Organisatie | Kerkrade |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Bezoldigingsregeling gemeente Kerkrade |
Citeertitel | Bezoldigingsregeling gemeente Kerkrade |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze verordening vervangt de Bezoldigingsregeling gemeente Kerkrade 2000
Ambtenarenwet, artikel 125
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-02-2012 | 01-01-2020 | nieuwe regeling | 20-03-2012 Huisnet 05-04-2012 | 11n00750 en 12n00142 |
Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:
de ambtenaar in de zin van artikel 1:1 lid 1 onder a van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling (CAR);
het salaris, als bedoeld in artikel 3:1, tweede lid onder b van de CAR:
het uurloon als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder 0 van de CAR;
de schaal als bedoeld in artikel 3:1, tweede lid onder a van de CAR, opgenomen in de bijlage II A van die regeling;
het hoogste bedrag van een salarisschaal;
de bezoldiging als bedoeld in artikel 3:1, tweede lid onder c van de CAR;
de betrekking als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder b van de CAR;
de vertaling van de gevonden rangorde naar salarisschalen;
de volledige betrekking als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder k van de CAR;
het overwerk als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder l van de CAR;
de salarisschaal, welke -via de conversie- gevonden is met toepassing van de Regeling functiewaardering gemeente Kerkrade 2002;
de naast lagere schaal, voorafgaande aan de functieschaal;
de naast hogere schaal, volgende op de functieschaal;
Wanneer het salaris of een toelage moet worden berekend over een gedeelte van een maand, wordt het bedrag per dag vastgesteld door het maandbedrag te delen door het aantal kalenderdagen van die maand.
Artikel 4 Onvolledige betrekking
Het salaris van een ambtenaar met een onvolledige betrekking wordt vastgesteld op een evenredig deel van het salaris dat voor hem zou gelden bij een volledige betrekking.
De salarissen van de ambtenaren waarvan het salaris niet bij of krachtens de wet is geregeld, worden vastgesteld op de bedragen volgens de salarisschalen zoals opgenomen in bijlage II A van de CAR.
De bezoldiging van de voor de ambtenaar geldende salarisschaal wordt bepaald met inachtneming van de geformaliseerde resultaten van een functiewaarderingsonderzoek en aan de hand van de vastgestelde conversie, met dien verstande dat:
a. voor toekenning van de functieschaal er sprake moet zijn van voldoende functioneren en voldoende taakrijpheid in de functie;
b. indien niet aan een van de onder a genoemde criteria wordt voldaan vindt, gedurende een periode van ten hoogste één jaar, toekenning van de aanloopschaal plaats; in bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders deze termijn verlengen;
c. toekenning van de uitloopschaal plaatsvindt, indien wordt voldaan aan de voorwaarden, zoals gesteld in artikel 10, leden 2 tot en met 5 van deze regeling; in zeer uitzonderlijke situaties kan toekenning van de uitloopschaal plaatsvinden indien is gebleken dat het niet mogelijk is een ambtenaar aan te trekken in de functieschaal en bovendien is vastgesteld dat de ambtenaar bij de vervulling van de functie een bepaalde meerwaarde heeft ten opzichte van de gestelde functie-eisen.
Artikel 7 Periodieke verhoging van het salaris
Aan de ambtenaar als bedoeld onder 1, die het maximumsalaris van de voor hem geldende salarisschaal nog niet heeft bereikt, worden de periodieke verhogingen toegekend voor de eerste maal met ingang van de eerste dag van de maand waarin zijn aanstelling een jaar is verstreken en nadien telkens na een jaar.
Artikel 8 Extra periodieke verhoging van het salaris
Aan de ambtenaar, bedoeld in artikel 7, lid 1, die het maximumsalaris van de voor hem geldende salarisschaal nog niet heeft bereikt, kan een extra periodieke salarisverhoging tot een in de salarisschaal genoemd bedrag, niet uitgaande boven het maximumsalaris, worden toegekend indien op grond van een geformaliseerde personeelsbeoordeling blijkt, dat er sprake is van een zeer goede of uitstekende vervulling van de betrekking.
