Organisatie | Sint Maarten |
---|---|
Organisatietype | Koninkrijksdeel |
Officiële naam regeling | LANDSVERORDENING, houdende voorschriften betreffende het bouwen en de volkshuisvesting |
Citeertitel | Bouw- en woningverordening |
Vastgesteld door | regering en Staten gezamenlijk |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
De datum van inwerkingtreding van de originele regeling is onbekend en derhalve fictief vastgelegd
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-05-2015 | Artikel 61 | 17-04-2015 AB 2015, no. 9 | Onbekend | ||
10-10-2010 | 21-02-2013 | 30-05-2015 | Geconsolideerde tekst (GT) | 21-02-2013 AB 2013, GT no. 136 | Onbekend |
27-04-2000 | 01-03-2000 | art. 22, 44, 45,59, 60 | 21-12-1999 AB 2000. no. 1 | Onbekend | |
08-01-1994 | art. 22, 22a, 33 | 13-10-1993 A.B. 1993, no. 13 | n.v.t. | ||
01-12-1934 | nieuwe regeling | 01-12-1934 P.B. 1935, no. 64 | onbekend |
§ 1. Betekenis van sommige in deze verordening voorkomende uitdrukkingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
elk alleenstaand vertrek of lokaal;
elk een geheel uitmakend aantal vertrekken of lokalen;
elk geheel of gedeeltelijk gesloten, voor woning bestemd getimmerte;
elk niet voor woning bestemd getimmerte met een inhoud van meer dan 20 m³;
elke bewaar- of opslagplaats van vloeistoffen met meer dan 2 m³ inhoud;
elke inrichting tot opneming en afvoer van vloei- en drekstoffen, voor zover een en ander met de grond verbonden is, aan de grond bevestigd is of op de grond rust;
voorts worden onder gebouwen verstaan: tribunes, uitzichttorens, lifttorens, geconstrueerde masten, windmolens, schoorstenen, hoge schuttingen en muren en dergelijke bouwwerken, die bij onoordeelkundige samenstelling een gevaar voor de gebruikers of voor de omgeving kunnen opleveren; tenten worden niet als gebouwen beschouwd;
het als geheel gedacht aantal vertrekken, of;
het gebouwsgedeelte, bestemd om zelfstandig tot huisvesting te dienen;
voor een gedeelte vernieuwen van een gebouw:
het vernieuwen of veranderen van fundering, buitenmuren, balken, vloeren, trappen of bekapping; of
het aanbrengen, veranderen of wegnemen van binnenmuren, of het aanbrengen van tot het plafond reikende schotten, anders samengesteld dan uit met papier of doek bespannen latwerken ter afscheiding van nieuw in te richten vertrekken;
voor zover de vernieuwing of verandering niet als normaal onderhoud is aan te merken;
een strook grond als weg, straat, steeg, pad, gang, kade, plein, plantsoen, steiger, werf of pier gebruikt;
weg, die door de overheid tot algemeen gebruik is bestemd of, door de eigenaar tot algemeen gebruik bestemd, door de overheid in openbaar beheer is aanvaard;
tot de weg worden mede geacht te behoren de wegbermen en de voor de afwatering benodigde buizen, goten en bermsloten langs de weg;
de lijn, die bij het oprichten of het gedeeltelijk vernieuwen van een gebouw, behoudens bij of krachtens deze verordening toegelaten afwijkingen, op het te bebouwen terrein aan de naar de weg gekeerde zijde niet mag worden overschreden;
de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijk Ordening, Milieu en Infrastructuur.
Indien een rechtspersoon als eigenaar in de zin van deze verordening moet worden beschouwd, wordt een verplichting of een verbod, in deze verordening ten aanzien van eigenaren voorkomende, geacht opgelegd of gesteld te zijn aan de leden van het bestuur van die rechtspersoon.
Het splitsen van een woning in verschillende woningen, alsmede het tot woning bestemmen van een voorheen niet tot woning bestemd gebouw of gebouwsgedeelte wordt beschouwd als het oprichten van een woning of van woningen.
Het is verboden een gebouw op te richten, voor een gedeelte te vernieuwen of als eigenaar te laten oprichten of voor een gedeelte te laten vernieuwen:
Het is verboden een na de inwerkingtreding van deze verordening opgericht of voor een gedeelte vernieuwd gebouw geheel of ten dele in gebruik te geven of krachtens zakelijk recht of als beheerder in gebruik te nemen of te hebben, indien het opgerichte of vernieuwde niet beantwoordt aan de voorschriften, gesteld bij of krachtens deze verordening.
