Organisatie | Sittard-Geleen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene plaatselijke verordening gemeente Sittard-Geleen 2008 versie 2, 9e wijziging |
Citeertitel | Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Sittard-Geleen |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Gemeentewet art. 149
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-06-2008 | 18-03-2009 | nieuwe regelgeving | 24-04-2008 Trompetter, 07-05-2008 | gemeenteblad 2008/... |
Inhoud Algemene Plaatselijke Verordening Sittard-Geleen
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen 8
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen 8
Artikel 1.3 Indiening aanvraag 8
Artikel 1.4 Voorschriften en beperkingen 8
Artikel 1.5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing 9
Artikel 1.6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing 9
Paragraaf 1 Bestrijding van ongeregeldheden 10
Artikel 2.1.1.1 Samenscholing en ongeregeldheden 10
Artikel 2.1.1.1a Verblijfsontzeggingen 10
Paragraaf 2 Optochten en betogingen 10
Artikel 2.1.2.2 Kennisgeving betogingen (samenkomsten en vergaderingen) op
Artikel 2.1.2.3 Afwijking termijn 11
Artikel 2.1.2.4 Te verstrekken gegevens 11
Paragraaf 3 Verspreiden van gedrukte stukken 11
Artikel 2.1.3.1 Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen 11
Paragraaf 4 Vertoningen e.d. op de weg 11
Artikel 2.1.4.1 Feest, muziek en wedstrijd e.d. 11
Artikel 2.1.4.2 Dienstverlening 11
Artikel 2.1.4.3 Straatartiest 11
Paragraaf 5 Bruikbaarheid van de weg 12
Artikel 2.1.5.1 Voorwerpen of stoffen op, aan of boven de weg 12
Artikel 2.1.5.2 Aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg 13
Paragraaf 6 Veiligheid op de weg 13
Artikel 2.1.6.1 Veroorzaken van gladheid 13
Artikel 2.1.6.2 Winkelwagentjes 13
Artikel 2.1.6.3 Hinderlijke beplanting of voorwerp 13
Artikel 2.1.6.4 Openen straatkolken e.d. 13
Artikel 2.1.6.5 Kelderingangen e.d. 14
Artikel 2.1.6.6 Rookverbod in bossen en natuurterreinen 14
Artikel 2.1.6.7 Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp 14
Artikel 2.1.6.7a Gevaarlijke voorwerpen 14
Artikel 2.1.6.8 Vallende voorwerpen 14
Artikel 2.1.6.9 Voorzieningen voor verkeer en verlichting 14
Artikel 2.1.6.10 Objecten onder hoogspanningslijn 15
Artikel 2.1.6.11 Veiligheid op het ijs 15
Afdeling 2 Toezicht op evenementen 16
Artikel 2.2.1 Begripsomschrijving 16
Artikel 2.2.2a Betaald voetbalwedstrijden 16
Artikel 2.2.2b Stadionomgevingsverbod 16 Artikel 2.2.2c Verwijderingsplicht voetbalsupporters 17
Artikel 2.2.3 Ordeverstoring 17
Afdeling 3 Toezicht op openbare inrichtingen 18
Paragraaf 1 Toezicht op horecabedrijven 18
Artikel 2.3.1.1 Begripsomschrijvingen 18
Artikel 2.3.1.2 Exploitatie horecabedrijf 18
Artikel 2.3.1.3 Beslistermijn 19
Artikel 2.3.1.4 Weigeringsgronden 19
Artikel 2.3.1.5 Intrekkingsgronden 20
Artikel 2.3.1.6 Vervalgronden 20
Artikel 2.3.1.7 Sluitingstijden 20
Artikel 2.3.1.8 Afwijking sluitingstijden; tijdelijke sluiting 21
Artikel 2.3.1.9 Aanwezigheid in gesloten horecabedrijf 21
Artikel 2.3.1.10 Ordeverstoring 21
Artikel 2.3.1.11 Het college als bevoegd bestuursorgaan 21
Paragraaf 2 Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf 21
Artikel 2.3.2.1 Begripsomschrijvingen 21
Artikel 2.3.2.2 Kennisgeving exploitatie 21
Artikel 2.3.2.3 Nachtregister 21
Artikel 2.3.2.4 Verschaffing gegevens nachtregister 21
Paragraaf 3 Toezicht op speelgelegenheden 21
Artikel 2.3.3.1 Speelgelegenheden 21
Afdeling 4 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid 23
Artikel 2.4.1 Betreden gesloten woning of lokaal 23
Artikel 2.4.1a Openbare orde verstorend gedrag 23
Artikel 2.4.2 Plakken en kladden 23
Artikel 2.4.3 Vervoer plakgereedschap e.d. 23
Artikel 2.4.4 Vervoer inbrekerswerktuigen 23
Artikel 2.4.5 Betreden van plantsoenen e.d. 24
Artikel 2.4.6 Rijden over bermen e.d. 24
Artikel 2.4.7 Hinderlijk gedrag op of aan de weg 24
Artikel 2.4.7a Verplichte route 24
Artikel 2.4.8 Hinderlijk drankgebruik 24
Artikel 2.4.9 Hinderlijk gedrag bij of in gebouwen 24
Artikel 2.4.10 Hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten 25
Artikel 2.4.11 Neerzetten van fietsen e.d. 25
Artikel 2.4.12 Overlast van fiets of bromfiets op markt- en kermisterrein e.d. 25
Artikel 2.4.13 Bespieden van personen 25
Artikel 2.4.14 Bewakingsapparatuur (vervallen) 25
Artikel 2.4.15 Nodeloos alarmeren (vervallen) 25
Artikel 2.4.16 Alarminstallaties 25
Artikel 2.4.17 Loslopende honden, verboden plaatsen, identificatie 25
Artikel 2.4.18 Verontreiniging door honden 26
Artikel 2.4.19 Gevaarlijke honden 26
Artikel 2.4.20 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren 26
Artikel 2.4.20a Hinder door dieren 27
Artikel 2.4.21 Wilde dieren (vervallen) 27
Artikel 2.4.22 Loslopend vee 27
Afdeling 5 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen 28
Artikel 2.5.1 Begripsomschrijvingen 28
Artikel 2.5.2 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister 28
Artikel 2.5.3 Voorschriften als bedoeld in artikel 437ter, eerste lid, van het
Artikel 2.5.4 Vervreemding van door opkoop verkregen goederen 28
Artikel 2.5.5 Handel in horecabedrijf 29
