Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Sint Maarten

LANDSVERORDENING houdende algemene voorschriften inzake de verlening van subsidies door de regering van Sint Maarten

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSint Maarten
OrganisatietypeKoninkrijksdeel
Officiële naam regelingLANDSVERORDENING houdende algemene voorschriften inzake de verlening van subsidies door de regering van Sint Maarten
CiteertitelAlgemene subsidieverordening
Vastgesteld doorregering en Staten gezamenlijk
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-10-2010geconsolideerde tekst (GT)

21-02-2013

AB 2013, GT no. 38

onbekend
29-12-1998nieuwe regeling

07-12-1998

AB 1998, no. 34

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

LANDSVERORDENING houdende algemene voorschriften inzake de verlening van subsidies door de regering van Sint Maarten

 

 

Artikel 1

Begripsomschrijvingen

 

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    [vervallen]

  • b.

    deelverordening: een verordening als bedoeld in artikel 3, eerste lid;

  • c.

    instelling: de natuurlijke of rechtspersoon, daaronder begrepen een zelfstandig onderdeel van een rechtspersoon, die een aanvraag voor toekenning van een subsidie heeft ingediend of zal indienen, dan wel waaraan een subsidie is toegekend;

  • d.

    jaarprogramma: het jaarlijks vast te stellen schriftelijke besluit van een

    instelling, waarin voor het tijdvak van een jaar is aangegeven welke activiteiten zij voornemens is uit te voeren en op welke wijze deze bekostigd zullen worden;

  • e.

    subsidie: geldelijke steun, anders dan in de vorm van een

    investeringsbijdrage, geldlening, contributie of lidmaatschap, ter uitvoering van de in

    het jaarprogramma omschreven activiteiten.

  • f.

    subsidiejaar: het kalenderjaar;

  • g.

    activiteiten: al hetgeen gericht is op de verwezenlijking van de doelstellingen

    van een instelling;

  • h.

    jaarverslag: een verslag van de instelling over de uitvoering van het

    jaarprogramma;

  • i.

    de minister: de minister die het betreft.

Artikel 2
  • Toepassingsbereik

  • 1.

    Deze verordening is van toepassing op alle aanvragen van een subsidie aan

    instellingen die activiteiten ontwikkelen of voornemens zijn te ontwikkelen welke

    vallen onder de functies in de begroting.

  • 2.

    [vervallen]

Artikel 3
  • Deelverordeningen en periodieke toetsing

  • 1.

    Bij afzonderlijke verordeningen kunnen nadere regels worden gesteld betreffende de eisen waaraan instellingen moeten voldoen om voor een subsidie in

    aanmerking te komen, alsmede betreffende de grondslag en de wijze van berekening

    van de subsidie.

  • 2.

    Voor zover een deelverordening afwijkt van deze verordening, gaat de

    deelverordening voor, met dien verstande dat niet kan worden afgeweken van artikel

    6.

  • 3.

    De Minister van Financiën gaat ten minste eenmaal per vier jaar na of er aanleiding bestaat tot herziening van deze verordening of van deelverordeningen.

  • 4.

    Het derde lid is niet van toepassing ten aanzien van een deelverordening met

    een beperkte werkingsduur.

Artikel 4
  • Algemeen vereiste voor subsidiëring

  • 1.

    Om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen moet de instelling voldoen

    aan de bij of krachtens deze verordening of een deelverordening gestelde eisen.

  • 2.

    Tot de in het eerste lid bedoelde eisen behoren in ieder geval:

    • a.

      de verplichting van de instelling haar roerende goederen en onroerende

      goederen tegen brandschade en andere risico's voldoende verzekerd te hebben; en

    • b.

      de verplichting van de instelling haar wettelijke aansprakelijkheid en die van

      haar leden, beroepskrachten, vrijwilligers en deelnemers aan haar activiteiten te

      verzekeren.

Artikel 5
  • Ontheffingen en andere eisen

  • 1.

