Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Sint Maarten

LANDSVERORDENING Uitvoeringsorgaan Sociale en Ziektekosten Verzekeringen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSint Maarten
OrganisatietypeKoninkrijksdeel
Officiële naam regelingLANDSVERORDENING Uitvoeringsorgaan Sociale en Ziektekosten Verzekeringen
CiteertitelLandsverordening Uitvoeringsorgaan Sociale en Ziektekosten Verzekeringen
Vastgesteld doorregering en Staten gezamenlijk
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Artikel 3, onder a, e en j, en artikel 23 van de Landsverordening Uitvoeringsorgaan Sociale en Ziektekosten Verzekeringen traden in werking op het tijdstip dat de Staatsregeling van Sint Maarten (AB 2010 GT no. 11) in werking trad (10-10-10). Zie AB. 2010, 59. 

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-10-2010geconsolideerde tekst (GT)

21-02-2013

AB 2013, GT no. 69

Onbekend
05-10-2010nieuwe regeling

04-10-2010

AB 2010, no. 59

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

LANDSVERORDENING Uitvoeringsorgaan Sociale en Ziektekosten Verzekeringen

 

 

HOOFDSTUK I Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    uitvoeringsorgaan: het Uitvoeringsorgaan Sociale en Ziektekosten Verzekeringen, bedoeld in artikel 2;

  • b.

    directeur: de Directeur van het Uitvoeringsorgaan, bedoeld in artikel 6, eerste lid;

  • c.

    adjunct directeur: de Adjunct directeur van het Uitvoeringsorgaan, bedoeld in artikel 6, eerste lid;

  • d.

    raad: de Raad van Toezicht, bedoeld in artikel 9;

  • e.

    minister: de Minister van Volksgezondheid, Sociale Ontwikkeling en Arbeid.

HOOFDSTUK 2 Organisatie, taken en bevoegdheden

Artikel 2
  • 1.

    Er is een Uitvoeringsorgaan Sociale en Ziektekosten Verzekeringen.

  • 2.

    Het uitvoeringsorgaan is een zelfstandig bestuursorgaan.

  • 3.

    Het uitvoeringsorgaan heeft rechtspersoonlijkheid en is zelfstandig wat betreft haar interne organisatie, het beheer van haar middelen en het behartigen van haar belangen.

  • 4.

    Het uitvoeringsorgaan is gevestigd in Sint Maarten.

Artikel 3

Het uitvoeringsorgaan heeft, voor zover niet bij of krachtens landsverordening anders is bepaald, de navolgende taken:

  • a.

    de uitvoering van sociale of ziektekostenverzekeringen of verzekeringen met een overwegend sociaal karakter, voor zover die bij of krachtens landsverordening aan haar zal worden opgedragen;

  • b.

    het adviseren van de minister ten aanzien van beleidskaders betreffende sociale en ziektekosten verzekeringen;

  • c.

    het implementeren en uitvoeren van door de ministervastgestelde beleidskaders betreffende sociale en ziektekosten verzekeringen;

  • d.

    het adviseren van de minister ten aanzien van de landelijke wet- en regelgeving ter zake van sociale en ziektekosten verzekeringen;

  • e.

    het verrichten van bij of krachtens landsverordening opgedragen uitvoerende werkzaamheden op het gebied van sociale en ziektekosten verzekeringen;

  • f.

    het, voor zover nodig op instructie van de minister, behartigen van de Sint Maartense belangen ter zake van sociale en ziektekosten verzekeringen in Koninkrijks-, regionaal en internationaal verband;

  • g.

    het adviseren van de minister en desgevraagd andere leden van de ministerraad, ter zake van de onder a tot en met f genoemde aangelegenheden;

  • h.

    het desgevraagd adviseren dan wel verrichten van diensten ten behoeve van overheidsdiensten en derden over aangelegenheden ter zake van sociale en ziektekosten verzekeringen;

  • i.

    het verrichten van andere door de minister opgedragen werkzaamheden;

  • j.

    het verrichten van andere bij of krachtens landsverordening opgedragen werkzaamheden.

