Organisatie | Uden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Brabant-Noord |
Citeertitel | Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Brabant-Noord |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt Gemeenschappelijke regeling Regionale Hulpverleningsdienst Brabant-Noord en Gemeenschappelijk Meldcentrum Brabant-Noord
Wet gemeenschappelijke regelingen, de Gemeentewet, de Algemene Wet bestuursrecht, Politiewet1993, de Brandweerwet 1985, de Wet rampen en zware ongevallen en de Wet geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen, de Wet ambulancevervoer/Wet Ambulancezorg
geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2006 | 01-01-2017 | Nieuwe regeling | 29-06-2006 Infopagina 19-07-2006 | 2006/38 |
de Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Brabant-Noord
De Raden, de Colleges en de burgemeesters van de gemeenten Bernheze, Boekel, Boxmeer, Boxtel, Cuijk, Grave, Haaren, Heusden, ’s-Hertogenbosch, Landerd, Lith, Maasdonk, Mill en Sint Hubert, Oss, Schijndel, Sint Anthonis, Sint-Michielsgestel, Sint-Oedenrode, Uden, Veghel en Vught en
het Regionaal College en de korpsbeheerder van de politieregio Brabant-Noord
ieder voor zover het zijn verantwoordelijkheden aangaat;
overwegende dat; dat het voor een goede behartiging van de zorg voor de veiligheid van en de hulpverlening aan de burgers in hun werkgebied van belang is bestuurlijk samen te werken;
dat die bestuurlijke samenwerking beter kan verlopen naarmate met elkaar samenhangende taken meer in onderlinge samenhang worden georganiseerd;
dat het gewenst is, in het kader van de rampenbestrijding, crisisbeheersing en alarmering & verbindingen, nadrukkelijk af te stemmen tussen de hulpverleningsdiensten;
dat het gewenst is daartoe de gemeenschappelijke regeling Regionale Hulpverleningsdienst Brabant-Noord en de gemeenschappelijke regeling Gemeenschappelijk Meldcentrum Brabant-Noord te integreren;
dat het voorts gewenst is daarbij zo veel mogelijk rekening te houden met actuele bestuurlijke ontwikkelingen in Nederland en in de regio Brabant-Noord met betrekking tot de verdeling van taken en verantwoordelijkheden bij de hulpverleningsdiensten;
gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Gemeentewet, de Algemene Wet Bestuursrecht, de Politiewet 1993, de Brandweerwet 1985, de Wet rampen en zware ongevallen en de Wet geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen, de Wet ambulancevervoer/Wet ambulancezorg;;
Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen
Artikel 1.1. Begripsomschrijvingen
In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:
gemeenschappelijk meldcentrum : een facilitaire infrastructurele voorziening inclusief ‘112-centrale’ voor het werkgebied waarvan gebruik wordt gemaakt door de regionale brandweeralarmcentrale, de meldkamer van de politieregio en de meldkamer ambulancezorg en waarin het callcenter van de politieregio en een regionaal coördinatiecentrum is ondergebracht;
operationele leiding : bevoegdheid tot het geven van bindende aanwijzingen aan commandanten van de bij de bestrijding van branden, zware ongevallen en rampen samenwerkende diensten, zonder daarbij te treden in de bevoegdheden van de commandanten van die diensten aangaande de wijze van uitvoering van de aan hen opgedragen taken;
Hoofdstuk 3. Doelstelling, taken en verantwoordelijkheden
De veiligheidsregio Brabant-Noord behartigt het belang van een doelmatig georganiseerde en gecoördineerde, waar mogelijk integrale, uitvoering van de hulpverlening in het werkgebied alsmede de voorbereiding daarop.
De aan de regeling deelnemende rechtspersonen werken in de Veiligheidsregio Brabant-Noord bestuurlijk samen ter behartiging van het in artikel 3.1 genoemde belang.
Artikel 3.6. Taken Veiligheidsbureau
De veiligheidsregio Brabant-Noord heeft op het terrein van het veiligheidsbureau tot taak: het projectmatig samenwerken aan het opstellen van plannen voor het voorkomen, beperken en bestrijden van crises, rampen en ongevallen in de regio met behoud van de eigen verantwoordelijkheid van de samenwerkende organisaties.
Hoofdstuk 4. Het algemeen bestuur
De (plaatsvervangende) leden van het algemeen bestuur hebben zitting gedurende de zittingsduur van de gemeenteraad. In een nieuwe zittingsduur van de gemeenteraad kunnen zij terstond opnieuw worden aangewezen. Zij blijven, onverminderd in het bepaalde in lid 2, als lid van het algemeen bestuur fungeren totdat hun opvolgers zijn aangewezen.