Artikel 2.6.1 Begripsomschrijvingen 30
Artikel 2.6.2 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de
Artikel 2.6.3 Bezigen van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling 30
Artikel 2.7.1 Drugshandel op straat 31
Artikel 2.7.2 Openlijk drugsgebruik 31
Afdeling 8 Bestuurlijke ophouding 32
Artikel 2.8.1 Bestuurlijke ophouding 32
Afdeling 9 Veiligheidsrisicogebieden 33
Artikel 2.9.1 Veiligheidsrisicogebieden 33
Afdeling 10 Cameratoezicht op openbare plaatsen 34
Artikel 2.10.1 Cameratoezicht op openbare plaatsen 34
Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d. 35
Paragraaf 1 Begripsomschrijvingen 35
Artikel 3.1.1 Begripsomschrijvingen 35
Artikel 3.1.2 Bevoegd bestuursorgaan 35
Artikel 3.1.3 Nadere regels 35
Paragraaf 2 Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke 35
Artikel 3.2.1 Vergunningplicht 35
Artikel 3.2.2 Gedragseisen exploitant en beheerder 36
Artikel 3.2.3 Sluitingstijden 37
Artikel 3.2.4 Tijdelijke afwijking sluitingsuur; sluiting 37
Artikel 3.2.4a Intrekking van de vergunning 37
Artikel 3.2.5 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder 37
Artikel 3.2.6 Straatprostitutie 37
Artikel 3.2.8 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische
goederen, afbeeldingen en dergelijke 38
Paragraaf 3 Beslissingstermijn; weigeringsgronden; nadere regels 38
Artikel 3.3.1 Beslissingstermijn 38
Artikel 3.3.2 Weigeringsgronden 38
Paragraaf 4 Beëindiging exploitatie; wijziging beheer; vervallen vergunning 38
Artikel 3.4.1 Beëindiging exploitatie 38
Artikel 3.4.2 Wijziging beheer 38
Artikel 3.4.3 Vervallen vergunning 39
Paragraaf 5 Overgangsbepaling 39
Artikel 3.5.1 Overgangsbepaling 39
Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor
het uiterlijk aanzien van de gemeente 40
Afdeling 1 Geluid- en lichthinder 40
Artikel 4.1.1 Begripsomschrijvingen 40
Artikel 4.1.2 Aanwijzing collectieve festiviteiten 40
Artikel 4.1.3 Kennisgeving incidentele festiviteiten 40
Artikel 4.1.4 Verboden incidentele festiviteiten 40
Artikel 4.1.5 Overige geluidhinder 41
Afdeling 2 Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Artikel 4.2.2 Natuurlijke behoefte doen 42
Artikel 4.2.3 Toestand van sloten en andere wateren en niet-openbare riolen en
Afdeling 3 Het bewaren van houtopstanden 43
Artikel 4.3.1 Begripsomschrijvingen 43
Artikel 4.3.3 Aanvraag vergunning 44
Artikel 4.3.3b Weigeringsgronden 44
Artikel 4.3.3c Standaardvoorwaarde van niet gebruik 45
Artikel 4.3.3d Vervaltermijn vergunning 45
Artikel 4.3.4 Vergunning ex lege 45
Artikel 4.3.5 Bijzondere vergunningsvoorschriften 45
Artikel 4.3.5a Afstand tot de erfgrenslijn 45
Artikel 4.3.6 Herplant-/instandhoudingsplicht 45
Artikel 4.3.7 Schadevergoeding 46
Artikel 4.3.8 Bestrijding iepziekte 46
Artikel 4.3.9 Verhouding tussen kap- en bouw- of aanlegvergunning 46
Artikel 4.3.10 Monumentale bomen 46
Artikel 4.3.11 Bescherming bomen 47
Artikel 4.3.12 Gevaarzetting 47
Afdeling 4 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast 48
Artikel 4.4.1 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz. 48
Artikel 4.4.1a Stankoverlast door gebruik van meststoffen 48
Artikel 4.4.2 Ontsierende, hinderlijke of gevaarlijke reclames e.d. 48
Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente 50
Artikel 5.1.1 Begripsomschrijvingen 50
Artikel 5.1.2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d. 50
Artikel 5.1.2a Te koop aanbieden van voertuigen 50
Artikel 5.1.3 Defecte voertuigen 50
Artikel 5.1.4 Voertuigwrakken 50
Artikel 5.1.5 Caravans e.d. 51
Artikel 5.1.6 Parkeren van reclamevoertuigen 51
Artikel 5.1.7 Parkeren van grote voertuigen 51
Artikel 5.1.8 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen 51
Artikel 5.1.9 Parkeren van voertuigen met stankverspreidende stoffen 51
Artikel 5.1.10 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen 51
Artikel 5.1.11 Overlast van fiets of bromfiets 52
Afdeling 2 Collecteren, venten, standplaatsen en snuffelmarkten 53
Artikel 5.2.1 Inzameling van geld of goederen 53
Artikel 5.2.3 Standplaatsen 53
Artikel 5.2.4 Snuffelmarkten e.d. 54
Artikel 5.3.1 Voorwerpen op, in of boven openbaar water 55
Artikel 5.3.2 Ligplaats woonschepen en overige vaartuigen 55
Artikel 5.3.3 Aanwijzingen ligplaats 55
Artikel 5.3.4 Verbod innemen ligplaats 55
Artikel 5.3.5 Beschadigen van waterstaatswerken 55
Artikel 5.3.6 Reddingsmiddelen 56
Afdeling 6 Straatnaamgeving en huisnummers 58
Artikel 5.6.1 Begripsomschrijvingen 58
Artikel 5.6.2 Gedoogplicht aanduidingen 58
Artikel 5.6.3 Plaatsen van naam- en nummerborden 59
Artikel 5.6.4 Verwijdering e.d. aanduidingen 59
Afdeling 7 Verstrooing van as 59
Artikel 5.7.1 Begripsomschrijving 59
Artikel 5.7.2 Verboden plaatsen 59
Artikel 5.7.3 Hinder of overlast 59
Hoofdstuk 6 Straf-, overgangs- en slotbepalingen 60
Artikel 6.2 Toezichthouders 60
Artikel 6.3 Binnentreden woningen 60
Artikel 6.4 Inwerkingtreding 60
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.4 Voorschriften en beperkingen
1.Aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen mogen slechts strekken tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.