Artikel 4
  • 1.

    Het uitvoeringsorgaan ziet met betrekking tot de uitoefening van zijn taken en bevoegdheden toe op:

    • a.

      een tijdige voorbereiding en uitvoering;

    • b.

      de kwaliteit van de daarbij gebruikte procedures;

    • c.

      de zorgvuldige behandeling van personen en instellingen die met hem in aanraking komen;

    • d.

      de zorgvuldige behandeling van bewaarschriften en klachten die worden ontvangen.

  • 2.

    Het uitvoeringsorgaan treft voorzieningen, waardoor personen en instellingen, die met hem in aanraking komen, in de gelegenheid zijn voorstellen tot verbeteringen van werkwijzen en procedures te doen.

Artikel 5
  • 1.

    De directeur en de medewerkers van het uitvoeringsorgaan verlenen de raad alle medewerking, daaronder begrepen de toegang tot alle kantoren van het uitvoeringsorgaan en verschaffen de raad binnen een door deze gestelde termijn alle gevraagde inlichtingen die deze voor de uitvoering van zijn werkzaamheden behoeft.

  • 2.

    De voorzitter en de leden van de raad, de directeur en alle leden van het personeel zijn verplicht tot geheimhouding van al hetgeen zij in hun hoedanigheid vernemen, voor zover mededeling daarvan niet bij of krachtens landsverordening is voorgeschreven.

  • 3.

    De directeur is bevoegd aan overheidsorganen mededeling te doen van de door deze in het belang van de uitvoering van hun taak gevraagde, in het bezit van het uitvoeringsorgaan zijnde, gegevens betreffende personen die verzekerd zijn ingevolge een dergelijke verzekering verzekeringsplichtig zijn.

  • 4.

    Het Uitvoeringsorgaan draagt zorg voor de nodige technische en organisatorische voorzieningen ter beveiliging van zijn gegevens tegen verlies of aantasting en tegen onbevoegde kennisneming, wijziging en verstrekking van die gegevens.

HOOFDSTUK 3 De directeur

Artikel 6
  • 1.

    Het uitvoeringsorgaan staat onder leiding van een directeur en bij diens afwezigheid of verhindering van de adjunct directeur.

  • 2.

    De directeur vertegenwoordigt het uitvoeringsorgaan in en buiten rechte.

  • 3.

    De directeur en adjunct directeur worden op de voordracht van de Raad van Toezicht bij landsbesluit benoemd, geschorst en ontslagen.

  • 4.

    De arbeidsvoorwaarden van de directeur worden neergelegd in een arbeidsreglement dat door de minister, op advies van de raad, wordt vastgesteld.

  • 5.

    De directeur stelt een directiereglement vast, gehoord de raad, waarin regels met betrekking tot het te volgen intern – en extern beleid zijn neergelegd die bij diens afwezigheid of verhindering worden gevolgd door diens plaatsvervanger.

  • 6.

    Indien de directeur en adjunct directeur langer dan één week beide gelijktijdig wegens afwezigheid of verhindering hun werkzaamheden niet kunnen verrichten, wijst de raad een persoon aan om tijdelijk de functie van directeur waar te nemen.

Artikel 7
  • 1.

    De directeur is bevoegd personeel op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht in dienst te nemen, te schorsen en te ontslaan.

  • 2.

    De arbeidsvoorwaarden van het personeel worden neergelegd in een arbeidsreglement dat door de directeur, gehoord de raad en na goedkeuring door de minister, wordt vastgesteld.

  • 3.

    In plaats van in een arbeidsreglement als bedoeld in het tweede lid kunnen de arbeidsvoorwaarden ook worden neergelegd in een collectieve arbeidsovereenkomst, die door de directeur, gehoord de raad en na goedkeuring door de minister, wordt aangegaan.

