Organisatie | Enkhuizen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening woonlastenfonds Enkhuizen 2006 |
Citeertitel | Verordening woonlastenfonds 2006 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | huurtoeslag, huursubsidie, bijdrage, woonkosten, |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
19-07-2012 | 01-07-2012 | Wijziging artikel 5 en artikel 12, lid 8. | 12-06-2012 De Drom, 18-07-2012 | Onbekend | |
01-01-2009 | 01-07-2012 | Wijziging artikel 5 en artikel 12, lid 8. | 06-06-2006 Onbekend | 2008084 | |
01-07-2006 | 01-01-2009 | Nieuwe regeling | 06-06-2006 Onbekend | 2006065 |
HOOFDSTUK 3 MAXIMUM REKENGRENZEN EN BASISHUUR
Artikel 4 Maximum grenzen rekenhuur
Geen bijdrage in de huurlasten wordt toegekend als de rekenhuur meer bedraagt dan de in artikel 20 van de wet vermelde aftoppingsgrenzen.
HOOFDSTUK 4 AANVRAGEN BIJDRAGE WOONLASTENFONDS
Voor het aanvragen van een bijdrage uit het Woonlastenfonds dient gebruik te worden gemaakt van het door burgemeester en wethouders beschikbaar gestelde formulier.
HOOFDSTUK 5 VASTSTELLING BIJDRAGE
Artikel 10 Peildatum en toekenningsperiode
Lid 3 is niet van toepassing indien de aanvrager de woning waarvoor een bijdrage is toegekend, verlaat. Het recht op een bijdrage wordt beëindigd met ingang van de dag dat geen recht meer is op Huurtoeslag of woonkostentoeslag voor huurders of de dag dat aanvrager niet meer staat ingeschreven op het adres waarvoor een bijdrage wordt toegekend.
Voor de vaststelling van de bijdrage wordt voor de hoogte van de basishuur dat bedrag genomen, dat gelijk is aan de basishuur voor de laagste inkomensklasse in de, op artikel 16 lid 2 van de wet gebaseerde, ministeriële regeling.
Artikel 12 Vaststelling van de bijdrage
De bijdrage uit het Woonlastenfonds wordt als volgt berekend:
Toelichting Woonlastenfonds 2006
Het Woonlastenfonds is één van de minimaregelingen van de gemeente Enkhuizen en bestaat sinds 1999. Het geeft een bijdrage aan huurders met een inkomen rond het sociaal minimum als aanvulling op de huurtoeslag en/of de woonkostentoeslag voor huurders.
Per 1 januari 2006 is de huursubsidie gewijzigd in huurtoeslag. De grootste veranderingen zijn:
• de Belastingdienst betaalt de toeslag uit.
• het huidige inkomen is van belang, niet meer het inkomen uit het vorige jaar;
• het subsidiejaar loopt van 1 januari tot 1 januari;
• de huurtoeslag wordt uitbetaald in de vorm van een maandelijks voorschot, te beginnen in december 2005 voor januari 2006, met een eindafrekening in 2007.
De verordening Woonlastenfonds is gebaseerd op de huursubsidie en dient opnieuw te worden vastgesteld en te worden aangepast aan de huurtoeslag. Gekozen is voor het vooraf bepalen van de bijdrage uit het Woonlastenfonds met behulp van een peildatum. Door een peildatum in te voeren kan de bijdrage uit het Woonlastenfonds bij aanvang van het kalenderjaar worden vastgesteld. Een eindafrekening vindt niet plaats. Bij deze mogelijkheid is administratief uitvoering eenvoudig.
Op deze wijze blijft de regeling eenvoudig uit te voeren. Zodra de voorlopige beschikking van de Belastingdienst binnen is (december) kan de bijdrage voor het jaar daarop worden aangevraagd. De bijdrage wordt maandelijks uitbetaald. Tussentijdse wijzigingen, zoals werkaanvaarding, hebben geen invloed op de toekenning. Dit bevordert de uitstroom van mensen uit de bijstand, de grootste doelgroep voor het Woonlastenfonds, en gaat de armoedeval tegen.
Nadeel is dat de bijdrage wordt gebaseerd op een geschat inkomen, een aanvrager kan een veel lager geschat inkomen doorgegeven dan reëel is. Het toetsingsinkomen wordt, indien mogelijk door de Belastingdienst geschat. Om te onderzoeken of het geschatte inkomen reëel is wordt aan de aanvrager verzocht om de laatste uitkerings- of inkomstenspecificatie te overleggen.
