • 8.

    Het interieur van de bewaarplaats moet zodanig zijn uitgevoerd, dat de schappen waarop het vuurwerk wordt opgeslagen, 2 centimeter vrij van de wanden liggen en het vuurwerk niet tegen de wanden kan worden geplaatst, zodat het bluswater langs de wangen kan stromen. De afstand tussen het opgeslagen vuurwerk en het plafond moet ten minste 60 centimeter bedragen.

HOOFDSTUK V Verkoop

Artikel 36
  • 1.

    Het is verboden vuurwerk te verkopen zonder een door de minister verleende vergunning.

  • 2.

    Degene die voornemens is vuurwerk te verkopen vraagt ten minste zes weken voor de datum van de voorgenomen activiteit schriftelijk een vergunning aan bij de minister, waarbij de volgende gegevens worden overgelegd:

    • a.

      naam en adres van degene die het vuurwerk gaat verkopen;

    • b.

      een opgave van de plaats van de verkoopruimte en eventuele bufferplaats van het vuurwerk.

  • 3.

    De minister beslist binnen vier weken omtrent de aanvraag voor een vergunning.

  • 4.

    Een vergunning kan worden geweigerd in het belang van de openbare orde en in het belang van het voorkomen of het beperken van overlast.

  • 5.

    Bij de uitoefening van de in het eerste lid bedoelde bevoegdheid kan de minister, in het belang van de openbare orde en in het belang aan het voorkomen of het beperken van overlast, de plaatsen voor verkoop en aflevering van vuurwerk beperken en spreiden over Sint Maarten.

Artikel 37
  • 1.

    Het is verboden vuurwerk te verkopen, tenzij dit geschiedt van 29 tot en met 31 december.

  • 2.

    Het verkopen van vuurwerk is alleen toegestaan in een verkoopruimte en volgens de voorschriften van hoofdstuk IV.

  • 3.

    Het is verboden meer dan 10 kilogram vuurwerk per keer aan een persoon te verkopen.

Artikel 38
  • 1.

    Het is verboden vuurwerk te laten verkopen door personen, die jonger zijn dan 18 jaar.

  • 2.

    Het is verboden vuurwerk te verkopen aan personen, die jonger zijn dan 16 jaar.

HOOFDSTUK VI Gebruik en voorhanden hebben

Artikel 39

Het is verboden vuurwerk tot ontbranding te brengen, tenzij dit geschiedt van 29 tot en met 31 december of op 1 januari.

Artikel 40
  • 1.

    Artikel 39 is niet van toepassing, indien:

    • a.

      het tot ontbranding brengen bedrijfsmatig en uitsluitend ten behoeve van onderzoek van het vuurwerk plaatsvindt;

    • b.

      een vergunning door de minister is verleend voor het tot ontbranding brengen van vuurwerk voor een bijzondere gelegenheid of bij een bijzonder evenement.

  • 2.

    De minister kan regels vaststellen omtrent de te overleggen gegevens voor een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.

  • 3.

    De minister kan aan een vergunning als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, voorwaarden verbinden.

Artikel 41
  • 1.

    Het is verboden vuurwerk op of aan de openbare weg of op een voor het publiek toegankelijke plaats te gebruiken, indien zulks gevaar, schade of overlast kan veroorzaken.

  • 2.

    Het is verboden vuurwerk te gebruiken in de onmiddellijke omgeving van een kerk, medische instelling, verzorgingstehuis, benzinestation of een inrichting, waarin dieren worden verzorgd of opgevangen, zoals een dierentuin, veehouderij, asiel of manage.

  • 3.

    De minister kan plaatsen aanwijzen, waar het verbod om vuurwerk te gebruiken, tevens van kracht is.

  • 4.

    Het is verboden om vuurwerk met een knaleffect te gebruiken binnen een afstand van 50 meter van de in het tweede en derde lid bedoelde plaatsen.

Artikel 43
  • 1.

    Het is verboden vuurwerk op een voor het publiek toegankelijke plaats voorhanden te hebben.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing, indien het gewicht van de totale hoeveelheid vuurwerk niet groter is dan 10 kilogram:

    • a.

      tijdens de periode die voor een particuliere gebruiker nodig is om met het aan hem op de daartoe toegestane dagen door een bedrijf geleverde vuurwerk thuis te komen;

    • b.

      tijdens de periode die redelijkerwijs nodig is om de plaats te bereiken, waar het vuurwerk op het daartoe toegestane moment tot ontbranding zal worden gebracht;

    • c.

      tijdens de uren waarop op grond van artikel 40 het tot ontbranding brengen van vuurwerk is toegestaan.

  • 3.

    Het eerste lid is niet van toepassing, indien:

    • a.

      het voorhanden hebben bedrijfsmatig en uitsluitend ten behoeve van onderzoek van het vuurwerk plaatsvindt;

    • b.

      het voorhanden hebben plaatsvindt in het kader van een verleende vergunning.

