Organisatie | Uden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening inzake werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van telecommunicatiekabels |
Citeertitel | Telecommunicatieverordening van de gemeente Uden |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Exclusief de kaart waar de regeling naar verwijst
Telecommunicatiewet, artikel 5.2. vierde lid en Gemeentewet, artikel 149
geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-06-1999 | 28-06-2012 | Nieuwe regeling | 16-12-1999 Infopagina 16-12-1999 | 1999/114 |
Verordening inzake werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van telecommunicatiekabels
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
netwerk : telecommunicatienetwerk als genoemd in artikel 1.1, lid g van de
f.aanbieder : aanbieder van een openbaar telecommunicatienetwerk of een
g.werkzaamheden : werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en
opruiming van kabels ten dienste van een openbaar telecommunicatienetwerk of van een omroepnetwerk in en op openbare gronden;
h.gedoogplichtige : degene op wie een gedoogplicht rust als bedoeld in artikel 5.1,
Artikel 2. Tijdstip van melding van voorgenomen werkzaamheden
Een aanbieder die werkzaamheden wil verrichten, meldt uiterlijk acht weken voor de aanvang van de werkzaamheden het voornemen daartoe bij het College. Als werkzaamheden worden verricht op hoofdroutes en in het centrumgebied, zoals aangegeven op de bij deze verordening behorende kaart, wordt de melding uiterlijk tien weken voor de aanvang van de werkzaamheden gemeld bij het College.
Artikel 3. Melding werkzaamheden
Indien de werkzaamheden mede betrekking hebben op gronden van een andere gedoogplichtige dan de gemeente, wordt uiterlijk vier weken na ontvangst van de melding, als genoemd in het eerste lid, het college schriftelijk in kennis gesteld van de uitkomsten van het overleg tussen de aanbieder en de andere gedoogplichtige.
Artikel 4. Voorschriften en beperkingen bij instemming
Ter bescherming van de belangen als genoemd in het eerste lid, kan het College in ieder geval aan het instemmingsbesluit voorschriften of beperkingen verbinden over het medegebruik van voorzieningen, zoals kabelgoten en geleidingen en een zekerheidsstelling voor de nakoming van verplichtingen en beperkingen aan het instemmingsbesluit.
Artikel 5. Zakelijk karakter instemmingsbesluit
Indien de kabel wordt overgedragen aan een nieuwe aanbieder gaan de rechten en plichten die betrekking hebben op de kabel van de oude aanbieder over op de nieuwe aanbieder.
De aanbieder stelt het College onverwijld in kennis van het feit dat het eigendom, de exploitatie of het beheer van de kabel verandert of het feit dat de kabel niet langer ten dienste staat van een openbaar telecommunicatienetwerk of van een omroepnetwerk in of op openbare gronden.
De aanwezigheid van kabels en kabelwerken in of op openbare gronden, voor zover deze zijn aangelegd met toepassing van Hoofdstuk VI van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen dient door de aanbieders binnen een jaar na inwerkingtreding van deze verordening te worden gemeld aan het College via het aanmeldingsformulier als genoemd in artikel 3, tweede lid.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de datum van inwerkingtreding van artikel 5.2, vierde lid van de wet.
Deze verordening wordt aangehaald als: ‘Telecommunicatieverordening van de gemeente Uden’.
Vastgesteld in de openbare vergadering van 16 december 1999.