Het algemeen bestuur vergadert jaarlijks tenminste tweemaal. Het algemeen bestuur vergadert voorts zo vaak als de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordeelt of tenminste een vijfde van het aantal leden van het algemeen bestuur daarom verzoekt. De voorzitter is gehouden binnen drie weken na ontvangst ervan uitvoering te geven aan een dergelijk verzoek.
Artikel 6.1. Aanwijzing en vervanging
In afwijking van het bepaalde in het vorige lid kan het dagelijks bestuur de voorzitter toestaan om de ondertekening van stukken die van het dagelijks bestuur uitgaan op te dragen aan een ander lid van het dagelijks bestuur of de ondertekening te mandateren aan de secretaris of aan een ander persoon.
Hoofdstuk 7. Taken en bevoegdheden bestuursorganen
Artikel 7.1. Bevoegdheden algemeen
Aan de veiligheidsregio Brabant-Noord zijn door de (organen van) de deelnemende rechtspersonen alle bevoegdheden tot regeling en bestuur toegekend die op enig moment nodig zijn voor de uitvoering van de aan de veiligheidsregio Brabant-Noord opgedragen taken. De bevoegdheden genoemd in artikel 1 lid 6 van de Brandweerwet 1985 en de bevoegdheden genoemd in artikel 2 en 4 van de Wet geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen zijn daaronder begrepen.
Artikel 7.2. Verdeling van taken en bevoegdheden
Voor zover daarvan in deze regeling niet wordt afgeweken is op de veiligheidsregio Brabant-Noord en haar bestuursorganen de verdeling van taken en bevoegdheden van toepassing zoals deze geldt in de Gemeentewet. Met dien verstande dat voor gemeente, gemeenteraad, burgemeester en wethouders en burgemeester in de plaats treden respectievelijk: veiligheidsregio Brabant-Noord, algemeen bestuur, dagelijks bestuur en voorzitter. En met dien verstande dat de verdeling van bevoegdheden over die organen de in deze regeling bepaalde verdeling van taken volgt.
Artikel 7.4. Bindende voorschriften brandweerzorg
Indien het bestuur van een gemeente naar het oordeel het algemeen bestuur in gebreke blijft bij het opvolgen van de voorschriften bedoeld in het eerste lid, kan het algemeen bestuur dit geschil op grond van artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, ter beslissing voorleggen aan Gedeputeerde Staten.
Hoofdstuk 8. Informatie en verantwoording
Artikel 8.1 Informatie- en verantwoordingsplicht leden algemeen bestuur
Het algemeen bestuur stelt jaarlijks voor 1 juli een jaarverslag vast waarin verslag wordt gedaan over het door de veiligheidsregio Brabant-Noord gevoerde bestuur en bereikte resultaten. Het jaarverslag wordt gezonden aan de raden van de deelnemende gemeenten en aan het Regionaal College van de politieregio Brabant-Noord.
Artikel 8.3. Informatie- en verantwoordingsplicht voorzitter
Het bepaalde in artikel 8.2 is van overeenkomstige toepassing op de voorzitter voor het door hem als zodanig gevoerde bestuur.Hoofdstuk 9. Functies, personeel en organisatie
Artikel 9.2. Regionaal commandant brandweer
De regionaal commandant brandweer is belast met de operationele leiding bij buitengewone omstandigheden, rampen, zware ongevallen en grootschalige incidenten of ernstige vrees daarvoor, tenzij het bevoegde gezag als bedoeld in de artikelen 11 en 12 van de Wet rampen en zware ongevallen, een andere voorziening treft.
Artikel 9.3. Regionaal geneeskundig functionaris
De regionaal geneeskundig functionaris coördineert de voorbereiding van de spoedeisende medische hulpverlening op de geneeskundige hulpverlening en stemt de maatregelen ter voorbereiding van de geneeskundige hulpverlening af op de maatregelen van de andere bij de rampenbestrijding betrokken disciplines.
Artikel 9.4. Korpschef politie
De korpschef is belast met de uitvoering van taken, zoals bedoeld in artikel 3.5., lid 2.
Overig personeel in dienst van het openbaar lichaam wordt benoemd, geschorst en ontslagen door het dagelijks bestuur.