2 Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.
Artikel 1.6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
Voorzover sprake is in deze verordening van termijnen in uren, bepaald door terugrekening van een tijdstip of gebeurtenis, en deze eindigen op een vrijdag na 12.00 uur, een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag, worden de termijnen geacht te eindigen om 12.00 uur op de voorgelegen dag, die geen zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is.
Afdeling 1 Orde en veiligheid op de weg
Paragraaf 1 Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2.1.1.1 Samenscholing en ongeregeldheden
Eenieder, die op de weg aanwezig is bij enig voorval waardoor er wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan, of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor er wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
Paragraaf 2 Optochten en betogingen
Artikel 2.1.2.2 Kennisgeving betogingen (samenkomsten en vergaderingen) op openbare plaatsen
Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, moet daarvan voor de openbare aankondiging ervan en ten minste een week voordat de betoging zal worden gehouden, schriftelijk kennis geven aan de burgemeester, met inachtneming van wat in artikel 2.1.2.4, eerste lid, hierover is bepaald.
Artikel 2.1.2.3 Afwijking termijn
De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden de in artikel 2.1.2.2, eerste lid, genoemde termijn van een week verkorten en een mondelinge kennisgeving in behandeling nemen.
Paragraaf 4 Vertoningen e.d. op de weg
Artikel 2.1.4.2 Dienstverlening
1.Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders op of aan de weg op te treden als dienstverlener of zijn diensten als zodanig aan te bieden.
2 Het in artikel 2.1.2.1, tweede lid, bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
De burgemeester kan ontheffing verlenen van het verbod.
Paragraaf 5 Bruikbaarheid van de weg
Artikel 2.1.5.1 Voorwerpen of stoffen op, aan of boven de weg
van een pand in de openbare ruimte wordt geplaatst dan wel aanwezig is om al dan niet de aandacht te vestigen op een winkel of onderneming die in het pand gevestigd is.
– geen onderdeel zich minder dan (2,5) meter boven dat gedeelte bevindt; en
de voorwerpen of stoffen, die noodzakelijkerwijze kortstondig op de weg gebracht worden in verband met laden of lossen ervan en mits degene die de werkzaamheden verricht of doet verrichten ervoor zorgt, dat onmiddellijk na het beëindigen daarvan, in elk geval voor zonsondergang, de voorwerpen of stoffen van de weg verwijderd zijn en de weg daarvan gereinigd is;
bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;
b.indien het beoogde gebruik hetzij op zich zelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;
c in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van de in de nabijheid gelegen onroerende zaak.
Artikel 2.1.5.2 Aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Paragraaf 6 Veiligheid van de weg
Artikel 2.1.6.1 Veroorzaken van gladheid
1.Het is verboden bij vorst of dreigende vorst water op de weg te werpen, uit te storten of te laten lopen.
2 Het verbod geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 427, aanhef en onder 4e, van het Wetboek van Strafrecht of artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Artikel 2.1.6.2 Winkelwagentjes
De rechthebbende op een bedrijf die ten behoeve van het winkelend publiek winkelwagentjes ter beschikking stelt, mede ten behoeve van het vervoer van winkelwaren over de weg, is verplicht deze te voorzien van de naam van het bedrijf of van een ander herkenningsteken en de in de omgeving van dat bedrijf door het publiek op of langs de weg achtergelaten winkelwagentjes terstond te verwijderen of te doen verwijderen.
Het is verboden zich met een winkelwagentje op de weg te bevinden buiten de onmiddellijke omgeving van het bedrijf als bedoeld in het eerste lid of, indien het bedrijf is gelegen in een winkelcentrum, buiten de onmiddellijke omgeving van dat winkelcentrum. Als onmiddellijke omgeving van het bedrijf of winkelcentrum wordt aangemerkt de weg of het weggedeelte, grenzende aan dat bedrijf of dat winkelcentrum en tevens een aan die weg of dat weggedeelte aansluitende parkeerplaats.
Artikel 2.1.6.3 Hinderlijke beplanting of voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of daarvoor op andere wijze hinder of gevaar oplevert.
Artikel 2.1.6.4 Openen straatkolken e.d.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolinspectieput, brandkraan of enigerlei andere afsluiting, die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Artikel 2.1.6.5 Kelderingangen e.d.
Artikel 2.1.6.6 Rookverbod in bossen en natuurterreinen
1.Het is verboden te roken in bossen, op heide of veengronden dan wel in duingebieden of binnen een afstand van dertig meter daarvan gedurende de door het college aangewezen periode.
2 Het is verboden in bossen, op heide of veengronden dan wel in duingebieden of binnen een afstand van honderd meter daarvan, voorzover het de open lucht betreft, brandende of smeulende voorwerpen te laten vallen, weg te werpen of te laten liggen.
Artikel 2.1.6.7 Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp
1.Het is verboden op, aan of boven het voor voetgangers of (brom)fietsers bestemde deel van de weg op enigerlei wijze prikkeldraad, schrikdraad, puntdraad of andere scherpe voorwerpen aan te brengen of te hebben hangen lager dan 2,5 meter boven dat gedeelte van de weg.
2 Het verbod geldt niet voor prikkeldraad, schrikdraad, puntdraad of andere scherpe voorwerpen, die op grotere afstand dan 0,25 m uit de uiterste boord van de weg, op van de weg af gerichte delen van een afscheiding zijn aangebracht.
Artikel 2.1.6.7a Gevaarlijke voorwerpen
1.Het is verboden op door het college aangewezen wegen en daaraan gelegen voor het publiek toegankelijke gebouwen en terreinen, messen, knuppels, slagwapens of andere voorwerpen die als wapen kunnen worden gebruikt, openlijk bij zich te dragen.
2 Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor wapens behorende tot de categorieën I, II, III en IV zoals benoemd in de Wet wapens en munitie en voorzover door het bij zich dragen van deze voorwerpen de openbare orde en veiligheid niet in gevaar komt of kan komen.