    De minister kan aan een instelling ontheffing verlenen van in deze

    verordening of een deelverordening gestelde eisen. Geen ontheffing wordt verleend

    van eisen, die voortvloeien uit de subsidiegrondslag, dan wel betrekking hebben op de

    bij de subsidieverlening gestelde doeleinden.

  • 2.

    De minister kan aan een instelling eisen stellen die strekken ter

    aanvulling van dan wel in de plaats treden van in deze verordening of een

    deelverordening gestelde eisen.

  • 3.

    Ingeval van toepassing van het tweede lid doet de minister daarvan

    mededeling aan de Staten.

Artikel 6
  • Maximale subsidie

     

    Een instelling heeft nimmer aanspraak op een subsidie, dan voor zover voortvloeit uit

    de goedgekeurde landsbegroting.

Artikel 7
  • Voorkoming samenloop van subsidies

     

    Ten aanzien van een zelfde activiteit of soort van activiteiten van een instelling is

    slechts een deelverordening van toepassing.

Artikel 8
  • Eisen betreffende de instelling

  • 1.

    Een instelling bezit rechtspersoonlijkheid.

  • 2.

    Een instelling die in aanmerking wenst te komen voor een jaarlijkse subsidie is

    bij notariële akte opgericht en ingeschreven in het openbaar register, gehouden door

    de Kamer van Koophandel en Nijverheid.

  • 3.

    Wijzigingen van de statuten, de organisatie of de werkwijze van de instelling,

    dan wel van de samenstelling van het bestuur van de instelling worden terstond

    schriftelijk aan de ministermedegedeeld.

  • 4.

    In het bestuur van een instelling zijn degenen die werkzaam zijn bij de

    instelling en degenen die gebruik maken van haar diensten vertegenwoordigd, tenzij

    op een andere wijze aan hun inspraak of medezeggenschap in het beleid van de

    instelling gestalte wordt gegeven.

  • 5.

    De doelstelling en werkwijze van een instelling die voor subsidie in

    aanmerking wenst te komen zijn niet in strijd met de wet of het algemeen belang.

  • 6.

    De instelling heeft geen winstoogmerk.

Artikel 9

Personeelsformatie

 

Onverminderd het bepaalde in artikel 14, vierde lid, wordt de subsidiabele

personeelsformatie van de instelling vastgesteld door de minister, indien

subsidiëring uitdrukkelijk, aldan niet mede, is gebaseerd op de kosten van personeel.

Artikel 10

Categorieën van subsidies

 

Subsidies worden, hetzij als jaarlijkse subsidie, hetzij als incidentele subsidie,

verleend ter dekking van personeelskosten, huisvestingskosten, administratiekosten of

kosten van activiteiten, onder gehele of gedeeltelijke aftrek van structurele inkomsten

van de instelling.

Artikel 11

Aanvragen van een jaarlijkse subsidie

 

De aanvraag van een jaarlijkse subsidie wordt voor 1 maart van het jaar voorafgaande

aan het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft, schriftelijk ingediend bij

de minister.

Artikel 12

Aanvragen van een incidentele subsidie

 

De aanvraag van een incidentele subsidie wordt ten minste twee maanden voor de

aanvang van de activiteit waarvoor de subsidie wordt gevraagd, schriftelijk ingediend

bij de minister.

Artikel 13
  • Bij de aanvraag over te leggen stukken

  • 1.

    Bij de aanvraag voor toekenning van een jaarlijkse subsidie worden

    overgelegd:

    • a.

      een jaarprogramma en een begroting voor het desbetreffende jaar;

    • b.

      een overzicht van de activiteiten die de instelling voomemens is in de

    komende jaren te ondernemen, alsmede van de inzet van personele en materiële

    middelen, een en ander voor zover deze verschillen van die in het voorafgaande jaar;

    • c.

      de gegevens die nodig zijn voor de berekening van de subsidie; en

    • d.

      een opgave van de met het voorgaande samenhangende wensen metbetrekking tot de subsidie.