Toelichting op de Verordening telecommunicatiebeleid
Op 15 december 1998 is de Telecommunicatiewet (TW) in werking getreden. Daarmee is de Wet op de telecommunicatievoorzieningen (WTV) vervallen. Met de nieuwe wet wordt de liberalisering van de telecommunicatiesector afgerond. De liberalisering moet leiden tot een verbeterde dienstverlening en lagere prijzen voor consumenten en de zakelijke markt. In de TW wordt de gedoogplicht voor telecommunicatiekabels gehandhaafd en uitgebreid met meer partijen. Alle aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken en omroepnetwerken hebben graafrecht. De belangrijkste wijzigingen in de TW ten opzichte van de WTV zijn:
Artikel 1. Begripsomschrijving
openbaar telecommunicatienetwerk : een openbaar telecommunicatienetwerk wordt in artikel 1, lid g TW omschreven als een telecommunicatienetwerk dat onder meer voor de verrichting van openbare telecommunicatiediensten wordt gebruikt of een telecommunicatienetwerk waarmee aan het publiek de mogelijkheid tot overdracht van signalen tussen netwerkaansluitpunten ter beschikking gesteld wordt. Deze omschrijving valt in twee delen uiteen. In de eerste plaats geldt dat een openbaar telecommunicatienetwerk wordt gebruikt voor de verrichting van openbare telecommunicatiediensten. Dit betekent dat de betreffende telecommunicatiedienst beschikbaar is voor het publiek. Deze dienst wordt openbaar aangeboden en is beschikbaar voor eenieder die van dat aanbod gebruik wil maken. De telecommunicatiediensten die dus uitsluitend beschikbaar zijn voor leden van een besloten gebruikersgroep zijn niet openbaar (b.v. een besloten netwerk op een bedrijventerrein). In het tweede deel van de omschrijving wordt gesproken over de "mogelijkheid tot overdracht van signalen tussen netwerkaansluitpunten". Hiermee wordt onder meer gedoeld op huurlijnen. Een huurlijn wordt in de TW in artikel 1, lid i, gedefinieerd als het aan het publiek ter beschikking stellen van transparante transmissiecapaciteit waarover gebruikers kunnen beschikken als onderdeel van de geleverde huurlijn;
omroepnetwerk : een omroepnetwerk wordt in artikel 1 lid o TW omschreven als technische inrichtingen of onderdelen daarvan die worden gebruikt om met gebruik van kabels of radioverbindingen tussen punten programma's te verspreiden naar een of meer bij anderen in gebruik zijnde gronden, woningen of niet tot woning gediende gebouwen. In de meeste gevallen zal het gaan om het kabeltelevisienetwerk met behulp waarvan radio- en televisieprogramma's worden doorgegeven. De aanbieder van een omroepnetwerk kan via ditzelfde netwerk ook openbare telecommunicatiediensten aanbieden dan wel het netwerk als openbaar telecommunicatienetwerk gebruiken. Voor beide activiteiten is een afzonderlijke registratie verplicht;
kabels : onder het begrip kabels vallen, overeenkomstig artikel 1.1. lid r TW niet alleen de feitelijke kabels maar ook ondersteuningswerken, beschermingswerken en signaalinrichtingen. Tevens worden tot het begrip kabels gerekend: de inrichtingen bestemd om daarin verbinding tot stand te brengen tussen kabels in op of boven openbare gronden enerzijds en kabels in gebouwen en daarmee één geheel vormende gronden anderzijds, dan wel tussen laatstgenoemde kabels onderling. Of een bepaald object dat een telecomaanbieder wil aanbrengen onder de omschrijving van het begrip kabels valt, is in de eerste plaats een technisch vraagstuk. Daarnaast moet ook worden bezien welke objecten in het verleden gedoogd zijn. Materieel bezien moet onder de TW namelijk hetzelfde worden gedoogd als onder de Wet op de telecommunicatievoorzieningen (WTV). Formeel bezien valt op dat de letterlijke omschrijving van het begrip kabels in de TW is verruimd ten opzichte van de omschrijving uit de WTV. Dit komt doordat nu ook kabelwerken onder de omschrijving van kabels zijn gebracht, terwijl deze in de WTV afzonderlijk waren gedefinieerd De kabelwerken uit de WTV moesten echter ook worden gedoogd. De invoering van de TW betekent op dit punt geen verruiming van de mogelijkheden voor aanbieders om objecten te plaatsen. Onder de TW vallen alleen openbare kabels. Werkzaamheden aan andere telecomkabels vallen onder artikel 2.1.5.1 van de APV;
openbare gronden : in artikel 1, lid s TW, wordt het begrip openbare gronden beschreven. Hiertoe worden gerekend openbare wegen met inbegrip van stoepen, glooiingen, bermen, sloten, bruggen, viaducten, tunnels, duikers, beschoeiingen en andere werken alsmede wateren met de daartoe behorende bruggen, plantsoenen, pleinen en andere plaatsen die voor eenieder toegankelijk zijn. Onder het begrip openbare gronden wordt ook het begrip weg, zoals gebruikt in de model APV van de VNG, begrepen. Het begrip openbare gronden is echter ruimer dan het begrip weg uit de model APV, aangezien hieronder ook de wateren met de daarbij behorende bruggen, plantsoenen en plaatsen die voor iedereen toegankelijk zijn worden gerekend;