Hoofdstuk 10. Financiële bepalingen
Artikel 10.1. Algemene bepaling
Voor zover daarvan niet bij of krachtens de wet of deze regeling is afgeweken is op dit hoofdstuk van
Artikel 10.2. Financiële administratie, geldelijk beheer en controle
Het algemeen bestuur stelt bij verordening regels vast voor de controle op het financiële beheer en op de inrichting van de financiële organisatie. Het algemeen bestuur wijst een of meer accountants aan als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, belast met de controle van de jaarrekening en het daarbij verstrekken van een accountantsverklaring en het uitbrengen van een verslag van bevindingen. Artikel 213 Gemeentewet is hierop van overeenkomstige toepassing.
Voor zover de in lid 2 bedoelde bijdrage berekend wordt naar verhouding van de inwonertallen, wordt uitgegaan van het inwonertal op 1 januari van het jaar, voorafgaande aan dat, waarvoor de bijdrage verschuldigd is. Voor de vaststelling van de aantallen inwoners worden aangehouden de door het Centraal bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers.
Artikel 10.4. Begrotingsprocedure
De raden van de deelnemende gemeenten en het Regionaal College kunnen bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur ter vaststelling wordt aangeboden.
Van de inkomsten en uitgaven van het openbaar lichaam wordt door het dagelijks bestuur over elk dienstjaar verantwoording afgelegd aan het algemeen bestuur, onder overlegging van de conceptjaarrekening met daarbij behorende bescheiden. Het dagelijks bestuur voegt daarbij een verslag van bevindingen van de accountant(s) overeenkomstig artikel 213 van de Gemeentewet.
Hoofdstuk 12. Toetreden, uittreden, wijzigen, opheffen
Na het aangaan van deze regeling kan een rechtspersoon alleen toetreden na instemming van het algemeen bestuur, dat de gevolgen van toetreding regelt.
Na het aangaan van deze regeling kan een rechtspersoon alleen uittreden na instemming van het algemeen bestuur, dat de gevolgen van uittreden regelt.
Aldus vastgesteld door de Raad van de gemeente Uden,
in zijn openbare vergadering van 29 juni 2006.
de griffier, de voorzitter,
………………… …………………..
Aldus vastgesteld door het College van de gemeente ……………,
in zijn vergadering van……………….
de secretaris, de voorzitter,
…………………..……………………...
Aldus vastgesteld door de burgemeester van de gemeente ……………………..,
de burgemeester,
………………….
Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen 1
Hoofdstuk 2. Algemene bepalingen 3
Hoofdstuk 3. Doelstelling, taken en verantwoordelijkheden 3
Hoofdstuk 4. Het algemeen bestuur 5
Hoofdstuk 5. Het dagelijks bestuur 6
Hoofdstuk 7. Taken en bevoegdheden bestuursorganen 7
Hoofdstuk 8. Informatie en verantwoording 8
Hoofdstuk 9. Functies, personeel en organisatie 9
Hoofdstuk 10. Financiële bepalingen 10
Hoofdstuk 11. Archieffunctie en ombudsfunctie 12
Toelichting Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Brabant-Noord
Met het vaststellen van deze gemeenschappelijke regeling stellen de deelnemers de Veiligheidsregio Brabant-Noord in. De regeling is een samentrekking van de gemeenschappelijke regelingen voor de Regionale Hulpverleningsdienst Brabant-Noord respectievelijk het Gemeenschappelijk Meldcentrum Brabant-Noord (GMC). De regeling is primair gebaseerd op de Wet Gemeenschappelijke regelingen (WGR) en de Gemeentewet.
De veiligheidsrisico’s in de samenleving vragen om een overheid die duidelijk, daadkrachtig en consequent kan reageren. Dit vergt een bestuurlijke structuur die slagvaardig is en waarin democratische controle gewaarborgd is. Dit is een van de uitgangspunten die zijn benoemd in het Kabinetsstandpunt Veiligheidsregio’s (Kamerstukken II 2001-2002, 27575, nr.9).
Veiligheidsregio’s zijn gebieden waarin wordt samengewerkt door verscheidene besturen en diensten ten aanzien van taken op het terrein van brandweerzorg, rampenbeheersing, crisisbeheersing, geneeskundige hulpverlening bij rampen en handhaving van de openbare orde en veiligheid. Er is sprake van een territoriaal congruente indeling conform de huidige indeling van de politieregio’s. De samenwerking vindt plaats binnen een structuur die is gebaseerd op wettelijke regelingen en bestuursafspraken.