Artikel 2.1.6.8 Vallende voorwerpen
Het is verboden aan een weg of enig deel van een bouwwerk een voorwerp te hebben dat niet deugdelijk beveiligd is tegen neervallen op de weg.
Artikel 2.1.6.9 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
1.De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk, vanwege en overeenkomstig de aanwijzingen van het college, voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het openbaar verkeer of de openbare verlichting worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.
2 Het college maakt van tevoren aan de rechthebbende zijn besluit bekend over te gaan tot het doen aanbrengen of wijzigen van een voorwerp, bord of voorziening als bedoeld in het eerste lid.
Artikel 2.1.6.10 Objecten onder hoogspanningslijn
1.Het is verboden binnen een afstand van zes meter aan weerszijden van voor stroomgeleiding bestemde draden van bovengrondse hoogspanningslijnen voorwerpen, opgaand houtgewas of andere objecten, die niet zijn aan te merken als bouwwerken, hoger dan twee meter te plaatsen of te hebben.
2 Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen indien de elektrische spanning van de bovengrondse hoogspanningslijn dat toelaat.
3.Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor objecten die deel uitmaken van de hoogspanningslijn.
Artikel 2.1.6.11 Veiligheid op het ijs
Afdeling 2 Toezicht op evenementen
Artikel 2.2.1 Begripsomschrijving
2 Onder evenement wordt mede verstaan: een herdenkingsplechtigheid.
Artikel 2.2.2a Betaald voetbalwedstrijden
Artikel 2.2.2b Stadionomgevingsverbod
Artikel 2.2.2c Verwijderingsplicht voetbalsupporters
Personen, die zich, voor, tijdens of na de voetbalwedstrijd, door kleding, uitrusting of gedragingen manifesteren als voetbalsupporters en tegen wie het vermoeden bestaat dat zij voornemens zijn de orde te verstoren, zijn verplicht zich op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie met inachtneming van diens aanwijzingen, naar een in het bevel aangegeven plaats, dan wel buiten de gemeentegrenzen te begeven.
Het is verboden bij een evenement de orde te verstoren.
3 . Een ieder is verplicht bij evenementen alle aanwijzingen van ambtenaren van politie en brandweer in het belang van openbare orde of veiligheid terstond en stipt op te volgen.
Afdeling 3 Toezicht op openbare inrichtingen
Paragraaf 1 Toezicht op openbare inrichtingen
Artikel 2.3.1.1 Begripsomschrijvingen
1.Onder horecabedrijf wordt in deze paragraaf verstaan:
een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis, theehuis, clubhuis, automatieken, afhaalrestaurants, seksinrichtingenof daaraan verwante inrichtingen waar tegen vergoeding logies wordt verstrekt, dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt.
behorende terrassen voor zover die terrassen in ieder geval bestemd zijn voor het verstrekken van dranken, of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt, welke al dan niet onderdeel uitmaakt van een andere besloten ruimte.
van een inrichting waarin het horecabedrijf wordt uitgeoefend, in ieder geval bestemd voor
het verstrekken van dranken en spijzen voor directe consumptie.
Een terras in de zin van deze paragraaf is een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid en/of verstrekt. Naast tafels en stoelen, worden vlonders, parasols, windschermen, terrasafscheidingen en andere gelijksoortige objecten geacht ook deel uit te maken van een terras.
Artikel 2.3.1.2 Exploitatie horecabedrijfArtikel 2.3.1.2Exploitatie horecabedrijf
In afwijking van het bepaalde in artikel 2.1.5.1 beslist de burgemeester in geval van een vergunningaanvraag die betrekking heeft op een of meer bij het horecabedrijf behorende terrassen voor zover zich deze op de weg bevinden over de ingebruikneming van die weg ten behoeve van het terras. Hieromtrent kunnen nadere regels gesteld worden.
wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatwerken of het Provinciaal wegenreglement van toepassing is.
Artikel 2.3.1.4 Weigeringsgronden
door de leidinggevende(n) niet wordt voldaan aan de ingevolge artikel 8, lid 2 onder a (curatele) en b (slecht levensgedrag) en lid 3 (Besluit eisen zedelijk gedrag) van de Drank- en Horecawet geldende eisen, daar waar tevens sprake is van een aanvraag voor een vergunning ingevolge artikel 3 Drank- en Horecawet;
Artikel 2.3.1.5 Intrekkingsgronden
Artikel 2.3.1.7 Sluitingstijden
1.Het is de houder van een horecabedrijf verboden dit voor bezoekers geopend te hebben en aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven:
op maandag tot en met donderdag tussen 02.00 en 07.00 uur, en op vrijdag, zaterdag en zondag tussen 03.00 en 07.00 uur.
Artikel 2.3.1.8 Afwijking sluitingstijden; tijdelijke sluiting
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid, of in geval van bijzondere omstandigheden, te zijner beoordeling, voor een of meer horecabedrijven, tijdelijk andere dan de krachtens artikel 2.3.1.7 geldende sluitingstijden vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen.
Artikel 2.3.1.9 Aanwezigheid in gesloten horecabedrijf
Het is bezoekers van een horecabedrijf verboden gedurende de tijd dat dit bedrijf krachtens artikel 2.3.1.7 of ingevolge een op grond van artikel 2.3.1.8 genomen besluit gesloten dient te zijn, zich daarin of aldaar te bevinden.
Artikel 2.3.1.10 Ordeverstoring
Het is verboden in een horecabedrijf de orde te verstoren.
Artikel 2.3.1.11 Het college als bevoegd bestuursorgaan
Indien een horecabedrijf als bedoeld in artikel 2.3.1.1 geen inrichting is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt niet de burgemeester, maar het college op als bevoegd bestuursorgaan ten behoeve van artikel 2.3.1.2 tot en met 2.3.1.8.
Paragraaf 2 Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
Artikel 2.3.2.1 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
Artikel 2.3.2.2 Kennisgeving exploitatie
Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of het houden van een inrichting staakt, is verplicht binnen drie dagen daarna daarvan schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.
De houder van een inrichting is verplicht een register, als bedoeld in artikel 438 van het Wetboek van
Strafrecht, bij te houden dat is ingericht volgens het door de burgemeester vastgestelde model.
