Organisatie | Vianen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Uitwerking van het Beleidskader Bodem Vianen |
Citeertitel | Handboek Bodemtaken |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp |
Uitwerking van het Beleidskader Bodem Vianen
Algemene wet bestuursrecht, art. 4:81
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
06-09-2011 | 01-01-2021 | Nieuwe regeling | 06-09-2011 | Raadsvergadering 6 september 2011 |
2.1 Inventarisatie verontreinigde locaties en milieuhygiënische risico’s. 6
2.1.2 VOCl-verontreiniging op bedrijventerrein De Hagen 6
2.2 Voorkómen van milieuhygiënische risico’s bij veranderend terreingebruik 7
2.2.1 Bodemtoets bij ruimtelijke plannen 7
2.2.2 Bodemtoets bij omgevingsvergunning voor het bouwen 7
2.2.3 Omgevingsvergunningen voor het slopen en asbestverwijdering 8
2.2.4 De gemeente Vianen als initiatiefnemer van bodemprojecten 9
2.3 Beheer en communicatie van bodeminformatie 10
2.3.1 Meldingsplicht verontreinigingslocaties 10
2.3.2 Beschikkingen van de provincie 10
2.3.3 Het Bodeminformatiesysteem (BIS) en het Geoloket 10
2.3.4 Verstrekking bodeminformatie 11
2.3.5 Publicaties in lokale media 12
3.1 Besluit bodemkwaliteit en het verplaatsen en toepassen van grond 13
3.1.1 Melden van het toepassen van grond 13
3.1.2 Handhaving toepassen van grond 13
3.1.3 Afvoeren van grond / transportbonnen 13
3.2.1 Cultuurhistorie en archeologie 14
3.2.2 Wat te doen bij (her)ontwikkeling/bouwplannen? 15
3.2.3 Borging uitvoeringskwaliteit archeologisch onderzoek 15
4.1.1 Vergunningverlening Wet Milieubeheer 16
4.1.2 Handhaving Wet Milieubeheer 16
4.1.3 Het Activiteitenbesluit: ondergrondse brandstoftanks 16
4.1.4 Bodemonderzoek en saneringen op bedrijfsterreinen 17
4.1.4.1 Nulsituatie en eindsituatie bodemonderzoek 17
4.1.4.2 Nader onderzoek en sanering 18
4.1.4.3 Nadere uitvoeringseisen bodemonderzoek en –sanering vanwege Kwalibo 18
4.2.1 Melden van een (dreigende) bodemverontreiniging 20
4.2.3 Ondergrondse brandstoftanks 20
4.2.4 Melden toepassen grond 20
2. Stroomschema bodemtoets bij omgevingsvergunning voor het bouwen
In het Beleidskader Bodem Vianen is het landelijke en provinciale beleidskader op bodemgebied toegelicht en vertaald naar de gemeentelijke situatie in Vianen. Voorliggend Handboek Bodemtaken beschrijft de praktische uitwerking van de bodemtaken voor de gemeente die volgen uit het Beleidskader Bodem. De achtergrond van de uitwerking staat beschreven in het Beleidskader.
In het handboek is de indeling uit het Beleidskader Bodem aangehouden:
Het Beleidskader Bodem en het Handboek Bodemtaken is bestemd voor iedereen die te maken krijgt met grond, grondwater, waterbodem, grondverzet of bodemverontreiniging binnen de gemeente Vianen. Dit zijn burgers, bedrijven, milieukundig adviesbureaus, saneerders, medewerkers van de gemeente Vianen en de Milieudienst Zuidoost-Utrecht.
De gemeente Vianen heeft de uitvoering van de gemeentelijke bodemtaken in handen gegeven van de Milieudienst Zuidoost-Utrecht (hierna genoemd de Milieudienst). Daar waar in het Beleidskader Bodem over ‘gemeentelijke taken’ wordt gesproken, wordt gedoeld op de taken zoals die door de Milieudienst worden uitgevoerd. Voor de medewerkers van de Milieudienst is het Beleidskader Bodem en het Handboek Bodemtaken de leidraad in de uitvoering van de gemeentelijke taken voor Vianen.
De digitale versie van het Beleidskader Bodem en het Handboek Bodemtaken is beschikbaar via de website van de gemeente (www.vianen.nl) en de website van de Milieudienst (www.Milieudienstzou.nl).
Voor meer informatie over alle onderwerpen die zijn beschreven in het Beleidskader Bodem en het Handboek Bodemtaken kunt u contact opnemen met het team Bodem en Water van de Milieudienst Zuidoost-Utrecht, telefoonnummer 030 – 69 99 500.
In het hoofdstuk Schoon en Veilig wordt beschreven hoe de gemeente zorg draagt voor een veilig gebruik van de bodem. Welke locaties hebben een bodemverontreiniging, en welke maatregelen moeten worden genomen om eventuele risico’s bij het huidige gebruik én het toekomstige gebruik te voorkomen? Welke bodeminformatie moet worden aangeleverd bij een omgevingsvergunning voor het bouwen? Hoe is het beheer en de communicatie over bodeminformatie geregeld?
Het hoofdstuk Bodem en Ruimte beschrijft het beheer van de bodem. Hoe wordt omgegaan met de algemene bodemkwaliteit in Vianen? Hoe wordt omgegaan met de bodemkwaliteit en de cultuurhistorie en archeologie in de ondergrond? Welke regels gelden er voor grondverzet en het toepassen van bouwstoffen?
Het laatste hoofdstuk Gebruik en gedrag is gericht op het voorkómen van bodemverontreiniging. Welke maatregelen gelden er voor bedrijfsactiviteiten die mogelijk kunnen leiden tot bodemverontreiniging? Welke milieuregels gelden er voor particulieren? Waar moet een (dreigende) bodemverontreiniging worden gemeld?
Het grootste deel van het oppervlak binnen de gemeente Vianen betreft schone grond. Het is echter bekend dat zich binnen de stadskern van Vianen en de dorpskernen van Hagestein, Everstein en Zijderveld diffuse verontreinigingen in de grond en diverse lokale puntverontreinigingen in de grond en het grondwater bevinden. Het gemeentelijk bodembeleid richt zich op een veilig gebruik van alle bodem binnen Vianen. In dit hoofdstuk wordt de uitvoering van de gemeentelijke bodemtaken toegelicht waarmee het veilig gebruik van de bodem wordt geborgd.
2.1 Inventarisatie verontreinigde locaties en milieuhygiënische risico’s.
Voor het in beeld brengen van de (potentieel) verontreinigde locaties en milieuhygiënische risico’s zijn diverse acties en projecten uitgevoerd. Die locaties die een onaanvaardbaar risico opleveren voor het menselijk gebruik moeten uiterlijk vóór 2015 zijn beheerst. Deze locaties worden spoedlocaties genoemd. De provincie Utrecht is verantwoordelijk voor de inventarisatie van de spoedlocaties en is bevoegd tot het uitvaardigen van een bevel tot nader onderzoek en/of een bevel tot sanering van locaties waar een bedrijf is gevestigd. De gemeente is verantwoordelijk voor het uitvoeren van bodemonderzoeken op de overige locaties.
In tabel 2.1 zijn de spoedlocaties opgenomen die in de gemeente Vianen liggen. Per locatie is aangegeven of de provincie of de milieudienst het bodemonderzoek initieert. De gemeente heeft ISV3 subsidie ontvangen om de spoedlocaties te onderzoeken.
Tabel 2.1 Overzicht spoedlocaties
2.1.2 VOCl-verontreiniging op bedrijventerrein De Hagen
In de bodem ter plaatse van bedrijventerrein De Hagen bevinden zich meerdere verontreinigingen met chloorhoudende oplosmiddelen (VOCl; vluchtige organochloorverbindingen) die deels in elkaar overlopen. Om meer inzicht te verkrijgen in de herkomst, de omvang en de mogelijke milieuhygiënische risico’s van deze verontreinigingen heeft de gemeente Vianen in 2002 de Interne procedure milieuaspecten industrieterrein de Hagen opgesteld. Deze procedure is verouderd en wordt met het vaststellen van dit beleidskader ingetrokken.
De gemeente heeft ISV3 subsidie ontvangen om een onderzoek uit te voeren op het bedrijventerrein.
2.2 Voorkómen van milieuhygiënische risico’s bij veranderend terreingebruik
2.2.1 Bodemtoets bij ruimtelijke plannen
Bij een eerste inventarisatie van mogelijkheden voor (her)ontwikkeling van een bepaalde locatie, is het vaststellen van de kwaliteit van de bodem ter plaatse een belangrijk onderdeel. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie of de financiële haalbaarheid van het ruimtelijke plan.