  • 2.

    Bij de aanvraag voor toekenning van een incidentele subsidie worden

    overgelegd:

    • a.

      een begroting;

    • b.

      een opgave van het doel en de opzet van de activiteit waarvoor de subsidie

    wordt gevraagd; en

    • c.

      de gegevens die nodig zijn voor de berekening van de subsidie.

  • 3.

    Een instelling toont desgevraagd ten genoege van de minister aan dat

    zij aan de eisen voldoet om voor subsidiëring in aanmerking te komen.

Artikel 14
  • Beslissing

  • 1.

    De minister beslist binnen twee maanden na ontvangst op de aanvraag

    voor toekenning van een subsidie, indien althans op dat tijdstip 

    de begroting voor het desbetreffende jaar is vastgesteld.

  • 2.

    In andere gevallen beslist de minister op een aanvraag voor

    toekenning van een subsidie binnen twee maanden na vaststelling van de

    desbetreffende begroting.

  • 3.

    De minister kan de in het eerste en tweede lid bedoelde termijn bij

    gemotiveerd besluit met ten hoogste twee maanden verlengen. Het stelt de instelling

    hiervan voor de afloop van de in het eerste lid bedoelde termijn schriftelijk in kennis.

  • 4.

    De minister kan aan de toekenning van een subsidie voorschriften

    verbinden.

Artikel 15
  • Bevoorschotting

  • 1.

    De minister stelt een subsidie in de regel bij wijze van voorschot

    betaalbaar.

  • 2.

    Hij bepaalt de hoogte van het voorschot en de termijnen waarin dit betaalbaar

    wordt gesteld. Als regel wordt hierbij gehanteerd dat het voorschot wordt uitbetaald

    tot maximaal 90% van de toegekende subsidie. Ingeval van een jaarlijkse subsidie

    wordt het voorschot in 12 maandelijkse termijnen betaalbaar gesteld, tenzij de

    instelling op basis van een liquiditeitsbegroting kan aantonen dat een ander

    betalingsschema moet worden gevolgd. In dit geval kan de minister van devoorschotregels afwijken.

Artikel 16
  • Rapportage bij jaarlijkse subsidiëring

  • 1.

    De instelling waaraan een jaarlijkse subsidie is toegekend, legt voor 1 maart

    van het jaar volgende op het kalenderjaar waarvoor de subsidie is verleend, aan de minister over een cijfermatig onderbouwd overzicht waarin in hoofdlijnen is aangegeven welke activiteiten door de instelling zijn uitgevoerd en in hoeverre het doel waarvoor de subsidie is verleend is bereikt.

  • 2.

    Zij legt voor 1 juni van het jaar volgend op het kalenderjaar waarvoor de

    subsidie is verleend aan de minister een jaarverslag en een financieel verslag over.

  • 3.

    De instelling waarvoor de totale jaarlijkse subsidie gelijk is aan of meer

    bedraagt dan NAf 25.000,00, legt tevens een onvoorwaardelijk goedkeurende

    verklaring van een Certified Public Accountant of een registeraccountant met

    betrekking tot de bij of krachtens deze verordening of de desbetreffende

    deelverordening gestelde eisen, dan wel aan de subsidie verbonden voorschriften

    over.

Artikel 17

Rapportage bij incidentele subsidiëring

 

De instelling waaraan een incidentele subsidie is toegekend, legt binnen drie maanden

na afloop van de activiteit waarvoor de subsidie is verleend, aan de minister

een cijfermatig onderbouwd verslag van de door de instelling ondernomen activiteit

en de wijze van besteding van de subsidie over.

Artikel 18
  • Afrekening

  • 1.

    De minister stelt de subsidie definitief vast binnen vier maanden na de

    ontvangst van de in artikel 16, tweede lid, of artikel 17 bedoelde bescheiden.

  • 2.

    De minister kan de in het eerste lid bedoelde termijn bij gemotiveerd

    besluit met ten hoogste twee maanden verlengen. Het stelt de instelling hiervan voor

    de afloop van de in het eerste lid bedoelde termijn in kennis.