Een van de zaken uit voornoemd Kabinetsstandpunt, die geregeld moeten zijn in juli 2006, is de verplichte bestuurlijke samenwerking van de regionale brandweer en GHOR met politie. Bij brief (27 april 2005, kenmerk PVR2005/55559) heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) aangegeven dat uiteindelijk gekozen is voor de inrichting van één regionaal veiligheidsbestuur dat zowel verantwoordelijk is voor beleid en beheer ten aanzien van de regionale brandweer en GHOR als voor de rampen- en crisisbeheersing en het beheer van de gemeenschappelijke meldkamer. Om dit te realiseren dient iedere regio een gemeenschappelijke regeling op te stellen waarin de huidige gemeenschappelijke regelingen zullen opgaan.
Hierna volgt, waar nodig, een artikelsgewijze toelichting.
Hoofdstuk 2. Algemene Bepalingen
Naast de gemeenten uit de regio Brabant-Noord neemt de politieregio deel aan de regeling. In dit artikel wordt die deelname beperkt tot de aspecten die het gemeenschappelijk meldcentrum en het veiligheidsbureau betreffen.
Deze beperking is het logische gevolg van de in voornoemde brief benoemde verantwoordelijkheid van het regionale veiligheidsbestuur. Voor het overige blijft het Regionaal College gepositioneerd naast het nieuwe regionale veiligheidsbestuur, in ieder geval tot 1 januari 2008 (gelet op het Kabinetsstandpunt evaluatie politieorganisatie (Kamerstukken II 2004-2005, 29628 nr. 5).
Hoofdstuk 3. Doelstelling, taken en verantwoordelijkheden
In dit artikel wordt de doelstelling van de veiligheidsregio uiteengezet. De in dit artikel genoemde hulpverlening ziet op de hulpverlening door brandweer, politie en de geneeskundige hulpverlening. De hulpverlening door de politie die bedoeld wordt in artikel 2 Politiewet beperkt zich, voor wat deze regeling betreft, tot de situaties waarin sprake is van een ramp of crisis.
De geneeskundige hulpverlening is die zoals bedoeld wordt in artikel 1 van de Wet geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen.
De uitvoering van de hulpverlening gebeurt waar mogelijk integraal hetgeen met zich meebrengt dat betrokken hulpdiensten in een vroeg stadium de mogelijkheden van samenwerking verkennen en ook benutten indien mogelijk.
In dit artikel wordt duidelijk gemaakt dat deze regeling de bestuurlijke inbedding van de Veiligheidsregio beoogt. Het Ministerie van BZK heeft in haar brief van 27 april 2005 (kenmerk: PVR2005/55559) aan de Tweede Kamer aangegeven dat het regionaal veiligheidsbestuur een aantal kerntaken heeft te vervullen. Deze zijn:
Artikel 3.3. Taken brandweerzorg
In dit artikel worden de taken van de regionale brandweer conform artikel 4 van de Brandweerwet 1985 genoemd.
Het bestuur stelt ten minste één maal in de vier jaren een organisatieplan vast. Het organisatieplan bevat de operationele prestaties van de regionale brandweer en de geneeskundige hulpverlening die nodig zijn om uitvoering te geven aan het beheersplan, bedoeld in artikel 5 van de Wrzo. In het organisatieplan is een adequate organisatie van brandweer en geneeskundige hulpverlening (lokaal en regionaal) beschreven; waarbij de brandweer is toegerust op het vastgestelde brandweerzorgniveau en (de voorbereiding op) de rampenbestrijding.
De deelnemende gemeenten kennen een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor een sterk regionaal bureau. Uitgangspunt zijn sterke lokale brandweren, geschraagd door een sterk regionaal bureau. Op regionaal niveau worden de kwaliteitseisen geformuleerd, op lokaal niveau ingevuld. Indien de gemeente hiertoe zelf niet in staat is of het niet alleen wil doen, dient samengewerkt te worden met één of meerdere gemeente(n) in beginsel uit het (brandweer)district. Bij het niet of onvoldoende voldoen aan de vastgestelde eisen, krijgt de betreffende gemeente een periode om dit niveau alsnog te halen. Zoniet, dan heeft het regionale bestuur het recht daaraan consequenties te verbinden voor de samenwerking. Het regionaal niveau verplicht zich tot het effectief en efficiënt uitvoeren van zowel de wettelijke taken als het aangeven van de kwaliteitskaders.