Artikel 2.3.2.4 Verschaffing gegevens nachtregister
Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt dan wel de kampeerder is verplicht onverwijld aan de houder van de inrichting volledig en naar waarheid zijn of haar naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats, betrekking, dag van aankomst, alsmede de dag van vertrek te verstrekken.
Paragraaf 3 Toezicht op speelgelegenheden
Artikel 2.3.3.1 Speelgelegenheden
1.In deze paragraaf wordt onder speelgelegenheid verstaan: een voor het publiek toegankelijke gelegenheid waar bedrijfsmatig of in een omvang alsof deze bedrijfsmatig is de mogelijkheid wordt geboden enig spel te beoefenen, waarbij geld of in geld inwisselbare voorwerpen kunnen worden gewonnen of verloren.
bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, of te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet op de Kansspelen te verrichten.
van de speelgelegenheid of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed door de exploitatie van de speelgelegenheid.
b.indien de exploitatie van een speelgelegenheid in strijd is met een geldend bestemmingsplan.
Afdeling 4 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2.4.1 Betreden gesloten woning of lokaal
Artikel 2.4.2 Plakken en kladden
4 Het college kan aanplakborden aanwijzen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen.
Artikel 2.4.4 Vervoer inbrekerswerktuigen
Het is verboden tussen 22.00 en 06.00 uur op de weg te vervoeren of bij zich te hebben lopers, valse sleutels, touwladders, lantaarns of enig ander gereedschap, voorwerp of middel, dat ertoe kan dienen zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
Artikel 2.4.7a Verplichte route
Het is de door de burgemeester aangewezen groepen van personen verboden op door hem aangewezen tijdstippen van een door hem aangewezen route af te wijken.
De burgemeester kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.
Artikel 2.4.10 Gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaarvervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen of te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.
Artikel 2.4.11 Neerzetten van fietsen e.d.
Het is verboden op of aan de weg een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw dan wel in de ingang van een portiek indien:
Artikel 2.4.12 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d.
Het is verboden op de door het college of de burgemeester aangewezen uren en plaatsen zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is gemaakt aan de bezoekers van het terrein.
Artikel 2.4.18 Verontreiniging door honden
De strafbaarheid wegens overtreding van het in het eerste lid gestelde gebod wordt opgeheven, indien de eigenaar of houder van de hond er zorg voor draagt dat de uitwerpselen onmiddellijk worden verwijderd van de in het eerste lid genoemde plaatsen en worden gedeponeerd in de straatgoot dan wel op of in door het college aangewezen plaatsen dan wel de hond zich in de straatgoot of op deze plaatsen van zijn uitwerpselen heeft ontdaan.
Artikel 2.4.20 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren
Het is verboden op een krachtens het eerste lid aangewezen plaats een daarbij aangeduid dier of daarbij aangeduide dieren aanwezig te hebben, dan wel aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door het college gestelde regels, dan wel aanwezig te hebben tot een groter aantal dan door het college is aangegeven.
4 Het in dit artikel bepaalde geldt niet voorzover in het hierin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer.
Artikel 2.4.20a Hinder door dieren
Degene die de zorg heeft voor een dier, moet voorkomen dat dit voor een omwonende dan wel voor de woonomgeving, hinder veroorzaakt.
De rechthebbende op vee, dat zich bevindt in een aan een weg liggend weiland of terrein dat niet van die weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee die weg niet kan bereiken.
4 Het in het eerste lid, aanhef en onder b, gestelde verbod geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Provinciaal wegenreglement.
5.Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen. Afdeling 5 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
Artikel 2.5.2 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister
soort, merk en nummer van het goed;
Artikel 2.5.3 Voorschriften als bedoeld in artikel 437ter, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht
De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:
wanneer hij overeenkomstig het bepaalde in artikel 437 ter, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de burgemeester of de door deze aangewezen ambtenaar er schriftelijk van in kennis stelt dat hij van het opkopen een beroep of gewoonte maakt, daarbij tevens schriftelijk opgave te doen van zijn woonadres en van het volledig adres van elke lokaliteit door hem ten behoeve van zijn onderneming in gebruik genomen;
de onder a bedoelde functionaris onder aanbieding van zijn register(s) onverwijld doch in ieder geval binnen drie dagen, schriftelijk in kennis te stellen van een verandering van zijn woonadres, zomede van het adres of de adressen van een bij hem ten behoeve van zijn onderneming in gebruik zijnde lokaliteit;
Artikel 2.5.4 Vervreemding van door opkoop verkregen goederen
Het is de handelaar of een voor hem handelend persoon verboden enig door opkoop verkregen goed gedurende de eerste drie dagen dat het onder zijn berusting is, over te dragen of daarin enige wijziging aan te brengen tenzij deze wijziging van geen invloed is op de herkenbaarheid van het goed.
Artikel 2.6.1 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk:
Consumentenvuurwerk waarop het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit) van toepassing is.
Artikel 2.7.1 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Artikel 2.7.2 Openlijk drugsgebruik
Het is verboden op of aan de weg, op een voor een publiek toegankelijke plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw, middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen en/of stoffen voorhanden te hebben.
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in artikel 2.1.1.1 (samenscholingsverboden en ongeregeldheden), 2.1.2.1 (optochten), artikel 2.1.5.1 (voorwerpen of stoffen op, aan boven de weg), artikel 2.1.5.2 (aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg), artikel 2.1.6.4 (open straatkolken e.d), artikel 2.1.6.7 (gevaarlijk of hinderlijk voorwerp), artikel 2.1.6.7a (gevaarlijke voorwerpen), artikel 2.1.6.9 (verwijdering en dergelijke van voorzieningen voor verkeer en verlichting), artikel 2.2.3a (evenementen), artikel 2.4.7 (hinderlijk gedrag op of aan de weg), artikel 2.4.9 (hinderlijk gedrag in of bij gebouwen), artikel 2.4.10 (gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten), artikel 2.6.3 (bezigen van vuurwerk) of artikel 5.5.1 (verbod om vuur te stoken) van de Algemene Plaatselijke Verordening groepsgewijs niet naleven.
Artikel 2.9.1 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Afdeling 10 Cameratoezicht op openbare plaatsen
Artikel 2.10.1 Cameratoezicht op openbare plaatsen
Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.