aanbieder : het begrip aanbieder wordt gedefinieerd als een aanbieder van een openbaar telecommunicatienetwerk of een omroepnetwerk. Voor deze aanbieders geldt de verplichting zoals genoemd in artikel 5.2 lid 3 TW om voorafgaand aan de aanvang van werkzaamheden ten behoeve van een openbaar telecommunicatie- of omroepnetwerk deze werkzaamheden te melden en vervolgens een instemmingsbesluit af te wachten;
werkzaamheden : werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels ten dienste van een openbaar telecommunicatienetwerk of van een omroepnetwerk in en op openbare gronden betreffen ook de werkzaamheden die verband houden met het medegebruik van voorzieningen. Bij het medegebruik van voorzieningen moet onder andere gedacht worden aan het medegebruik van kabelgoten of geleidingen. Voor dergelijke werkzaamheden geldt ook de meldingsplicht en is eerst een instemmingsbesluit vereist voordat zij mogen worden uitgevoerd;
gedoogplichtige : in artikel 5.1, lid 1 TW wordt bepaald dat eenieder verplicht is om de aanleg en instandhouding van kabels ten dienste van een openbaar telecommunicatienetwerk of van een omroepnetwerk in en op openbare gronden, alsmede de opruiming daarvan te gedogen. De beheerders van openbare gronden moeten dus gedogen dat aanbieders van een openbaar telecommunicatienetwerk of een omroepnetwerk kabels in hun grond leggen;
Artikel 2. Tijdstip van melding
In artikel 5.2. lid 4 TW is bepaald dat de gemeenteraad bij verordening in ieder geval regels stelt inzake het tijdstip, voorafgaand aan het verrichten van werkzaamheden waarop de melding uiterlijk moet zijn gedaan. Artikel 2 van de verordening is hier een nadere uitwerking van. De termijn van acht weken sluit aan bij de termijn zoals genoemd in artikel 4:13 lid 2 Awb. Bij werkzaamheden in het centrum en op de hoofdwegen is echter meer coördinatie vereist. Derhalve is in de verordening voor het centrum en de hoofdwegen een ander tijdstip opgenomen.
Artikel 5.2 lid 4 TW bepaalt onder meer dat de gemeenteraad bij verordening in ieder geval regels vaststelt over de gegevens die bij de melding moeten worden verstrekt, waaronder een uitvoeringsplan. Artikel 3 is hier een nadere uitwerking van. Gegevens die op basis van artikel 4:2 Awb, zoals de dagtekening van de aanvraag, moeten worden vermeld, zijn niet vermeld omdat de verplichting om deze gegevens te verstrekken rechtstreeks volgt uit de Awb.
In artikel 3, lid 1 wordt het gebruik van een aanmeldingsformulier voorgeschreven. Een ordelijke en efficiënte afhandeling van de aanvraag wordt immers bevorderd door de gebruikmaking van een speciaal daartoe bestemd formulier.
In de opsomming uit het tweede lid van artikel 3 wordt allereerst de registratie, afgegeven door de OPTA genoemd. De OPTA is per 1 augustus 1997 ingesteld in verband met de liberalisering van de Europese telecommunicatiemarkt. De taken van de OPTA zijn: toezicht op te telecommunicatiemarkt, beslechting van geschillen, uitgifte van nummers en de registratie van marktpartijen.
Een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel wordt genoemd in de opsomming van artikel 3. Indien getwijfeld wordt of de werkzaamheden gedoogd moeten worden, vormt de inschrijving bij de Kamer van Koophandel namelijk een aanwijzing voor het vermoeden dat het bedrijf in ieder geval openbare telecommunicatiediensten aanbiedt en daarmee dat hun werkzaamheden, werkzaamheden aan een te gedogen openbare kabel kunnen zijn. Van belang is verder of er sprake is van een huurlijn. Om die reden wordt bij de melding gevraagd aan te geven om wat voor soort kabel het gaat. Een huurlijn is te beschouwen als een openbaar telecommunicatienetwerk en moet dus worden gedoogd. Lijnen in eigen beheer of voor eigen exploitatie vormen een niet-openbaar netwerk. De gemeente is voor deze lijnen niet gedoogplichtig. Voor werkzaamheden aan deze lijnen dient een vergunning op grond van artikel 2.1.5.2 van de APV te worden aangevraagd. Tevens moet worden aangegeven wie vooraf in kennis worden gesteld van de voorgenomen werkzaamheden bijvoorbeeld ondernemers. In sommige gevallen kan het ook noodzakelijk zijn dat de politie en de brandweer op de hoogte worden gesteld. Dit zal zich vooral voordoen wanneer de werkzaamheden met wegversperringen gepaard gaan. Uit het uitvoeringsplan moet voorts blijken op welke wijze de werkzaamheden worden uitgevoerd. Van belang is onder andere dat de kabels zo worden aangelegd dat de bereikbaarheid voor in de grond aanwezige kabels blijft behouden. Om die reden is het van belang te weten waar de kabelsleuf precies wordt gesitueerd.