In dit kader verplicht het gemeentebestuur zich advies te vragen aan de regionaal commandant met betrekking tot de benoeming van deze functionaris. Van dit advies kan alleen op basis van zwaarwegende redenen worden afgeweken.
Artikel 3.4. Taken geneeskundige hulpverlening
De GHOR is het organisatorisch samenwerkingsverband voor de geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen. Dit artikel volgt de tekst van artikel 4 van de Wet geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen. De relatie met de meldkamer ambulancezorg ligt niet meer specifiek in deze wet vast.. In de nieuwe Wet Ambulancezorg staat namelijk dat deze taak een bevoegdheid zal worden van de Regionale Ambulancevoorzieningen (RAV). De operationele GHOR is daarbij een regulier onderdeel van de openbare gezondheidszorg, zoals ook de infectieziektebestrijding, de medische milieukunde en de openbare geestelijke gezondheidszorg dat zijn.
Het bestuur van de Veiligheidsregio is verantwoordelijk voor het instellen van de meldkamer ambulancezorg: de aanwijzing van de locatie van de meldkamer, het beheer van het gebouw waarin de meldkamer is gehuisvest en het zorgdragen voor een deugdelijke infrastructuur. De RAV(-directeur) is belast met de aansturing van de meldkamer, omdat de meldkamerfunctie een integraal onderdeel is van het leveren van ambulancezorg.
De RAV maakt gebruik van de gemeenschappelijke meldkamer en sluit daarvoor een dienstverleningsovereenkomst met de beheerder van de meldkamer. De RAV betaalt maximaal de hoogte van de ontvangen vergoeding conform de beleidsregels van het College Tarieven Gezondheidszorg (CTG).
Artikel 3.5. Taken gemeenschappelijk meldcentrum
Naar aanleiding van een evaluatie van het GMC zijn de taken van het GMC als volgt te omschrijven:
het GMC fungeert als ‘informatiecentrum’. Efficiencywinst zit vooral in minder-meerkosten voor gezamenlijke ICT. De ICT-component wordt binnen deze samenwerkingsvariant veel belangrijker. Hieronder verstaan zij geïntegreerde systemen, software, hardware en ook gegevensbeheer, applicatie- en functioneel beheer;
De verantwoordelijkheid voor de organisatie, operationele aansturing en wijze van invulling van operationele prestaties ligt in de lijn van de verschillende moederorganisaties. Ingeval van de meldkamer brandweer is dat het bestuur van de veiligheidsregio overeenkomstig het gestelde in artikel 3.3., tweede lid onder I, sub a.
In het vierde lid wordt de inspanningsverplichting vastgelegd voor de hulpdiensten om integrale samenwerking op de meldkamer na te streven. Dit is in overeenstemming met de doelstelling zoals geformuleerd in artikel 3.1. De inspanningsverplichting leidt ertoe dat de hulpdiensten de mogelijkheden van samenwerking in een vroeg stadium verkennen en indien mogelijk ook benutten.
Artikel 3.6. Taken Veiligheidsbureau
Voor een adequate hulpverlening en voorbereiding op het grootschalig optreden en de rampenbestrijding in de regio is, op bestuurlijk en operationeel niveau, samenwerking nodig. Verbetering van de samenwerking moet uitgaan van de huidige situatie en gericht zijn op haalbare ambities. In een veiligheidsbureau, onder functionele leiding van de regionaal commandant, en waar nodig in overleg met de regiogemeenten kunnen medewerkers van brandweer, GHOR en politie (en in sommige gevallen ook waterschappen, milieudiensten, nutsbedrijven, etc) projectmatig de voorbereiding van de rampenbestrijding vormgeven.
Hoofdstuk 4. Het Algemeen Bestuur
De WGR bepaalt in artikel 13 dat de aanwijzing van de leden van het algemeen bestuur geschiedt door de gemeenteraden. Bedoeling hiervan is -ook als het de aanwijzing van burgemeesters betreft- het karakter van verlengd lokaal bestuur te benadrukken. In elke raadsperiode moet daarom een aanwijzing plaatsvinden. Omdat de doelstelling, taken en verantwoordelijkheden van de Veiligheidsregio Brabant-Noord betrekking hebben op de portefeuilles zoals die aan burgemeesters zijn toegekend wijst elke gemeenteraad de burgemeester aan als lid van het algemeen bestuur en een wethouder als plaatsvervangend lid. Het Regionaal College wijst zijn voorzitter aan. Het lid van het algemeen bestuur dat zowel door de Raad van zijn gemeente als door het Regionaal College als lid is aangewezen heeft zowel een stem namens zijn gemeente als namens het Regionaal College.