De eigenaar van een gebouw, dat na de inwerkingtreding van deze verordening wordt opgericht of voor een gedeelte wordt vernieuwd, of als woning in gebruik wordt genomen, is verplicht dit gebouw of gebouwsgedeelte te onderhouden in de toestand, welke beantwoordt aan de ter zake bestaande wettelijke regelingen en de dienaangaande verleende bouwvergunning.
§ 3. Plaatsing van woningen ten opzichte van de weg en van andere gebouwen
Het is verboden een woning op te richten of als eigenaar te laten oprichten anders dan aan een weg.
De eigenaar is verplicht te zorgen, dat achter elke op te richten of voor een gedeelte te vernieuwen woning of naast een van de zijwanden van zodanige woning over de gehele breedte van de achtergevel of van die zijwand op de te bebouwen grond een oppervlak wordt opengelaten, diep ten minste de halve hoogte van de aangrenzende achtergevel of zijwand, met een minimum van twee en een halve meter, gemeten rechthoekig op de richting van de aangrenzende achtergevel of van de aangrenzende zijwand.
Het is verboden op opengelaten oppervlakken als bedoeld in de twee voorgaande artikelen, andere met de grond verbonden, aan de grond bevestigde of op de grond rustende voorwerpen aan te brengen of te hebben dan bomen, struiken, planten, gewassen, alleenstaande palen of staketsels of zich ten hoogste een en een halve meter boven de begane grond verheffende opstallen, getimmerten of voorwerpen.
§ 4. Bouwvergunningen en eisen aan de weg te stellen
Indien de aanvraag een op te richten of voor een gedeelte te vernieuwen woning betreft, wijst de in het vorig artikel bedoelde tekening of omschrijving mede aan:
In de gevallen, vermeld in artikel 3, behoeft bij de tekening of omschrijving, bedoeld in de twee voorgaande artikelen, slechts te worden aangewezen het bij artikel 16, eerste lid, onder 4° en 6° en bij artikel 17 bepaalde.
Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden ten aanzien van daarbij te bepalen districten of wegen of gedeelten van districten of van wegen voor alle dan wel voor de daarbij aan te duiden gebouwen nadere voorschriften vastgesteld betreffende:
De aanvrager is verplicht de minister alle nadere inlichtingen te verschaffen, welke deze verlangt.
Een beslissing tot het verlenen van voorwaardelijke bouwvergunning of tot gehele of gedeeltelijke weigering is steeds met redenen omkleed en kan slechts gegrond zijn op een of meer van de volgende omstandigheden:
In afwijking van het bepaalde in de artikelen 21 en 22 houdt de minister de beslissing aan, indien er geen grond is de vergunning te weigeren en voor het gebied waar het bouwwerk zal worden opgericht, voordat de aanvraag is ingediend, een voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 16 van de Landsverordening ruimtelijke ontwikkelingsplanning is genomen, dan wel een ontwerp-ontwikkelingsplan of een ontwerp-herziening van een ontwikkelingsplan ter inzage is gelegd.
Geen bouwvergunning wordt verleend tot het vernieuwen van een buiten de gevelrooilijn gelegen gebouwsgedeelte, tenzij het vernieuwen volgens oordeel van de minister onvermijdelijk is om het gebouw in zijn bestaande bouwwijze of indeling te behouden.
§ 5. Geoorloofd bouwen zonder bouwvergunning
Indien de toestand waarin een gebouw verkeert, onmiddellijk gevaar of ernstige schade doet verwachten, kan de eigenaar of bewoner, zonder daartoe vooraf een bouwvergunning te hebben verkregen, reeds dadelijk zodanige voorlopige matregelen treffen als noodzakelijk zijn om onmiddellijk gevaar of ernstige schade af te wenden.
§ 6. Bijzondere bepalingen bij tijdelijke bewoning
Het is verboden inrichtingen als in het eerste lid bedoeld ter bewoning in gebruik te geven, te nemen of te hebben, anders dan met schriftelijke vergunning van de minister en anders dan met inachtneming van de in het belang van gezondheid, veiligheid en zedelijkheid aan die vergunning verbonden voorwaarden.
§ 7. Intrekken van een bouwvergunning
Indien voor een beslissing tot intrekking van een bouwvergunning de termijn van beroep is verstreken, moet een nieuwe bouwvergunning worden aangevraagd, wanneer de belanghebbende het voorgenomen werk nog wenst uit te voeren of voort te zetten. In zodanig geval wordt van de bescheiden en tekeningen behorende bij de ingetrokken bouwvergunning, opnieuw gebruik gemaakt.
§ 8. Regeling van de bebouwing en de bestemming van gronden
Het is verboden een gebouw op te richten of voor een gedeelte te vernieuwen of als eigenaar te laten oprichten of voor een gedeelte te laten vernieuwen of enig voorwerp te plaatsen, aan te brengen of te hebben op grond, welke ingevolge een besluit van de Staten in het belang van stelselmatige bebouwing in de naaste toekomst voor de aanleg, de verbreding of verbetering van een openbare weg bestemd is.