Het derde lid ziet op de situatie dat de werkzaamheden ook betrekking hebben op gronden van andere gedoogplichtigen. In dat geval dienen ook de belangen van deze gedoogplichtigen bij het instemmingsbesluit te worden betrokken. Uit artikel 5.2, lid 1 en 2 TW vloeit immers voort dat de gemeente met de coördinatie wordt belast van de werkzaamheden aan telecommunicatie- en omroepnetwerken binnen haar grondgebied en dat de gemeente hierbij andere belangen moet betrekken. Gelet hierop is in het derde lid van artikel 3 van de verordening opgenomen dat de uitkomst van het overleg tussen de aanbieders en de andere gedoogplichtigen uiterlijk vier weken na ontvangst van de melding aan het College van burgemeester en wethouders wordt gemeld. De aanbieder kan op deze wijze tegelijkertijd met de melding aan het College van burgemeester en wethouders de andere gedoogplichtigen benaderen. Om geen discussie te krijgen over de aanvang van de vier weken termijn wordt na ontvangst van de melding een ontvangstbevestiging te sturen. Voordat tot instemming wordt besloten, dient het resultaat van dit overleg bij de gemeente bekend te zijn. Deze procedure draagt bij aan een redelijke afdoeningstermijn door het College van burgemeester en wethouders. Indien de belangen van de andere gedoogplichtigen niet overeenkomen met de belangen van de gemeente, ligt het vervolgens op de weg van het College van burgemeester en wethouders om de belangen zo goed mogelijk tegen elkaar af te wegen. Daartoe zou bijvoorbeeld van de zijde van de gemeente een overleg kunnen worden geëntameerd met alle betrokkenen, waaronder in ieder geval de aanbieders en de andere gedoogplichtigen. Indien de partijen er niet in onderling overleg uitkomen, moet het College van burgemeester en wethouders na afweging van alle belangen een beslissing nemen.
In het vierde lid is opgenomen dat het College nadere regels kan stellen voor de gegevens die bij de melding worden verstrekt. Het is mogelijk dat het College bij werkzaamheden in het centrum andere eisen stelt aan het uitvoeringsplan dan bij werkzaamheden in het buitengebied. Door het stellen van nadere regels kan hierin onderscheid worden gemaakt. Deze bevoegdheid is gebaseerd op artikel 156 lid 3 van de Gemeentewet. Indien het College bij een individuele melding meent dat er onvoldoende gegevens zijn overlegd om een beslissing te nemen over de instemming, kan het op basis van artikel 4:5 van de Awb nadere gegevens opvragen.
Artikel 4. Voorschriften en beperkingen bij instemming
Uit artikel 5.2, lid 2 TW volgt dat de gemeente bij de coördinatie andere werkzaamheden en andere belangen waarin de TW niet voorziet, moet betrekken. Gedacht kan worden aan de belangen zoals genoemd in het 1e lid van artikel 5 van de verordening. De belangenafweging kan ertoe leiden dat aan het instemmingsbesluit voorschriften of beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften of beperkingen mogen niet zodanig belemmerend werken dat niet meer gesproken zou worden van de gedoogplicht van de gemeente. Dit zou in strijd zijn met de TW. Artikel 5.2, lid 2 TW bepaalt immers dat de coördinatie niet mag leiden tot een zodanige vertraging van voorgenomen werkzaamheden dat redelijkerwijs niet meer kan worden gesproken van gedogen.
