Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Uden

Coffeeshopbeleidsregels gemeente Uden

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieUden
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingCoffeeshopbeleidsregels gemeente Uden
CiteertitelCoffeeshopbeleidsregels gemeente Uden
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze nota bevat beleidsregels in de zin van de wet.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Uden, Artikel 2.7.1

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

04-01-200604-07-2013Nieuwe regeling

03-01-2006

Infopagina 04-01-2006

College, 03-01-2006

Tekst van de regeling

Intitulé

Coffeeshopbeleidsregels gemeente Uden

 

 

Hoofdstuk 2. Bestaand beleid

2.1.Het Nederlandse drugsbeleid

In de drugnota “Het Nederlandse drugbeleid; continuïteit en verandering” (1995) en in de nadien verschenen Voortgangsrapportage Drugbeleid (1999) zijn de navolgende kernbegrippen opgenomen: preventie en harm-reduction, scheiding der markten, overlastbestrijding en aanpak van georganiseerde criminaliteit.

Onder preventie en harm-reduction wordt kortweg schade- en risicobeperking verstaan; het zoveel mogelijk voorkomen dat in het bijzonder jongeren drugs gaan gebruiken en het verlenen van goede medische zorg en sociale hulp aan problematische gebruikers.

Ten aanzien van de scheiding van markten van soft- en harddrugs wordt in de drugnota opgemerkt dat met name “de bonafide coffeeshops hebben bewezen een bijdrage te leveren aan de afscherming van softdruggebruikers tegen de wereld van de harddrugs.” Niettemin wordt ook de keerzijde van de aanwezigheid van coffeeshops vermeld: “coffeeshops zijn toegenomen in tal en last”.

Door een wijziging van de Opiumwet (invoering artikel 13b, “Wet Damocles”) kan de burgemeester ten aanzien van “voor het publiek toegankelijke lokalen en daarbij behorende erven” bestuursdwang toepassen indien deze zich niet houden aan het lokale beleid, ook wanneer er geen sprake is van overlast.

Een zelfde bevoegdheid heeft de burgemeester op grond van artikel 174a van de Gemeentewet ten aanzien van woningen (“Wet Victoria”). In februari 2002 heeft de Eerste Kamer de “Wet Victor” aangenomen. Deze wet, die op 13 juli 2002 in werking is getreden, is in feite het sluitstuk van de mogelijkheid om woningen te sluiten. Het gaat hier om de aanschrijvingsbevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders jegens de eigenaar van het overlastgevende pand. Als de opgelegde maatregelen niet tot herstel van de openbare orde rond het gebouw leiden, kan het pand zelfs worden onteigend.

Naast bovengenoemde wetgeving is ook toepassing van de wet BIBOB van belang. De wet BIBOB (= Bevordering Integriteitbeoordeling door het Openbaar Bestuur) geeft de gemeente bij het verlenen van een vergunning eventueel extra handvatten om de integriteit te beoordelen van een aanvrager. Hiertoe dient de aanvrager een (door het bestuur vastgestelde) vragenlijst te beantwoorden. Bij twijfels omtrent de integriteit van de aanvrager kan Bureau BIBOB ingeschakeld worden voor verder onderzoek.

Op deze wijze worden mogelijkheden voor bestuursorganen verruimd om zich te beschermen tegen het risico om criminele activiteiten te faciliteren.

De gemeente Uden heeft bij besluit van College van burgemeester en wethouders d.d. 28 september 2004 de intentie uitgesproken om de Wet BIBOB in de toekomst te implementeren in het toekennen van vergunningen. Het belang van gebruik van BIBOB bij vergunningverlening om een coffeeshop te exploiteren is met name benoemd.