Gelet op hetgeen wordt bepaald in artikel 2.2. van de regeling is evident dat het stemrecht van de politievertegenwoordiger zich beperkt tot die besluiten die het GMC dan wel het veiligheidsbureau betreffen.
De wet bepaalt dat het algemeen bestuur tenminste twee maal per jaar vergadert. In de praktijk zal de vergaderfrequentie voortvloeien uit de planning & controlecyclus van Hoofdstuk 13. Lid 2 verklaart een aantal artikelen uit de Gemeentewet van toepassing:
De Raad stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast.
Tegelijkertijd met de oproeping brengt de burgemeester dag, tijdstip en plaats van de vergadering ter openbare kennis. De agenda en de daarbij behorende voorstellen met uitzondering van de in artikel 25, tweede lid, bedoelde stukken worden tegelijkertijd met de oproeping en op een bij de openbare kennisgeving aan te geven wijze ter inzage gelegd.
Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing. De Raad kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de ingevolge het eerste lid niet geopende vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.
De leden van het gemeentebestuur en andere personen die deelnemen aan de beraadslaging kunnen niet in rechte worden vervolgd of aangesproken voor dan wel worden verplicht getuigenis af te leggen als bedoeld in artikel 165, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering over hetgeen zij in de vergadering van de Raad hebben gezegd of aan de Raad schriftelijk hebben overgelegd.
3 De Raad beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd presentielijst heeft getekend daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt.
De Raad maakt de besluitenlijst van zijn vergaderingen op de in de gemeente gebruikelijke wijze openbaar. De Raad laat de openbaarmaking achterwege voor zover het aangelegenheden betreft ten aanzien waarvan op grond van artikel 25 geheimhouding is opgelegd of ten aanzien waarvan openbaarmaking in strijd is met het openbaar belang.
In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd of besloten over:
De Raad kan op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur (Stb. 1991, 703), omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan de Raad worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat de Raad haar opheft.
Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door het College, de burgemeester en een commissie, ieder ten aanzien van de stukken die zij aan de Raad of aan leden van de Raad overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt.
De krachtens het tweede lid opgelegde verplichting tot geheimhouding met betrekking tot aan de Raad overgelegde stukken vervalt, indien de oplegging niet door de Raad in zijn eerstvolgende vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht, wordt bekrachtigd.
De krachtens het tweede lid opgelegde verplichting tot geheimhouding met betrekking tot aan leden van de Raad overgelegde stukken wordt in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel, indien het stuk waaromtrent geheimhouding is opgelegd aan de Raad is voorgelegd, totdat de Raad haar opheft. De Raad kan deze beslissing alleen nemen in een vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht.
Hij kan de Raad voorstellen aan een lid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het lid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig doet de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het lid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.
Hoofdstuk 5. Het dagelijks bestuur
In de samenstelling van het dagelijks bestuur is het algemeen bestuur vrij, met uitzondering van de voorzitter (artikel 6.1 lid 2). Het valt echter te overwegen om hierbij aansluiting te zoeken bij de samenstelling van de agendacommissie Regionaal College waarbij uit elk van de vijf politiedistricten een burgemeester is aangewezen.
Artikel 5.3. Onvrijwillig ontslag
De tekst van artikel 49 Gemeentewet luidt als volgt:
Indien een uitspraak van de Raad inhoudende een opzegging van zijn vertrouwen in een wethouder er niet toe leidt dat de betrokken wethouder zijn ontslag indient, kan de Raad besluiten tot ontslag. Op het ontslagbesluit is artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
De tekst van de genoemde artikelen in de Gemeentewet luiden als volgt:
Het College kan op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan het College worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat het College haar opheft.
Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door de burgemeester of een commissie, ten aanzien van de stukken die zij aan het College overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt. De geheimhouding wordt in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel de Raad haar opheft.
Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing. Het College kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de eerdere vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien ten minste de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.
De leden van het College en andere personen die deelnemen aan de beraadslaging kunnen niet in rechte worden vervolgd of aangesproken voor hetgeen zij in de vergadering van het College hebben gezegd of aan het College schriftelijk hebben overgelegd.
De artikelen 28, eerste tot en met derde lid, 29 en 30 zijn ten aanzien van de vergaderingen van het College van overeenkomstige toepassing.