De eigenaar van de grond waarop een bouwverbod als bedoeld in het voorgaand artikel is gelegd, heeft, wanneer tengevolge van het bouwverbod bewijsbare schade ontstaat, recht op vergoeding ten laste van Sint Maarten van die schade, bij gebreke van overeenstemming te bepalen door de bevoegde rechter.
Wanneer de minister besluit de door een bouwverbod getroffen grond voor de aanleg, de verbreding of de verbetering van een openbare weg te bezigen of in of onder de ter plaatse aan te leggen of aangelegde wegen, greppels, buizen, leidingen, kabels of rioleringen te doen aanbrengen en tot het aanleggen en hebben daarvan aan natuurlijke personen of rechtspersonen vergunning te verlenen, zal, indien omtrent de vergoeding van mogelijke schade of omtrent de aankoop van bedoelde grond geen overeenstemming wordt verkregen, worden overgegaan tot onteigening overeenkomstig de voorschriften van de Onteigeningsverordening zoals deze is of zal worden gewijzigd.
Indien het vaststellen van een gevelrooilijn in een bijzonder geval neerkomt op het leggen van een bouwverbod, kan ten laste van Sint Maarten vergoeding worden gegeven van bewijsbare schade, ontstaan tengevolge van die vaststelling, bij gebreke van overeenstemming te bepalen door de bevoegde rechter.
Het verbod van overschrijden van de gevelrooilijn geldt niet ten aanzien van vergunningen, bedoeld in artikel 42, en voorts van erfafscheidingen, stoepen, treden, terrassen, niet overdekte balkons, erkers, luifels, versieringen, goten en andere bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, genoemde uitspringende werken, mits aangebracht op of tot zodanige hoogte of op zodanige afstand van de begane grond en van geen grotere dan zodanige afmetingen, als bij zodanig landsbesluit te bepalen.
De minister kan ten aanzien van gebouwen, bestemd voor openbare godsdienstoefeningen, voor ziekenverpleging, onderwijs of openbare vermakelijkheden en ten aanzien van vergader- of verenigingslokalen vrijstelling verlenen van inachtneming van de gevelrooilijn tot op zodanige afstand van de weg als in ieder bijzonder geval te bepalen.
§ 10. Voorschriften bij het oprichten of uitbreiden van woningcomplexen
De eigenaar van gronden, die voornemens is daarop meer dan drie woningen op te richten of te laten oprichten, of het aantal woningen op die gronden tot meer dan drie uit te breiden, is verplicht, alvorens daarmede een aanvang te maken, bij de minister een plan van bebouwing in dubbel op een schaal 1 : 1000 in te dienen, aangevende de gronden, die voor wegen zullen worden opengelaten.
Wanneer de minister besluit in deze gronden greppels, buizen, leidingen, kabels of riolering vanwege het landsbestuur te doen aanbrengen, of tot het aanleggen of hebben daarvan aan natuurlijke personen of rechtspersonen vergunning te verlenen, zal, indien omtrent de vergoeding van mogelijke schade of omtrent de aankoop van bedoelde grond geen overeenstemming wordt verkregen, worden overgegaan tot onteigening overeenkomstig de voorschriften van de Onteigeningsverordening zoals deze is of zal worden gewijzigd.
§ 11. Stoepen, treden en uitbouwingen op en over de openbare weg
§ 12. Bouwvallige gebouwen, muren of erfscheidingen
De eigenaar van gebouwen, muren of erfscheidingen, die wegens de geheel of gedeeltelijk bouwvallige of verwaarloosde toestand dreigen in te storten of gevaar opleveren dan wel leiden tot ernstige ontsiering van het algemeen aanzicht van een beschermd stads- of dorpsgezicht als bedoeld in de Monumentenlandsverordening en welke gebouwen, muren of erfscheidingen geen beschermde monumenten betreffen in de zin van voornoemde landsverordening, is op een schriftelijk en met redenen omkleed beslist van de minister verplicht te zorgen, dat binnen de daarbij gestelde termijn bedoelde gebouwen, muren of erfscheidingen behoorlijk worden hersteld of versterkt of, ter keuze van de betrokken eigenaar, afgebroken. Indien voor het afbreken een vergunning krachtens artikel 9, derde lid, van de Landsverordening ruimtelijke ontwikkelingsplanning is vereist en deze niet is verleend, wordt door de minister echter geen keuze gelaten.