Artikel 8

De directeur kan bij de uitvoering van de taken genoemd in artikel 3 een beroep doen op andere overheidsdiensten, instanties en externe adviseurs.

HOOFDSTUK 4 Raad van Toezicht

§ 1. Samenstelling

Artikel 9
  • 1.

    Er is een Raad van Toezicht.

  • 2.

    De raad bestaat uit zeven leden. Twee van de leden worden benoemd uit werknemerskring, twee uit werkgeverskring en drie, waaronder de voorzitter, uit andere maatschappelijke kringen dan die van werknemers en werkgevers.

  • 3.

    De leden van de raad worden op de voordracht van de raad bij landsbesluit benoemd, geschorst en ontslagen.

  • 4.

    De leden kiezen een voorzitter en plaatsvervangend voorzitter uit hun midden. Van deze keuze wordt mededeling gedaan aan de minister.

  • 5.

    De leden van de raad worden benoemd voor een zittingstermijn van drie jaren

  • 6.

    Een lid kan eenmaal worden herbenoemd voor een termijn van ten hoogste drie jaren.

  • 7.

    De raad stelt een schema op van aftreden van de leden zodanig dat elk jaar een van de leden aftreedt.

  • 8.

    Bij vervanging van een lid anders dan na ommekomst van de reguliere zittingstermijn, volgt het nieuwe lid de zittingstermijn van het vervangen lid en treedt derhalve af op het tijdtip dat de zittingstermijn van het vervangen lid zou eindigen.

  • 9.

    De leden van de raad hebben zitting in de raad op persoonlijke titel en oefenen hun functie uit zonder last of ruggespraak.

Artikel 10

De raad is zodanig samengesteld dat daarin verenigd zijn kennis en ervaring op het gebied van de sociale en ziektekosten verzekeringen, economie, recht, gezondheid en medische wetenschappen, accountancy alsmede van de Sint Maartense samenleving.

Artikel 11
  • 1.

    Tot lid van de raad kunnen slechts worden benoemd ingezetenen van Sint Maarten die van onbesproken gedrag zijn. Of een persoon van onbesproken gedrag is, wordt beoordeeld aan de hand van de justitiële inlichtingen die worden verkregen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Landsverordening, houdende bepalingen betreffende justitiële documentatie en verklaringen omtrent het gedrag.

  • 2.

    Het lidmaatschap van de raad is onverenigbaar met:

    • a.

      het lidmaatschap van de Staten;

    • b.

      de functie van minister of staatssecretaris;

    • c.

      [vervallen]

    • d.

      [vervallen]

    • e.

      het lidmaatschap van de Raad van Advies;

    • f.

      het lidmaatschap van de Algemene Rekenkamer;

    • g.

      het lidmaatschap van de Sociaal-Economische Raad;

    • h.

      degenen die bij het uitvoeringsorgaan in dienstbetrekking zijn;

    • i.

      zij die deel uitmaken van een college van beroep dat te oordelen heeft over geschillen tussen de uitvoeringsorganisatie en werkgevers en (of) verzekerden anderzijds;

    • j.

      overheidsdienaar of medewerker van een bedrijf werkzaam op het terrein van de sociale en ziektekosten verzekeringen;

    • k.

      personen die zodanige belangen vertegenwoordigen dat een belangenconflict niet is uitgesloten, waardoor strijd zou kunnen ontstaan met de juiste uitoefening van hun taak als leden van de raad.

  • 3.

    Bij de aanvaarding van een van de in het tweede lid genoemde functies of lidmaatschappen eindigt het lidmaatschap van de raad van rechtswege.

Artikel 12
  • 1.