  • 3.

    Indien de instelling het jaarprogramma niet of in onvoldoende mate heeft

    gerealiseerd of de aan de subsidie verbonden voorschriften niet of niet volledig is

    nagekomen, kan de

    minister de subsidie definitief vaststellen op een lager dan

    het aanvankelijk toegekende bedrag dan wel het besluit tot subsidieverlening

    intrekken.

  • 4.

    Op het verminderen van de aanvankelijk toegekende subsidie en de intrekking

    van een besluit tot subsidieverlening is artikel 22, tweede en vierde lid, van

    overeenkomstige toepassing.

  • 5.

    Indien de definitief vastgestelde subsidie afwijkt van hetgeen bij voorschot

    betaalbaar is gesteld, wordt het verschil binnen een maand na de definitieve

    vaststelling vereffend.

Artikel 19
  • Eigen vermogen en reserves

  • 1.

    De minister brengt bij de toekenning of de afrekening van een subsidie

    het vermogen van de instelling en de door de instelling gevormde financiële reserves

    op de subsidie in mindering, voor zover de som van het vermogen en de financiële

    reserves meer bedraagt dan 25% van de exploitatie-uitgaven in het jaar waarop de

    subsidie betrekking heeft.

  • 2.

    De minister kan overschrijding van het in het eerste lid genoemde

    maximum toestaan. Het kan aan zijn besluit voorschriften en beperkingen verbinden.

  • 3.

    De minister doet van een besluit als bedoeld in het tweede lid

    mededeling aan de Staten.

Artikel 20
  • Inlichtingen

  • 1.

    De instelling die een aanvraag voor toekenning van een subsidie heeft

    ingediend of waaraan een subsidie is toegekend, verstrekt aan de minister en de door hem aangewezen ambtenaren op het eerste verzoek onverwijld alle

    inlichtingen die nodig kunnen zijn voor een verantwoorde beoordeling van de

    aanvraag van een subsidie of van de door de instelling uitgevoerde activiteiten en de

    aan de subsidie gegeven bestemming.

  • 2.

    De instelling werkt tevens mee aan door of vanwege de minister

    ingestelde onderzoeken, die zijn gericht op het verkrijgen van gegevens ten behoeve

    van het beleid van de regering.

  • 3.

    Zo nodig geeft de instelling daartoe inzage in haar boeken en administratie op

    de plaats en wijze als verzocht en verschaft zij de minister dan wel de door hem aangewezen ambtenaren te allen tijde toegang tot alle ruimten welke onder

    haar beheer staan, voor wat woningen betreft evenwel slechts voor zover de instelling

    daartoe is gerechtigd.

Artikel 21
  • Beheer en administratie

  • 1.

    De administratie van een instelling is zodanig ingericht en wordt zodanig

    bijgehouden, dat zij te allen tijde een getrouw en inzichtelijk beeld geeft van de

    ondenomen activiteiten en de financiële positie van de instelling.

  • 2.

    Alle inkomsten en uitgaven van de instelling moeten aannemelijk zijn en uit

    de kasstukken moet de aard van de geleverde goederen en diensten blijken.

  • 3.

    Het boekjaar van de instelling is gelijk aan het kalenderjaar.

  • 4.

    De instelling draagt zorg voor een overzichtelijke administratie van de

    gegevens die nodig zijn om vast te stellen of de instelling voldoet aan de voor haar

    geldende eisen en om de subsidie te kunnen berekenen.

Artikel 22
  • Beëindiging subsidiëring

  • 1.