Aan de bevordering vanuit de functieschaal naar de uitloopschaal alsmede aan het toekennen van de uitloopperiodieken dient telkenmale een geformaliseerde personeelsbeoordeling ten grondslag te liggen; deze beoordeling richt zich op de volledige inhoud van de organiek vastgelegde functie. De beoordeling dient in haar geheel, zowel in kwalitatief als in kwantitatief opzicht, als "goed" gekwalificeerd te zijn.
Artikel 11 Salaris bij bevordering naar hogere schaal
Voor de ambtenaar die wordt bevorderd vanuit het maximum schaalbedrag, wordt het salaris in de nieuwe schaal vastgesteld op het eerst hogere bedrag in die schaal, met dien verstande, dat het verschil tussen het nieuwe salaris en het oude salaris tenminste 75% dient te bedragen van het verschil tussen het bedrag dat de ambtenaar laatstelijk heeft genoten en het naast lagere bedrag in de oude schaal.
Hoofdstuk III Instrumenten van flexibele beloning
De ambtenaar die tijdelijk - op basis van vrijwilligheid dan wel op grond van artikel 15:1:10 UWO - een andere betrekking vervult, ontvangt, indien voor deze betrekking een hogere schaal geldt dan voor zijn betrekking, een tijdelijke functietoelage. Deze functietoelage wordt berekend overeenkomstig het bepaalde in artikel 3:1:2, lid 2 UWO. Onder het vervullen van een andere betrekking wordt voor de toepassing van dit artikel mede verstaan het tijdelijk vervullen van een betrekking buiten de organisatie van de gemeente Kerkrade.
Hoofdstuk IV Overige toelagen en vergoedingen
voor de ambtenaar die wordt bezoldigd in schaal 7 of hoger van bijlage II A behorende bij de CAR, bestaat aanspraak op een vergoeding wegens waarneming indien een waarneming tenminste zes aaneengesloten weken heeft geduurd, in welk geval de waarnemingstoelage met terugwerkende kracht vanaf de eerste dag wordt uitbetaald;
indien de waarneming van een betrekking aan meerdere ambtenaren wordt opgedragen, ontvangen deze gezamenlijk over de tijd van de waarneming een vergoeding, die gelijk is aan het bedrag, dat de hoogst gesalarieerde ambtenaar van de groep aan vergoeding zou hebben ontvangen, indien hij alleen met de waarneming belast zou zijn geweest. De verdeling van het bedrag van de vergoeding geschiedt pondsponds-gewijs naar verhouding van het salaris, dat door ieder van de ambtenaren, belastt met de waarneming, wordt genoten.
Artikel 21 Verschuivingsvergoeding
Een verschuivingsvergoeding wordt toegekend indien wordt voldaan aan het gestelde in artikel 3:4 CAR en artikel 3:4:1 UWO.
Artikel 22 Ambtsjubileumgratificatie
voor de berekening van de ambtsjubileumgratificatie wordt onder bezoldiging verstaan, de bezoldiging als bedoeld in artikel 3:1, lid 2 CAR, vermeerderd met de vakantietoelage, berekend op de voet van artikel 6:3 CAR en het voor de maand van uitbetaling van de grafiticatie geldende percentage van de eindejaarsuitkering, als bedoeld in artikel 3:6 CAR;
Aan de ambtenaar, die wordt ontslagen op grond van de artikelen 8:2, 8:3, 8:4 - voor zover het niet mogelijk is gebleken de ambtenaar andere arbeid op te dragen - 8:11 CAR en vanwege volledige gebruikmaking van het KeuzePensioen op grond van de vigerende pensioenregeling, wordt een uitkering toegekend ten bedrage van de bezoldiging over één maand. Onder bezoldiging wordt hier verstaan de bezoldiging als bedoeld in artikel 3:1:1 UWO, vermeerderd met de vakantietoelage, berekend op de voet van artikel 6:3 CAR en het voor de maand van uitbetaling van de uitkering geldende percentage van de eindejaarsuitkering, als bedoeld in artikel 3:6 CAR.