De bodem binnen het plangebied wordt door de Milieudienst getoetst op de volgende zaken:
De Milieudienst stelt vervolgens een bodemadvies op voor de afdeling Stedelijke Ontwikkeling en Projecten van de gemeente dat wordt opgenomen in de milieuparagraaf van de toelichting op het bestemmingsplan. Afhankelijk van de toekomstige functie worden bepaalde eisen gesteld aan de kwaliteit van de bodem en aan eventuele hergebruikgrond (of bagger) die kan worden toegepast. Wanneer blijkt dat de bodemkwaliteit onvoldoende bekend is moet een bodemonderzoek worden uitgevoerd. Het bodemonderzoek moet voldoen aan de normdocumenten NEN5740 (bodemonderzoek) en de NEN5725 (vooronderzoek). Daarnaast wordt nadrukkelijk gecontroleerd op het aspect Kwalibo (Besluit bodemkwaliteit): bodemonderzoeken die na 1 juli 2008 zijn uitgevoerd door niet erkende personen of bedrijven worden niet geaccepteerd.1
1 Voor een overzicht van de werkzaamheden die vallen onder ‘de kwaliteitsborging in het bodembeheer’ (Kwalibo) van het Besluit bodemkwaliteit, wordt verwezen naar de website van Senternovem/Bodem+. Via deze website kan ook worden gecontroleerd welke bedrijven (en personen) over de benodigde certificaten en erkenningen beschikken: www.bodemplus.nl
Over het algemeen is het zo dat de betrokken projectontwikkelaar een bodemonderzoek uitvoert. In sommige gevallen zijn de plannen echter nog niet vast omlijnd, en is het nog niet geheel duidelijk wie de betrokken partijen zullen zijn. Om de voortgang van het proces te stimuleren, en om de potentie van de locatie te kunnen inschatten, is het voor de gemeente vaak van strategisch belang om uitsluitsel te hebben over de bodemkwaliteit ter plaatse. In dat geval laat de gemeente bodemonderzoek uitvoeren. De kosten hiervan worden later verhaald op de projectontwikkelaar via de exploitatieovereenkomst.
2.2.2 Bodemtoets bij omgevingsvergunning voor het bouwen
De afdeling ‘Vergunning en Handhaving’ van de gemeente Vianen behandelt aanvragen voor een omgevingsvergunning voor het bouwen. Bij de in behandeling neming wordt nagegaan of een bodemtoets nodig is. Wanneer een bodemtoets vereist is, worden de door de aanvrager bij de omgevingsvergunning voor het bouwen ingediende stukken opgestuurd naar de Milieudienst. De Milieudienst voert vervolgens de bodemtoets uit. Dat wil zeggen dat wordt nagegaan of de bodem onder en rond het bouwwerk geschikt is voor het beoogde doel. Dit kan een ‘snelle check’ zijn aan de hand van het Bodeminformatiesysteem of het beoordelen van een bodemonderzoek. De mogelijke stappen van een bodemtoets staan schematisch opgesteld in het stroomschema in bijlage 2. Hierin is ook vermeld welk type bodemonderzoek nodig is en wanneer vrijstelling kan worden verleend van een bodemonderzoek.
Het uit te voeren bodemonderzoek moet voldoen aan de normdocumenten NEN5740 (bodemonderzoek) en NEN5725 (vooronderzoek). Daarnaast wordt nadrukkelijk gecontroleerd op het aspect Kwalibo (Besluit bodemkwaliteit): bodemonderzoeken die na 1 juli 2008 zijn uitgevoerd door niet erkende personen of bedrijven worden niet geaccepteerd1.
In bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (artikel 2 en 3) zijn typen bouwwerken genoemd waarvoor geen omgevingsvergunning hoeft worden aangevraagd..
De resultaten van de bodemtoets worden door de Milieudienst vastgelegd in een milieuadvies dat wordt verstuurd aan de afdeling Vergunning en Handhaving van de gemeente Vianen. Deze afdeling verwerkt het advies in een brief aan de aanvrager van de bouwvergunning en bepaalt aan de hand van het advies of de omgevingsvergunning voor het bouwen moet worden aangehouden.
De afstemmingsregeling treedt inwerking wanneer blijkt dat:
De aanhouding wordt opgeheven zodra:
Indien sprake is van een niet-ernstige bodemverontreiniging wordt geadviseerd een Plan van Aanpak op te stellen. Dit geldt voor bodemverontreinigingen met concentraties boven de Interventiewaarde (sterke verontreiniging). Dit plan van aanpak dient te worden voorgelegd aan de Milieudienst.
De inhoudelijke bodemtoets wordt uitgevoerd door de afdeling Bodem & Water van de Milieudienst Zuidoost-Utrecht. Indien u inhoudelijke vragen heeft over dit onderwerp kunt u rechtstreeks contact opnemen met de Milieudienst, team Bodem en Water, telefoon 030 69 99 500.
2.2.3 Omgevingsvergunningen voor het slopen en asbestverwijdering
Omgevingsvergunning voor het slopen
Bij sloopwerkzaamheden moet worden voorkomen dat asbest vrij komt, dat vervolgens op of in de bodem terecht komt. Daarom moeten voorafgaand aan de sloop eerst, voor zover mogelijk, de asbesthoudende materialen uit het te slopen pand worden verwijderd.
Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het slopen moet volgens het Asbestverwijderingsbesluit een asbestinventarisatie rapport worden ingediend bij de gemeente. Dit rapport toont aan of, en waar, zich asbest in het te slopen/verwijderen materiaal of bouwwerk bevindt. Slechts in enkele situaties mag, als kan worden aangetoond dat er geen asbest in een bouwwerk aanwezig is, afgezien worden van een asbestinventarisatie rapport. De asbestinventarisatie moet worden uitgevoerd door daarvoor gecertificeerde bureaus. Het aangetoonde asbest moet vervolgens door een gecertificeerd asbestverwijderingsbedrijf worden weggenomen.
De bedrijven die in het bezit zijn van de certificaten voor asbestinventarisaties en asbestverwijdering zijn te vinden op de website www.ascert.nl (onder ‘register’).
De door de gemeente ontvangen asbestinventarisatie rapporten worden door de Milieudienst beoordeeld. Er wordt getoetst of de rapporten zijn uitgevoerd conform SC 540. Vervolgens adviseert de Milieudienst de gemeente over het verlenen van de (asbest)sloopvergunning. Voor inhoudelijke vragen over asbestverwijdering kan rechtstreek contact worden opgenomen met de Milieudienst, telefoon 030 - 69 99 500.
Melding asbestverwijdering particulieren
Voor particulieren bestaat er een uitzondering op de vergunningsplicht voor de verwijdering van asbesthoudende materialen. Daarbij geldt dat:
Er kan dan worden volstaan met een melding bij de gemeente van de voorgenomen asbestverwijderingswerkzaamheden. Een omgevingsvergunning voor het slopen is in dat geval niet nodig. Deze melding moet voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden worden verricht en getoetst worden door de gemeente. Het hiervoor benodigde formulier is beschikbaar bij de balie van het gemeentehuis en kan worden gedownload via de website van de gemeente. Binnen 8 dagen ontvangt de melder een bericht dat er geen omgevingsvergunning voor het slopen nodig is.
De werkzaamheden die onder deze meldingsplicht vallen mogen door de particulier zelf worden uitgevoerd. Het vrijkomende asbesthoudende materiaal moet in stevig plastic dubbel worden verpakt en vervolgens zo kort mogelijk na het verwijderen worden ingeleverd bij een vergunde asbestinzamelaar. Het asbesthoudende materiaal kan worden ingeleverd bij het gemeentelijk afvalstoffendepot.
2.2.4 De gemeente Vianen als initiatiefnemer van bodemprojecten
Indien de gemeente als(ver)koper betrokken is bij een grondtransactie, dient er van het betreffende terrein minimaal een verkennend bodemonderzoek (conform de NEN5740) beschikbaar te zijn, dat niet ouder is dan twee jaar. Wanneer er geen onderzoek beschikbaar is, laat de Milieudienst namens de gemeente een onderzoek uitvoeren.
De Milieudienst toetst aan de hand van het bodemonderzoek of de bodemkwaliteit geschikt is voor het voorgenomen gebruik en/of sprake is van een belemmering voor de voorgenomen transactie.