HOOFDSTUK VII Slotbepalingen

Artikel 44

[vervallen]

Artikel 45

[regelt de inwerkingtreding]

Artikel 46

Dit besluit wordt aangehaald als Vuurwerkbesluit.

 

 

BIJLAGE
Eisen met betrekking tot de lading per categorie vuurwerk (artikel 7)

A Zichzelf niet voortdrijvend vuurwerk dat na ontsteking door de reactie geheel of gedeeltelijk uiteen wordt gereten

 

  • A1.

    niet-gecompartimenteerd lading:

    uitsluitend zwart buskruit tot een gewicht van ten hoogste 2,5 gram

  • A2.

    gecompartimenteerd, zoals snoeren, strengen of zevenklappers

    • -

      lading: uitsluitend zwart buskruit tot een gewicht van ten hoogste 25 gram niet elk compartiment niet meer bevat dan ten hoogste 1 gram

       

  • B.

    Zichzelf niet voortdrijvend vuurwerk dat na ontsteking door de reactie niet uiteen wordt gereten met effect op de grond tot een maximale hoogte van 5 meter

  • B1.

    niet-gecompartimenteerd vuurwerk zonder knal tot een gewicht van ten hoogste 100 gram;

  • B2.

    niet-gecompartimenteerd vuurwerk met knal, lading tot een gezamenlijk gewicht van ten hoogste 40 gram; lading voor het knaleffect uitsluitend zwart buskruit tot een gewicht van ten hoogste 1 gram per lading;

  • B3.

    gecompartimenteerd vuurwerk zonder knal tot een gewicht van ten hoogste 200 gram;

  • B4.

    gecompartimenteerd vuurwerk met knal lading tot een gezamenlijk gewicht van ten hoogste 40 gram, lading voor het knaleffect uitsluitend zwart buskruit tot een gewicht van ten hoogste 1 gram per lading;

     

  • C.

    Zichzelf niet voortdrijvend vuurwerk dat na ontsteking door de reactie niet uiteen wordt gereten met effect in de lucht vanaf een hoogte van 5 meter

  • C1.

    niet-gecompartimenteerd vuurwerk zonder knal tot een gewicht van ten hoogste 50 gram; de totale lading van de burst mag maximaal 10 gram zwart buskruit bevatten of 4 gram andere nitraathoudende lading of 2 gram perchloraat/metaal

  • C2.

    gecompartimenteerd vuurwerk zonder knal met een lading tot een gezamenlijk gewicht van ten hoogste 200 gram en een lading per compartiment van ten hoogste 15 gram; de totale lading van de burst mag per compartiment maximaal 10 gram zwart buskruit bevatten of 4 gram andere nitraathoudende lading of 2 gram perchloraat/metaal

     

  • D.

    Zichzelf voortdrijvend vuurwerk met knaleffect dat na de ontsteking door de reactie geheel of gedeeltelijk uiteen wordt gereten

  • D1.

    vuurpijlen

    • -

      lading voor knaleffect: uitsluitend zwart buskruit tot een gewicht van ten hoogste 5 gram;

    • -

      overige lading: zwart buskruit of een andere lading tot een gezamenlijk gewicht van ten hoogste 20 gram, de totale lading van de burst en de knal mag maximaal 10 gram zwart buskruit bevatten of 4 gram andere nitraathoudende lading of 2 gram perchloraat/metaal.

      D2 roterend, niet opstijgend vuurwerk

    • -

      lading voor knaleffect: uitsluitend zwart buskruit tot een gewicht van ten hoogste 1 gram;

    • -

      overige lading: zwart buskruit of een andere lading waarvan het gezamenlijk gewicht, met inbegrip van het gewicht van de lading voor het knaleffect, ten hoogste mag bedragen:

  • a.

    indien vastgezet 10 gram;

  • b.

    indien niet vastgezet 5 gram.

     

  • E.

    Zichzelf voortdrijvend vuurwerk dat na de ontsteking door de reactie niet uiteen wordt gereten

    E1 vuurpijlen

    • -

      lading: zwart buskruit of een andere lading tot een gezamenlijk gewicht van ten hoogste 40 gram; de totale lading van de burst mag maximaal 10 gram zwart buskruit bevatten of 4 gram andere nitraathoudende lading of 2 gram perchloraat/metaal.

  • E2.

    roterend, niet opstijgend vuurwerk

    • -

      lading: zwart buskruit of een andere lading, waarvan het gezamenlijk gewicht ten hoogste mag bedragen:

      • 1.

        indien vastgezet 40 gram;

      • 2.

        indien niet vastgezet 15 gram.

  • E3.

    roterend, opstijgend vuurwerk

    • -

      lading: zwart buskruit of een andere lading tot een gezamenlijk gewicht van ten hoogste 5 gram.