Organisatie | Midden-Delfland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Mandaatstatuut Midden-Delfland 2012 |
Citeertitel | Mandaatstatuut Midden-Delfland 2012 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | Mandaatoverzicht 2012 |
Het Mandaatstatuut Midden-Delfland 2012 vervangt alle eerder genomen besluiten met betrekking tot mandaat
Algemene wet bestuursrecht: art. 10:1 t/m 10:12
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
24-01-2014 | 06-01-2014 | 16-10-2014 | Mandaatoverzicht, art. 8.5 t/m 8.8 | 07-01-2014 Gemeenteblad, 2014 | 2014-00082 |
25-01-2013 | 01-01-2013 | 05-01-2014 | Mandaatoverzicht, art. 6.82 t/m 6.84, 6.90a en 6.90b, 10.1 t/m 10.9 | 15-01-2013 Elektronisch Gemeenteblad, 2013, week 4 | 2013-00762 |
15-06-2012 | 01-01-2012 | 31-12-2012 | Nieuwe regeling | 22-05-2012 Elektronisch Gemeenteblad, 2012, week 23 | Geen |
Het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Midden-Delfland,
ieder voor zover het zijn bevoegdheden betreft,
gelet op de artikelen 10:1 tot en met 10:12 van de Algemene wet bestuursrecht;
I. in te trekken alle eerdere genomen besluiten met betrekking tot mandaat;
II. de uitoefening van de bevoegdheden in de bij dit besluit behorende overzichten op te dragen, met inbegrip van ondertekening van stukken, aan de Algemeen Directeur / gemeentesecretaris, met dien verstande dat de bevoegdheden worden (onder)gemandateerd aan de in kolommen "mandaat" genoemde functionarissen;
III. ten aanzien van de uitoefening van de bevoegheden in de bij dit besluit behorende overzicht het 'Mandaatstatuut Midden-Delfland 2012' vast te stellen.
Bij de uitoefening van de krachtens mandaat opgedragen bevoegdheden wordt in acht genomen hetgeen daaromtrent gestelde bij of krachtens wetten, besluiten, verordeningen, circulaires en richtlijnen van rijks-, provinciale en gemeentelijke overheden of andere bestuursorganen, het door ter zake bevoegde bestuursorgaan vastgestelde algemene beleid en de in kolom "beperkende voorschriften" van het schema vermelde specifieke opmerkingen of beperkingen.
Het oorspronkelijk bevoegde bestuursorgaan dat de uitoefening van de functie heeft gemandateerd mag te allen tijde zelf de gemandateerde bevoegdheden uitoefenen.
Ingeval van afwezigheid van de (onder)mandataris worden de hem opgedragen bevoegdheden uitgeoefend door het verantwoordelijke afdelingshoofd. Bij afwezigheid van afdelingshoofden geldt dat zij elkaar vervangen (horizontale vervanging). Bij diens afwezigheid is de betreffende directeur plaatsvervanger.
Een krachtens mandaat te nemen besluit wordt in elk geval aan de terzake verantwoordelijke portefeuillehouder voorgelegd indien:
a. het desbetreffende besluit precedentwerking heeft of zal kunnen hebben;
b. het desbetreffende besluit afwijkt van, strijdt met of een aanvulling vormt op bestaand beleid, richtlijnen of voorschriften;
c. het desbetreffende besluit afwijkt van een extern advies;
d. ten aanzien van het desbetreffende besluit tegenstrijdige interne adviezen zijn verstrekt;
e. het desbetreffende besluit overschrijding van kredieten ten gevolge heeft.
Indien een bevoegdheid krachtens mandaat wordt uitgeoefend, worden uitgaande stukken als volgt ondertekend:
- aanduiding terzake bevoegde bestuursorgaan;
- "namens <<bevoegd orgaan>>", voor bevoegdheden die oorspronkelijk bij het college van burgemeester en wethouders respectievelijk de burgemeester liggen;
- handtekening, naam van de (onder)mandataris en functieaanduiding.
Volgens de Algemene wet bestuursrecht betekent mandaat: de bevoegdheid om namens een bestuursorgaan besluiten te nemen (artikel 10:1 Awb). Een door de gemandateerde binnen de grenzen van zijn bevoegdheid genomen besluit geldt als een besluit van de mandaatgever (artikel 10:2 Awb).