In het instemmingsbesluit kan het tijdstip van aanvang van de werkzaamheden op enige tijd na het tijdstip van de melding van de voorgenomen aanvang worden gesteld. De gedoogplicht wordt hierdoor in beginsel niet geschonden. Het College zal voor elke concrete situatie moeten afwegen of op de voorgenomen aanvangsdatum van de werkzaamheden ook daadwerkelijk een aanvang kan worden gemaakt.
De coördinatieplicht brengt met zich mee dat vanuit de gemeenten zoveel mogelijk onderzocht wordt of verschillende verzoeken tot werkzaamheden in de openbare grond niet kunnen worden gecombineerd. Dit voorkomt dat een weg bijvoorbeeld om het halfjaar wordt opengebroken. Daarnaast kan het ook in het belang van de aanbieders zijn om gezamenlijk de kosten van het openbreken van de grond te dragen.
Niet alleen de beperkingen in de tijd kunnen aan het instemmingsbesluit worden verbonden, maar ook voorschriften of beperkingen omtrent de wijze van uitvoering. Een bepaald traject van de kabel kan, gelet op de belangen die genoemd worden in het 1e lid op grote bezwaren stuiten. Het is dan van belang om samen met de aanbieder te onderzoeken of de kabel ook via een ander traject kan worden aangelegd. De gemeente kan vervolgens instemming geven voor een van de melding afwijkend traject.
Werkzaamheden ten behoeve van huisaansluitingen komen dikwijls in een gemeente voor. Deze kleine werkzaamheden dienen op grond van de TW te worden gemeld aan de gemeente. Om te voorkomen dat de gemeente voor elke huisaansluiting een apart instemmingsbesluit moet nemen, kan in het instemmingsbesluit voor het "moedertraject" worden opgenomen dat de instemming ook geldt voor toekomstige huisaansluitingen. Door in een voorschrift te bepalen dat werkzaamheden hiervoor vooraf moeten worden gemeld aan het College van burgemeester en wethouders, blijft de gemeente op de hoogte van waar en wanneer de openbare grond wordt opengebroken.
Er kan ook een voorschrift aan het instemmingsbesluit worden verbonden waarin wordt geregeld hoe te handelen bij storingen aan het telecommunicatie- of omroepnetwerk. Indien zich een storing voordoet, dient deze immers dikwijls direct verholpen te worden. Het vooraf melden en het wachten op voorafgaande instemming is dan niet in alle gevallen mogelijk. Indien de storing direct verholpen moet worden, is het van belang dat wel achteraf melding wordt gemaakt van de werkzaamheden. Met het oog daarop kan een voorschrift aan het instemmingsbesluit worden verbonden dat bepaalt dat indien bij storingen de daarvoor uit te voeren werkzaamheden niet vooraf gemeld kunnen worden en het College van burgemeester en wethouders niet vooraf gevraagd kan worden om instemming, binnen 48 uur na de werkzaamheden het College hiervan alsnog in kennis wordt gesteld.
De gemeente kan een marktpartij verplichten om kabelgoten te gebruiken die voor andere telecomaanbieders toegankelijk zijn. In de verordening wordt uitdrukkelijk bepaald dat een voorschrift hierover aan het instemmingsbesluit kan worden verbonden. Dit betekent niet alleen dat een marktpartij door het College van burgemeester en wethouders kan worden verplicht om van bestaande kabelgoten gebruik te maken, maar ook dat een marktpartij kan worden verplicht om nog niet aanwezige kabelgoten te realiseren. Gezien de hoge kosten die hiermee gepaard gaan, moet een dergelijk voorschrift op een goede motivering berusten. Overigens zijn aanbieders van telecommunicatienetwerken verplicht, op basis van artikel 5.10 TW, om elkaar medegebruik van voorzieningen (waaronder kabelgoten) te verlenen, mits daar een redelijke vergoeding tegenover staat. Dit is echter een zaak waar de gemeente buiten staat.
Ook kan de gemeente een voorschrift of beperking aan het instemmingsbesluit verbinden waarbij een zekerheid wordt verlangd over de nakoming van bepaalde verplichtingen. Een financiële voorwaarde is in beginsel toegestaan mits de belangen die meespelen met het besluit hiermee gediend zijn. Bijvoorbeeld een voorschrift dat een waarborgsom gestort dient te worden om het wegdek in de oude staat terug te brengen.