Een uitzondering wordt gemaakt voor locaties met een oppervlakte < 50 m2. De milieudienst voert voor deze locaties een snelle controle uit om vast te stellen of de locatie verdacht is ten aanzien van bodemverontreiniging. Indien de locatie niet verdacht is, wordt er geen bodemonderzoek uitgevoerd. Wel wordt contractueel vastgelegd (tussen koper en verkoper) dat er geen bodemonderzoek heeft plaatsgevonden.
Werkzaamheden met betrekking tot grond, baggerspecie en bodem
De gemeente laat werkzaamheden met betrekking tot grond, baggerspecie en bodem waarvoor een normdocument beschikbaar is uitsluitend uitvoeren door daartoe gecertificeerde en door het Ministerie van VROM erkende bedrijven en personen. Ook voor werkzaamheden die (nog) niet onder de verplichtingen van Kwalibo (onderdeel van het Besluit bodemkwaliteit) vallen, schakelt de gemeente, indien mogelijk, uitsluitend gecertificeerde en door het Ministerie van VROM erkende bedrijven en personen in.2
2 Voor een overzicht van de werkzaamheden die vallen onder ‘de kwaliteitsborging in het bodembeheer’ (Kwalibo) van het Besluit bodemkwaliteit, wordt verwezen naar de website van Senternovem/Bodem+. Via deze website kan ook worden gecontroleerd welke bedrijven (en personen) over de benodigde certificaten en erkenningen beschikken: www.bodemplus.nl
De gemeente schakelt de Milieudienst in voor de coördinatie van de werkzaamheden met betrekking tot grond, baggerspecie en bodem, of schakelt de Milieudienst in voor de controle op de uitvoering van deze werkzaamheden.
2.3 Beheer en communicatie van bodeminformatie
2.3.1 Meldingsplicht verontreinigingslocaties
Alle door de gemeente ontvangen bodemonderzoeksrapporten worden doorgestuurd naar de Milieudienst en daar inhoudelijk beoordeeld. Wanneer wordt geconstateerd dat sprake is van een (vermoedelijk) geval van ernstige bodemverontreiniging, dan wordt het bodemrapport doorgestuurd naar het bevoegd gezag Wet bodembescherming, de provincie Utrecht. De gemeente/Milieudienst is op grond van de Wet bodembescherming verplicht alle (vermoedelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging bij de provincie te melden. De provincie beoordeelt vervolgens of nader onderzoek en/of saneringsmaatregelen noodzakelijk zijn. Nader onderzoek en/of saneringsmaatregelen zijn alleen nodig wanneer sprake is van een redelijk vermoeden van onaanvaardbare milieuhygiënische risico’s.
2.3.2 Beschikkingen van de provincie
De provincie Utrecht neemt als bevoegd gezag in het kader van de Wet bodembescherming beschikkingen op bodemonderzoek, saneringsplannen en saneringsevaluaties. De provincie meldt de publicatie van alle beschikkingen in een huis-aan-huis-blad, en legt de stukken voor de beschikking ter inzage op het Provinciehuis in Utrecht. Daarnaast ontvangt de gemeente Vianen een kopie van deze stukken voor ter inzage legging op het stadhuis.
De Milieudienst ontvangt een afschrift van alle beschikkingen, controleert de beschikkingen en ziet toe op de belangen van de gemeente en haar burgers. Hierbij wordt ook gekeken naar de kadastrale registratie die volgt uit de beschikkingen. Indien nodig wordt een zienswijze of bezwaarschrift ingediend door de Milieudienst.
2.3.3 Het Bodeminformatiesysteem (BIS) en het Geoloket
Alle bestaande en beschikbaar komende bodemgegevens worden opgeslagen in het digitale gemeentelijk Bodeminformatiesysteem (BIS) en in het bodemarchief (de onderzoeksrapporten en bijbehorende documenten). Het continue beheer van het BIS en het bodemarchief ligt bij de Milieudienst.
Bij de invoer van bodeminformatie in het BIS wordt gebruik gemaakt van een standaardprotocol (SIKB-protocol 0101). Hierdoor zijn de bodemgegevens op landelijk geüniformeerde wijze geregistreerd wat een uniforme uitwisseling van gegevens met andere systemen mogelijk maakt. Regelmatig worden de bodemgegevens uitgewisseld met de provincie.
Naast bodeminformatie kan het BIS ook andere ruimtelijke gegevens opnemen. Het BIS bevat onder andere informatie over:
Verdachte locaties: autosloperijen, bomkraters, gedempte sloten, voormalige bedrijven en ondergrondse tanks (historische bodembestand), huidige bedrijven met bodembedreigende activiteiten, ophogingen (funderingslagen), rioolcunetten (bij chemische bedrijven), stortplaatsen, tuinbouw- en fruitteeltgebieden, wegen, paden, spoorwegen en bermen.
Het direct raadplegen van de gegevens in het BIS door derden is niet mogelijk. Een samenvatting van het BIS is toegankelijk via het Geoloket op de website van de Milieudienst (www.Milieudienstzou.nl).
Wanneer nadere informatie over een locatie gewenst is, dan kan hiervoor contact worden opgenomen met de Milieudienst (zie Verstrekking bodeminformatie).
Naast de informatie op het Geoloket bestaat ook de mogelijkheid om het digitale Bodemloket van de provincie Utrecht (www.provincie-utrecht.nl) of het landelijke Bodemloket (www.bodemloket.nl) te raadplegen.
Momenteel wordt door de Milieudienst en de provincie gewerkt aan een digitaal uitwisselbaar systeem om alle bekende gegevens van locaties samen te kunnen voegen (zogenoemde één-locatie-lijst). Dit zal leiden tot een verbetering in de uitwisseling van informatie. Hierdoor wordt de toegankelijkheid van de bodeminformatie van Vianen verbeterd.
2.3.4 Verstrekking bodeminformatie
Bij de gemeente, makelaars, adviesbureaus en burgers is behoefte aan bodeminformatie. Deze informatie kunnen zij in eerste instantie verstrekt krijgen via het Geoloket. Soms is nadere informatie gewenst, of wordt de aanvrager op het Geoloket of het provinciale Bodemloket doorverwezen naar de Milieudienst (met “Neem contact op met de Milieudienst”). De aanvrager moet dan - voor een adequate afhandeling - het bodeminformatieformulier (zie www.milieudienstzou.nl) invullen en toesturen aan de Milieudienst (e-mail: geoloket@Milieudienstzou.nl). De aanvrager krijgt dan binnen enkele dagen schriftelijk antwoord. Naar aanleiding daarvan kan de aanvrager telefonisch contact opnemen. Ook is op afspraak de bodeminformatie zelf in te zien.
Alle bij de Milieudienst aanwezige bodeminformatie is in principe openbaar. In uitzonderlijke gevallen kan het zijn dat de informatie vertrouwelijk wordt behandeld omdat de verstrekker daar om heeft gevraagd (Wet openbaarheid van bestuur (Wob), hoofdstuk V, artikel 10. Bij het verstrekken van de bodeminformatie wordt geen onderscheid gemaakt naar aanvrager (bijvoorbeeld aankopende of verkopende partij).
De bodeminformatie wordt kosteloos verstrekt.
2.3.5 Publicaties in lokale media
De gemeente Vianen publiceert, indien relevant, artikelen over bodemonderwerpen op de gemeentepagina in Het Kontakt.
Ook de provincie Utrecht publiceert, indien relevant, aankondigingen van beschikkingen op het gebied van bodemvergunningen, bijvoorbeeld instemming van een saneringsplan, in het huis-aan-huisblad.
Bodem en Ruimte heeft betrekking op de inrichting van de ruimte en de consequenties van deze inrichting op de diverse functies van de bodem en de ondergrond. In onderstaande paragrafen wordt ingegaan op handelingen die van invloed zijn op de bodem(kwaliteit) binnen de gemeente Vianen.
3.1 Besluit bodemkwaliteit en het verplaatsen en toepassen van grond
Handhaving van het Besluit bodemkwaliteit bestaat uit:
Een nadere toelichting op handhaving van het Besluit Bodemkwaliteit staat beschreven in de handhaving uitvoeringsmethode Besluit Bodemkwaliteit (HUM BBK).
3.1.1 Melden van het toepassen van grond
Voor vrijwel alle toepassingen van grond geldt een meldingsplicht. Opgemerkt wordt dat dit sinds 1 juli 2008 óók geldt voor het toepassen van schone grond.
Het bevoegd gezag voor het toepassen van grond is de ontvangende gemeente. De Milieudienst behandelt de meldingen van het toepassen van grond namens de gemeente Vianen.
