Organisatie | Sint Maarten |
---|---|
Organisatietype | Koninkrijksdeel |
Officiële naam regeling | LANDSVERORDENING op de uitgifte in erfpacht van gronden toebehorende aan Sint Maarten |
Citeertitel | Verordening op de uitgifte van eigendommen |
Vastgesteld door | regering en Staten gezamenlijk |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-09-2014 | Geconsolideerde tekst (GT) | 05-09-2014 AB 2014, GT no. 17 | Onbekend | ||
10-06-1976 | 01-09-1971 | Artikel 2 | 10-06-1976 A.B. Bovenwindse Eilanden 1976, no. 6 | Onbekend | |
06-07-1954 | nieuwe regeling | 08-04-1954 A.B. Bovenwindse Eilanden 1954, no. 1 | onbekend |
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening, Milieu en Infrastructuur, hierna te noemen: de minister, is bevoegd tot uitgifte van gronden in erfpacht volgens de bepalingen van dit hoofdstuk.
De bijzondere voorwaarden, in het vorige artikel onder a bedoeld, kunnen onder meer bevatten voorschriften betreffende de bestemming van de grond en van de daarop aanwezige of aan te brengen opstallen.
Ieder die wenst, dat het Land aan hem grond in erfpacht uitgeven zal, moet daarvan doen blijken bij een op zegel gesteld, aan de minister te richten verzoekschrift.
De erfpachter is verplicht de vastgestelde jaarlijkse canon bij vooruitbetaling te voldoen op het kantoor van de Ontvanger, voor het eerst voor of op de dag waarop de notariële akte van erfpachtverlening wordt verleden en vervolgens elk jaar na uitreiking van de kennisgeving tot betaling door genoemde Ontvanger.
De erfpachter is verplicht van de in erfpacht uitgegeven grond een behoorlijk gebruik te maken en voor zover deze grond nog niet conform de voorwaarden, waaronder het erfpachtrecht is verleend, is bebouwd, binnen zes maanden na de inschrijving van de akte van erfpachtverlening in de daartoe bestemde openbare registers met de bebouwing aan te vangen en die bouw regelmatig voort te zetten volgens een door de minister voor de uitvoering daarvan goedgekeurd plan van bebouwing en afrastering.
De erfpachter is verplicht tot naleving van alle verplichtingen, welke de Bouw- en woningverordening en in het bijzonder de artikelen 54, 55 en 56 van die verordening, alsmede de daarop steunende besluiten en nadere wettelijke regelingen de eigenaren van gronden opleggen.
Hetgeen bij artikel 7 is bepaald omtrent bebouwing van de in erfpacht uitgegeven grond geldt voor iedere bijbouw of herbouw, welke op die grond zal plaats hebben.
Ingeval de op de in erfpacht uitgegeven grond gestelde opstallen door brand, storm of anderszins mochten te niet gaan, is de erfpachter gehouden binnen vijf jaar het erfpachtsterrein opnieuw te bebouwen of te doen bebouwen volgens een door de minister voor de uitvoering daarvan goedgekeurd plan.
De erfpachter is verplicht al hetgeen op de in erfpacht uitgegeven grond is of zal worden gebouwd, eventueel zal worden bijgebouwd, in goede staat te onderhouden.
De erfpachter moet gedogen, dat op, in, aan, of boven de in erfpacht uitgegeven grond en de daarop gestelde opstallen zoveel en zodanige palen, buizen, kabels, draden, isolatoren, rozetten en pijpstellingen in verband met geleidingen voor water, elektriciteit of andere openbare bedrijven aangebracht en onderhouden worden, als de minister nodig acht. De plaats waar en de wijze waarop die voorwerpen aangebracht worden, wordt door of vanwege de minister in overleg met de erfpachter bepaald.
De erfpachter moet met betrekking tot het erfpachtrecht onveranderlijk woonplaats kiezen bij de daartoe aangewezen instantie. De keuze van woonplaats moet gedaan worden bij de akte van uitgifte in erfpacht of, in geval van overdracht van het erfpachtrecht, in de daarvan opgemaakte stukken.
Het erfpachtrecht kan door de minister vervallen worden verklaard:
indien de erfpachter handelingen verricht, welke bij de voorwaarden, waaronder het recht van erfpacht is verleend, zijn verbonden of dezulke, waartoe hij dienovereenkomstig verplicht is, nalaat, zullen in geen van die gevallen tot vervallenverklaring worden overgegaan dan nadat aan de erfpachter of diens rechtverkrijgenden en de hypotheekhouder door of vanwege het land het voornemen daartoe is betekend en onder gelijktijdige mededeling aan betrokkenen, dat de betekening geacht wordt niet te zijn gedaan, indien binnen een maand na dagtekening van de betekening de oorzaak van de vervallenverklaring wordt weggenomen en aan het Land vergoed zijn de kosten van de volgens dit artikel gedane kennisgevingen.