Artikel 5.2 lid 4, sub c TW bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening in ieder geval regels vaststelt over de wijze van uitvoering bij aanleg, onderhoud, verplaatsing en opruiming en van medegebruik van voorzieningen. Gelet hierop is in het derde lid van artikel 5 een verwijzing naar de in de gemeente gebruikte technische vereisten opgenomen. Een verwijzing hiernaar in artikel 5 zorgt ervoor dat de wijze van uitvoering bij aanleg, onderhoud en verplaatsing, alsmede de opruiming van kabels en het medegebruik van voorzieningen, dient te geschieden conform deze technische vereisten. De technische vereisten in Uden zijn afkomstig uit de “Leidraad voor gemeenten en nutsbedrijven inzake (her)straatwerkzaamheden” van het Overlegorgaan Nutsvoorzieningen Vereniging van Nederlandse gemeenten. De kosten voor het behandelen van de aanvraag en eventueel overleg kunnen op basis van deze leidraad, artikel 28, gedeclareerd worden bij het bedrijf dat een kabel wil leggen.
Dit artikel betreft de beheerkosten en geeft aan dat het bedrijf gehouden is tot het vergoeden van kosten van extra werkzaamheden welke de gemeente moet verrichten in verband met het geven van toestemming. Deze kosten worden gerelateerd aan de uitvoeringskosten (de kosten die gemaakt worden voor het openbreken van verhardingen e.d. om de kabel te kunnen leggen). De beheerkosten bedragen 8-15% van de uitvoeringskosten.
De TW laat de publiekrechtelijke bevoegdheden van de gemeente en andere overheden die zijn gebaseerd op specifieke wettelijke regelingen onverlet. Dat wil zeggen dat de aanbieder van een telecommunicatie- of omroepnetwerk bij deze overheden de benodigde vergunningen, ontheffingen etc. aan dient te vragen. Het ontbreken van dergelijke vergunningen kan echter geen reden zijn om een instemmingsbesluit te weigeren.
Bezwaar, beroep en schadevergoeding
Tegen het instemmingsbesluit kunnen belanghebbenden bezwaar aantekenen bij het College van burgemeester en wethouders. Vervolgens staat ingevolge artikel 17.1 TW beroep open op de arrondissementsrechtbank te Rotterdam en ingevolge artikel 20 van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie hoger beroep bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBB). Is er schade veroorzaakt die verband houdt met de gedoogplicht, dan beperkt het recht op schadevergoeding ingevolge artikel 5.4 TW zich voor eigenaren en beheerders van openbare gronden tot vergoeding van de kosten van de voorzieningen en van de meerdere kosten van onderhoud. Artikel 5.9 TW bepaalt dat een eis tot schadevergoeding aanhangig gemaakt dient te worden bij de kantonrechter in wiens ambtsgebied de onroerende zaak is gelegen waaraan schade wordt toegebracht. Hoger beroep tegen de uitspraak van de kantonrechter is voorts toegestaan.
Artikel 5.7 TW regelt de kostenvergoeding in het geval dat de kabels verplaatst moeten worden. Indien de gemeente als gedoogplichtige wil dat kabels worden verplaatst in verband met de oprichting van een gebouw of de uitvoering van werken dan dient de aanbieder dit op eigen kosten te doen. In alle andere gevallen moeten de kosten van het verplaatsen worden vergoed aan de aanbieder. Ontstaat een geschil over de kosten dan kan de OPTA om een beschikking worden gevraagd waartegen beroep openstaat bij de bovengenoemde arrondissementsrechtbank en hoger beroep bij het CBB.
Artikel 5.8 TW geeft een regeling voor bomen en beplanting die hinderlijk zijn voor de telecommunicatie- of omroepnetwerken. Rechthebbenden van bomen of beplantingen zijn verplicht te voldoen aan een verzoek van de aanbieder van een openbaar telecommunicatie- of omroepnetwerk om deze te snoeien of in te korten indien deze hinderlijk zijn of worden voor de aanleg, instandhouding en exploitatie van deze netwerken. De OPTA is bevoegd om bestuursdwang toe te passen wanneer de rechthebbende niet voldoet aan een dergelijk verzoek van de aanbieder. De aanbieders kunnen ingevolge artikel 5.8, lid 3 TW ook zelf tot het opsnoeien of inkorten overgaan. Er moet dan wel sprake zijn van ernstige belemmering of storing van de telecommunicatie. Artikel 5.9 TW bepaalt verder dat de rechthebbenden ten aanzien van de bomen of beplantingen het recht op schadevergoeding aanhangig kunnen maken bij de kantonrechter. Hoger beroep hiervan is toegelaten.