Zo lang de gemeente Vianen gebruik maakt van het overgangsrecht (tot maximaal 2013), bestaan er twee mogelijkheden om het toepassen van grond te melden:
Het grondverzet vindt plaats binnen de gemeente Vianen en is gebaseerd op basis van de gemeentelijke Bodemkwaliteitskaart. Het grondverzet kan rechtstreeks bij de Milieudienst worden gemeld via meldpuntbodemkwaliteit@Milieudienstzou.nl. De melding dient minimaal 5 dagen voorafgaand aan de toepassing/uitvoering te worden gedaan.
In alle andere gevallen dient de toepassing gemeld te worden via het landelijke meldpunt: www.meldpuntbodemkwaliteit.senternovem.nl. Meldingen die gedaan worden via dit meldpunt worden automatisch ter behandeling doorgestuurd naar de Milieudienst. De melding dient minimaal 5 werkdagen voorafgaand aan de toepassing/uitvoering te worden gedaan. Meer informatie over de regels en voorwaarden is te vinden op de website van het landelijke meldpunt.
Ter verduidelijking onder welke situatie en waar moet worden gemeld is in hoofdstuk 7 van bijlage 3 een stroomschema opgenomen.
3.1.2 Handhaving toepassen van grond
De Milieudienst voert de controlerende en handhavende taken uit in het kader van het Besluit Bodemkwaliteit. Deze taken bestaan uit:
3.1.3 Afvoeren van grond / transportbonnen
Bij het ontwikkelen van een gebied streeft de gemeente naar een gesloten grondbalans. Indien grond niet kan worden hergebruikt op de locatie, dient de grond te worden afgevoerd. De grond kan worden afgevoerd naar:
Tijdens het transport moet de chauffeur in bezit zijn van een transportbon/-begeleidingsformulier.
Grond die wordt afgevoerd wordt beschouwd als afvalstof. Grondtransporten mogen daarom alleen worden uitgevoerd door bedrijven die in het bezit zijn van een VIHB-nummer (betreft geregistreerde Vervoerders, Inzamelaars, Handelaars en Bemiddelaars van afvalstoffen). Het VIHB-nummer moet ook op de transportbon staan. Wanneer de grond naar een erkende inrichting wordt vervoerd moet daarnaast ook een afvalstroomnummer op de transportbon staan. De ontdoener vult een omschrijvingformulier in op basis waarvan de acceptant (erkende verwerker) een afvalstroomnummer toekent, dat moet worden ingevuld op het begeleidingsformulier voor het transport van de grond.
Er zijn naast de Milieudienst diverse handhavende instanties die op bovenstaande kunnen controleren, zoals de Politie Milieudienst, VROM-Inspectie en de provincie Utrecht.
Bij ruimtelijke keuzes moeten de geplande functies zoveel mogelijk aansluiten op de eigenschappen van de bodem. In paragraaf 2.2.1 is beschreven hoe de milieuhygiënische bodemkwaliteit binnen een plangebied wordt getoetst met het oog op de geplande functies. Hieronder wordt toegelicht hoe de cultuurhistorische en archeologische waarden van de bodem worden geborgd bij ruimtelijke plannen.
3.2.1 Cultuurhistorie en archeologie
De gemeente Vianen regelt haar cultuurhistorische en archeologische belangen door middel van bestemmingsplannen.
Dit bestemmingsplan is in 1989 vastgesteld en zal wordt herzien. De begrenzingen volgen de contouren van het volgens de Monumentenwet vastgelegd beschermd stadgezicht. In dit bestemmingsplan is geen archeologische paragraaf opgenomen. Echter de Commissie Monumenten en Binnenstad beoordeelt alle omgevingsvergunningen voor het bouwen en voor het aanvragen van een vrijstelling wordt door hen een ruimtelijke onderbouwing gevraagd. Hiervan maakt ook archeologisch onderzoek uit.
Bestemmingsplan ‘Zijderveld, Everdingen en Hagestein’
Onder dit bestemmingplan, dat in 2004 is vastgesteld, vallen de kernen Zijderveld, Everdingen en Hagestein. Voor dit gebied geldt een aanlegvergunningstelsel binnen de begrenzingen van de waardevolle archeologische terreinen zoals aangeduid op de Archeologische MonumentenKaart (AMK) voor de provincie Utrecht. Voor alle grondverstoringen geldt dat, onafhankelijk van verstoringsdiepte of oppervlakte, een aanlegvergunning moet worden aangevraagd. Tevens is vastgelegd dat het verlenen van een vergunning in overleg met de provinciaal archeoloog van Utrecht dient te geschieden.
Bestemmingsplan ‘Landelijk gebied’ en ‘Kom Vianen’ (in ontwikkeling)
Deze bestemmingsplannen zijn in voorbereiding. Voor de beide bestemmingsplannengebieden zijn de terreinen met een middelhoge of hoge verwachting (volgens de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart van de gemeente Vianen en een oppervlakte van 50m2 en groter aanlegvergunningsplichtig. Ten behoeve van de aanlegvergunning dient de aanvrager een ‘archeologisch onderzoeksrapport’ ter beoordeling overleggen. Dit kan in de vorm van een rapport volgens de standaardeisen van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA) zijn, maar kan ook bestaan uit de aanlevering van historische foto’s waarmee wordt aangetoond dat de ondergrond van het terrein in het verleden is verstoord. Op basis hiervan kan een aanlegvergunning met of zonder voorwaarden worden verleend.
3.2.2 Wat te doen bij (her)ontwikkeling/bouwplannen?
Om vertraging in de vergunningprocedure te voorkomen wordt een vooroverleg met de beleidsmedewerker Monumenten en Archeologie van de gemeente aanbevolen. De aanwezigheid van archeologie op de bouwlocatie kan leiden tot noodzakelijke aanpassingen van de bouwplannen of de omgevingsvergunning voor het bouwen kan pas worden verleend nadat de archeologie is veilig gesteld door middel van opgraving.
Voor veel bouwplannen geldt, zeker na vaststelling van de nieuwe bestemmingsplannen 'Landelijk Gebied' en 'Kom Vianen', dat er voorafgaand aan verstoring van de bodem als gevolg van bouwplannen, een archeologische aanlegvergunning verleend moet worden. In overleg met de beleidsmedewerker Monumenten en archeologie van de gemeente wordt bepaald of, en zo ja welke vorm van, archeologisch (voor)onderzoek noodzakelijk is. De beleidsmedewerker Monumenten en Archeologie wordt hierbij inhoudelijk ondersteund door de regio-archeoloog van de Milieudienst.
Het archeologische onderzoek kan bestaan uit (een combinatie van):
De resultaten van het archeologisch (voor)onderzoek worden namens de gemeente Vianen beoordeeld door de regio-archeoloog van de Milieudienst. Indien noodzakelijk kan aanvullend onderzoek worden geëist.
Afhankelijk van de resultaten van het archeologisch onderzoek, de situatie ter plaatse van de bouwlocatie en de bouwplannen kan:
Ook wanneer de gemeente zelf als projectontwikkelaar optreedt geldt bovenstaande procedure.
3.2.3 Borging uitvoeringskwaliteit archeologisch onderzoek
Archeologisch (bureau)onderzoek dient te worden uitgevoerd door bedrijven/instanties die in het bezit zijn van een geldige opgravingsvergunning. Een overzicht van de vergunninghouders is te vinden op de website van de Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer (SIKB, www.sikb.nl).
De onderzoeken die worden uitgevoerd dienen te voldoen aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). Voor meer informatie over deze norm verwijzen wij ook naar de website van de SIKB.
Wanneer de aanvrager overtuigend kan aantonen dat er geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan is geen onderzoek conform de KNA vereist. In veel gevallen blijft het aanvragen van een aanlegvergunning echter wel vereist.
Het bodembeleid van de gemeente richt zich op duurzaam gebruik van de bodem en het voorkómen van nieuwe bodemverontreiniging. In het hoofdstuk Gebruik en Gedrag worden de gemeentelijke bodemtaken beschreven die zijn gericht op de preventie van bodemverontreiniging.
4.1.1 Vergunningverlening Wet Milieubeheer
De Milieudienst verleent namens gemeente milieuvergunningen in het kader van de Wet milieubeheer (Wm). Daarnaast behandelt de Milieudienst meldingen van niet-vergunningplichtige bedrijven (Activiteitenbesluit). Bij het verlenen van milieuvergunningen aan bedrijven met potentieel bodembedreigende activiteiten legt de Milieudienst (standaard)voorschriften op om de kans op het ontstaan van bodemverontreiniging te minimaliseren. Ook in een aantal Besluiten en AMvB’s zijn standaardvoorschriften opgenomen ter bescherming van de bodem. De voorschriften betreffen kwaliteitseisen voor opslag- en productiemiddelen, het aanbrengen van bodembeschermende voorzieningen en het monitoren van de kwaliteit van grond en grondwater. Deze kwaliteitseisen volgen uit de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming (NRB). Daarnaast moet bij bedrijfslocaties binnen een grondwaterbeschermingsgebied rekening worden gehouden met de instructies uit de Provinciale Milieuverordening.