Indien het erfpachtersterrein is bebouwd, is de minister verplicht binnen zes maanden na de vervallenverklaring van het erfpachtrecht een openbare verkoop volgens plaatselijke gewoonte en onder de gebruikelijke veilingvoorwaarden te doen houden van het erfpachtrecht op de grond met de opstallen en dit recht aan de verkrijger te verlenen voor het nog niet verstreken gedeelte van de termijn van het beëindigde erfpachtrecht en overigens onder de voor dat recht gegolden hebbende bepalingen en voorwaarden.
Indien echter het erfpachtrecht met hypotheek bezwaard is, wordt in afwijking van de bepaling van het tweede lid, de opbrengst na aftrek van hetgeen aan het Land met betrekking tot dat recht nog verschuldigd is en van de ten laste van het Land komende kosten van de verkoop aan de hypotheekhouder uitgekeerd tot een door de minister vast te stellen bedrag, gelijk aan het bedrag dat aan de hypotheekhouder toekomen zou, indien het een verdeling gold van de koopprijs in geval van gerechtelijke verkoop van het erfpachtrecht en wordt het daarna overblijvende gedeelte van de opbrengst aan de erfpachter, wiens erfpachtrecht beëindigd is, uitgekeerd.
Het erfpachtrecht zal door erfpachter kunnen worden prijsgegeven bij notariële overeenkomst, aan de minister te betekenen. Het prijsgeven werkt van de datum van de betreffende notariële akte af. De pachtsom zal alsdan verschuldigd zijn tot en met het kalenderjaar, waarin het prijsgeven heeft plaatsgehad.
Indien het erfpachtrecht met hypotheek bezwaard is, zal de minister zonder toestemming van de hypotheekhouder niet meewerken tot opheffing van het erfpachtrecht bij minnelijke overeenkomst noch tot het verkrijgen van het erfpachtrecht, hetzij door afstand of prijsgeven van de zijde van de erfpachter, hetzij op enige andere wijze, anders dan door onteigening ten algemene nutte.
Indien het erfpachtrecht eindigt door verloop van de termijn waarvoor het is verleend, en binnen drie maanden na beëindiging van het erfpachtrecht partijen en de hypotheekhouder, indien het erfpachtrecht met hypotheek is bezwaard, niet tot overeenstemming kunnen geraken noch omtrent een nieuwe overeenkomst tot uitgifte in erfpacht aan de erfpachter noch omtrent een door het Land aan de erfpachter voor de opstallen uit te keren schadevergoeding, dan is de minister bevoegd:
of aan de erfpachter een schadevergoeding uit te keren, vast te stellen op de wijze als in het zesde lid aangegeven door drie deskundigen, te benoemen op de wijze als in het vierde lid aangegeven.
De minister zal van zijn keuze binnen vier maanden na beëindiging van het erfpachtrecht kennis geven aan de erfpachter en aan de hypotheekhouder(s) zo die er is (zijn).
Het in openbare verkoop gebrachte erfpachtrecht zal zijn onder de ten tijde van de verkoop gebruikelijke erfpachtvoorwaarden en voor de te dien tijde gebruikelijke termijn, met dien verstande evenwel, dat indien bij de oorspronkelijke uitgifte, bijzondere voorwaarden of een bijzondere termijn zijn gesteld, deze in acht zullen worden genomen. Van deze voorwaarden en termijn zal aan de oorspronkelijke erfpachter en de hypotheekhouder, zo die er is, worden kennisgegeven, zulks binnen vier maanden na beëindiging van het erfpachtrecht. De voor het in openbare verkoop gebrachte erfpachtrecht te berekenen canon zal door de minister, de oorspronkelijke erfpachter en de hypotheekhouder, zo die er is, in onderling overleg worden vastgesteld.
Indien binnen vijf maanden na beëindiging van het recht van erfpacht tussen de minister, de oorspronkelijke erfpachter en de hypotheekhouder, zo die er is, geen overeenstemming wordt bereikt omtrent de canon te berekenen voor het in openbare verkoop te brengen erfpachtrecht, dan wel binnen dezelfde termijn door de erfpachter of de hypotheekhouder bij aangetekend schrijven bezwaar is gemaakt tegen de vastgestelde erfpachtvoorwaarden en termijn, dan wordt de te berekenen canon en of de bestaande geschilpunten bij wege van bindend advies beslist door drie deskundigen.
De deskundigen zullen waarderen:
Het bedrag van de schadevergoeding zal worden bepaald op het verschil tussen de onder a en b bedoelde waardering.
de verkoopwaarde als sub I onder b bedoeld.