In artikel 1 worden de definities gegeven. De belangrijkste is de rechthebbende. Alleen degene die 23 jaar of ouder is én een huurtoeslag en/of een woonkostentoeslag voor huurders ontvangt én ingeschreven staat in de GBA komt in aanmerking voor een bijdrage uit het Woonlastenfonds. Voor het vermogen wordt in de Wet op de huurtoeslag verwezen naar de draagkracht. Dit is een begrip uit de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) waar weer wordt verwezen naar de Wet op de inkomstenbelasting. In de verordening wordt daarom rechtstreeks verwezen naar de Wet werk en bijstand. De vermogensgrenzen die in de verordening worden genoemd zijn eveneens afkomstig uit de Wet werk en bijstand.
HOOFDSTUK 2 WOONLASTENFONDS EN ANDERE REGELINGEN
Een bijdrage uit het Woonlastenfonds wordt niet toegekend als er geen aanspraak is gemaakt op een voorliggende voorziening.
HOOFDSTUK 3 MAXIMUM REKENGRENZEN EN BASISHUUR
Het Woonlastenfonds is een minimaregeling. In de verordening worden daarom maximum grenzen genoemd. De rekenhuur mag niet liggen boven de aftoppingsgrens zoals genoemd in de Wet op de huurtoeslag. Deze aftoppingsgrenzen zijn per 1 juli 2005: - € 474,88 voor een huishouden dat bestaat uit één of twee personen en - € 508,92 als het huishouden uit drie of meer personen bestaat. Deze aftoppingsgrenzen zijn ingesteld om het huren van te dure woningen door personen met een te laag inkomen tegen te gaan. Ligt de huur boven deze grens dan wordt in principe geen huurtoeslag en dus ook geen bijdrage uit het Woonlastenfonds toegekend.
Het rekeninkomen mag niet meer bedragen dan 105% van het sociaal minimum. Deze bedragen worden jaarlijks door burgemeester en wethouders vastgesteld, afhankelijk van het type huishouden. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de bijstandsnormen.
Alleen personen met een vermogen beneden de bijstandsgrenzen komen in aanmerking voor een bijdrage.
HOOFDSTUK 4 AANVRAGEN BIJDRAGE WOONLASTENFONDS
Voor het aanvragen van een bijdrage uit het Woonlastenfonds wordt gebruik gemaakt van een daarvoor speciaal ontwikkeld formulier. De benodigde gegevens en bewijsstukken dienen te worden overlegd. Welke dat zijn, wordt door burgemeester en wethouders bepaald. Dit zijn met name;
- gegevens omtrent het vermogen
- eventueel gegevens omtrent het inkomen.
HOOFDSTUK 5 VASTSTELLING BIJDRAGE
Om het recht op een bijdrage te bepalen wordt gebruik gemaakt van de door de Belastingdienst afgegeven beschikking met daarin het voorschotbedrag aan huurtoeslag. In het algemeen zal deze beschikking rond december voor het desbetreffende kalenderjaar worden afgegeven. De Belastingdienst kent ook de tijdelijke beschikking, deze wordt gestuurd als de aanvraag niet volledig is verwerkt. Is de aanvraag volledig verwerkt dan wordt een nieuwe beschikking verzonden. De bijdrage uit het Woonlastenfonds wordt vooraf bepaald, enige zekerheid mag worden gevraagd. Op grond van een tijdelijke beschikking wordt geen bijdrage toegekend. Vastgesteld wordt of het geschatte toetsingsinkomen reëel is, eventueel dient een uitkerings- of inkomstenspecificatie worden overlegd (artikel 8 verordening). Indien het geschatte toetsingsinkomen niet reëel is dan wordt geen bijdrage uit het Woonlastenfonds toegekend, tenzij aanvrager voor het verschil gemotiveerd een reden kan aangeven. Het kan zijn dat aanvrager in december nog werk heeft maar vanaf 1 januari in de bijstand komt.
Als peildatum wordt 1 juli gehanteerd of de eerste dag van de kalendermaand waarin recht op een bijdrage ontstaat.
Gezien de toekenningsperiode van de Huurtoeslag zou een peildatum op 1 januari met een toekenningsperiode van 1 januari tot 1 januari logisch lijken. Echter, de verhoging van de huurprijzen gaat op 1 juli in en ook de tabellen van het ministerie (waarop de berekening van de bijdrage is gebaseerd) worden per 1 juli vastgesteld. Bij een peildatum van 1 januari wordt deze hogere huur niet meegenomen in de bijdrage. Dit wordt voorkomen door de peildatum op 1 juli vast te stellen en de toekenningsperiode van 1 juli tot 1 juli.
Dit betekent dat als er recht is op een bijdrage per 1 juli en belanghebbende gaat aan het werk, hij of zij het recht op een bijdrage blijft behouden. Dit bevordert de uitstroom en gaat de armoedeval tegen. Verhuist een belanghebbende naar een andere woning of een andere gemeente, dan stopt de bijdrage. Blijft hij of zij in Enkhuizen wonen dan ontstaat er mogelijk wel nieuw recht.