4.1.2 Handhaving Wet Milieubeheer
De Milieudienst controleert op naleving van de (standaard)voorschriften (Wet Milieubeheer). Dat betekent dat ook de bodembeschermende voorzieningen en de staat van deze voorzieningen door de Milieudienst worden gecontroleerd. Indien overtredingen worden geconstateerd voert de Milieudienst ook de bestuurlijke handhaving uit.
4.1.3 Het Activiteitenbesluit: ondergrondse brandstoftanks
In het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (het Activiteitenbesluit) zijn regels opgenomen voor het in gebruik hebben en nemen van ondergrondse brandstoftanks, maar ook voor het buiten gebruik stellen daarvan. Deze regels zijn van toepassing op zowel tanks behorende bij een inrichting als op particuliere tanks. Sinds het van kracht worden van het Activiteitenbesluit op 1 januari 2008 is het Besluit opslaan in ondergrondse tanks (BOOT) komen te vervallen.
De Milieudienst verzorgt, namens de gemeente, de handhaving met betrekking tot de ondergrondse tanks. Deze handhaving houdt in:
De uitvoering van het bodemonderzoek, de tankreiniging en de tanksanering mogen op basis van het Besluit bodemkwaliteit (Kwalibo) alleen worden uitgevoerd door gecertificeerde en door het Ministerie van VROM erkende bedrijven en personen. 3
3 Voor een overzicht van de werkzaamheden die vallen onder ‘de kwaliteitsborging in het bodembeheer’ (Kwalibo) van het Besluit bodemkwaliteit, wordt verwezen naar de website van Senternovem/Bodem+. Via deze website kan ook worden gecontroleerd welke bedrijven (en personen) over de benodigde certificaten en erkenningen beschikken: www.bodemplus.nl.
Voor vragen over tanks of het aankondigen van een tanksanering kunnen particulieren en bedrijven rechtstreeks contact opnemen met de Milieudienst (telefoon 030 69 99 500, info@Milieudienstzou.nl).
4.1.4 Bodemonderzoek en saneringen op bedrijfsterreinen
4.1.4.1 Nulsituatie en eindsituatie bodemonderzoek
Voor bedrijfsactiviteiten die een potentieel bodembedreigend aard hebben, wordt in de Wm-vergunning, het activiteitenbesluit of in de AmvB het uitvoeren van een bodemonderzoek voorgeschreven. Dit bodemonderzoek bestaat uit het vastleggen van de nulsituatie bij aanvang van de activiteit en het vastleggen van de eindsituatie bij beëindiging van de activiteit. In sommige gevallen kan daarnaast ook nog een tussentijds bodemonderzoek worden voorgeschreven. Hieronder is beschreven waar het bodemonderzoek aan moet voldoen. De Milieudienst beoordeelt het bodemonderzoek namens de gemeente.
Het nulsituatie-onderzoek moet binnen drie maanden na verlening van de Wm-vergunning zijn uitgevoerd en aan de Milieudienst zijn overhandigd. In een aantal gevallen is het echter wenselijk het bodemonderzoek in een zo vroeg mogelijk stadium uit te laten voeren:
Wanneer het vermoeden bestaat dat op de locatie sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging die consequenties kan hebben voor de uitvoering van de (voorgenomen) bedrijfsactiviteiten. Bijvoorbeeld in het geval van gezondheidsrisico’s bij uitdamping van een verontreiniging met vluchtige stoffen.
Het eindsituatie onderzoek moet uiterlijk binnen zes maanden na de bedrijfsbeëindiging zijn uitgevoerd en aan de Milieudienst zijn overhandigd. Indien het om een gedeeltelijke bedrijfsbeëindiging gaat, moet voor dit gedeelte de eindsituatie worden vastgelegd. Het eindsituatie onderzoek moet gelijkwaardig zijn aan het nulsituatie onderzoek.
Het bodemonderzoek richt zich op de plaatsen waar mogelijk sprake kan zijn van (toekomstige) aantasting van de bodem en de daar te verwachten bedrijfsspecifieke stoffen. Voor de uitvoering van het bodemonderzoek moet NEN5740:2009 worden gevolgd. Hierin zijn onderzoeksstrategieën opgenomen voor het vaststellen van de nulsituatie bij een toekomstige bodembelasting (NUL) en bij een toekomstige ondergrondse opslagtank (NUL-OO). Het eindsituatie-onderzoek dient conform de onderzoeksstrategie voor een verdachte locatie met een plaatselijke bodembelasting met een duidelijke verontreinigingskern te worden uitgevoerd (VEP).
Omdat het tussentijdse en het eindsituatie onderzoek gelijkwaardig moeten zijn aan het nulsituatie onderzoek, mag van de NEN5740:2009 worden afgeweken indien het nulsituatie onderzoek is uitgevoerd vóór 1 januari 2010. Tot deze datum kon gebruik worden gemaakt van de volgende onderzoeksprotocollen:
verkennend Onderzoek Tankstations;
-de strategieën voor verdachte deellocaties uit de NEN5740:1999.
In de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming (NRB) is opgenomen dat een bodemonderzoek moet worden uitgevoerd zelfs als door voorzieningen en maatregelen het risico op bodemverontreiniging verwaarloosbaar is gemaakt. Bodemverontreiniging is dan niet volledig uitgesloten. Om praktische redenen kan worden afgeweken van het protocol, bijvoorbeeld bij al aanwezige vloeistofdichte vloeren, waarbij een andere bemonsteringslocatie wordt gekozen.
Om te voorkomen dat een bodemonderzoek wordt afgekeurd, omdat niet is voldaan aan de juiste onderzoeksopzet, wordt bedrijven geadviseerd de onderzoeksopzet voorafgaand aan het onderzoek ter beoordeling toe te sturen aan de Milieudienst.
4.1.4.2 Nader onderzoek en sanering
Wanneer het bodemonderzoekrapport onvoldoende inzicht geeft in de verontreinigingssituatie, wordt aanvullend of nader onderzoek gevraagd aan de (aspirant)vergunninghouder. Afhankelijk van de complexiteit van het gevraagde onderzoek, wordt het bedrijf geadviseerd de onderzoeksopzet voorafgaand aan het onderzoek te bespreken met de Milieudienst.
In het geval dat uit het bodemonderzoek blijkt dat de bedrijfsactiviteit(en) hebben geleid tot een nieuw ontstane bodemverontreiniging geldt een saneringsplicht. Deze verplichting geldt ongeacht de omvang van de verontreiniging en de eventuele milieuhygiënische risico’s. De gemeente is, als vergunningverlener, het bevoegd gezag. De (aspirant)vergunninghouder moet de sanering afstemmen met de Milieudienst.
Het nul/eindsituatie-onderzoek is vergunningtechnisch niet gekoppeld aan een saneringsplicht voor bestaande gevallen van bodemverontreiniging (veroorzaakt vóór 1987). Wanneer bij het nulsituatie-onderzoek een bestaand ernstig geval van bodemverontreiniging wordt geconstateerd, is de Milieudienst verplicht de bodemverontreiniging te melden aan het bevoegd gezag Wet bodembescherming. Voor de gemeente Vianen betreft dit de provincie Utrecht. Voor zover er sprake is van onaanvaardbare risico’s bij het huidige of voorgenomen gebruik moet de bodemverontreiniging worden gesaneerd volgens de Wet bodembescherming. De sanering moet door de initiatiefnemer worden afgestemd met de provincie Utrecht.
4.1.4.3 Nadere uitvoeringseisen bodemonderzoek en –sanering vanwege Kwalibo
De uitvoering van het bodemonderzoek en bodemsanering mag op basis van het Besluit bodemkwaliteit (Kwalibo) alleen worden uitgevoerd door gecertificeerde en door het Ministerie van VROM erkende bedrijven en personen. Uitzondering hierop is bodemonderzoek dat is uitgevoerd vóór de inwerkingtreding van Kwalibo.
Verontreinigingen die zijn veroorzaakt als gevolg van onverwachte, onvoorziene gebeurtenissen worden ongewone voorvallen genoemd. Het gaat hierbij vaak om calamiteiten zoals een lekkende vrachtwagen, brand etc.
