Organisatie | Nijmegen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Monumentenverordening 2012 |
Citeertitel | Monumentenverordening 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
Geen
Monumentenwet 1988, Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-02-2012 | 28-05-2021 | Onbekend | 01-02-2012 GB 2012/030 | Rvs 2/2012 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
Verschijningsvorm van een begrensd gebied, in zijn stedenbouwkundige en architectonische samenhang, zoals deze wordt gevormd door groepen van zaken, hieronder begrepen bomen, boomgroepen, tuinen, plantsoenen, parken, wegen, straten, pleinen en bruggen, vaarten, sloten en andere wateren, die met één of meer tot de groep behorende rijksmonumenten of gemeentelijk beschermde monumenten een beeld vormen, dat van algemeen belang is wegens de schoonheid, het eigen karakter van het geheel, de onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel vanwege de wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde.
3.gemeentelijkmonumentenregisterNijmegen
Register waarin zijn opgenomen:
Criteria, zoals opgenomen in de bijlage van deze verordening, op basis waarvan objecten kunnen worden geselecteerd die in aanmerking komen om overeenkomstig de bepalingen van deze verordening aangewezen te worden als gemeentelijk monument, bouwhistorie monument of als identiteitsbepalend object.
Onroerende monumenten die zijn ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers.
Onroerende monumenten die overeenkomstig de bepalingen van deze verordening zijn aangewezen als bouwhistorie monumenten en die zijn opgenomen in het gemeentelijke monumentenregister Nijmegen. De bescherming betreft de bouwhistorische waarde of indicatieve bouwhistorische waarde zoals vermeld in de redengevende omschrijving.
Stadsbeelden (ook wel gemeentelijk stads- of dorpsgezicht) die overeenkomstig de bepalingen van deze verordening zijn aangewezen als beschermde stadsbeelden en waarvan een kaart met daarop aangegeven de begrenzing van het te beschermen gebied is opgenomen in het gemeentelijk monumentenregister Nijmegen.
9.beschermde stadsbeeldobjecten
Bouwwerken die overeenkomstig de bepalingen van deze verordening zijn aangewezen als beschermd stadsbeeldobject en die zijn opgenomen in het gemeentelijk monumentenregister Nijmegen. Het betreft bouwwerken
Onroerende objecten die overeenkomstig de bepalingen van deze verordening zijn aangewezen als identiteitsbepalende objecten en die zijn opgenomen in het gemeentelijk monumentenregister Nijmegen. De bescherming betreft de identiteitsbepalende waarden die van belang zijn op het niveau van de buurt, de wijk of de stad, zoals omschreven in de typering.
Onroerende monumenten die eigendom zijn van een kerkgenootschap, een zelfstandig onderdeel daarvan, een lichaam waarin kerkgenootschappen zijn verenigd, of van ander genootschap op geestelijke grondslag en die uitsluitend of voor een overwegend deel worden gebruikt voor het gezamenlijk belijden van de godsdienst of levensovertuiging.
Document dat onderdeel moet uitmaken van besluiten tot aanwijzing van gemeentelijke monumenten en bouwhistorie monumenten waarin zijn opgenomen:
Document dat onderdeel moet uitmaken van besluiten tot aanwijzing van identiteitsbepalende objecten waarin zijn opgenomen:
Boekwerk dat onderdeel uitmaakt van besluiten tot aanwijzing van stadsbeelden en waarin een beschrijving en waardering van het beschermde stadsbeeld, van de stadsbeeldobjecten en van de stadsbeeldbepalende elementen zijn opgenomen.
15.eigenaren en zakelijk gerechtigden
Degenen die in de kadastrale legger als eigenaren en zakelijk gerechtigden van een beschermd gemeentelijk monument, beschermd bouwhistorie monument of beschermd identiteitsbepalend object zijn ingeschreven.
De op basis van artikel 15 Monumentenwet 1988 ingestelde commissie met als taak het college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over onder meer de toepassing van de Monumentenwet 1988, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en deze verordening.
In schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouw-, verbouwings- en gebruiksgeschiedenis en bouwhistorische kwaliteit van een monument (pand, object, bouwwerk) in de vorm van een bouwhistorische inventarisatie, een bouwhistorische verkenning, een bouwhistorische opname of een bouwhistorische ontleding, uitgevoerd overeenkomstig de Richtlijnen bouwhistorisch onderzoek.
Bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, of artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Artikel 2 | Het gebruik van het monument
Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met de bestemming en de gebruiksmogelijkheden van het monument.
Hoofdstuk 2 De bescherming van gemeentelijke monumenten en bouwhistorie monumenten
Paragraaf 1 De aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument of bouwhistorie monument
Artikel 3 | De aanwijzing als gemeentelijk monument of bouwhistorie monument
Van een voorstel als bedoeld in het tweede lid wordt schriftelijk mededeling gedaan aan de eigenaar, aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan, aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers en, indien om aanwijzing is verzocht, aan de verzoeker. Het voorstel als bedoeld in het tweede lid wordt gedurende zes weken ter inzage gelegd.
Belanghebbenden kunnen gedurende de termijn van terinzagelegging bij het college naar keuze schriftelijk of mondeling hun zienswijze over het voorstel, als bedoeld in het tweede lid, naar voren brengen. Op schriftelijk naar voren gebrachte zienswijzen zijn de artikelen 6:9 en 6:10 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing. Van hetgeen mondeling naar voren is gebracht wordt een verslag gemaakt.
Het college deelt een besluit van de raad tot aanwijzing als gemeentelijk monument of bouwhistorie monument, tegelijkertijd met of zo spoedig mogelijk na verzenddatum, mee aan de verzoeker, aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan en aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers. Van het besluit of de zakelijke inhoud ervan wordt kennis gegeven in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze.
Artikel 4 | Het intrekken van de aanwijzing
Het college kan aan de raad een voorstel doen de aanwijzing in te trekken van panden die (mede) op basis van het criterium ‘bouwhistorische verwachting’ zijn aangewezen als bouwhistorie monument, wanneer is aangetoond dat geen of onvoldoende bouwhistorische waarden aanwezig zijn om de aanwijzing als bouwhistorie monument op basis van de bouwhistorische selectiecriteria te handhaven. Een dergelijk voorstel doet het college op basis van bouwhistorisch onderzoek van die delen van het pand waarvoor in de inventarisatie ‘indicatieve of verwachte bouwhistorische waarde’ is aangegeven.
Van een besluit als bedoeld in het derde lid wordt, tegelijkertijd met of zo spoedig mogelijk na de bekendmaking, schriftelijk mededeling gedaan aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan, aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers en, indien om intrekking van de aanwijzing is verzocht, aan de verzoeker.Tevens wordt van het besluit, als bedoeld in het derde lid, of van de zakelijke inhoud ervan kennis gegeven in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze. Indien alleen van de zakelijke inhoud wordt kennisgegeven, wordt het besluit tegelijkertijd ter inzage gelegd. In de kennisgeving wordt vermeld waar en wanneer het besluit ter inzage ligt.
Artikel 5 | Toepasselijkheid van de paragraaf
De bepalingen van deze paragraaf zijn van toepassing op beschermde gemeentelijke monumenten en bouwhistorie monumenten als bedoeld in artikel 3, eerste lid. Voor de toepassing van deze bepalingen worden met beschermde gemeentelijke monumenten en bouwhistorie monumenten gelijkgesteld monumenten ten aanzien waarvan het college een voorstel als bedoeld in artikel 3, tweede lid, ter inzage heeft gelegd met dien verstande dat de toepasselijkheid van deze bepaling eindigt wanneer de termijn van zesentwintig weken als bedoeld in artikel 3, achtste lid, is verstreken.
De bepalingen van deze paragraaf zijn niet van toepassing op beschermde monumenten ten aanzien waarvan de minister belast met monumentenzorg ingevolge artikel 3, vierde lid van de Monumentenwet 1988 advies heeft gevraagd over zijn voornemen tot aanwijzing als beschermd rijksmonument, als bedoeld in het eerste lid van dat artikel, totdat onherroepelijk vaststaat dat inschrijving in het register als bedoeld in artikel 6, eerste lid van de Monumentenwet 1988 niet zal plaatsvinden.
Hoofdstuk 3 De bescherming van stadsbeelden en stadsbeeldobjecten
Paragraaf 1 De aanwijzing als beschermd stadsbeeld en stadsbeeldobject
Artikel 7 | De aanwijzing als stadsbeeld en stadsbeeldobject
Belanghebbenden kunnen gedurende de termijn van terinzagelegging bij het college naar keuze schriftelijk of mondeling hun zienswijze over het voorstel, als bedoeld in het tweede lid, naar voren brengen. Op schriftelijk naar voren gebrachte zienswijzen zijn de artikelen 6:9 en 6:10 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing. Van hetgeen mondeling naar voren is gebracht wordt een verslag gemaakt.
Het college maakt een besluit van de raad, als bedoeld in het eerste lid, bekend door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze. Indien alleen van de zakelijke inhoud wordt kennisgegeven,wordt het besluit tegelijkertijd ter inzage gelegd. In de kennisgeving wordt vermeld waar en wanneer het besluit ter inzage ligt.
Artikel 8 | Het intrekken van de aanwijzing
Het college maakt een besluit van de raad, als bedoeld in het tweede lid, bekend door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze. Indien alleen van de zakelijke inhoud wordt kennisgegeven,wordt het besluit tegelijkertijd ter inzage gelegd. In de kennisgeving wordt vermeld waar en wanneer het besluit ter inzage ligt.
Artikel 9 | Toepasselijkheid van deze paragraaf
De bepalingen van deze paragraaf zijn van toepassing op beschermde stadsbeelden en beschermde stadsbeeldobjecten, als bedoeld in artikel 7, eerste lid.
Hoofdstuk 4 De bescherming van identiteitsbepalende objecten
Paragraaf 1 De aanwijzing als beschermd identiteitsbepalend object
Artikel 12 | De aanwijzing als identiteitsbepalend object
Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt, tegelijkertijd met of zo spoedig mogelijk na de bekendmaking, schriftelijk mededeling gedaan aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan, aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers en, indien om aanwijzing is verzocht, aan de verzoeker. Tevens wordt van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan kennis gegeven in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze en wordt een afschrift gezonden aan de raad.
Identiteitsbepalende objecten die na aanwijzing als beschermd identiteitsbepalend object worden aangewezen als gemeentelijk monument of bouwhistorie monument als bedoeld in artikel 3 van deze verordening of worden aangewezen als beschermd stadsbeeldobject als bedoeld in artikel 7 van deze verordening worden geacht niet meer aangewezen te zijn als beschermd identiteitsbepalend object.
Artikel 13 | Het intrekken van de aanwijzing
Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt, tegelijkertijd met of zo spoedig mogelijk na de bekendmaking, schriftelijk mededeling gedaan aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan, aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers en, indien om intrekking van de aanwijzing is verzocht, aan de verzoeker. Tevens wordt van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan kennis gegeven in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze en wordt een afschrift gezonden aan de raad. Indien alleen van de zakelijke inhoud wordt kennisgegeven, wordt het besluit tegelijkertijd ter inzage gelegd. In de kennisgeving wordt vermeld waar en wanneer het besluit ter inzage ligt.
Artikel 14 | Toepasselijkheid van deze paragraaf
De bepalingen van deze paragraaf zijn niet van toepassing op beschermde identiteitsbepalende objecten, ten aanzien waarvan de minister belast met de monumentenzorg ingevolge artikel 3, vierde lid van de Monumentenwet 1988 advies heeft gevraagd over zijn voornemen tot aanwijzing als beschermd rijksmonument, als bedoeld in het eerste lid van dat artikel, totdat onherroepelijk vaststaat dat inschrijving in het register als bedoeld in artikel 6, eerste lid van de Monumentenwet 1988 niet zal plaatsvinden.
De bepalingen van deze paragraaf zijn niet van toepassing op beschermde identiteitsbepalende objecten, ten aanzien waarvan het college een voorstel heeft gedaan als bedoeld in artikel 3, tweede lid, tot onherroepelijk vaststaat dat aanwijzing als gemeentelijk monument of bouwhistorie monument niet zal plaatsvinden.
Hoofdstuk 5 Het gemeentelijk monumentenregister Nijmegen
Artikel 16 | Het gemeentelijk monumentenregister Nijmegen
Met betrekking tot gemeentelijke monumenten en bouwhistorie monumenten, die (mede) op basis van het selectiecriterium ‘bouwhistorische verwachting’ zijn aangewezen als gemeentelijk beschermd monument, is het college bevoegd de redengevende beschrijving van de onderdelen die betrekking hebben op de ‘bouwhistorische verwachting’ te wijzigen als onderzoek aantoont dat de te beschermen bouwhistorische waarden zijn gewijzigd. Zij doen de eigenaren een afschrift van de gewijzigde beschrijving toekomen.
Het college is bevoegd ambtshalve of op verzoek van belanghebbenden in het gemeentelijk monumentenregister Nijmegen wijzigingen aan te brengen van administratieve aard. Indien de wijziging naar het oordeel van het college van ondergeschikte betekenis is of indien de wijziging betreft het doorhalen van de inschrijving van een beschermd gemeentelijk monument, bouwhistorie monument, stadsbeeldobject of identiteitsbepalend object dat is tenietgegaan, blijft de toepassing van het bepaalde in artikel 4, 8 en 13 achterwege.
Artikel 17 | Kennisgeving van het register
Van het gemeentelijk monumentenregister Nijmegen wordt een afschrift van de inhoudsopgave ter kennisneming gezonden aan de minister belast met monumentenzorg, aan Gedeputeerde Staten, aan de raad, aan de Commissie Beeldkwaliteit en aan de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Deze instanties worden tevens op de hoogte gesteld van wijzigingen in het register.
Hoofdstuk 6 Vergunning voor restauratie, wijziging, sloop of verwijdering
Een aanvraag voor vergunning als bedoeld in artikel 6, tweede lid betreffende een monument dat is aangewezen als beschermd bouwhistorie monument (mede) op basis van het selectiecriterium ‘bouwhistorische verwachting’ dient altijd vergezeld te gaan van een bouwhistorische verkenning van de onderdelen van het pand die bij de wijziging betrokken zijn.
Artikel 19 | De schriftelijke aanvraag
Een aanvraag als bedoeld in artikel 4.2 van het Besluit omgevingsrecht en de daarbij te overleggen gegevens en bescheiden worden in drievoud ingediend.
Artikel 20 | Intrekken van de vergunning
Artikel 21 | Kerkelijke monumenten
Het bevoegd gezag verleent met betrekking tot een kerkelijk monument geen vergunning dan in overeenstemming met de eigenaar, indien en voor zover het betreft een vergunning, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstoefening in dat monument in het geding zijn.
Hoofdstuk 7 Overige bepalingen
1.Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van:
a de weigering van het bevoegd gezag een vergunning tot wijziging, sloop of verwijdering van een gemeentelijk monument, van een bouwhistorie monument, van een stadsbeeldobject of van een identiteitsbepalend object te verlenen of
b voorschriften door het bevoegd gezag verbonden aan een vergunning tot wijziging, sloop of verwijdering van een gemeentelijk monument, van een bouwhistorie monument, van een stadsbeeldobject of van een identiteitsbepalend object;
schade lijdt of zal lijden die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent het bevoegd gezag hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
2.Voor de behandeling van verzoeken als bedoeld in het eerste lid zijn de bepalingen van de Regeling procedure planschadevergoeding van overeenkomstige toepassing.
Degene die handelt in strijd met artikel 6, artikel 10, artikel 11 en artikel 15 van deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.
Artikel 25 | Opsporing strafbare feiten
De opsporing van de in artikel 24 strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door het bevoegd gezag met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.
Zo dikwijls de zorg voor de naleving van deze verordening dit vereist, wordt hierbij de machtiging verstrekt al dan niet besloten ruimten en plaatsen, met uitzondering van woningen, desnoods tegen de wil van de rechthebbende, bewoner of gebruiker, te betreden, aan hen die en voor zover zij door het bevoegd gezag zijn belast met het toezicht op de naleving van deze verordening.
Hoofdstuk 8 Slot- en overgangsbepalingen
De op grond van de ingevolge het tweede lid vervallen verordening geregistreerde beschermde gemeentelijke monumenten, bouwhistorie monumenten, beschermde stadsbeelden en stadsbeeldobjecten en identiteitsbepalende objecten worden geacht aangewezen te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.
De op grond van de Monumentenverordening 2007, vastgesteld bij besluit van de raad van 31oktober 2007, geregistreerde beschermde gemeentelijke monumenten, beschermde stadsbeelden en stadsbeeldobjecten en identiteitsbepalende objecten worden geacht aangewezen te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.
De beschermde gemeentelijke monumenten, geregistreerd op de monumentenlijst en de beschermde stadsbeelden en stadsbeeldobjecten, geregistreerd op de lijst beschermde stadsbeelden en de identiteitsbepalende objecten, geregistreerd op de monumentenlijst van de Monumentenverordening 2007, worden geacht geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.
Deze verordening wordt aangehaald als: Monumentenverordening 2012.
Selectiecriteria voor aanwijzing van gemeentelijke monumenten en bouwhistorie monumenten
Selectiecriteria voor aanwijzing van identiteitsbepalende objecten
(bijlage van Monumentenverordening 2012)
Selectiecriteria voor aanwijzing van gemeentelijke monumenten en bouwhistorie monumenten
De onderstaande selectiecriteria zijn gericht op het algemeen belang van de gemeente Nijmegen en dienen dus te worden toegepast op het niveau van de stad, de buurt of de wijk.
Hieronder zijn begrepen de geïncorporeerde dorpskernen en de buitengebieden. Voor gemeentelijke monumenten kunnen elk van de vier criteria grondslag bieden voor bescherming. Voor bouwhistorie monumenten zijn de bouwhistorische of stedenbouwkundige criteria relevant.
Het object is een goed voorbeeld van een bepaalde stijl of bouwtrant – al dan niet met plaatselijke variaties - en van belang vanwege zijn esthetische kwaliteiten.
Het object is van bijzonder belang voor het oeuvre van een bouwmeester, architect, interieur-, tuin- of stedenbouwkundig ontwerper dan wel een beeldend kunstenaar.
Het object is van belang als goed voorbeeld van een functionele of typologische ontwikkeling.
Het object is van belang vanwege het bijzondere materiaalgebruik, detaillering, kleurgebruik of de ornamentiek.
Het object is van belang vanwege de bijzondere samenhang tussen exterieur en interieur(onderdelen), of vanwege bepaalde interieuronderdelen.
Bijzonder belang van het object voor de geschiedenis van de architectuur, bouwhistorie of bouwtechniek.
Het object als zodanig dient karakteristiek te zijn voor een bepaalde periode, een bepaalde architect of een bepaalde functie. De toegepaste detaillering of nog aanwezige interieuronderdelen of aspecten van bouwtechniek kunnen in belangrijke mate bijdragen aan de monumentwaardigheid van het object.
Het object is van belang vanwege de aanwezige bouw- en verbouwingssporen.
Het object is van belang vanwege het bijzondere materiaal (gebruik)
Het object is van belang vanwege een bijzondere constructie(wijze), bouwwijze of bouwtechniek
Het object is van belang vanwege de (historische) (gegroeide) structuur.
Het object is van belang als wetenschappelijke bron.
Het object is van belang vanwege de verwachting dat het aan een of meer van bovenstaande bouwhistorische criteria voldoet. Deze verwachting dient gebaseerd te zijn op een bouwhistorische inventarisatie c.q.verkenning.
Het object en zijn bouw-, verbouwings- en gebruiksgeschiedenis dient een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van de kennis over de bouwgeschiedenis, bouwtechniek en historische ontwikkeling van Nijmegen. Aspecten als bouwmassa, gevels, constructie, structuur, materiaalgebruik en bouwtechniek alsmede de (interieur)afwerking, inclusief (sporen van) wijzigingen en toevoegingen kunnen hiervoor relevante informatie opleveren.
Het object is beeldbepalend onderdeel van een belangrijk stedenbouwkundig of landschappelijk concept.
Het object is onderdeel van een historisch gegroeid stedelijk of landschappelijk samenhangend gebied en speelt daarin een beeldbepalende rol of is van belang voor de historische stadsstructuur.
Het object is van bijzondere betekenis vanwege de wijze van verkaveling of terrein.
Het object heeft een ensemblewaarde in relatie met de omringende bebouwing of met park/tuin, groenvoorzieningen, wegen, wateren of bodemgesteldheid.
Het object is van bijzondere betekenis voor het gezicht van een streek, stad, dorp of wijk.
Het object in zijn omgeving dient karakteristiek te zijn voor de ruimtelijke en structurele ontwikkeling van de stad Nijmegen met daarin vervat de materialisatie van het leefklimaat of het geestelijk leven in deze stad en de daarin opgenomen en tot stadswijk uitgegroeide oude dorpskernen.
Het object is van belang als bijzondere uitdrukking van een geografische, landschappelijke of bestuurlijke ontwikkeling.
Het object is van belang vanwege een plaatselijk, regionaal of landelijk historisch gegeven, zoals bekende bewoners, beroepen, bijzondere activiteiten of gebeurtenissen.
Het object is van belang vanwege de bestemming die verbonden is met bijvoorbeeld een sociaalhistorische, economische, technische of religieuze ontwikkeling.