Aan de ambtenaar, die wordt ontslagen op voet van het bepaalde in artikel 8:3 CAR wordt geen ontslaguitkering als bedoeld in lid 1 toegekend, indien bij c.q. als gevolg van de reorganisatie een nieuwe c.q. bestaand, privaat- of publiekrechtelijke rechtspersoon in het leven wordt geroepen waarbij de betrokken ambtenaar met ingang van de datum van het ontslag in dienst kan treden.
Artikel 24 Toelage onregelmatige dienst
De toelage als bedoeld in het eerste lid bedraagt per gewerkt uur een percentage van het voor de ambtenaar geldende salaris per uur en wel:
a. 20% voor de uren op maandag tot en met vrijdag tussen 06.00 en 08.00 en tussen 18.00 en 22.00 uur;
b. 40% voor de uren op zaterdag tussen 06.00 en 22.00 uur;
c. 40% voor de uren op maandag tot en met zaterdag tussen 00.00 en 06.00 uur en tussen 22.00 en 24.00 uur;
d. 65% voor de uren op zondag en op de feestdagen genoemd in artikel 4:2:1, derde en vierde lid UWO;
met dien verstande dat de genoemde percentages worden berekend over ten hoogste het salaris per uur over het maximumbedrag van schaal 6 van bijlage II A, behorende bij de CAR.
Artikel 25 Toelage bereikbaarheids-en beschikbaarheidsdienst
Aan de ambtenaar die buiten de werktijdenregeling als bedoeld in artikel 4:1 en 4:2 CAR ingevolge een schriftelijke aanwijzing van de sectordirecteur zich regelmatig of vrij regelmatig bereikbaar en beschikbaar moeten houden teneinde bij oproep arbeid te gaan verrichten als bedoeld in artikel 15:1:10 tweede lid onder c UWO, wprdt een toelage toegekend.
De toelage als bedoeld in het eerste lid bedraagt per uur van de bereikbaarheid en beschikbaarheid een percentage van het salaris per uur en wel:
a. 5% voor de uren op maandag tot en met vrijdag tussen 00.00 en 07.00 uur;
b. 10% voor de uren op maandag tot en met vrijdag tussen 18.00 en 24.00 uur;
c. 6% voor de uren op zaterdag tussen 00.00 en 09.00 uur;
d. 12% voor de uren op zaterdag tussen 9.00 en 24.00 uur;
e. 7,5% voor de uren op zondag tussen 00.00 en 09.00 uur;
f. 15% voor de uren op zondag tussen 09.00 en 24.00 uur;
met dien verstande dat de genoemde percentages over ten hoogste het maximumbedrag van schaal 5 van bijlage II A, behorende bij de CAR, worden berekend.
Aan de ambtenaar wiens bezoldiging als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van een toelage, als bedoeld in de artikelen 24 en 25 een blijvende verlaging ondergaat, wordt een aflopende toelage toegekend, indien:
a. die blijvende verlaging ten minste 3% bedraagt van de som van het salaris en de toelagen, als bedoeld in de artikelen 24 en 25 en
b. de ambtenaar de toelage - als bedoeld in de artikelen 24 en 25 - direct voorafgaande aan het tijdstip van vorenbedoelde beëindiging of vermindering ervan, gedurende ten minste twee jaren zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten.
In afwijking van het eerste lid wordt aan de ambtenaar van 55 jaar of ouder wiens bezoldiging als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van een toelage - als bedoeld in de artikelen 24 en 25 - een blijvende verlaging ondergaat, een blijvende toelage toegekend, indien de ambtenaar de toelage - als bedoeld in de artikelen 24 en 25 - dorect voorafgaande aan het tijdstip van vorendbedoelde beëindiging of vermindering ervan gedurende ten minste 10 jaren zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten.