Voor een adequate aanpak van bodemverontreiniging als gevolg van een calamiteit en om verspreiding te voorkomen zijn snelle acties gewenst. De eerstverantwoordelijke instantie voor aanpak direct na de calamiteit is doorgaans de brandweer of de politie Milieudienst.5 Deze hulpdienst informeert vervolgens de gemeente en/of de Milieudienst zo snel mogelijk, zodat zij handhavend en/of coördinerend kan optreden.
5 De politie Utrecht beschikt over algemeen opsporingsambtenaren die gespecialiseerd zijn in milieuwetgeving. Zij werken samen met de buitengewoon opsporingsambtenaren van onder andere gemeenten en milieudiensten op het gebied van milieutoezicht.
Ook voor bodemverontreiniging die is veroorzaakt door een ongewoon voorval geldt dat deze op grond van de zorgplicht Wet bodembescherming ongedaan moet worden gemaakt. Er wordt onderscheid gemaakt tussen ongewone voorvallen die binnen en buiten een inrichting plaatsvinden.
Bij een ongewoon voorval dat plaatsvindt binnen een inrichting is de vergunningverlener Wet milieubeheer het bevoegde gezag. In de meeste gevallen is dit de gemeente. De inrichtinghouder is daarom verplicht het ongewone voorval direct te melden bij de Milieudienst. Daarnaast is de inrichtinghouder verplicht onmiddellijk maatregelen te nemen om de gevolgen van het ongewone voorval te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, zoveel mogelijk te beperken.
Voor ongewone voorvallen buiten een inrichting geldt dat zowel de gemeente als de provincie een rol hebben. De veroorzaker van het ongewone voorval is verplicht zo spoedig mogelijk melding te maken van de calamiteit bij de gemeente, de Milieudienst of de provincie. Ook hier geldt de verplichting voor de veroorzaker om onmiddellijk maatregelen te nemen om de gevolgen van het ongewone voorval te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, zoveel mogelijk te beperken. De gemeenten of milieudienst melden het ongewoon voorval bij de provincie. De provincie handelt het voorval verder af. Afhankelijk van de situatie kunnen per geval afspraken worden gemaakt tussen de provincie, gemeente en Milieudienst.
Wanneer bij een calamiteit een zodanig gevaar voor het milieu optreedt, dat direct handelen noodzakelijk is, kunnen de benodigde maatregelen door het bevoegde gezag worden genomen. De kosten kunnen dan achteraf worden verhaald op de veroorzaker en/of eigenaar.
De gemeente Vianen heeft in haar Crisisbeheersingsplan beschreven op welke wijze zij omgaat met calamiteiten. Dit plan wordt is in 2010 geactualiseerd.
4.2.1 Melden van een (dreigende) bodemverontreiniging
Bij het beschermen van de bodemkwaliteit in de gemeente spelen ook de bewoners van de gemeente een belangrijke rol. Indien een bodemverontreiniging wordt geconstateerd of een bodemverontreiniging dreigt te ontstaan kan dat rechtstreeks worden gemeld bij de Milieudienst via telefoonnummer 030 - 69 99 500. De Milieudienst zal vervolgens zorg dragen voor de noodzakelijke vervolgactie(s).
Voor particulieren geldt onder voorwaarden een uitzondering op de vergunningsplicht voor de verwijdering van asbesthoudende materialen. In paragraaf 2.2.3 Sloopvergunningen en asbestverwijdering worden de regels voor asbestverwijdering door bedrijven en particulieren toegelicht.
4.2.3 Ondergrondse brandstoftanks
Ook voor particuliere brandstoftanks (met een volume vanaf 1.000 liter) is het Activiteitenbesluit van toepassing (zie paragraaf 4.1.3 Het Activiteitenbesluit: ondergrondse brandstoftanks).
Particulieren zijn vrijgesteld van de meldingsverplichting bij het toepassen van grond. Echter indien de werkzaamheden, in opdracht van de particulier, worden uitgevoerd door een aannemer is wel sprake van een meldingsplicht. Voor een verdere toelichting wordt verwezen naar de paragraaf over het Besluit bodemkwaliteit en bijlage 3. Ook op de website van de Milieudienst (www.Milieudienstzou.nl) kunt u terecht voor aanvullende informatie.
In voorgaande hoofdstukken is de uitvoering van de bodemtaken beschreven. Achterliggende informatie over wet- en regelgeving is beschreven in het Beleidskader Bodem Vianen.
Wij hebben getracht de informatie zo volledig mogelijk weer te geven. Het huidige bodembeleid is echter sterk aan verandering onderhevig. Indien u informatie mist of u heeft een bodemvraag, dan kunt u contact opnemen met de Milieudienst Zuidoost-Utrecht, 030-69 99 500 of via info@milieudienstzou.nl.
Hoofdstuk Bijlage 3 Het besluit bodemkwaliteit – overgangsbeleid
3.2.2 Erkende kwaliteitsverklaring 5
3.2.4 Fabrikant eigenverklaring 6
3.2.6 Oude milieuhygiënische bewijzen 7
6.2.2 Erkende kwaliteitsverklaring 16
6.2.3 Fabrikant eigenverklaring 16
6.2.4 Oude milieuhygiënische verklaringen 16
In 2008 is het Besluit Bodemkwaliteit (BBk) ingevoerd. In het BBk staat beschreven welke handelingen er verricht mogen worden met grond, baggerspecie en bouwstoffen. Gemeenten hebben de keuze om landelijke regels te volgen (generiek beleid) of eigen beleid op te stellen (gebiedsspecifiek beleid). De gemeente Vianen wil deze keuze weloverwogen maken en maakt daarom voorlopig gebruik van het overgangsbeleid. Wat het overgangsbeleid voor de gemeente Vianen inhoudt, wordt beschreven in dit handboek. De ‘beschrijving’ is zoveel mogelijk verwoord in stroomschema’s. Dit handboek is bedoeld voor de medewerkers van de gemeente Vianen.
Momenteel is de Milieudienst Zuidoost-Utrecht bezig met het opstellen van het Beleidskader Bodem. In dit document wordt beschreven hoe de gemeente Vianen omgaat met verontreinigde grond.
Wij hebben getracht zo volledig mogelijk te zijn. Het kan echter voorkomen dat uw specifieke toepassing niet wordt beschreven of dat u vragen heeft. U kunt dan contact opnemen met de Milieudienst Zuidoost-Utrecht: 030-69 99 500 of via info@milieudienstzou.nl.
Voordat u begint met uw project, dient u voor uwzelf de vraag te stellen wat u gaat toepassen: grond, baggerspecie of bouwstoffen (zie ook onderstaand kader). In onderstaand stroomschema wordt verwezen naar het bijbehorende hoofdstuk. Voor toepassingen in oppervlaktewater neemt u contact op met Waterschap Rivierenland.
3. Toepassen grond en baggerspecie op land
Indien u grond of baggerspecie op land wilt toepassen, dan kunt u te maken hebben met twee verschillende kaders: Overgangsbeleid of het Besluit Bodemkwaliteit.
Indien de grond afkomstig is vanuit de gemeente Vianen of een gemeente uit de regio én de herkomstlocatie is onverdacht dan valt de toepassing onder het overgangsbeleid.U kunt dan mogelijk gebruik maken van de regels die staan beschreven in het bodembeheerplan van de gemeente Vianen.
In het bodembeheerplan van de gemeente Vianen (met kenmerk 660492/2HC11000) wordt dieper ingegaan op de beleidskeuzen die zijn gemaakt. In dit hoofdstuk zijn de belangrijkste regels beschreven.
In alle overige gevallen valt de toepassing onder het Besluit Bodemkwaliteit.
In paragraaf 3.3 is het stroomschema opgenomen waarin staat of welke milieuhygiënische bewijzen nodig zijn voor het toepassen van een partij grond/baggerspecie. De controle op de voorgenomen toepassingen wordt uitgevoerd door de Milieudienst Zuidoost-Utrecht.
Indien u grond en baggerspecie gaat toepassen, wees dan alert op onderstaande aandachtspunten:
Melden: Indien u grond gaat toepassen binnen het kader van het overgangsbeleid dient u dit 5 werkdagen van te voren te melden bij de Milieudienst Zuidoost-Utrecht. U dient hiervoor gebruik te maken van het meldingsformulier Toepassen Grond (www.milieudienstzou.nl → burgers en milieu → bodem → actief bodembeheer → meldingsformulier).