2.2.Regionaal/Districtelijk beleid

De richtlijnen van het Openbaar Ministerie ten aanzien van coffeeshops geven een formulering over de afstemming van het lokale coffeeshopbeleid. Zij zeggen het volgende “Het OM werkt bij de totstandkoming en handhaving van lokaal coffeeshopbeleid samen met de lokale autoriteiten. In het kader van een in de lokale driehoek gezamenlijk uit te werken integraal beleid ten aanzien van coffeeshops, dient tot een evenwichtige inzet van verschillende beheersingsinstrumenten te worden gekomen.” Burgemeester, politie en justitie dragen elk vanuit de eigen verantwoordelijkheid bij aan een samenhangend en effectief beleid. Het gaat er hierbij om dat de strafrechtelijke en bestuursrechtelijke bevoegdheden zo op elkaar zijn afgestemd, dat ze elkaar daadwerkelijk aanvullen. In het driehoeksoverleg van politiedistrict De Leijgraaf zijn eerder al afspraken gemaakt over het te voeren coffeeshopbeleid in de zin van het accepteren van één coffeeshop binnen de gemeente Uden en impliciet binnen het district. Deze afspraken dienen te worden vertaald tot gemeentelijk beleid voor de gemeente Uden met inachtneming van veranderde wetgeving.

In het kader van acceptatie van één districtelijke coffeeshop geldt voor de overige gemeenten daarom het “nul-beleid”. Indien zich in een van die gemeenten een coffeeshop vestigt, kan het OM optreden, ook wanneer de zogenaamde AHOJG-criteria niet worden overschreden. Voorgesteld wordt om deze afspraak te herbevestigen in het driehoeksoverleg van district De Leijgraaf, waarbij gevraagd zal worden dit beleid ook formeel te communiceren naar de betrokken gemeentebesturen.

2.3.Huidige situatie in de gemeente Uden

De gemeente Uden heeft momenteel één coffeeshop in de St. Janstraat. De ervaringen daarmee zijn over het algemeen goed te noemen. Uit controles zijn in de loop van de jaren geen noemenswaardige incidenten voorgevallen. Vaststelling van deze notitie zal geen andere consequenties hebben voor de huidige exploitant, anders dan dat hij gehouden is aan de geldende wetgeving op dit terrein. Voorgesteld wordt om de huidige exploitant uit te nodigen voor een gesprek om kennis te nemen van het in te zetten beleid en te vragen de gedoogbeschikking te ondertekenen.

Hoofdstuk 3. Te voeren coffeeshopbeleid in de gemeente Uden

3.1.Inleiding

Bij het voeren van een coffeeshopbeleid zijn gemeente, OM en politie sterk afhankelijk van elkaar. Het gebruik van bestuurlijke en strafrechtelijke bevoegdheden moet goed op elkaar worden afgestemd om een samenhangend en effectief coffeeshopbeleid tot stand te brengen.

Gewijzigde regelgeving en jurisprudentie geven aanleiding nieuw beleid vast te stellen.

3.2.Gedoogbeleid: de rol van het Openbaar Ministerie

Het gedogen van coffeeshops lijkt haaks te staan op een beleid dat gericht is op het terugdringen van handel in en gebruik van drugs. De aanwezigheid van coffeeshops kan echter ook gunstige effecten hebben, die het gedogen ervan rechtvaardigen.

Het uitgangspunt van het Nederlandse drugsbeleid is het verbod van zowel soft- als harddrugs zoals verwoord in de Opiumwet. Maar in de handhaving van dit verbod stelt het Openbaar Ministerie (OM) wel prioriteiten. Kernpunten daarbij zijn: preventie en schade- en risicobeperking, scheiding van de markten voor softdrugs en harddrugs en de aanpak van de georganiseerde criminaliteit. (Gelimiteerde aanwezig van -) Coffeeshops hebben bewezen hierbij een rol te kunnen spelen.

Het OM heeft de bevoegdheid om strafrechtelijk op te treden tegen overtredingen van de Opiumwet. Daarom is het OM een belangrijke partner bij het voeren van het coffeeshopbeleid. De Opiumwet verbiedt het “bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, aanwezig hebben en vervaardigen van soft- en harddrugs”. Ten aanzien van softdrugs voert het OM landelijk een gedoogbeleid met betrekking tot de verkoop in coffeeshops: onder bepaalde voorwaarden en mits passend in het lokaal vastgestelde coffeeshopbeleid zal het OM daartegen niet optreden.