De in het eerste lid bedoelde aflopende toelage gaat, wanneer de ambtenaar de leeftijd van 55 jaar bereikt en hij onmiddellijk voor de aanvang van die toelage gedurende tenminste 10 jaren zonder wezenlijke onderbreking een toelage - als bedoeld in de artikelen 24 en 25 - heeft genoten, over in een blijvende toelage als bedoeld in het vorige lid.
Voor de aflopende toelage als bedoeld in artikel 26 geldt als berekeningsbasis het bedrag dat wordt verkregen door het bedrag, dat de ambtenaar over de 12 kalendermaanden, onmiddellijk voorafgaand aan de datum, waarop de in artikel 26 bedoelde blijvende verlaging van zijn bezoldiging intreedt, gemiddeld per maand aan toelage onregelmatige dienst heeft genoten, te verminderen met het bedrag, dat hij daarna in totaal per maand gaat genieten aan toelage onregelmatige dienst en aan verhoging van het salaris, anders dan die wegens algemene salarisverhogingen.
De uitkeringsperiode voor de aflopende toelage is gelijk aan het, naar boven op een maand afgeronde één vierde gedeelte van de tijd, gedurende welke de ambtenaar, onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van de in artikel 26 bedoelde blijvende verlaging van de bezoldiging en toelage wegens onregelmatige dienst zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten. Aan de uitkeringsperiode voor de aflopende toelage is een maximum verbonden van drie jaren.
De uitkeringsperiode voor de aflopende toelage wordt in drie gelijke delen gesplitst, waarbij - te beginnen met het eerste deel - afronding naar boven op een hele maand plaatsvindt, met dien verstande, dat hierdoor de ingevolge het vorige lid vastgestelde totale duur van de uitkeringsperiode van de toelage niet mag worden overschreden. Gedurende deze drie deelperioden bedraagt de toelage achtereenvolgens 75%, 50% en 25% van de voor de desbetreffende maand(en) van toepassing zijnde berekeningsbasis.
De in artikel 26 bedoelde aflopende toelage vangt aan op de dag, waarop de blijvende inkomstenvermindering ingevolge artikel 26 intreedt. Wijzigingen van de aflopende toelage, voortvloeiende uit mutaties, gaan in op de eerste dag van de maand, volgende op die waarin die mutaties hebben plaatsgevonden.
Ingeval van een algemene salariswijziging wordt voor de toepassing van dit artikel rekening gehouden met een fictieve wijziging van het in het eerste lid bedoelde bedrag, van het door de ambtenaar gemiddeld per maand genoten bedrag aan toelage onregelmatige dienst, alsmede van de in artikel 26, eerste lid onder a bedoelde som, zulks tot het percentage van deze algemene wijziging of tot een bedrag naar rato indien de salariswijziging niet of niet volledig in percenten plaatsvindt.
In geval binnen één jaar na de ingangsdatum van een aflopende toelage aanspraak ontstaat op een nieuwe aflopende toelage, geldt voor laatstbedoelde toelage in zoverre een afwijkende berekeningsbasis, dat hiervoor in lid 1 van dit artikel, in plaats van de zinsnede "over de 12 kalendermaanden, onmiddellijk voorafgaande aan de datum, waarop de in artikel 26 bedoelde blijvende verlaging van zijn bezoldiging intreedt" wordt gelezen "over de periode, liggende tussen de aanvangsdatum van de reeds bestaande aflopende toelage en de eerste dag van de maand, waarin een inkomensvermindering intreedt in de zin van artikel 26, eerste lid welke aanspraak geeft op een nieuwe aflopende toelage."
