Organisatie | Heemstede |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Funktiewaarderingssysteem systeembeschrijving / toelichting |
Citeertitel | Funktiewaarderingssysteem systeembeschrijving / toelichting |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
17-07-2002 | 13-02-2019 | Nieuwe regeling | 16-07-2002 Geen | Geen |
A. HET BEPALEN VAN HET FUNCTIENIVEAU
Bij het waarderen van functies gaat het om wat in de regeling functiewaardering voor de betreffende organisatie onder het begrip functie wordt verstaan.
Er kunnen zich twee mogelijkheden voordoen, te weten:
wanneer dit uitdrukkelijk als zodanig is vermeld, kan er ook sprake zijn van ”te verrichten werkzaamheden”, dat wil zeggen datgene wat iemand zou moeten doen, in opdracht van het bevoegd gezag. Veelal zal deze interpretatie slechts gelden voor zeer grote organisaties, waar veel functies worden aangetroffen, die door meerdere personen worden vervuld.
Uitgangspunt bij de bepaling van het functieniveau is de indeling van de functies in een aantal hoofdgroepen. Met behulp van een vijftal criteria, de secundaire factoren, wordt, binnen de onderscheiden hoofdgroepen de nodige verfijning verkregen.
Deze criteria worden onder C. nader omschreven.
Bij het Gemeentelijk Functiewaarderingssysteem (GFS) is de hoofdgroepindeling gebaseerd op het denk- en werkniveau, dat wil zeggen het niveau dat nodig is om de functie op normaal goede wijze te vervullen. De begrippen werken en denken zijn uiteraard niet in tegenstellende zin bedoeld. Het woord 'werkniveau' alleen zou toereikend zijn geweest; de toevoeging geeft slechts aan dat het niveau van denken (in en ten behoeve van het werk) een belangrijke rol speelt bij de hoofdgroepindeling.
de vereiste training en vorming in de huidige en in de vroegere werksituatie.
Bij het algemeen werk- en denkniveau gaat het om een ondeelbaar begrip. Hierbij kan het 'intellectuele' (opleidings)aspect wel eens te exclusief aandacht krijgen. Vooropgesteld dat reële opleidingseisen een zeer bruikbare indicatie verschaffen (zie ook punt 2 hierboven), dient bij het bepalen van de hoofdgroep niet alleen naar de vereiste opleiding te worden gekeken. Indien het gaat om bijvoorbeeld een chefsfunctie met een aantal functies van hoofdgroep II, dan behoeft dit nog niet in te houden dat deze chefsfunctie in hoofdgroep III moet worden ingedeeld. Dat hangt namelijk van het gehalte van het chefsschap af. Wanneer deze chefsfunctie een beroep doet op kwaliteiten als bijvoorbeeld het vermogen tot organiseren, coördineren, meedenken en samenspelen in een breder verband e.d., dan ligt de indeling in hoofdgroep III voor de hand, ook al wordt voor deze chefsfunctie geen MBO (bijvoorbeeld MTS / MEAO) als selectie-eis gesteld.
Kernvraag voor de indeling is: wat is het karakter en het gehalte van de betreffende functie?
Hoofdgroep en functionele vorming zijn niet van elkaar te scheiden, ze geven het totale werk- en denkniveau weer, ze zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Ten zeerste onjuist is het wanneer de ene functionaris/commissie de hoofdgroep bepaalt, terwijl een andere functionaris/commissie dat voor de score voor functionele vorming vaststelt.
Eén en ander houdt in dat bij indienen van een bezwaarschrift tegen de score voor functionele vorming en/of tegen de hoofdgroepindeling zowel de hoofdgroepindeling als de score voor het gezichtspunt functionele vorming moeten worden vastgesteld.
Opmerking: zie ook handelingsvrijheid en keuzemogelijkheden.