Indien u grond gaat toepassen binnen het kader van het Besluit Bodemkwaliteit dient u dit 5 werkdagen van te voren te melden bij www.meldpuntbodemkwaliteit.senternovem.nl.
Indien een toepassing van een partij grond is gemeld bij de gemeente vóór de inwerkingtreding van het Besluit, maar nog niet is toegepast, blijft het Bouwstoffenbesluit van toepassing. Er moet dan wel binnen 6 maanden worden begonnen met de toepassing en de toepassing moet binnen drie jaar zijn afgerond.
3.2Bewijsmiddelen grond en baggerspecie
Indien u grond/baggerspecie gaat toepassen dient de kwaliteit van de partij grond/baggerspecie te zijn vastgesteld op basis van één van onderstaande bewijsmiddelen. Indien de kwaliteit niet is vastgesteld op basis van één van onderstaande bewijsmiddelen mag u de partij niet toepassen.
De partijkeuring grond betreft een onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit en toepassingsmogelijkheden van een partij grond of (gerijpte) baggerspecie, al dan niet ontgraven. De keuring moet betrekking hebben op minimaal de gehele partij grond die wordt toegepast. De rapportage is voorzien van het logo, dat hiernaast is opgenomen. Degene die het veldwerk uitvoert dient gecertificeerd en erkend te zijn (zie voor gecertificeerde personen: www.bodemplus.nl). De analyses dienen conform AP-04 te zijn uitgevoerd.
3.2.2Erkende kwaliteitsverklaring
De erkende kwaliteitsverklaring (EKV) is een schriftelijke verklaring waarin wordt verklaard dat de bijbehorende partij grond of baggerspecie afkomstig is van een persoon of instelling, die is erkend voor het produceren van grond (bijvoorbeeld zandwinners) op basis van een Nationale Beoordelingsrichtlijn en voldoet aan de bij of krachtens het Besluit bodemkwaliteit/Bouwstoffenbesluit gestelde eisen. De verklaring is afgegeven door een instelling die daartoe beschikt over een erkenning en mag enkel worden toegepast op de in de verklaring aangegeven wijze.
Het bodemonderzoek is een milieuhygiënisch onderzoek naar de chemische kwaliteit van de bodem (en het grondwater) op een specifieke locatie. In onderstaande tabel zijn de strategiën genoemd waaraan een bodemonderzoek moet voldoen.
Bodemonderzoeken dienen uitgevoerd te worden door een erkende instelling en persoon, conform de proceseisen in de BRL SIKB 2000 of het AS SIKB 2000. Dergelijke onderzoeken zijn voorzien van het Kwaliteitswaarborg SIKB. Analyses dienen uitgevoerd te zijn conform AS 3000.
Tabel 1 Strategiën bodemonderzoek
3.2.4Fabrikant eigenverklaring
De fabrikant-eigenverklaring (FEV) is een schriftelijke milieuhygiënische verklaring afgegeven door de producent van de grond of baggerspecie. De producent verklaart met een fabrikant-eigenverklaring dat het product voldoet aan de in het Besluit bodemkwaliteit gestelde eisen met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van het product. Uit de verklaring blijkt op welke wijze (volgens welke methode en normen) is vastgesteld dat de partij voldoet aan de bij of krachtens het Besluit gestelde eisen.
De bodemkwaliteitskaart is een kaart waarop de diffuse bodemkwaliteit (de achtergrondkwaliteit) binnen een gedefinieerd gebied op het niveau van bodemkwaliteitszones is aangegeven. Binnen de zones is de gemiddelde kwaliteit vergelijkbaar, terwijl tussen de zones een duidelijk verschil in kwaliteit kan bestaan. De kaart geldt niet voor locaties die historisch zijn belast door puntbronnen (bijv. fabriekslocaties of benzinestations). De gemeente Vianen heeft zo’n kaart en deze kaart kan gebruikt worden om een hergebruikslocatie te vinden voor een partij grond.
3.2.6 Oude milieuhygiënische bewijzen
Sinds 1 juli 2008 is het standaard stoffenpakket gewijzigd. Milieuhygiënische bewijzen die zijn vastgesteld voor 1 juli 2008 zijn de zogenaamde ‘oude bewijzen’. Deze oude bewijzen zijn onder voorwaarden nog geldig. Deze voorwaarden zijn in onderstaande tabel opgenomen.
Tabel 2 Overzicht oude Milieuhygiënische bewijzen
3.3Stroomschema: toepassen grond en baggerspecie op land
3.4Grondstromentabel – Hergebruikslocaties
Om vast te stellen waar grond mag worden toegepast binnen de gemeente Vianen dient gebruik gemaakt te worden van de grondstromentabel (tabel 3). Uitgangspunt is dat de beoordeling van ‘vergelijkbare kwaliteit’ (zie kader) plaatsvindt op basis van de kritische stoffen. Voor de gemeente Vianen vindt de vergelijking plaats op basis van de stoffen koper, lood, zink en PAK (som 10, VROM). De tabel is alleen gebaseerd op milieuhygiënische randvoorwaarden en niet op fysische randvoorwaarden, zoals korrelgrootte. Zie ook het bodembeheerplan van de gemeente Vianen.
Kader 2 Vergelijkbare kwaliteit
Een partij grond mag binnen een gezoneerd gebied als bodem worden toegepast, als sprake is van een vergelijkbare of betere milieuhygiënische kwaliteit. Volgens de Interim-richtlijn vindt beoordeling van vergelijkbare kwaliteit plaats op basis van de kritische stoffen.
Als het gemiddelde gehalte in de toe te passen grond voor de meest kritische stof lager is dan de samenstellingswaarde voor niet-schone grond (SW2), is grondverzet in het kader van de MVG in principe mogelijk. Voor de stoffen die voor de toe te passen grond als kritisch worden beschouwd, moet het gemiddelde gehalte in de ontvangende bodem worden vastgesteld. Dit gebeurt op basis van het gemiddelde gehalte van de bodemkwaliteitszone waar de ontvangende bodem deel van uitmaakt.
Toepassen van de grond is mogelijk als voor alle kritische stoffen geldt:
Gemiddeld gehalte toe te passen grond < 1,2 x gemiddeld gehalte ontvangende bodem.
Uit tabel 3 is af te leiden dat sommige toepassingen wel zijn toegestaan, maar dat deze in principe niet gewenst zijn. Dit betreft de toepassing van grond in wegbermen. De gemeente staat de toepassing van kleine hoeveelheden grond (afkomstig van de stadswerf) in wegbermen wel toe, maar wil voorkomen dat grotere hoeveelheden grond worden toegepast, omdat toepassing als wegbermgrond als laagwaardige toepassing wordt gezien (er zal namelijk altijd een negatieve invloed op de kwaliteit zijn vanwege afstroming vanaf het wegdek). Door afstemming met de gemeente en/of Milieudienst is maatwerk mogelijk en kan controle worden uitgeoefend.
De tabel geldt niet altijd (zie hiervoor het stroomschema). Denk aan:
4.Grootschalige bodemtoepassingen
Grootschalige bodemtoepassingen vallen niet onder het overgangsbeleid, maar onder het Besluit Bodemkwaliteit.
Kader Definitie grootschalige bodemtoepassing
Een grootschalige bodemtoepasing is een toepassing met een minimaal volume van 5.000 m3 en een minimale toepassingshoogte van 2 meter. Een uitzondering hierop zijn toepassingen bij (spoor-)wegen waarop een laag bouwstoffen wordt toegepast. Hier geldt een minimale toepassingshoogte van een 0,5 meter.
Grootschalige toepassingen zijn:
Toepassingen van grond en baggerspecie in ophogingen in waterbouwkundige constructies en voor het verondiepen en dempen van oppervlaktewater met het oog op de hoogwaterbescherming, de doelstellingen van de Kaderrichtlijn Water, bevordering van natuurwaarden en de vlotte en veilige afwikkeling van de scheepvaart;
Voor overige toepassingen, zoals ophogingen van industrieterreinen en woningbouwlocaties gelden de regels die zijn opgenomen in hoofdstuk 3: Toepassen grond en baggerspecie.
Indien u grond en baggerspecie gaat toepassen, wees dan alert op onderstaande aandachtspunten:
4.2 Stroomschema: Grootschalige bodemtoepassingen
Indien u grond over hebt kunt u dit onder voorwaarden tijdelijk opslaan. Er zijn verschillende soorten tijdelijke opslag mogelijk:
Tijdelijke opslag is toepassing die volledig onder het Besluit bodemkwaliteit valt.