Paragraaf 1 Begripsomschrijvingen
Artikel 3.1.1 Begripsomschrijvingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf – waaronder begrepen een erotische-massagesalon - , een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
Paragraaf 2 Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke
Artikel 3.2.2 Gedragseisen exploitant en beheerder
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van € 500 of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3.2.1, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem terzake geen verwijt treft.
Artikel 3.2.4 Tijdelijke afwijking sluitingsuur; sluiting
Artikel 3.2.4a Intrekking van de vergunning
Onverminderd het bepaalde in artikel 1.6 kan het bevoegde bestuursorgaan met het oog op de in artikel 3.3.2, tweede lid, genoemde belangen of in geval van handelen of nalaten in strijd met de bepalingen in dit hoofdstuk, de aan de vergunning verbonden voorschriften, of de nadere regels als bedoeld in artikel 3.1.3, de vergunning intrekken.
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin een sekswinkel te exploiteren in door burgemeester en wethouders in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving aangewezen gebieden of delen van de gemeente.
Artikel 3.2.8 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
Paragraaf 3 Beslissingstermijn; weigeringsgronden; nadere regels
Paragraaf 4 Beëindiging exploitatie; wijziging beheer; vervallen vergunning
Artikel 3.4.1 Beëindiging exploitatie
Binnen een week na de feitelijke beëindiging van de exploitatie, geeft de exploitant daarvan
Artikel 3.4.2 Wijziging beheer
2. Het beheer kan slechts worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3.3.2, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 3.5.1 Overgangsbepaling
In afwijking van het bepaalde in artikel 3.3.2, eerste lid onder a is, voor zover het betreft de eerste vergunningaanvraag van een op het moment van inwerkingtreding van deze verordening feitelijk in exploitatie zijnde inrichting, het gestelde in artikel 3.2.2 tweede lid, onder c, met betrekking tot de Wet arbeid vreemdelingen niet van toepassing tenzij ten aanzien van de vergunningsaanvrager binnen twee jaar voor inwerkingtreding van deze verordening een proces-verbaal ter zake een overtreding van de Wet arbeid vreemdelingen is opgemaakt.
Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk
Afdeling 1 Geluid- en lichthinder
Artikel 4.1.3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de waarden, als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit, niet van toepassing zijn mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Het is een inrichting toegestaan maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij het artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit, niet van toepassing is mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Artikel 4.1.4 Verboden incidentele festiviteiten
Het is verboden een incidentele festiviteit te organiseren, toe te laten, feitelijk te leiden of daaraan deel te nemen indien de burgemeester het organiseren van een incidentele festiviteit verboden heeft wanneer naar zijn oordeel de woon- en leefsituatie in de omgeving van de inrichting en/of openbare orde op ontoelaatbare wijze wordt beïnvloed.
Artikel 4.1.5 Overige geluidhinder
Het verbod geldt niet, voor zover artikel 2.4.16, de op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften, de Wet geluidhinder, de Wegenverkeerswet 1994, de Zondagswet, het Wetboek van Strafrecht, de Luchtvaartwet, het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of het Vuurwerkbesluit Wet milieugevaarlijke stoffen van toepassing zijn.
Afdeling 2 Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Het is verboden op een door het college ten behoeve van de werkzaamheden van de gemeentelijke reinigingsdienst aangewezen weggedeelte, een voertuig te parkeren of enig ander voorwerp te laten staan gedurende een daarbij aangeduide tijdsperiode.
Artikel 4.2.2 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op of aan de weg zijn natuurlijke behoefte te doen buiten een daarvoor bestemde inrichting of plaats.
Artikel 4.2.3 Toestand van sloten en andere wateren en nietopenbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en nietopenbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen. Afdeling 3 Het bewaren van houtopstanden
Artikel 4.3.1 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
boom: een houtachtig, overblijvend gewas, zowel vitaal als afgestorven, met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 10 cm op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld. Ingeval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam. In het kader van een herplant- of instandhoudingsplicht kunnen voorschriften gesteld en maatregelen genomen worden voor bomen kleiner dan 10 cm dwarsdoorsnede op 1,3 meter boven maaiveld;
ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are;
ofwel bestaat uit rijbeplanting van niet meer dan 20 bomen, gerekend over het totale aantal rijen.
tenzij de houtopstand voorkomt op de door het college vastgestelde lijst van waardevolle of beeldbepalende bomen.
Artikel 4.3.3 Aanvraag vergunning
De vergunning moet schriftelijk gemotiveerd en onder bijvoeging van een schets van de bestaande situatie, een nieuw groenplan alsmede een overzicht van de overige voor de realisatie van het plan noodzakelijke vergunningen zoals bouw- of aanlegvergunning, vergunning in kader van de Flora & Faunawet, etc. worden aangevraagd door of namens dan wel met toestemming van degene, die krachtens zakelijk recht, of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid, gerechtigd is over de houtopstand te beschikken.
Artikel 4.3.3b Weigeringsgronden
Artikel 4.3.3c Standaardvoorwaarde van niet gebruik
Artikel 4.3.3d Vervaltermijn vergunning
Artikel 4.3.4 Vergunning ex lege
Artikel 4.3.5 Bijzondere vergunningsvoorschriften
Tot de aan de vergunning te verbinden voorschriften kan behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig een door het college goedgekeurd groenplan moet worden heringericht. Indien het gemeentelijk beleid of een ander plan de te vellen houtopstand direct of indirect als waardevol omschrijft, wordt, zo veel mogelijk, een herplantplicht opgelegd.
Tot de aan de vergunning te verbinden voorschriften kan tevens behoren het voorschrift dat ten behoeve van herbeplanting een bijdrage wordt voldaan aan het Bomenfonds van de gemeente Sittard-Geleen. Deze bijdrage is gelijk aan de boomwaarde van de houtopstand welke op grond van de vergunning kan worden geveld.
Artikel 4.3.5a Afstand tot de erfgrenslijn
De afstand als bedoeld in artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek wordt vastgesteld op 0,5 meter voor bomen en op nihil voor heggen en heesters.
Artikel 4.3.6 Herplant-/instandhoudingsplicht
Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, zonder vergunning van het college is geveld, dan wel op andere wijze tenietgegaan, kan het college aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.
Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het college aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.