Voor de berekening van de canon bij openbare verkoop zal deze verkoopwaarde moeten worden vermenigvuldigd met het ten tijde van de openbare verkoop geldende percentage
De openbare verkoop zal plaatsvinden binnen acht maanden na beëindiging van het erfpachtrecht voor het geval geen bindend advies wordt uitgebracht en binnen drie maanden na dit advies indien dat wel wordt uitgebracht. De schadevergoeding wordt eveneens binnen drie maanden na vaststelling van het bedrag uitbetaald.
De opbrengst van de verkoop wordt aan de erfpachter, wiens recht geëindigd is, uitgekeerd na aftrek van hetgeen aan het Land met betrekking tot dat recht nog verschuldigd is en van de ten laste van het Land komende kosten van de verkoop. Hetzelfde geschiedt met de door het Land voor de opstallen uit te keren schadevergoeding.
Indien echter het erfpachtrecht met hypotheek is bezwaard, wordt in afwijking van het vorenstaande lid het bedrag van de schadevergoeding of de opbrengst van de verkoop, na aftrek van hetgeen aan het Land met betrekking tot het erfpachtrecht verschuldigd is, en de kosten als bedoeld in het negende lid, aan de hypotheekhouder uitgekeerd tot een door de minister vast te stellen bedrag, gelijk aan het bedrag, dat aan de hypotheekhouder zou toekomen, indien het een verdeling gold van de koopprijs ingeval van gerechtelijke verkoop van het erfpachtrecht en wordt het daarna overblijvende gedeelte van de opbrengst of de schadevergoeding aan de erfpachter, wiens erfpachtrecht geëindigd is, uitgekeerd.
De oorspronkelijke erfpachter is te allen tijde bevoegd, mits aan het Land de kosten ter voorbereiding van de verkoop vergoedende, een nieuwe overeenkomst tot weder uitgifte in erfpacht aan te gaan voor de termijn en canon en onder de voorwaarden als ingevolge het vorenstaande voor het te veilen erfpachtersrecht zijn vastgesteld.
Indien het erfpachtrecht met hypotheek is bezwaard zullen de bepalingen van de artikelen 15, 16, 17 en 18, voor zoveel deze op de hypotheekhouder betrekking hebben, slechts van toepassing zijn, indien de hypotheekhouder van zijn recht aan de minister heeft kennis gegeven door toezending van een kopie van het borderel van inschrijving, vermeldende datum, deel en nummer van de inschrijving, waarna voor hem zullen gelden de in deze voorwaarden ten behoeve van hypotheekhouders opgenomen voorschriften, terwijl hij wordt geacht in te stemmen, dat kennisgevingen, ingevolge die voorschriften aan hem te doen, geschieden aan de werkelijke woonplaats of aan de bij de inschrijving van de hypotheek gekozen woonplaats ter keuze van de minister.
Bij weder uitgifte van de grond in erfpacht als bedoeld bij artikel 18 is de erfpachter voor het gebruik van de grond vanaf de dag van beëindiging van het erfpachtrecht tot de dag van overschrijving van de erfpachtakte in de daartoe bestemde openbare registers een vergoeding verschuldigd, berekend op basis van de oorspronkelijk verschuldigde canon.
Onder opstallen verstaan deze bepalingen en voorwaarden de op of in de grond aanwezige onroerende zaken, ook die welke door bestemming onder onroerende zaken begrepen worden.
Geen overschrijving van het erfpachtrecht zal zijn toegelaten, indien niet blijkt dat de canon over het lopende jaar is voldaan.
Indien de erfpachter een termijn, binnen welke hij een verplichting nakomen moet, ongebruikt laat voorbijgaan, is hij door het enkele verloop van de termijn in gebreke, zonder dat daartoe een ingebrekestelling vereist wordt.
De erfpachter of diens rechtverkrijgenden zijn verplicht, bij beëindiging van het erfpachtrecht, hetzij door verloop van de termijn, hetzij door vervallenverklaring of prijsgeven van de beëindiging door aantekening in de daartoe bestemde openbare registers te doen blijken, bij niet nakoming van welke verplichting de minister het recht heeft, die aantekening te doen geschieden op kosten van nalatige.
De kosten uit de overeenkomst tot verlening van het erfpachtrecht voortvloeiende, waaronder begrepen die van een afschrift van de notariële akte ten behoeve van Sint Maarten, komen voor rekening van de erfpachter, terwijl bij elke overdracht van het verleende erfpachtrecht, een afschrift van de betreffende notariële akte op kosten van verkrijger moet worden opgemaakt ten behoeve van Sint Maarten en gezonden aan de minister.
De minister is bevoegd tot verkoop van gronden voor zover het percelen betreft, die geen zelfstandig bouwperceel vormen en een oppervlakte van 500 m² niet te boven gaan, noch ook met andere door landsorganen verkochte percelen een zelfstandig bouwperceel vormen of een oppervlakte van 500 m² te boven gaan.