Onder opleidingsniveau, voor zover betrekking hebbend op de hoofdgroepindeling, wordt verstaan de totale theoretische opleiding plus de tijd die nodig is om de opgedane kennis in praktijk toe te passen. De tijd die nodig is om de kennis operationeel te maken, wordt bij de bepaling van de score voor functionele vorming buiten beschouwing gelaten.
Om op het aangegeven niveau te kunnen functioneren, is als regel de volgende, niet mee te tellen ervaring nodig:
Na het behalen van bijvoorbeeld een HBO-diploma (bijvoorbeeld HTS/HEAO) heeft men in de regel nog drie jaar nodig om het geleerde in de praktijk te leren toepassen. Bij parttime opleidingen is dit in de regel korter.
Vervanging bij ziekte, verlof, vakantie of andere tijdelijke afwezigheid wordt niet gewaardeerd. In geval een functionaris door structurele afwezigheid van een andere functionaris, geautoriseerd een deel van diens werkzaamheden verricht, wordt dit bij de functiewaardering meegenomen overeenkomstig het beschrevene in het desbetreffende functiebestanddeel.
Werkzaamheden die in het algemeen worden gevormd door op zichzelf staande dan wel in eenvoudige combinatie voorkomende, afzonderlijke handelingen, waartoe de vaardigheid vooral door routine en veelal ook door een belangrijke fysieke component wordt bepaald en kan worden verworven door training of scholing in de werksituatie c.q. bedrijfsopleiding of anderszins, op basis van lagere algemeen vormende scholing.
Werkzaamheden waartoe de vaardigheid en bekwaamheid in het algemeen slechts denkbaar is op basis van een afgeronde vaktechnische scholing (LBO). Hoewel deze vaardigheid en bekwaamheid in belangrijke mate bepaald is door routine in de toepassing van nauw bepaalde werkwijzen en door ervaringskennis bij deze toepassing, treden daarnaast (in verband met de samengesteldheid van het werkobject, de in acht te nemen samenhangen of de zich voordoende variaties) eigen oordeel, handelingskeuze of gedragsbepaling ter realisering van gestelde taken, werkprogramma's of te leveren producten naar voren.
Te denken valt aan werkzaamheden:
Indien voor een functie een HAVO- of VWO-niveau vereist wordt, dan komt het verschil met MAVO-niveau tot uitdrukking in de score voor functionele vorming. Als basis voor een HAVO-niveau geldt hoofdgroep ll met 3 punten voor functionele vorming (gebaseerd op 3,6 jaar aanvullende schoolopleiding, conform constante jurisprudentie – 2 jaar dagopleiding na MAVO en 1,6 jaar thuisstudie). Voor VWO geldt een score van 4 punten voor functionele vorming.
Werkzaamheden, waartoe de bekwaamheid in het algemeen slechts denkbaar is op basis van een afgeronde, middelbare vaktechnische scholing (MBO) en welke behalve op praktische vaardigheid mede berust op theoretische kennis en beschouwing van de materie en op breder inzicht in technische, organisatorische, economische en/of maatschappelijke samenhangen.
De werkzaamheden als zodanig zijn in het algemeen nog bepaald tot een vrij nauw afgebakend werkgebied of takenpakket, maar vereisen eigen analyse, interpretatie, conceptie en aanpak c.q. optreden en gedragsbepaling.
Te denken valt aan werkzaamheden van:
Werkzaamheden waarbij, veelal in direct samenspel met beleids-functionarissen en/of uitgaande van globaal geformuleerde algemene beleidslijnen, wordt deelgenomen aan de beleidsvoorbereiding, hoog gekwalificeerde uitvoerende en/of controlerende werkzaamheden op een afzonderlijk terrein van overheidszorg, management of beheer (onderdeel van apparaatszorg) of welke, veelal in direct samenspel met op wetenschappelijk niveau werkzame functionarissen en/of uitgaande van globaal geformuleerde algemene richtlijnen, anderszins betrekking hebbend op afzonderlijke terreinen van wetenschap en techniek.