    De minister trekt een besluit tot subsidieverlening in, indien blijkt dat:

    • a.

      de instelling niet of niet meer voldoet aan de bij of krachtens deze verordening

      of de betreffende deelverordening gestelde vereisten om voor subsidiëring in

      aanmerking te komen, behoudens voor zover daarvan ontheffing is verleend;

    • b.

      de instelling opzettelijk of anderszins verwijtbaar onjuiste of onvolledige

      gegevens heeft verstrekt, die, indien zij bekend waren geweest toen op de aanvraag

      voor toekenning van een subsidie werd beslist, zouden hebben geleid totweigering van de gevraagde subsidie dan wel tot een lagere subsidie;

    • c.

      het financieel beheer of de administratie van de instelling niet aan

      redelijkerwijs  te stellen eisen voldoet en de instelling nalaat de door of namensde minister ter zake gegeven aanwijzingen stipt na te komen;

    • d.

      de instelling wordt opgeheven of haar doelstelling wordt gewijzigd dan wel

      de uit de doelstelling voortvloeiende activiteiten worden ingekrompen, tenzij de minister daarvoor schriftelijk toestemming heeft verleend.

  • 2.

    Alvorens een besluit tot subsidieverlening in te trekken stelt de minister de instelling in de gelegenheid door of namens de minister te worden

    gehoord.

  • 3.

    Een besluit tot subsidieverlening vervalt van rechtswege, zodra de instelling in

    staat van faillissement wordt verklaard.

  • 4.

    De minister geeft de instelling bij aangetekende brief kennis van het

    intrekken of vervallen van een besluit tot subsidieverlening.

Artikel 23

Meldingsplicht

 

Een instelling geeft van elke omstandigheid die kan leiden tot het intrekken van een

subsidie of die het vervallen van een subsidie tot gevolg heeft onverwijld schriftelijk

kennis aan de minister.

Artikel 24
  • Gevolgen van subsidiebeëindiging

  • 1 .

    Indien een besluit tot subsidieverlening ingevolge artikel 18, derde lid, of 22 is

    ingetrokken of vervallen, is de instelling waaraan krachtens deze verordening een

    subsidie dan wel een of meer voorschotten is uitbetaald, aan Sint Maarten een doorde minister te bepalen vergoeding verschuldigd.

  • 2.

    Bij het bepalen van de hoogte van deze vergoeding wordt rekening gehouden

    met het totaalbedrag van de aan de instelling verleende subsidie, het aantal jaren

    gedurende welke subsidie is verleend, de verhouding tussen de subsidie en de overige

    inkomsten van de instelling en de eventuele wijziging in de waarde van

    vermogensbestanddelen sinds zij zijn verworven.

  • 3.

    De vergoeding wordt voldaan binnen de door de minister aangegeven

    termijn en op de daarbij aangegeven wijze.

Artikel 25
  • Rechtsbescherming

  • 1.

    Tegen beschikkingen krachtens deze verordening of een deelverordening kan

    de instelling een bezwaarschrift indienen bij de minister.

  • 2.

    Onder beschikking wordt verstaan een schriftelijke beslissing van de minister, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling die niet van

    algemene strekking is.

  • 3.

    Met een beschikking wordt een weigering om een beschikking te nemen gelijk

    gesteld. Wanneer een in deze verordening of een deelverordening gestelde termijn

    voor het geven van een beschikking is verstreken, zonder dat een beschikking is

    gegeven, geldt zulks als het weigeren van het geven van een beschikking.

  • 4.

    Het bezwaarschrift wordt ingediend binnen zes weken na de dagtekening van

    de beschikking of van de kennisgeving daarvan, dan wel binnen zes weken na de

    datum waarop de beschikking geldt als geweigerd.

  • 5.

    De minister beslist binnen twee maanden op het bezwaarschrift, nadat

    de instelling is gehoord of in de gelegenheid is gesteld geweest zich te laten horen.

  • 6.

    Het bezwaarschrift heeft geen schorsende werking.

Artikel 26
  • Overgangsbepalingen

  • 1.

    [vervallen]

  • 2.

    [vervallen]

  • 3.

    [vervallen]

Artikel 27

Intrekking

 

[vervallen]

Artikel 28

Inwerkingtreding

 

[regelt de inwerkingtreding]

Artikel 29

Citeertitel

 

Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening.