Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Sint Maarten

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN houdende vaststelling van nadere regels omtrent de doorzichtigheid van ruiten van motorrijtuigen, zoals bepaald in artikel 62, onder j, van de Wegenverkeersverordening

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSint Maarten
OrganisatietypeKoninkrijksdeel
Officiële naam regelingLANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN houdende vaststelling van nadere regels omtrent de doorzichtigheid van ruiten van motorrijtuigen, zoals bepaald in artikel 62, onder j, van de Wegenverkeersverordening
CiteertitelOnbekend
Vastgesteld doorregering
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wegenverkeersverordening

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-10-2010geconsolideerde tekst

21-02-2013

AB 2013, GT no. 103

Onbekend
07-02-2002onbekend

22-01-2002

AB 2002, no. 3

onbekend
01-04-2001nieuwe regeling

16-01-2001

AB 2001, no. 4

Tekst van de regeling

Intitulé

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN houdende vaststelling van nadere regels omtrent de doorzichtigheid van ruiten van motorrijtuigen, zoals bepaald in artikel 62, onder j, van de Wegenverkeersverordening

 

 

Artikel 1 definitie

Onder lichtdoorlatendheid wordt verstaan: de hoeveelheid licht, uitgedrukt in een percentage, die door de ruit van een motorrijtuig heen schijnt ten opzichte van de totale hoeveelheid licht die van buiten op de autoruit valt.

Artikel 2 norm lichtdoorlatendheid

  • 1.

    Ruiten van een motorrijtuig zijn goed doorzichtig, indien de lichtdoorlatendheid gelijk is aan of groter dan:

    • a.

      70% voor de voorruit en de zijruiten voor of naast de bestuurder;

    • b.

      40% voor de achterruit of de zijruiten achter de bestuurder.

  • 2.

    In afwijking van het gestelde in het eerste lid, onder a, mag een strook van maximaal 15 centimeter boven aan de voorruit, gerekend van vanaf de bovenkant van de voorruit, een lichtdoorlatendheid hebben van minder dan 70%.

  • 3.

    In afwijking van het gestelde in het eerste lid, onder b, mogen de achterruit of de zijruiten achter de bestuurder, een lichtdoorlatendheid hebben van minder dan 40%, indien het motorrijtuig is voorzien van een spiegel, met behulp waarvan de bestuurder van zijn zitplaats het rechts achter hem liggende weggedeelte kan overzien.

Artikel 3 meetapparatuur

De lichtdoorlatendheid wordt bepaald aan de hand van door de Minister van Toerisme, Economische Zaken, Verkeer en Telecommunicatie goedgekeurde, bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, aangewezen apparatuur, die deugdelijk is voor het meten van de lichtdoorlatendheid.

Artikel 4 inwerkingtreding

[regelt de inwerkingtreding]