Het gaat om werkzaamheden, waartoe de bekwaamheid in het algemeen slechts denkbaar is op basis van een afgeronde, hogere vaktechnische scholing (HBO). Deze bekwaamheid steunt, behalve op praktisch inzicht en praktijkkennis, vooral ook op kennis van theoretische grondslagen, alsmede op een meer dan oppervlakkige oriëntatie buiten het eigen vakgebied of arbeidsveld (ten aanzien van bijvoorbeeld meer algemene maatschappelijke, financiële of economische samenhangen en/of ten aanzien van andersgerichte vakgebieden en werksectoren). Het arbeidsveld of vakgebied als zodanig is meestal nog begrensd, maar heeft aanraking met andere terreinen en vakrichtingen waarop, veelal met eigen onderkenning van raak- en coördinatiepunten, moet worden ingespeeld.
Onder beleid wordt verstaan: het formuleren van doelstellingen en de weg die gegaan moet worden om de doelstellingen te bereiken.
Kenmerken van beleid zijn: visie ontwikkelen geldend voor langere termijn, breed terrein, grensoverschrijdend naar andere vakdisciplines.
Werkzaamheden in de sfeer van bestuur en beleid op onderscheiden terreinen van overheidszorg en apparaatsbeheer en/of (toegepaste) wetenschapsbeoefening, waartoe de bekwaamheid in het algemeen slechts denkbaar is op basis van voltooide universitaire studie.
Het gaat bij deze bekwaamheid vooral om kwaliteiten van analytisch, synthetisch-methodisch denken, creatieve zin en onafhankelijke oordeelsvorming, o.a. tot gelding komend in het uitwerken (prognose, planning, onderzoek) van beleidsideeën en het ontwikkelen van beleidslijnen op een breed terrein en op lange termijn, in standpuntsbepaling en belangenbehartiging met de contactuele instelling, welke ter zake (in communicatie, coördinatie, ambtelijk beraad, contacten met maatschappelijke groeperingen, in commissies enz., ook internationaal) is vereist, in het (mede) geven van richting aan de ontwikkeling van grote technische of maatschappelijke projecten of in de conceptie daarvan.
Leiding van zware beleids- en staforganen, wetenschappelijke instituten of diensten, welke inhoudt het volledig uitwerken en uitdragen (eventueel ook in internationaal verband) van het op hoogste niveau overeengekomen – veelal zelf geïnitieerde - beleid, gepaard aan de verantwoordelijkheid voor het management van de desbetreffende instellingen; beleidswerkzaamheden of wetenschappelijke arbeid (wetenschappelijk onderzoek of wetenschapstoepassing) op topniveau.
Te denken valt aan werkzaamheden van:
C. SECUNDAIRE FACTOREN (verfijningscriteria; aspecten)
Binnen de onderscheiden hoofdgroepen kan met de zogenaamde secundaire factoren tot de nodige differentiatie worden gekomen.
Als criteria worden gehanteerd:
Voor elk van deze criteria kunnen 1, 2, 3 of 4 punten worden behaald, met dien verstande dat voor het criterium leidinggeven ook een score 0 mogelijk is.
De som van de behaalde scores is bepalend voor de plaats binnen de hoofdgroep.
Functionele vorming : 1 – 2 – 3 – 4
Handelingsvrijheid : 1 – 2 – 3 – 4
Keuzemogelijkheden : 1 – 2 – 3 – 4
Leidinggeven : 0 – 1 – 2 – 3 – 4
Eindresultaat weergegeven door optellen van de punten
Totale waardering van de functie:
Functionele vorming omvat de theoretische en praktische kennis, die de functie verlangt, uitgaande boven het denk- en werkniveau, dat bepalend is geweest voor de hoofdgroepindeling.
De functionele vorming wordt uitgedrukt in het totaal benodigde aantal jaren school- en praktijkopleiding en omvat ook de normaal te achten studie thuis. Ter benadering van de gradering kunnen fictieve opleidingen worden geconstrueerd.