Artikel 4.3.7 Schadevergoeding
Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende door de toepassing van artikel 4.3.2, artikel 4.3.5 of artikel 4.3.6, schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te komen en waarvan de vergoeding niet anderszins is verzekerd, kent het college hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
Artikel 4.3.8 Bestrijding iepziekte
Indien zich op een terrein een of meer iepen bevinden die naar het oordeel van het college gevaar oplevert voor verspreiding van de iepziekte of voor vermeerdering van iepenspintkevers, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het college is aangeschreven, verplicht binnen de bij de aanschrijving vast te stellen termijn:
Artikel 4.3.10 Monumentale bomen
houtopstanden bevatten, namelijk:
ieder goed herkenbare omschrijving, de standplaats, het kadastrale perceelsnummer, de eigenaar en/of zakelijk gerechtigde en de reden van registratie van iedere houtopstand.
Afdeling 4 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4.4.1 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
Het college kan buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht, buiten de weg gelegen plaatsen aanwijzen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden is een of meer van de volgende daarbij nader aangeduide, voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben, anders dan met inachtneming van de door hem gestelde regels:
Artikel 4.4.1a Stankoverlast door gebruik van meststoffen
a meststoffen: meststoffen als bedoeld in artikel 1 van de Meststoffenwet;
b emissiearm aanwenden: gebruiken van meststoffen op de wijze die is aangegeven in de bij het Besluit gebruik meststoffen behorende bijlage II, met dien verstande echter dat onder 3, punt a onder 2e gelezen moet worden: ‘tijdens het uitrijden van de mest deze gelijktijdig wordt ondergewerkt’;
c grond: bouwland, maïsland en grasland.
Onverminderd het bepaalde in het Besluit gebruik meststoffen is het verboden op gronden meststoffen uit te rijden, op te brengen, te doen uitrijden of te doen opbrengen op zaterdag, zondag en op de volgende feest en gedenkdagen: eerste en tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, eerste en tweede Pinksterdag, eerste en tweede Kerstdag.
Artikel 4.4.2 Ontsierende, hinderlijke of gevaarlijke reclames e.d.
d opschriften die betrekking hebben op de naam of aard van in uitvoering zijnde bouwwerken of op de namen van degenen die bij het ontwerp of de uitvoering van het bouwwerk betrokken zijn, mits deze opschriften zijn aangebracht op borden bij of op de in uitvoering zijnde bouwwerken zelf, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben;
a indien de handelsreclame, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;
b in het belang van de verkeersveiligheid;
c in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van een in de nabijheid gelegen onroerende zaak.
6.a. Het verbod in het eerste lid geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp
wordt voorzien door de Provinciale landschapverordening;
geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer.
Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente
Artikel 5.1.1 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
a.wegen: alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.
b voertuigen: alle voertuigen met uitzondering van:
3 gehandicaptenvoertuigen in de zin van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;
Artikel 5.1.2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.
3 Tot de voertuigen bedoeld in het eerste lid worden niet gerekend:
Artikel 5.1.3 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
3 Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Provinciaal wegenreglement of de Provinciale landschapsverordening.
Artikel 5.1.7 Parkeren van grote voertuigen
3 Het in het tweede lid gestelde verbod geldt niet op werkdagen van maandag tot en met vrijdag, dagelijks van 08.00 tot 18.00 uur.
4.Het college kan van de in het eerste en tweede lid gestelde verboden ontheffing verlenen.
Artikel 5.1.8 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 5.1.11 Overlast van fiets of bromfiets
Burgemeester en wethouders kunnen op de weg gelegen plaatsen aanwijzen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, dan wel ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden is fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
Afdeling 2 Collecteren, venten, standplaatsen en snuffelmarkten
Artikel 5.2.1 Inzameling van geld of goederen
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
3 Het verbod geldt niet voor een inzameling die in besloten kring gehouden wordt.
4.Het college kan onder door hem te stellen voorschriften vrijstelling verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod voor inzamelingen die gehouden worden door daarbij aangewezen instellingen.
Het is verboden zonder vergunning van het college in de uitoefening van handel op of aan de weg of aan een openbaar water, aan een huis dan wel op een andere - al dan niet met enige beperking - voor het publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats goederen te koop aan te bieden, te verkopen of af te geven dan wel diensten aan te bieden.
onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of de Wegenverordening provincie Limburg 1989;
Het college houdt de beslissing op een aanvraag voor een standplaatsvergunning aan, indien de aanvraag een activiteit betreft waarvoor tevens een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer is vereist en indien geen toepassing kan worden gegeven aan het vijfde lid, tot de dag waarop de beslissing over de Wet-milieubeheervergunningaanvraag is genomen.
Artikel 5.2.4 Snuffelmarkten e.d.
toe te laten, te bevorderen of er gelegenheid toe te geven, dat in of op een - al dan niet met enige beperking - voor publiek toegankelijk gebouw of plaats met een kraam, een tafel of enig ander dergelijk middel standplaats wordt of is ingenomen om goederen aan publiek aan te bieden, te verkopen of te verstrekken.
3 Een vergunning als bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd:
Artikel 5.3.1 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
3 Het is verboden op, in of boven openbaar water voorwerpen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien deze door hun omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar opleveren voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
4.De verboden in het eerste en derde lid gelden niet voorzover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Provinciale vaarwegenverordening, het verdrag inzake de bescherming van de Maas, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening.
Artikel 5.3.2 Ligplaats woonschepen en overige vaartuigen
3 Het verbod in het eerste lid geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, het verdrag inzake de bescherming van de Maas, de Provinciale vaarwegenverordening of de provinciale landschapsverordening.
Artikel 5.3.3 Aanwijzingen ligplaats
Onverminderd het krachtens het tweede lid van artikel 5.3.2 bepaalde kan het college aan de rechthebbende op een vaartuig aanwijzingen geven dan wel voorschriften stellen met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.
3 Het in het eerste en tweede lid bepaalde geldt niet voorzover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, het verdrag inzake de bescherming van de Maas, de Provinciale vaarwegenverordening of de Provinciale landschapsverordening.
Artikel 5.3.4 Verbod innemen ligplaats
Het is verboden een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen in strijd met het krachtens de artikelen 5.3.2, tweede lid, en 5.3.3 bepaalde.
Artikel 5.3.5 Beschadigen van waterstaatswerken
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde vaarten, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.