    De leden van de raad worden ontslagen:

    • a.

      op eigen verzoek;

    • b.

      op verzoek van de raad;

    • c.

      wanneer deze bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf is veroordeeld dan wel hem bij een zodanige uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;

    • d.

      wanneer deze bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, surséance van betaling heeft verkregen of is gegijzeld;

    • e.

      indien deze wegens ziekte of gebreken blijvend ongeschikt geworden is zijn functie te vervullen;

    • f.

      wegens ongeschiktheid, onbekwaamheid of andere zwaarwegende gronden.

  • 2.

    Een lid kan worden geschorst wanneer een ernstig vermoeden is gerezen dat een van de redenen, bedoeld in het eerste lid, aanwezig zijn.

  • 3.

    Alvorens tot schorsing of ontslag wordt overgegaan, wordt het betrokken lid door de minister gehoord, althans daartoe behoorlijk opgeroepen.

  • 4.

    In een vacature wordt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes maanden voorzien.

  • 5.

    Zolang in een vacature niet is voorzien, wordt de raad gevormd door de overblijvende leden van de raad, die tezamen de bevoegdheden van de volledige raad uitoefenen.

Artikel 13
  • 1.

    Indien alle leden van de raad gelijktijdig zijn geschorst, wordt binnen veertien dagen en voor de duur van ten hoogste zes maanden bij landsbesluit een waarnemer benoemd.

  • 2.

    De waarnemer, bedoeld in het eerste lid, oefent alle taken en bevoegdheden van de raad uit.

Artikel 14
  • 1.

    De vergoeding van de leden van de raad wordt vastgesteld bij landsbesluit.

  • 2.

    De kosten verbonden aan de werkzaamheden van de raad komen ten laste van de begroting van het uitvoeringsorgaan.

§ 2. Taakstelling en werkwijze

Artikel 15
  • 1.

    De raad oefent toezicht uit op de algemene gang van zaken bij het uitvoeringsorgaan en ziet toe op het beheer van de fondsen en de eigendommen van het uitvoeringsorgaan alsmede op de aan het uitvoeringsorgaan toevertrouwde middelen.

  • 2.

    De raad is bevoegd aan de minister en aan de directeur adviezen te geven met betrekking tot zaken het uitvoeringsorgaan betreffende.

  • 3.

    De minister kan de raad adviezen vragen omtrent zaken, de sociale en ziektekosten verzekeringen in het algemeen of het uitvoeringsorgaan in het bijzonder rakende.

  • 4.

    De raad vergadert ten minst eenmaal per kwartaal en voorts zo dikwijls als de voorzitter of vier leden van de raad of de minister zulks wenselijk acht.

  • 5.

    In de vergaderingen van de raad brengt de directeur desgevraagd verslag uit over de ontwikkelingen op het gebied van de sociale en ziektekosten verzekeringen in Sint Maarten en over het door de directeur gevoerde beleid, bestuur en beheer.

  • 6.

    De raad is voor de uitvoering van zijn taak verantwoording verschuldigd aan de minister. Jaarlijks maakt de raad vóór 1 juli een rapport op van de verrichte werkzaamheden. De minister zendt dit rapport ter kennisneming aan de Staten.

Artikel 16

De raad stelt een reglement op betreffende zijn werkwijze. Het reglement behoeft de goedkeuring van de minister.

HOOFDSTUK 5 Verantwoording en controle

Artikel 17

Het personeel dat werkzaam is ten behoeve van het uitvoeringsorgaan staat onder het gezag van het uitvoeringsorgaan en legt over werkzaamheden uitsluitend daaraan verantwoording af.

Artikel 18
  • 1.

    De directeur is verantwoording verschuldigd en rekenplichtig aan de minister.

  • 2.

    De directeur is belast met het beheer van de financiële middelen en de eigendommen van het uitvoeringsorgaan. Hij is ter zake bevoegd tot daden van beschikking.

Artikel 19
  • 1.

    De minister gaat jaarlijks met de directeur een prestatiecontract aan waarin de kwantitatieve, kwalitatieve en financiële normen en doelstellingen zijn opgenomen.

  • 2.

