Organisatie | Sint Maarten |
---|---|
Organisatietype | Koninkrijksdeel |
Officiële naam regeling | LANDSVERORDENING houdende regelen inzake het inzamelen en zich ontdoen van huisvuil, grof vuil, vloeibaar vuil, bedrijfsvuil, autowrakken en andere categorieën van vuil |
Citeertitel | Afvalverordening |
Vastgesteld door | regering en Staten gezamenlijk |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-05-2015 | Artikel 38 | 17-04-2015 AB 2015, no. 9 | Onbekend | ||
10-10-2010 | 30-05-2015 | Geconsolideerde tekst (GT) | 21-02-2013 AB 2013, GT no. 135 | Onbekend | |
01-03-1993 | nieuwe regeling | 23-02-1993 AB 1993, no. 3 | Onbekend |
Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kan worden bepaald dat voor de toepassing van deze verordening en de daarop berustende bepalingen met autowrakken worden gelijkgesteld daarbij aangewezen categorieën van andere voertuigen dan motorrijtuigen of van rijdende werktuigen, die rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en in een kennelijk verwaarloosde toestand verkeren.
De minister draagt er zorg voor dat tenminste tweemaal per week huisvuil, dat geregeld in een particuliere huishouding kan ontstaan, wordt ingezameld.
Het is verboden huisvuil aan de inzameldienst ter inzameling aan te bieden anders dan:
Het aanbieden van huisvuil moet ordentelijk geschieden door plaatsing daarvan, op een krachtens artikel 3, eerste lid, vastgestelde inzameldag, op de in artikel 5 omschreven wijze, aan de kant van de weg, op een wijze dat het voor het personeel dat belast is met het ophalen van vuil goed zichtbaar is, of in de daarvoor bestemde containers.
De minister kan regels stellen omtrent het in bijzondere gevallen op afroep ter inzameling aanbieden van huisvuil aan de inzameldienst.
HOOFDSTUK III Het zich ontdoen van grofvuil
Het is verboden grof vuil op een andere wijze of plaats aan de inzameldienst ter inzameling aan te bieden dan bij of krachtens dit hoofdstuk is bepaald.
HOOFDSTUK IV Het zich ontdoen van vloeibaar vuil.
Het is verboden vloeibaar vuil of enig andere dergelijke stof dat/die aanleiding kan geven tot verontreiniging, beschadiging of onvoldoende afwatering van de weg dan wel aanleiding kan geven tot hinder of nadelige beinvloeding van het milieu, op of in de bodem, buiten een daarvoor bestemde verzamelplaats, te plaatsen, te storten, te werpen, uit te gieten, te laten vallen of lopen of te houden.
HOOFDSTUK VII Het zich ontdoen van andere categorieën van vuil
Het is verboden zich van alle soorten vuil te ontdoen door afgifte aan een ander indien redelijkerwijs moet worden aangenomen dat deze daarmee handelingen zal verrichten die in strijd zijn met deze landsverordening.
Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kan worden bepaald dat het verboden is zich van vuil, behorende tot een daarbij aangewezen categorie, niet zijnde huisvuil of autowrakken, te ontdoen door ze op of in de bodem te brengen.
Het is verboden huisvuil, grof vuil of ander vuil, welke ter inzameling gereed staan, te doorzoeken of te verwijderen dan wel de orde of netheid hiervan te verstoren zonder daartoe gerechtigd te zijn. Het verbod in de vorige volzin geldt eveneens ten aanzien van huisvuil, grofvuil of ander vuil welke op de van overheidswege aangelegde stortplaats is gestort.
Het is verboden op plaatsen welke vanaf de weg of van een voor het publiek toegankelijke plaats zichtbaar zijn, afbraak, oude metalen, glas, aannemersgereedschap of onderdelen daarvan, onbruikbare of aan haar bestemming onttrokken motorrijtuigen of al dan niet van een motor voorziene rij-,voer- of werktuigen of onderdelen daarvan, op te slaan of opgeslagen te houden.
Het is de eigenaar of gebruiker van enig onroerend goed dat van een voor het publiek toegankelijke plaats zichtbaar is, verboden op dit goed materialen, stoffen en vuil, alsmede voorwerpen, waaronder begrepen zijn voertuigen op te slaan, uit te stallen of te hebben nadat de City Inspector hem schriftelijk heeft meegedeeld, dat hij van mening is dat daardoor het milieu wordt aangetast.
Indien de minister bij een aangetekend schrijven aan de eigenaar of gebruiker heeft verklaard dat de toestand van enig onroerend goed naar zijn oordeel vervuild of gebrekkig is, is de eigenaar verplicht binnen de door de minister te bepalen termijn de door de minister voorgeschreven maatregelen uit te voeren.
Onverminderd het bepaalde in het eerste lid is de eigenaar of gebruiker van enig onroerend goed verplicht te gedogen de maatregelen die de door of vanwege de minister aangewezen ambtenaar ter bescherming van het milieu noodzakelijk acht en hem ter uitvoering van deze maatregelen toegang te verlenen.
De minister is bevoegd op kosten van de overtreders te doen wegnemen of te beletten het geen in strijd met deze verordening wordt ondernomen en te doen verrichten hetgeen in strijd daarmee wordt nagelaten.
De minister stelt voor de City Inspector een instructie vast welke ter algemene kennis moet worden gebracht.
Indien tijdens het plegen van de overtreding of het niet nakomen van de verplichtingen nog geen jaar is verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens een gelijk feit onherroepelijk is geworden of vrijwillig is voldaan aan de voorwaarde, door de bevoegde ambtenaar van het openbaar ministerie krachtens artikel 1:149 van het Wetboek van Strafrecht gesteld, kan hechtenis of geldboete worden opgelegd tot het dubbele van het voor elk feit gestelde maximum.
Indien een bij deze verordening strafbaar gesteld feit wordt begaan door of vanwege een rechtspersoon, een vennootschap, enige andere vereniging van personen of een deelvermogen, kan strafvervolging worden ingesteld en de straf worden uitgesproken, hetzij tegen de bestuurders, leden van het bestuur of commissarissen, hetzij tegen hen die tot het feit opdracht hebben gegeven of de feitelijke leiding hebben gehad bij het verboden handelen of nalaten, hetzij tegen beide.
"Ik zweer (beloof, verklaar) dat ik de mij opgelegde plichten met alle ijver en zonder aanziens des persoons zal vervullen.
leder is verplicht aan de krachtens artikel 41 aangewezen ambtenaren desgevraagd alle medewerking te verlenen en met betrekking tot het vuil dat hij voor handen heeft of waarvan hij zich ontdoet of heeft ontdaan, alle inlichtingen te verstrekken, die zij redelijkerwijs bij de uitvoering van de hun op grond van deze verordening opgedragen taak nodig achten.