De blijvende toelage bedraagt 100% van de berekeningsbasis welke voor de desbetreffende maand(en) van toepassing is. Bij overgang van de aflopende toelage in een blijvende toelage, als bedoeld in artikel 26, derde lid, blijft laatstgenoemde toelage echter bepaald op het percentage van de berekeningsgrondslag dat voor de berekening van de aflopende toelage ingevolge het bepaalde in artikel 27, derde lid laatstelijk van toepassing was.
Aldus vastgesteld door het college van de gemeente Kerkrade in zijn vergadering van 20 maart 2012.
De burgemeester, de secretaris,
J.J.M. Som mr. C.M. Kuikman
Deze bezoldigingsverordening is een geactualiseerde versie van de oude algemene bezoldigingsverordening uit 1982. De actualisering van de bezoldigingsverordening behelst niet alleen technische aanpassingen (aanpassingen aan nieuwe regelgeving) en modernere begrippen, maar ook meer beleidsrijke wijzigingen. Bovendien zijn omwille van de overzichtelijkheid in deze bezoldigingsverordening een aantal onderwerpen opgenomen, welke voorheen in diverse andere regelingen en aanvullende bepalingen waren opgenomen.
In de plaats van een aantal vroegpensioenvarianten, zoals FLO (afgeschaft), pré-VUT en FPU (aflopende regelingen) is sedert 1 januari 2006 een nieuwe mogelijkheid om eerder te stoppen met werken in de pensioenregeling opgenomen: het KeuzePensioen. Het KeuzePensioen laat de ambtenaar de keuze om tussen zijn 60e en 70e met levenslang ouderdomspensioen te gaan. Deze wijziging heeft geleid tot een wijziging van artikel 22 en 23 van de Bezoldingingsregeling.
Sinds de Wet dualisering gemeentebestuur worden verordeningen door de Raad vastgesteld. Omdat het college het bevoegd gezag is tot het vaststellen van rechtspositionele regelingen, wordt niet meer gesproken van Bezoldingsverordening, maar van Bezoldigingsregeling.
Een aantal artikelverwijzingen naar de CAR-UWO die in de loop der jaren verouderd zijn, is aangepast. Bovendien zijn de gratificatiebedragen van € 907,56 (individuele gratificatie) en € 158,82 (groepsgratificatie) op een veelvoud van € 10 naar boven bijgesteld in € 910 respectievelijk € 160.
De basis voor de bezoldiging is de functiewaardering. Toekenning van de functieschaal vindt plaats bij voldoende functioneren en voldoende taakrijpheid. Het voldoende functioneren moet blijken uit een geformaliseerde personeelsbeoordeling. Bij de taakrijpheid komen aspecten aan de orde zoals, het voldoen aan de functie-eisen, het beschikken over de nodige ervaring en het beheersen van alle functie-onderdelen.
Dit betekent, dat bij degenen die niet aan deze criteria voldoen, in de regel gedurende een periode van één jaar, inpassing in de aanloopschaal plaatsvindt; welke termijn in bijzondere gevallen kan worden verlengd.
Toekenning van de uitloopschaal vindt primair plaats indien wordt voldaan aan de criteria, gesteld in de Regeling toekenning uitloopschaal.
Bovendien kan toekenning van de uitloopschaal om wervingstechnische redenen plaatsvinden; in dit geval moet er wel sprake zijn van een bepaalde meerwaarde van de betreffende medewerker ten opzichte van de gestelde functie-eisen.
Artikel 7 regelt het toekennen van de jaarlijkse periodieke verhogingen; de data 1 januari en 1 juli zijn hierbij niet meer aan de orde.
Artikel 8 regelt het toekennen van een extra periodieke verhoging op basis van een geformaliseerde personeelsbeoordeling bij zeer goede of uitstekende vervulling van de betrekking.
Op grond van artikel 9 kan een periodieke verhoging worden onthouden indien op basis van een geformaliseerde personeelsbeoordeling blijkt, dat er sprake is van onvoldoende functioneren.