Mandaat heeft altijd betrekking op publiekrechtelijke rechtshandelingen, bijvoorbeeld het verlenen van een vergunning of het verlenen van een subsidie. Bij mandaat gaat het dus om bevoegdheidsuitoefening, waarvoor het mandaterende bestuursorgaan verantwoordelijk blijft en waarover het ook de zeggenschap blijft houden. Er vindt dus geen verschuiving van bevoegdheden en verantwoordelijk plaats.
Volgens het Bugerlijk Wetboek wordt onder volmacht verstaan: de bevoegdheid die een volmachtgever verleent aan een ander, de gevolmachtigde, om in zijn naam rechtshandelingen te verrichten (art. 3:60, lid 1 Burgerlijk Wetboek).
Een door de gevolmachtigde binnen de grenzen van zijn bevoegdheid in naam van de volmachtgever verrichte rechtshandeling treft in haar gevolgen de volmachtgever (art. 3:66, lid 1 Burgerlijk Wetboek). Volmacht heeft altijd betrekking op privaatrechtelijke rechtshandelingen, bijvoorbeeld het sluiten van een onderhoudsovereenkomst, het aanschaffen van boeken of het kopen van grond. Op grond van artikel 160, lid 1, sub e, is het college bevoegd tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen.
Van machtiging is sprake bij het verrichten van feitelijke handelingen. Feitelijke handelingen zijn geen privaatrechtelijke rechtshandelingen of besluiten als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb. Feitelijke handelingen zijn bijvoorbeeld het geven van informatie, het versturen van een ontvangstbevestiging, de gemeente vertegenwoordigen bij de rechtbank of het bijhouden van de administratie.
Er is bewust voor gekozen om geen onderscheid te maken tussen mandaten, volmachten en machtigingen, omdat dit voor de werkwijze geen consequenties heeft. Via een schakelbepaling in de Awb zijn de bepalingen die betrekking hebben op mandaat tevens van toepassing indien het bestuursorgaan aan een ander, werkzaam onder zijn verantwoordelijkheid, volmacht of machtiging verleent. Wanneer in dit besluit of in het register wordt gesproken over mandaat kan het dus zijn dat het in feite een volmacht of machtiging betreft.
De praktijk wijst uit dat behoefte bestaat aan een helder beleidskader waarbinnen de gemandateerde bevoegdheden kunnen en mogen worden uitgeoefend.
Deze bepaling vormt een van de pijlers waarop de mandaatconstructie rust. Dit artikel is opgenomen met het oog op het voorkomen van misverstanden. Tevens wordt daarmee een van de wezenlijke verschilpunten met delegatie aangeduid. Benadrukt wordt dat het zelf beslissen in gemandateerde zaken uitzondering dient te blijven.
Het bestuursorgaan heeft ermee ingestemd dat de mandataris voortaan ondermandaat kan verlenen aan functionarissen binnen zijn of haar afdeling. Het is niet meer nodig elk afzonderlijk ondermandaat separaat aan het bestuursorgaan voor te leggen. Wel zal het ondermandaat door de mandataris schriftelijk aan de desbetreffende functionaris moeten worden verleend.
Dit is een bepaling van organisatorische aard. In geval van afwezigheid van de (onder)mandatarissen, worden de hen opgedragen bevoegdheden uitgeoefend door het verantwoordelijke afdelingshoofd of bij diens afwezigheid zijn plaatsvervanger.
Belangrijk is dat het betrokkenen duidelijk is welke gevallen in ieder geval als bijzonder dienen te worden beschouwd. Het betreft overigens niet een limitatieve opsomming.
De formele beslissingssituatie en de mandaatverhouding moeten expliciet tot uitdrukking worden gebracht in de ondertekening van een krachtens mandaat genomen besluit.
Gelet op tijdsduur tussen herziening mandaatoverzicht en het nu geldende mandaatstatuut en overzicht, wordt het statuut ingetrokken onder gelijktijdige vaststelling van het nieuwe "Mandaatstatuut 2012".