    De jaarlijkse begroting stelt het uitvoeringsorgaan in staat aan het in het eerste lid bedoelde prestatiecontract te voldoen.

  • 3.

    Het prestatiecontract treedt niet eerder in werking dan na goedkeuring van de begroting waarin met het prestatiecontract rekening is gehouden. Het prestatiecontract wordt zonodig aangepast aan het reeds verstreken tijdsverloop.

  • 4.

    Indien ingevolge artikel 3, onderdelen i en j, aan het uitvoeringsorgaan taken worden opgedragen waarmee in het prestatiecontract nog geen rekening is gehouden, wordt dit aangepast. Tevens wordt zonodig de begroting aan deze wijziging van het prestatiecontract aangepast.

Artikel 20
  • 1.

    De directeur stelt jaarlijks de begroting voor het daaropvolgende kalenderjaar vast. De begroting behelst een raming van de baten en de lasten, een raming van de voorgenomen investeringen en een raming van de inkomsten en uitgaven. De begrotingsposten worden ieder afzonderlijk voorzien van een toelichting.

  • 2.

    De directeur legt het ontwerp van de begroting vergezeld van een voorstel voor het prestatiecontract, bedoeld in artikel 19, eerste lid, vóór 1 maart ter toetsing voor aan de raad. De raad kan uiterlijk tot 15 maart zijn reactie aan de directeur kenbaar maken.

  • 3.

    De directeur zendt de vastgestelde begroting vóór 1 april van het jaar, voorafgaande aan het jaar waarop deze betrekking heeft, ter goedkeuring van de minister. De directeur voegt de reactie van de raad bij. Indien de raad geen reactie heeft gegeven bericht de directeur zulks aan de minister.

  • 4.

    De minister stelt vóór 1 oktober van het jaar, voorafgaande aan het jaar waarop de begroting betrekking heeft, of hij de begroting goedkeurt dan wel aan de begroting zijn goedkeuring onthoudt.

  • 5.

    De minister onthoudt zijn goedkeuring niet alvorens hij de directeur in de gelegenheid heeft gesteld om de begroting nader mondeling toe te lichten, en zo nodig aan te passen. Zonodig hoort de minister de raad ter zake.

  • 6.

    Zolang de minister de begroting niet heeft goedgekeurd, geldt de begroting van het jaar, voorafgaand aan het jaar waarop de begroting betrekking heeft, als grondslag van het beheer.

  • 7.

    Indien de minister niet binnen zes maanden, nadat de begroting is aangeboden door de directeur, overgaat tot goedkeuring, geldt die begroting als goedgekeurd.

Artikel 21
  • 1.

    Het boekjaar van het uitvoeringsorgaan alsmede het boekjaar van de door haar beheerde fondsen valt samen met het kalenderjaar.

  • 2.

    Voor elke sociale en ziektekosten verzekering waarvan de uitvoering aan het uitvoeringsorgaan is opgedragen, wordt een afzonderlijke administratie gevoerd.

  • 3.

    De kosten van het beheer van het uitvoeringsorgaan worden over de sociale en ziektekosten verzekeringen en voorzieningen, waarvan de uitvoering aan het uitvoeringsorgaan is opgedragen, verdeeld naar regelingen, bij landsbesluit, gehoord de directeur, te stellen.

  • 4.

    De directeur stelt voor elke sociale en ziektekosten verzekering, waarvan de uitvoering aan het uitvoeringsorgaan is opgedragen, jaarlijks binnen vijf maanden na afloop van elk boekjaar de balans en de verlies- en winstrekening vast en brengt een jaarverslag uit waarin het gevoerde beleid en de taakuitoefening van het uitvoeringsorgaan in het afgelopen boekjaar uiteengezet worden.

  • 5.