Het College maakt de besluitenlijst van zijn vergaderingen op de in de gemeente gebruikelijke wijze openbaar. Het College laat de openbaarmaking achterwege voor zover het aangelegenheden betreft ten aanzien waarvan op grond van artikel 55 geheimhouding is opgelegd of ten aanzien waarvan openbaarmaking in strijd is met het openbaar belang.
Hoofdstuk 7. Taken en bevoegdheden bestuursorganen
In lid 3 wordt geregeld dat het algemeen bestuur verordeningen kan vaststellen. In ieder geval zal een financiële verordening worden opgesteld en een organisatieverordening waarin de taken en bevoegdheden alsmede de ambtelijke organisatie nader worden uitgewerkt (zie tevens artikel 10.2).
Artikel 7.4. Bindende voorschriften brandweerzorg
Deze bepaling vloeit voort uit het Regionaal organisatieplan brandweerzorg en rampenbestrijding 2004-2007 Brabant-Noord zoals dit op 23 juni 2004 door het algemeen bestuur van de Hulpverleningsdienst Brabant-Noord ter uitvoering van het bepaalde in artikel 4a Brandweerwet 1985 is vastgesteld. Overigens wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 3.3.
Artikel 7.5. Dagelijks bestuur
De betreffende artikelen uit de Gemeentewet luiden als volgt:
De burgemeester vertegenwoordigt de gemeente in en buiten rechte.
Hoofdstuk 9. Functies, personeel en organisatie
De secretaris is als zodanig de eerste adviseur van het bestuur en verzorgt de coördinatie en de bewaking van de integraliteit van de ambtelijke voorstellen . In de organisatieverordening wordt onder meer de structuur van het secretariaat vastgelegd. De functie van secretaris wordt uit doelmatigheidsoverwegingen ingevuld in de vorm van een personele unie met de functie van regionaal commandant.
Artikel 9.2. Regionaal commandant brandweer
In het derde lid wordt geregeld dat de regionaal commandant is belast met de leiding over het veiligheidsbureau. De regionaal commandant brandweer is portefeuillehouder van het veiligheidsbureau. Hij stemt de uit te voeren werkzaamheden en de voorbereiding van de bestuurlijke besluitvorming af met de korpschef, de regionaal geneeskundig functionaris en de coördinerend gemeentesecretaris.
Artikel 9.3. Regionaal geneeskundig functionaris
In het tweede lid wordt bepaald dat de regionaal geneeskundig functionaris (RGF) is belast met de operationele leiding over de geneeskundige hulpverlening. De bevoegdheden van de RGF zijn een afgeleide van de bevoegdheden van het openbaar bestuur, die zijn vastgelegd in artikel 11 van de wet Rampen en zware ongevallen. De RGF wordt rechtstreeks aangesteld en aangestuurd door het openbaar bestuur; een dergelijke positie is nodig om op bestuurlijk niveau afspraken te kunnen maken met zorginstellingen. De taken van de RGF worden met name genoemd in de artikelen 4 en 5 van de wet Geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen: ‘de RGF coördineert de voorbereiding van de spoedeisende medische hulpverlening op de geneeskundige hulpverlening en stemt de maatregelen ter voorbereiding van de geneeskundige hulpverlening af op de maatregelen van de andere bij de rampenbestrijding betrokken disciplines’. De RGF kan, op grond van artikel 2 van de wet Geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen, ingeval van een ramp of zwaar ongeval ook aanwijzingen geven aan degene die belast is met de leiding over de meldkamer ambulancezorg. Deze leidinggevende en coördinerende taak van de RGF tijdens de bestrijding van de ramp is vergelijkbaar met de operationele leiding die de brandweercommandant heeft over brandweereenheden.
Artikel 9.4. Korpschef politie
De korpschef van de politie wordt middels een mandaat belast met de uitvoering van taken die het GMC betreffen. De korpschef wordt daarmee verantwoordelijk voor de uitvoering van de bestuurlijke verantwoordelijkheid voor het beheer van het GMC dat omvat het facilitair beheer (gebouw e.d.), beheer van de ICT, informatievoorziening en financieel beheer. De Korpschef is portefeuillehouder van het GMC en stemt bij de uitvoering van zijn verantwoordelijkheden af met de regionaal commandant brandweer en de regionaal geneeskundig functionaris.
Artikel 9.6. Organisatieverordening
In de organisatieverordening worden nadere bepalingen opgenomen over de onderlinge verdeling van werkzaamheden en de ambtelijke organisatie.