Indien aan een besluit als bedoeld in artikel 44, eerste lid, binnen de daarvoor gestelde termijn geen gevolg is gegeven, kan de minister, indien deze dit noodzakelijk acht, met het oog op dreigend gevaar, dan wel met het oog op ernstige ontsiering van het algemeen aanzicht van een beschermd stads- of dorpsgezicht, op kosten van de eigenaar zelf de herstellingen doen uitvoeren of de bedoelde gebouwen, muren of erfscheidingen geheel of gedeeltelijk doen afbreken, voor zover afbraak is toegestaan.
§ 13. Onbewoonbaarverklaring, ontruiming en sluiting
Indien de minister een woning wegens vochtigheid of de toestand waarin zij van hygiënisch standpunt beschouwd verkeert, ter bewoning ongeschikt acht, geeft hij , met vermelding van gronden, de eigenaar schriftelijk daarvan kennis met het bevel binnen een daarbij gestelde termijn de nodig geoordeelde, bepaaldelijk aangeduide verbeteringen te doen aanbrengen.
Is aan het bevel in het vorige artikel bedoeld, geen gevolg gegeven, terwijl de bewoning nog voortduurt of opnieuw is aangevangen, dan wordt, nadat de termijn is verstreken, door de minister de woning onbewoonbaar verklaard en ontruiming binnen een daarbij bepaalde tijd, en bovendien, bij gebleken noodzakelijkheid, voor zolang nodig, sluiting van de woning gelast.
Van de onbewoonbaarverklaring en de last tot ontruiming wordt vanwege de minister onverwijld de hypotheekhouder aan diens bij de inschrijving van de hypotheek gekozen woonplaats, aan de eigenaar en, indien deze niet zelf de woning bewoont of het gebouw gebruikt, mede aan de bewoner of gebruiker kennis gegeven.
Vanwege de minister wordt zo spoedig mogelijk aan de onbewoonbaar verklaarde woning of het ontruimde gebouw een kenteken bevestigd, waarop met duidelijke letters te lezen is: “onbewoonbaar verklaarde woning”, dan wel: “wegens gevaar ontruimd”.
De ontruiming en de sluiting geschieden door de politie na verloop van de bepaalde tijd, op vertoon van de daartoe strekkende last en in tegenwoordigheid van hetzij de betrokken ambtenaar van het openbaar ministerie, hetzij een hulpofficier van justitie.
§ 14. Bepalingen betreffende de afvoer van faeces
In de stadsdistricten en in de bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen aan te wijzen andere gedeelten van Sint Maarten is de eigenaar van de grond, waarop een woning wordt opgericht en de eigenaar van de grond, waarop bij de inwerkingtreding van deze verordening een woning van ten minste 100 m² woningoppervlakte aanwezig was, verplicht zorg te dragen, dat een privaat tot kosteloos gebruik voor de bewoners beschikbaar is in of in de nabijheid van die woning.
Indien woningen van minder dan 100 m² oppervlakte en gebouwd voor de inwerkingtreding van deze verordening bijeen gelegen zijn, is de eigenaar verplicht zorg te dragen, dat per 100 m² woningoppervlakte in of in de nabijheid van die woningen een privaat beschikbaar is tot kosteloos gebruik van de bewoners van die woningen.
Als woningoppervlakte wordt gerekend de som van de vloeroppervlakten van de vertrekken, die naar het oordeel van de minister als woonvertrekken kunnen worden gebezigd.
1.Van de eigenaar die niet heeft voldaan aan het bepaalde in de voorgaande artikelen, zal, zodra en voor zolang ter zake door de minister voorzieningen in de fecaliënafvoer zijn getroffen, een jaarlijkse recognitie ten bate van Sint Maarten worden geheven van NAf 0,50 ,- per m² woningoppervlakte, waarvoor deze voorschriften niet zijn opgevolgd.
§ 16. Strafbepalingen en maatregelen ter verzekering van de naleving van de verordening
Met het toezicht op de naleving van deze verordening zijn belast de ambtenaren, in artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering vermeld.
De ambtenaren in het voorgaande artikel bedoeld, hebben in de uitoefening van het hun opgedragen toezicht met de hen vergezellende personen te allen tijde vrije toegang tot alle plaatsen, waar redelijkerwijze vermoed kan worden, dat in strijd met de bepalingen bij of krachtens deze verordening vastgesteld, gehandeld is of wordt.
Is de plaats tevens een woning of alleen door een woning toegankelijk, dan treden zij deze tegen de wil van de bewoner niet binnen dan op een algemene of bijzondere schriftelijke last van de betrokken ambtenaar van het openbaar ministerie bij het Gerecht in eerste aanleg en niet dan in tegenwoordigheid hetzij van die ambtenaar hetzij van een hulpofficier van justitie.