Indien u grond tijdelijk opslaat wees dan alert op onderstaande aandachtspunten:
Kwaliteit ontvangende bodem. De kwaliteit van de grond waarop u grond/baggerspecie tijdelijk opslaat dient onderzocht te zijn. De kwaliteit kan worden aangetoond door middel van een bodemkwaliteitskaart of een bodemonderzoek (NEN 5740 – onverdacht). De kwaliteit van de grond/baggerspecie die wordt opgeslagen dient overeen te komen (of beter te zijn) dan de kwaliteit van de ontvangende bodem.
5.2 Stroomschema: tijdelijke opslag
6.Toepassen van bouwstoffen op land
De regels met betrekking tot het toepassen van bouwstoffen op land zijn beschreven in het Besluit Bodemkwaliteit. Het Besluit heeft alleen betrekking op steenachtige materialen. Materialen zoals kunststof, hout of stro kunnen ook worden toegepast als bouwstof maar deze materialen vallen niet onder de regels van het Bouwstoffenbesluit.
Indien u een bouwstof gaat toepassen, dan dient u alert te zijn op onderstaande aandachtspunten.
Indien u een bouwstof gaat toepassen dient de kwaliteit van de bouwstof te zijn vastgesteld op basis van één van onderstaande bewijsmiddelen. Indien de kwaliteit niet is vastgesteld op basis van één van onderstaande bewijsmiddelen mag u de bouwstof niet toepassen.
De partijkeuring bouwstof betreft een onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit en toepassingsmogelijkheden van een bouwstof. De keuring moet betrekking hebben op minimaal de gehele partij bouwstof die wordt toegepast. De keuring is voorzien van bijgevoegd logo. Degene die het veldwerk uitvoert dient gecertificeerd te zijn (zie voor gecertificeerde personen: www.bodemplus.nl). De analyses dienen conform AP-04 te zijn uitgevoerd.
6.2.2 Erkende kwaliteitsverklaring
De erkende kwaliteitsverklaring (EKV) is een schriftelijke verklaring waarin wordt verklaard dat de bijbehorende partij bouwstof afkomstig is van een persoon of instelling, die is erkend voor het produceren op basis van een Nationale Beoordelingsrichtlijn, voldoet aan de bij of krachtens het Besluit bodemkwaliteit/Bouwstoffenbesluit gestelde eisen. De verklaring is afgegeven door een instelling die daartoe beschikt over een erkenning en mag enkel worden toegepast op de in de verklaring aangegeven wijze.
6.2.3Fabrikant eigenverklaring
De fabrikant-eigenverklaring (FEV) is een schriftelijke milieuhygiënische verklaring afgegeven door de producent van de bouwstof. De producent verklaart met een fabrikant-eigenverklaring dat het product voldoet aan de in het Besluit Bodemkwaliteit gestelde eisen met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van het product. Uit de verklaring blijkt op welke wijze (volgens welke methode en normen) is vastgesteld dat de partij voldoet aan de bij of krachtens het Besluit gestelde eisen.
6.2.4Oude milieuhygiënische verklaringen
Sinds 1 juli 2008 is het standaard stoffenpakket gewijzigd. Milieuhygiënische bewijzen die zijn vastgesteld voor 1 juli 2008 zijn de zogenaamde ‘oude bewijzen’. Deze oude bewijzen zijn onder voorwaarden nog geldig. Deze voorwaarden zijn in onderstaande tabel opgenomen.
6.3 Stroomschema: toepassen bouwstoffen op land
Om zicht te hebben op de diverse grondstromen in Nederland is afgesproken dat het toepassen van grond gemeld dient te worden. Er zijn onder bepaalde voorwaarden uitzonderingen gemaakt voor particulieren en agrariërs. Ook het toepassen van 50m3 schone grond hoeft niet gemeld te worden.
Afhankelijk binnen welk kader de toepassing plaatsvindt: overgangsbeleid of Besluit Bodemkwaliteit dient de melding rechtstreeks bij de milieudienst Zuidoost-Utrecht gedaan te worden of digitaal via www.meldpuntbodemkwaliteit.senternovem.nl. In het stroomschema “melden van grondverzet” is opgenomen wanneer bij welke instantie gemeld dient te worden.
De milieudienst dient binnen 5 werkdagen de melding te controleren. Indien gegevens ontbreken of de gemelde toepassing is niet toegestaan dan wordt dit teruggekoppeld aan de melder.
Kwalibo staat voor Kwaliteitsborging bodembeheer. Onder de noemer “Kwalibo” zijn regels opgenomen om de kwaliteit van bodemwerkzaamheden te waarborgen. Dit gebeurt vooral door de werkzaamheden te laten uitvoeren door gecertificeerde en erkende bedrijven en werknemers. Resultaten van werkzaamheden die niet zijn uitgevoerd door een gecertificeerd en erkend bedrijf mogen door het bevoegd gezag niet in behandeling worden genomen.
Met betrekking tot het toepassen van bouwstoffen, grond en baggerspecie dient met een milieuhygiënische verklaring te worden vastgesteld dat de bouwstof, grond of baggerspecie voldoet aan de kwaliteitseisen. Deze milieuhygiënische verklaring dient conform de eisen die Kwalibo stelt te worden verkregen.
Indien de milieuhygiënische verklaring conform Kwalibo is uitgevoerd wordt dit zichtbaar door de gebruikte logo’s. Naast het gebruik van de logo’s worden de volgende eisen gesteld:
9.Overgangsregels nieuw stoffenpakket
Sinds 1 juli 2008 worden milieuhygiënische bewijsmiddelen vastgesteld waarbij tijdens het onderzoek een nieuw stoffenpakket wordt gehanteerd. Om gebruik te maken van ‘oude bewijsmiddelen’ zijn overgangsregels vastgesteld.
Het gebruik van ‘oude bewijsmiddelen’ kan tot maximaal 1 juli 2011. Het kan voorkomen dat de grond die wordt toegepast niet is onderzocht op bepaalde parameters uit het nieuwe standaard stoffenpakket. Indien, door bijvoorbeeld de historie van de partij, men kan verwachten dat partij-, locatie- of gebiedsspecifieke parameters in verhoogde concentraties voorkomen, kan aanvullend onderzoek naar deze parameters wenselijk zijn.
In onderstaande kaders worden enkele praktijksituaties toegelicht.
Praktijksituatie 1 Toepassen partijen grond in een lopend oud werk
In een lopend (oud) werk worden partijen toegepast die gekeurd zijn conform het nieuwe Besluit Bodemkwaliteit. Kan dit?
In het Bouwstoffenbesluit is hier niets over geregeld. Echter dient men vanaf 1 juli 2008 de geldende VKB protocollen te volgen. De stelling van Bodem+ is dat deze nieuwe bewijsmiddelen ook gebruikt kunnen worden onder het Bouwstoffenbesluit (indien overgangsrecht van toepassing is). De resultaten dienen wel te worden getoetst aan de normen uit het Bouwstoffenbesluit. Tevens dient rekening gehouden te worden met de regels uit het Bouwstoffenbesluit (ten aanzien van bijvoorbeeld zekerheidsfactoren bij splitsen van partijen).
Een rapport van een partijkeuring kan dan ook twee conclusies bevatten:
Praktijksituatie 2 Toepassen van grond in Bouwstoffenbesluit werken
Partijkeuringen die nu worden uitgevoerd kennen een ander stoffenpakket dan partijkeuringen uitgevoerd onder het bouwstoffenbesluit. Kan de nieuwe partijkeuring dan wel worden toegepast in een lopend werk? En kunnen oude partijkeuringen worden toegepast onder het Besluit bodemkwaliteit?
"Standpunt van het Rijk is dat bewijsmiddelen voor grond en baggerspecie die zijn opgesteld met gebruikmaking van het oude basispakket en worden gebruikt voor nuttige toepassing in het kader van het Besluit bodemkwaliteit gebruikt kunnen worden zonder aanvullend onderzoek naar de ontbrekende parameters. Tevens kunnen bewijsmiddelen die zijn opgesteld met gebruikmaking van het nieuwe standaardpakket zonder aanvullend onderzoek worden gebruikt voor een toepassing onder het overgangsrecht van het Besluit bodemkwaliteit (bijvoorbeeld een Bouwstoffenbesluit-werk of de Vrijstellingsregeling grondverzet). Dit geldt onder strikte randvoorwaarde dat indien kan/moet worden aangenomen dat bepaalde parameters die in afwijkende concentraties kunnen voorkomen, maar die niet zijn opgenomen in het oude basispakket of nieuwe standaardpakket, alsnog worden onderzocht."