Ontstaat er een geschil over de gedoogplicht ex artikel 5.1, lid 2 TW van interlokale en internationale kabels in niet-openbare gronden, met uitzondering van huizen en aangrenzende tuinen dan kan op basis van artikel 5.3, lid 2 TW de OPTA als geschillenbeslechter optreden. De OPTA kan vervolgens een beschikking afgeven waartegen beroep openstaat bij de Rotterdamse arrondissementsrechtbank en hoger beroep bij het CBB. De wet kent ten aanzien van deze gedoogplicht geen beperking toe aan de omvang van het verzoek tot schadevergoeding. Alle schade kan opgevoerd worden in een procedure voor de kantonrechter. Hoger beroep is hierop mogelijk.
Worden kabels boven de grond aangebracht zonder dat deze de grond raken of in en aan gebouwen van bijbehorende gronden, dan is eenieder verplicht om deze te mogen gedogen. Is er schade geleden dan kan deze via de bovengenoemde procedure bij de kantonrechter aanhangig worden gemaakt. In de artikelen 5.5 en 5.9 TW is dit nader geregeld.
Indien de aanbieder zonder voorafgaande melding of zonder instemming van het College van burgemeester en wethouders werkzaamheden verricht, wordt in strijd gehandeld met artikel 5.2, lid 3 TW. Dit vormt een economisch delict in de zin van de Wet op de economische delicten (WED). Ook het handelen in strijd met artikel 5.2, lid 3 TW, inhoudende het handelen in strijd met het in het instemmingsbesluit opgenomen tijdstip van aanvang of voltooiing en de wijze van uitvoering is onder de werking van de WED gebracht. Handhaving van deze artikelen vindt plaats door de daarvoor in artikel 17 WED aangewezen ambtenaren. Naast deze strafrechtelijke handhaving is bestuursrechtelijke handhaving mogelijk. Het College van burgemeester en wethouders kan via een bestuursdwangprocedure ex artikel 125 Gemeentewet of een dwangsomprocedure ex artikel 125 Gemeentewet juncto 5:32 Awb naleving van de bepalingen uit de verordening afdwingen.
Artikel 5. Zakelijk karakter instemmingsbesluit
Het is wenselijk dat het instemmingsbesluit een zakelijk karakter heeft. In de situatie dat een nieuwe aanbieder van de kabel gebruikmaakt, is het gewenst dat ook voor hem de voorschriften en beperkingen gelden die aan het instemmingsbesluit zijn verbonden.
Voor de gemeente is het van belang om een actueel overzicht te hebben en te houden van de ondergrondse infrastructuur. Daarbij gaat het niet alleen om waar welke kabels liggen maar ook wie de eigenaar is, de beheerder of de exploitant. Om deze reden is in de verordening een verplichting opgenomen om de wijziging van het eigendom, de exploitatie of het beheer van de kabel te melden.
Het eigendom, de exploitatie of het beheer kunnen in verschillende handen liggen. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat de aanbieder niet alleen degene is die gebruikmaakt van de kabel, de exploitant, maar ook het eigendom van de kabel heeft, terwijl het beheer van de kabel is uitbesteed aan een aannemer die alle onderhoudswerkzaamheden uitvoert. Tevens is het van belang voor de gemeente om te weten of de kabels nog steeds ten dienste staan van een openbaar telecommunicatie- of omroepnetwerk. Zijn de kabels niet meer openbaar, dan zijn ze niet meer gedoogplichtig.
Het is wenselijk dat de gemeente binnen afzienbare tijd een volledig overzicht heeft van de kabels die in het verleden in de grond zijn gelegd. Voor toekomstige werkzaamheden aan kabels en kabelwerken die voor de inwerkingtreding van de TW zijn aangebracht, geldt het regime van de TW. Dit is bepaald in artikel 20.5, lid 1 TW.
In artikel 5.2, lid 4 TW is de verplichting vastgesteld om een verordening vast te stellen. Dit artikel treedt op 1 juni 1999 in werking. Voor werkzaamheden die na het tijdstip van inwerkingtreding van de TW (15 december 1998) moeten worden uitgevoerd maar voor het inwerkingtreding van de verordening geldt wel de melding en het vereiste van een instemmingsbesluit.