    De directeur zendt voor elke sociale en ziektekosten verzekering, waarvan de uitvoering aan het uitvoeringsorgaan is opgedragen, jaarlijks binnen zes maanden na afloop van elk boekjaar aan de minister de vastgestelde balans, de verlies- en winstrekening en jaarverslag. Deze stukken gaan vergezeld van een verklaring omtrent de getrouwheid, afgegeven door de Stichting Overheidsaccountantsbureau of een andere door de minister aangewezen deskundige als bedoeld in artikel 121 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 6.

    De verklaring, bedoeld in het vijfde lid, heeft mede betrekking op de rechtmatige besteding van de middelen door het uitvoeringsorgaan.

  • 7.

    De minister legt het jaarverslag, de vastgestelde balans, de verlies- en winstrekening en de accountantsverklaring over aan de Staten.

  • 8.

    De minister zendt elke vijf jaar een verslag naar de Staten ten behoeve van de beoordeling van de doelmatigheid en doeltreffendheid van het functioneren van het uitvoeringsorgaan.

  • 9.

    De documenten genoemd in dit artikel zijn openbaar, tenzij de minister anders bepaalt.

HOOFDSTUK 6 Financiële middelen

Artikel 22
  • 1.

    De financiële middelen van het uitvoeringsorgaan worden verkregen uit de op grond van de wetgeving vastgestelde premies, eventuele overheidsbijdragen en vergoedingen voor geleverde diensten.

  • 2.

    De financiële middelen van het uitvoeringsorgaan strekken uitsluitend tot voldoening van de operationele en infrastructurele kosten van het uitvoeringsorgaan en de uitkeringen aan verzekerden.

  • 3.

    De middelen die beschikbaar zijn gesteld voor de uitvoering van een bepaalde sociale of ziektekosten verzekering mogen voor geen ander doel dan voor die verzekering worden aangewend.

  • 4.

    Indien gedurende het jaar aanmerkelijke verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan tussen de werkelijke en de begrote baten en lasten dan wel inkomsten en uitgaven doet het Uitvoeringorgaan daarvan onverwijld mededeling aan de minister onder vermelding van de oorzaak van de verschillen.

  • 5.

    Het uitvoeringsorgaan is bevoegd, na voorafgaande goedkeuring van de minister, een reservefonds te vormen bestemd tot dekking van mogelijke verliezen van het uitvoeringsorgaan.

  • 6.

    Het uitvoeringsorgaan is bevoegd, na voorafgaande goedkeuring van de minister, een bestemmingsreserve te vormen. Voor het aanleggen van een bestemmingsreserve voor de financiering van bijzondere projecten van derden binnen de sector die betrekking heeft op de doelstelling van het uitvoeringsorgaan is voorafgaande goedkeuring de minister vereist.

  • 7.

    De hoogte van het reservefonds en de bestemmingsreserve wordt door de minister vastgesteld, en in het prestatiecontract, bedoeld in artikel 19, eerste lid, opgenomen.

Artikel 23
  • 1.

    Het uitvoeringsorgaan is vrijgesteld van het betalen van winstbelasting.

  • 2.

    Van het uitvoeringsorgaan uitgaande stukken en bescheiden zijn vrijgesteld van zegelbelasting.

Artikel 24
  • 1.

    Sint Maarten staat garant voor de solventie van het uitvoeringsorgaan.

  • 2.

    Voor zover het uitvoeringsorgaan tijdelijk gebrek heeft aan kasmiddelen, kunnen renteloze voorschotten bij het land worden opgenomen, welke voorschotten zo spoedig mogelijk dienen te worden terugbetaald.

HOOFDSTUK 7 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 25

[vervallen]

Artikel 25a
  • 1.

    [vervallen]

  • 2.

    [vervallen]

Artikel 26

[regelt de inwerkingtreding van artikel 3, leden a, e en j en artikel 23]

Artikel 27

Deze verordening kan worden aangehaald als: Landsverordening Uitvoeringsorgaan Sociale en Ziektekosten Verzekeringen.

Artikel 28

[regelt de inwerkingtreding]