De basishuur is het bedrag aan huur wat minimaal ten laste blijft voor de huurder. De basishuur wordt door het ministerie vastgesteld in tabellen voor de verschillende type huishoudens. Hoe hoger het inkomen, hoe hoger de basishuur. Voor de berekening van de bijdrage uit het Woonlastenfonds wordt rekening gehouden met het laagste bedrag aan basishuur. Per 1 juli 2005 zijn dit de volgende bedragen:
- € 192,82 voor huishoudens jonger dan 66 jaar
- € 191,00 voor eenpersoonshuishouden van 66 jaar en ouder
- € 189,19 voor een meerpersoonshuishouden van 66 jaar en ouder.
In dit artikel wordt vastgelegd hoe de bijdrage wordt berekend. Hieronder staat een voorbeeld van een dergelijke berekening. Mevrouw P. is 58 jaar en woont alleen. Op de beschikking van de Belastingdienst staat vermeld dat haar geschat toetsingsinkomen over dat jaar inkomen € 12.950,- bedraagt, haar huur € 450,- per maand en dat aan huurtoeslag € 230,- is toegekend. Haar vermogen bedraagt volgens de overlegde gegevens € 4.500,-.
1. Bepaald wordt tot welk huishouden de aanvrager behoort. Er zijn vier typen huishoudens, de omschrijving is geregeld in de Wet op de Huurtoeslag. Mevrouw P. behoort tot de eenpersoonshuishoudens (tabel 1)
2. De rekenhuur wordt bepaald. Dit is de huur samen met het deel van de kosten, zoals genoemd in artikel 5 lid van de wet, welk voor huurtoeslag in aanmerking komt. Bij een rekenhuur boven het bedrag zoals bedoeld in artikel 4 wordt geen bijdrage toegekend. De rekenhuur wordt vermeld op de beschikking van de Belastingdienst. De rekenhuur van mevrouw P. bedraagt € 450,-.
3. Het rekeninkomen wordt bepaald. Bij een rekeninkomen boven het bedrag zoals bedoeld in artikel 5 wordt geen bijdrage toegekend. Ook het rekeninkomen wordt vermeld op de beschikking van de Belastingdienst. Het rekeninkomen van mevrouw P. bedraagt € 12.950,-. Dit bedrag ligt onder 105% van het sociaal minimum.
4. Het rekenvermogen wordt bepaald. Bij een rekenvermogen boven het bedrag zoals bedoeld in artikel 6 wordt geen bijdrage toegekend. Het rekenvermogen wijkt af van de vermogensgrenzen in de Wet op de Huurtoeslag. Deze gegevens worden opgevraagd. Het rekenvermogen van mevrouw P. bedraagt € 4.500,- en ligt onder de vermogensgrens zoals in de Wet werk en bijstand wordt gehanteerd.
5. Bepaald wordt welk bedrag aan basishuur voor aanvrager geldt. Indien de basishuur meer bedraagt dan de rekenhuur na aftrek van de huurtoeslag en/of de woonkostentoeslag voor huurders wordt geen bijdrage toegekend. Aan de hand van het type huishouden wordt de basishuur vastgesteld. Volgens tabel 1 bedraagt de basishuur € 192,82.
6. De bijdrage uit het Woonlastenfonds is het verschil tussen de rekenhuur, na aftrek van de huurtoeslag en/of de woonkostentoeslag voor huurders, en de basishuur. De basishuur wordt afgetrokken van het bedrag aan huur minus huurtoeslag. Dit verschil is de bijdrage uit het Woonlastenfonds.
De huur bedraagt per maand € 450,00
De huurtoeslag bedraagt -/- € 230,00
De huur minus huurtoeslag is € 220,00
De basishuur bedraagt € 192,82
De bijdrage uit het Woonlastenfonds bedraagt p.m. =======
7. Geen bijdrage wordt toegekend indien deze minder dan € 1,00 bedraagt. 8. Bedraagt de bijdrage tussen de € 1,00 en € 5,00 per maand dan wordt het bedrag ineens uitbetaald. Dit heeft administratieve redenen en geldt ook bij de betaling van de huurtoeslag.
Woondiensten Enkhuizen behandelt het merendeel van de aanvragen. Het toegekende bedrag wordt gelijk verrekend met de huur. Behandeld Sociale Voorzieningen de aanvraag, dan wordt de bijdrage maandelijks uitbetaald.
Met deze bepalingen worden de oude verordening ingetrokken per 1 juli en treedt deze verordening met ingang van dezelfde datum in werking. De citeertitel van deze verordening is Verordening Woonlastenfonds 2006.