Het object in zijn geschiedenis omvat de aspecten van plaats, tijd en functie die ervoor zorgen dat het object een bijzondere plaats in de cultuurhistorie van Nijmegen heeft gekregen. Hieronder vallen onder meer landgoederen en boerderijen ter herinnering aan de landelijke situatie van voorheen, maar ook technische gebouwen zoals gemalen, alsmede andere gebouwen die in de stedelijke geschiedenis een rol hebben gespeeld, waaronder de gebouwen verbonden met de stichting van de Katholieke Universiteit in 1923.
Naast de vier bovenstaande intrinsieke criteria worden de criteria gaafheid en zeldzaamheid meegewogen, die een verbijzondering zijn van de eerstgenoemde vier criteria.
Gaafheid / Ongeschonden de tijd getrotseerd
Het object is van belang in relatie tot de structurele of visuele gaafheid van de stedelijke, dorpse of landschappelijke omgeving.
Het object is van belang vanwege de architectonische kwaliteit van de samenstellende onderdelen (hoofd- en bijgebouwen, hekwerken en tuinaanleg e.d.).
Het object heeft een meerwaarde vanwege de architectonische gaafheid van de detaillering van ex- of interieur.
Een object dat ongeschonden de tijd getrotseerd heeft, verdient een hogere monumentwaardigheid dan vergelijkbare objecten. Het is daarbij wel van belang om mee te wegen dat gaafheid zowel ‘oorspronkelijk’ als ‘procesmatig’ kan zijn: dat wil zeggen, gaaf vanaf de bouwtijd of een gaaf voorbeeld van een kenmerkende ontwikkeling (woonhuis met latere pui).
Zelfzaamheid / Spaarzaam bewaard gebleven
Het object is van belang vanwege architectuurhistorische, bouwhistorische, stedenbouwkundige, typologische of functionele zeldzaamheid, eventueel verbonden met een bijzondere ouderdom. Dit belang kan, na vergelijking met andere vergelijkbare overgebleven objecten, van nationaal, regionaal of lokaal belang zijn.
Voor de waardering van spaarzaam bewaard gebleven objecten is de grootte van het vergelijkingsgebied maatgevend; een stadhuis is lokaal, een gerechtsgebouw is regionaal en een archeologisch museum is nationaal een zeldzaamheid. In deze afweging dient ook meegenomen te worden, dat naarmate er sprake is van grotere zeldzaamheid de gaafheid minder zwaar weegt en omgekeerd.
(bijlage bij de Monumentenverordening 2012)
Selectiecriteria voor aanwijzing van identiteitsbepalende objecten
De onderstaande selectiecriteria zijn gericht op het algemeen belang van de gemeente Nijmegen en dienen dus te worden toegepast op het niveau van de stad, de buurt of de wijk. Hieronder zijn begrepen de geïncorporeerde dorpskernen en de buitengebieden.
Het object is een voorbeeld van een (plaatselijke) bouwtrant.
Het object is van belang als voorbeeld van een functionele of typologische ontwikkeling.
Het object is van belang vanwege het materiaalgebruik, detaillering, kleurgebruik of de ornamentiek.
Het belang van het object voor de geschiedenis van de architectuur, bouwhistorie of bouwtechniek.
Het object als zodanig dient karakteristiek te zijn voor Nijmegen.
Het object is beeldbepalend onderdeel van een stedenbouwkundige of landschappelijke aanleg.
Het object is een beeldondersteunend onderdeel van een historisch gegroeid stedelijk of landschappelijk samenhangend gebied.
Het object is van betekenis vanwege de wijze van verkaveling of inrichting.
Het object heeft een ensemblewaarde in relatie met de omringende bebouwing of met park/tuin, groenvoorzieningen, wegen, wateren of bodemgesteldheid.
Het object is van betekenis voor het gezicht van de stad, de wijk, de buurt of de straat.
Het object in zijn omgeving dient karakteristiek te zijn voor de ruimtelijke en structurele ontwikkeling en samenhang van Nijmegen.
Het object is van belang als uitdrukking van een geografische, landschappelijke of bestuurlijke ontwikkeling.
Het object is van belang vanwege een plaatselijk, regionaal of landelijk historisch gegeven, zoals bekende bewoners, beroepen, bijzondere activiteiten of gebeurtenissen.
Het object is van belang vanwege de bestemming die verbonden is met bijvoorbeeld een sociaalhistorische, economische, technische, agrarische of religieuze ontwikkeling.
Het object in de Nijmeegse geschiedenis omvat de aspecten van plaats, tijd en functie die ervoor zorgen dat het object een plaats in de cultuurhistorie van Nijmegen heeft gekregen.