Lid 1 van dit artikel geeft aan wanneer bevordering vanuit de aanloopschaal naar de functieschaal mogelijk is.
Lid 2 regelt de bevordering vanuit de functieschaal naar de uitloopschaal, alsmede het toekennen van de periodieke verhogingen in de uitloopschaal.
Dit artikel handelt over de inpassing bij bevorderingen.
Lid 1 geeft de inpassing bij bevorderingen weer, indien het maximum salaris van de oude schaal nog niet is bereikt.
Lid 2 handelt over de inpassing vanuit het maximum salaris; in dit geval wordt een minimale vooruitgang gegarandeerd van tenminste 75% van het verschil tussen het laatstelijk genoten salaris en het naast lagere schaalbedrag in de oude schaal. Dit kan leiden tot toekenning van een extra periodieke verhoging.
Dit artikel regelt het toekennen van een individuele gratificatie.
Op grond van dit artikel wordt het mogelijk groepsgratificaties toe te kennen.
In het geval iemand gedurende tenminste een jaar uitstekend functioneert kan een tijdelijke persoonlijke toelage worden toegekend van 3 % gedurende maximaal een jaar. Hierbij is niet van belang of iemand bezoldigd wordt volgens de functie- dan wel de uitloopschaal.
Deze functietoelage is primair bedoeld ter stimulering van de mobiliteit, zowel intern als extern. Bovendien kan deze toelage worden toegepast in het geval iemand tijdelijk een andere functie - al dan niet in combinatie met de eigen functie - vervult. De tijdelijke toelage wordt berekend overeenkomstig de waarnemingstoelage.
Indien blijkt, dat het om wervingstechnische reden niet mogelijk is een vacature in te vullen biedt dit artikel de mogelijkheid tot het toekennen van een toelage bovenop het reguliere salaris. In principe wordt deze toelage toegekend voor een periode van maximaal drie jaar; verlenging van deze termijn is mogelijk. Deze toelage kan ook worden gebruikt als instrument om medewerkers met een duidelijke meerwaarde voor de organisatie te behouden, dit uiteraard afgezet tegen de krapte op de arbeidsmarkt.
Dit artikel regelt, dat bij beëindiging van de instrumenten van flexibele beloning geen afbouwregeling wordt toegepast.
In de artikelen 19 t/m 25 worden respectievelijk geregeld: de waarnemingstoelage, de overwerkvergoeding, de verschuivingsvergoeding, de ambtsjubileumgratificatie, de ontslaguitkering, de toelage wegens onregelmatige dienst en de toelage voor bereikbaarheids- en beschikbaarheidsdiensten.
Deze toelagen/vergoedingen hebben - met uitzondering van de ontslaguitkering - een grondslag in de CAR/UWO.
De ontslaguitkering wordt toegekend, bij ontslag wegens: ouderdomspensioen, reorganisatie, arbeidsongeschiktheid, pré-vut, FPU en volledige gebruikmaking van Keuzepensioen op grond van de vigerende pensioenregeling. De ontslaguitkering wordt niet wordt toegekend bij een reorganisatie-ontslag, onmiddellijk gevolgd door een indiensttreding bij een privaatrechtelijke dan wel publiekrechtelijke werkgever.
In artikel 25 wordt de afbouwtoelage voor het wegvallen of verminderen van de toelage onregelmatige dienst en de toelage bereikbaarheids- en beschikbaarheidsdienst geregeld. Er is voor gekozen om bij deze toelagen een afbouw toe te kennen, omdat deze toelagen sterk zijn gerelateerd aan de uitoefening van bepaalde functies en het wegvallen of verminderen van deze toelagen de betreffende ambtenaar onevenredig veel schade berokkent (ervan uitgaand, dat het buiten zijn toedoen gebeurt). Veelal is er sprake van een stapsgewijze afbouw in drie jaar: het eerste jaar 75%, het tweede jaar 50% en het derde jaar 25%.