Hoofdstuk 10. Financiële bepalingen
Artikel 10.2. Financiële administratie, geldelijk beheer en controle
De betreffende artikelen uit de Gemeentewet luiden als volgt:
c de jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels, bedoeld in artikel 186.
In de begroting wordt aangegeven wat de bijdrage is van de aan de regeling deelnemende rechtspersonen voor het jaar waarop de begroting betrekking heeft. Uitgangspunt daarbij is financiële stabiliteit in meerjarenperspectief. In de aanloop naar het GMC is een verdeelsleutel tussen de hulpdiensten afgesproken van 55% (politie) – 30% (brandweer) en 15% (GGD). Inmiddels hebben zich ontwikkelingen voorgedaan die de kapstok GMC overstijgen en zullen zich dergelijke ontwikkelingen blijven voordoen. Op basis van voortschrijdende inzichten, actuele ontwikkelingen e.d - een goed voorbeeld daarvan is C2000 - kan deze verdeelsleutel worden aangepast aan de realiteit van het moment waarop de begroting moet worden ingediend.
Artikel 10.4. Begrotingsprocedure
Om te komen tot een betere afstemming in de beleidsprocessen met de deelnemende gemeenten is in juni 2005 een nieuwe procedure voor de behandeling van de begroting ontwikkeld. Voor 1 december van het betreffende jaar verstuurt de gemeenschappelijke regeling een aankondigingbrief aan de deelnemende gemeenten voor de behandeling van de jaardocumenten. Voor eind januari stelt de gemeenschappelijke regeling de kaders voor de productbegroting op. Na bespreking van deze kaders door het Dagelijks Bestuur wordt de nota voor 1 februari 2005 verzonden aan de Colleges van de deelnemende gemeenten (i.a.a. de raadsgriffiers). Voor 31 maart worden de kaders productbegroting besproken in de Colleges en Commissies en/of Raden van de deelnemende gemeenten, afhankelijk van de in de gemeente gemaakte afspraken.
Eind maart/begin april bespreekt het Algemeen Bestuur van de gemeenschappelijke regeling de kaders van de productbegroting en stelt deze, met inachtneming van de reacties van de gemeenten, vast. Voor 1 mei verzendt de gemeenschappelijke regeling de concept-productbegroting (en jaarrekening) naar de gemeenten. De gemeenten maken uiterlijk eind juni 2005 hun zienswijze op de begroting kenbaar. Uiterlijk 1 juli stelt het Algemeen Bestuur de begroting vast en verstuurt deze voor 15 juli naar het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant.
Uit de begroting volgt de verdeling der kosten die betrekking hebben op het GMC.
In het vijfde lid wordt geregeld dat de aan de meldkamer ambulancezorg toe te rekenen kosten in rekening worden gebracht bij de RAV; zie daarover verder de toelichting bij artikel 3.4.
Hoofdstuk 11. Archieffunctie en ombudsfunctie
Artikel 11.1. Archiefbescheiden
Het Algemeen Bestuur stelt een archiefverordening vast. Als bewaarplaats van het statisch archief verdient het de voorkeur die van de gemeente ’s-Hertogenbosch aan te wijzen.
De Wet extern klachtrecht legt het recht vast voor burgers op een onafhankelijke behandeling van bestuursorganen. De wet is een aanvulling op de Algemene wet bestuursrecht. De Wet extern klachtrecht is met ingang van 1 januari 2006 ook van toepassing op de bestuursorganen van alle gemeenschappelijke regelingen. De gemeenschappelijke regelingen vallen per die datum van rechtswege onder de Nationale Ombudsman tenzij in de gemeenschappelijke regeling zelf wordt aangegeven dat externe klachten behandeld worden via een ombudsvoorziening van één van de aangesloten gemeenten. In de regeling wordt ervoor gekozen voor invulling van de ombudsfunctie aansluiting te zoeken bij de ombudsvoorziening van de gemeente ’s-Hertogenbosch.
Hoofdstuk 13. Overgangs- en slotbepalingen
Deze regeling treedt in werking op 1 juli 2006.
De opheffing van de gemeenschappelijke regeling Hulpverleningsdienst Brabant-Noord en de gemeenschappelijke regeling Gemeenschappelijke Meldcentrum Brabant-Noord is bij wijze van overgangsbepaling opgenomen. Daarmee wordt bereikt dat beide regelingen eerst feitelijk worden opgeheven zodra deze nieuwe regeling Veiligheidsregio Brabant- Noord in werking treedt. Voor de op te heffen regelingen worden nog liquidatieplannen opgesteld.