1 Na de beroepsopleiding is maximaal 1 jaar school- en/of praktijkopleiding nodig.
2 Na de beroepsopleiding is meer dan 1 jaar t/m 2 jaar school- en/of praktijkopleiding nodig.
3. Na de beroepsopleiding is meer dan 2 jaar t/m 4 jaar school- en/of praktijkopleiding nodig.
4. Na de beroepsopleiding is meer dan 4 jaar t/m 7 jaar school- en/of praktijkopleiding nodig.
Indien de aanvullende kennis meer dan 7 jaar bedraagt, wordt de functie ingedeeld in de naasthogere hoofdgroep.
Bij functionele vorming mogen alleen die aspecten worden meegenomen, waarvan mag worden verwacht dat deze in de beroepsopleiding (hoofdgroep) niet of nauwelijks zijn behandeld en die door het volgen van een aanvullende studie c.q. praktijkopleiding (praktijkervaring als kennisvermeerdering) eigen gemaakt moeten worden.
Het gaat hierbij om de mogelijkheden die de functie biedt beslissingen zelfstandig te handelen. Deze mogelijkheden worden onder meer beperkt door toezicht en controle door of namens de leiding. Het aantal malen dat en het rijdstip waarop gecontroleerd wordt, wordt gehanteerd als maatstaf voor het bepalen van het aantal punten. Er worden uitsluitend controles in aanmerking genomen die betrekking hebben op elementen uit de functie, die van overwegende invloed zijn op de bepaling van de hoofdgroep en de functionele vorming.
De mate van zelfstandigheid in de functie wordt uitsluitend bij het onderdeel keuzemogelijkheden in aanmerking genomen.
Het gaat hierbij om de mate waarin de organisatie en de aard van de werkzaamheden de mogelijkheden bieden tot het ontwikkelen van initiatieven, het bewandelen van andere wegen dan de gebruikelijke en het oplossen van problemen naar eigen inzicht.
Door voorschriften, instructies, richtlijnen en dergelijke wordt deze mogelijkheid beperkt.
Onder nieuwe oplossingen/wegen dient te worden verstaan die oplossingen/wegen die op grond van het werk- en denkniveau, zoals blijkt uit de hoofdgroepindeling en de score voor functionele vorming van de functionaris, niet bekend verondersteld mogen worden (nieuwe oplossingen/wegen binnen de organisatie).
Echelonmodel Gemeente Heemstede bij het aspect leidinggeven
Ten aanzien van de berekening van het aantal personen geldt het volgende:
Aantal medewerk(st)ers + aan fte's :2 = ...
Hierbij komen tot uitdrukking de eisen die aan de contactvaardigheid in de functies worden gesteld met betrekking tot personen waarmee de functionaris in een niet-hiërarchische verhouding staat. Ervaringskennis op het terrein van de menselijke verhoudingen, kennis van mentaliteit, levensgewoonten, sociale omstandigheden, levensbeschouwelijke invloeden met betrekking tot bepaalde (groepen) personen e.d. worden als kennis aangemerkt. Bezinning op de wijze waarop gerezen moeilijkheden in de contactverhoudingen moeten worden aangepakt of voorkomen, alsmede overwegingen welke gedragslijn te volgen, worden in het gezichtspunt 'keuzemogelijkheden' en/of 'zelfstandigheid' gewaardeerd.
dergelijk contact nimmer leiden tot score 4.
Een score 4 voor dit gezichtspunt wordt bereikt indien naast het feit dat geen machtsmiddel aanwezig is in een gesprek op dat moment een zwaarwegende beslissing moet worden genomen EN er sprake is van volledige zelfstandigheid (geen min of meer gelijkwaardige of meer aanspreekbare persoon aanwezig is), waarbij de functionaris verantwoordelijk is voor een beslissing en waarop niet kan worden teruggekomen (of alleen met een ernstige afbreuk van het vertrouwen in de gesprekspartner of organisatie, of met hoge kosten enz.).