Artikel 5.3.6 Reddingsmiddelen
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel, dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.
Afdeling 4 Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onderdeel z, en een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onderdeel i van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
3 Voor de toepassing van het eerste lid wordt dat onder weg verstaan wat artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat.
4.Het in dit artikel bepaalde geldt niet voor zover de Wet milieubeheer of het Besluit geluidproductie sportmotoren van toepassing is.
Artikel 5.4.2 Beperking verkeer in natuurgebieden
Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onder z, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onder i, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of met een fiets of een paard.
c in het belang van de veiligheid van het publiek.
3 Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor bestuurders van motorvoertuigen en bromfietsen en voor fietsers of berijders van paarden:
5 Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.
Afdeling 6 Straatnaamgeving en huisnummers
Artikel 5.6.1 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
Artikel 5.6.2 Gedoogplicht aanduidingen
Artikel 5.6.3 Plaatsen van naam- en nummerborden
Indien het college het nodig oordeelt dat borden met een wijk- of buurtaanduiding, borden met straatnamen, huisnummerborden, huisnummerverzamelborden en verwijsaanduidingen aan een bouwwerk, een gebouw, een muur, paal, schutting of andere soort terreinafscheiding worden aangebracht, is de rechthebbende verplicht toe te laten dat de hier bedoelde borden vanwege of op verzoek en overeenkomstig de aanwijzingen van het college worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.
Afdeling 7 Verstrooiing van as
Artikel 5.7.1 Begripsomschrijving Artikel 5.8.1 Begripsomschrijving
In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in
de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een
permanent daartoe bestemd terrein.
Artikel 5.7.2 Verboden plaatsenArtikel 5.8.2 Verboden plaatsen
Artikel 5.7.3 Hinder of overlast Artikel 5.8.3 Hinder of overlast
Incidentele asverstrooiing is verboden indien daardoor hinder of overlast wordt veroorzaakt voor derden.
Hoofdstuk 6 Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Overtreding van het bij of krachtens de artikelen van deze verordening bepaalde en de op grond van
artikel 1.4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste
drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met
openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
Artikel 6.2 ToezichthoudersArtikel 6.1a Toezichthouders
Artikel 6.3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Vergunningen en ontheffingen – hoe ook genaamd – verleend krachtens verordeningen bedoeld in artikel 6.4, tweede lid blijven – indien en voor zover het gebod of verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening en voorzover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken – van kracht tot de termijn waarvoor zij werden verleend, is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.
Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens verordeningen bedoeld in artikel 6.4, tweede lid, blijven – indien en voor zover de bepalingen ingevolge welke deze voorschriften en bepalingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening en voorzover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken - van kracht tot de termijn waarvoor zij zijn opgelegd, is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing – hoe ook genaamd – op grond van een verordening bedoeld in artikel 6.4, tweede lid is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van de onderhavige verordening toegepast.
Op een aanhangig beroep of bezwaarschrift, betreffende een vergunning of ontheffing, bedoeld in het eerste lid, dan wel een voorschrift of beperking bedoeld in het tweede lid dat voor of na het tijdstip bedoeld in artikel 6.4, eerste lid, is ingekomen binnen de voordien geldende beroepstermijn, wordt beslist met toepassing van de verordening bedoeld in artikel 6.4, tweede lid.
In afwijking van het in het eerste lid bepaalde, blijft een vergunning of ontheffing – hoe ook genaamd – van kracht, totdat onherroepelijk is beslist op een aanvraag voor een, krachtens een in deze verordening overeenkomstig opgenomen gebod of verbod vereiste, vergunning of ontheffing, indien deze aanvraag ten minste acht weken voor afloop van de in het eerste lid genoemde termijn bij het bevoegde bestuursorgaan is ingediend.
De intrekking van de verordening bedoeld in artikel 6.4, tweede lid, heeft geen gevolgen voor de geldigheid van op basis van die verordening genomen nadere regels, beleidsregels, aanwijzingsbesluiten en uitvoeringsbesluiten, indien en voor zover de rechtsgrond waarop de aanwijzingsbesluiten en uitvoeringsbesluiten zijn gebaseerd ook vervat is in deze verordening en voorzover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.
Deze verordening kan worden aangehaald onder de titel Algemene plaatselijke verordening Sittard-Geleen.
Vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad d.d. 1 november 2001; bekendgemaakt in de Maas en Mijn, alsmede Maas en Geleenbode d.d. 14 november 2001.
Gewijzigd bij besluit van de gemeenteraad d.d. 21 februari 2002 (1e wijziging); bekendgemaakt in de Maas en Mijn, alsmede Maas en Geleenbode d.d. 6 maart 2002.
Gewijzigd bij besluit van de gemeenteraad d.d. 4 juli 2002 (2e wijziging); bekendgemaakt in de Maas en Mijn, alsmede Maas en Geleenbode d.d. 17 juli 2002.
Gewijzigd bij besluit van de gemeenteraad d.d. 31 oktober 2002 (3e wijziging); bekendgemaakt in de Maas en Mijn, alsmede Maas en Geleenbode d.d. 13 november 2002.
Gewijzigd bij besluit van de gemeenteraad d.d. 22 mei 2003 (4e wijziging); bekendgemaakt in de Maas en Mijn, alsmede Maas en Geleenbode d.d. 11 juni 2003.
Gewijzigd bij besluit van de gemeenteraad d.d. 11 december 2003 (5e wijziging); bekendgemaakt in de Maas en Mijn, alsmede Maas en Geleenbode d.d. 14 januari 2004.
Gewijzigd bij besluit van de gemeenteraad d.d. 3 november 2004 (6e wijziging); bekendgemaakt in de Maas en Mijn, alsmede Maas en Geleenbode d.d. 24 november 2004.
Gewijzigd bij besluit van de gemeenteraad d.d. 22 september 2005 (7e wijziging), bekendgemaakt in de Trompetter d.d. 12 oktober 2005.
Gewijzigd bij besluit van de gemeenteraad d.d. 3 april 2008 (8e wijziging), bekendgemaakt in de Trompetter d.d. 16 april 2008.
Gewijzigd bij besluit van de gemeenteraad d.d. 24 april 2008 (9e wijziging), bekendgemaakt in de Trompetter d.d. 7 mei 2008.