Onder coffeeshops verstaat het OM alcoholvrije horecagelegenheden, waar handel in -en gebruik van- softdrugs plaatsvindt. De criteria waaraan een coffeeshop zich moet houden zijn de zogenaamde AHOJG-criteria:

A:geen affichering: dit betekent geen reclame anders dan een summiere aanduiding op de betreffende lokaliteit;

H:geen harddrugs: dit betekent dat geen harddrugs voorhanden mogen zijn en / of verkocht worden;

O: geen overlast: onder overlast kan worden verstaan parkeeroverlast rond de coffeeshop, geluidshinder, vervuiling en / of voor nabij de coffeeshop rondhangende klanten;

J: geen verkoop aan en toegang van jeugdigen tot een coffeeshop. Gelet op de toename van het cannabisgebruik onder jongeren is gekozen voor een strikte handhaving van de leeftijdsgrens van 18 jaar;

G: geen verkoop van grote hoeveelheden per transactie: dit wil zeggen hoeveelheden groter dan geschikt voor eigen gebruik (= 5 gram). Onder “transactie” wordt begrepen alle koop en verkoop in 1 coffeeshop op een zelfde dag met betrekking tot een zelfde koper. Daarnaast mag de handelsvoorraad in een coffeeshop niet groter zijn dan 500 gram per dag.

3.3.Handhavingseffecten

Ervaring heeft de afgelopen jaren geleerd dat het gedogen van een coffeeshop niet per definitie een gunstig effect hoeft te hebben op het terugdringen van de illegale handel op ongewenste plaatsen, zoals bij scholen, overige straathandel of horecabedrijven. Helaas blijft dit een probleem van andere orde omdat prijzen in de illegale handel vaak lager liggen dan in de gereguleerde handel.

Het gunstige effect van het (beperkt) gedogen van een coffeeshop is met name gelegen in het feit dat het duidelijkheid geeft; Eenieder weet waar verkoop gedoogd wordt tegen welke voorwaarden.

De afnemer weet dat hij gecontroleerd softdrugs afneemt die verkocht worden volgens bepaalde criteria. De exploitant(en) heeft er belang bij zich te houden aan de gestelde criteria en te voorkomen dat er overlast ontstaat. Doet hij dit niet, dan loopt hij immers het risico de handel kwijt te raken. De inzet van politie en OM met betrekking tot de handhaving kan effectiever zijn door de mogelijkheid deze te combineren met de bestuurlijke instrumenten die de gemeente (met name de burgemeester) tot haar beschikking heeft. In een handhavingsarrangement zullen burgemeester, politie en OM concrete afspraken maken over hun inzet. (Zie hoofdstuk 6). De rol van de (lokale) driehoek is van belang om concrete afspraken te maken over effectieve handhaving.

Een ander aspect van handhaven is de toelevering van softdrugs aan de coffeeshop.

Hierover is momenteel een landelijke discussie gaande, die in het kader van het huidige voorstel t.a.v. coffeeshopbeleid gevolgd zal worden.

Binnen de regio Brabant-Noord wordt momenteel gewerkt aan nieuw beleid t.a.v. dit onderwerp. Voorgesteld wordt om de ontwikkelingen nauwlettend te volgen in driehoeksverband en het beleid aan te passen indien aan de orde.

3.4.Volksgezondheid

In deze notitie worden de coffeeshops en de daarmee verband houdende problematiek benaderd uit het oogpunt van openbare orde, woon- en leefklimaat en veiligheid. Kernprobleem blijft natuurlijk de kans op verslaving aan verdovende middelen. Dit heeft gevolgen voor de openbare orde en leefbaarheid en gevolgen voor de gezondheid van gebruikers en van derden die met het gedrag van verslaafde gebruikers worden geconfronteerd. Om deze redenen worden er ook beperkingen gelegd ten aanzien van het toelaten jeugdigen en affichering (reclame). Ook het aanwezig zijn van alcohol in de inrichting zal niet worden toegestaan (zie ook paragraaf 3.2.).

T.a.v. drugsgebruik in de preventieve zin neemt de gemeente Uden haar verantwoordelijkheid door o.a. de volgende acties;

  • -

    Exploitanten van coffeeshops hebben op het terrein van de volksgezondheid een verantwoordelijkheid bij de verstrekking van cannabisproducten aan gebruikers. Ondanks beperkte beïnvloedingsmogelijkheden voor gemeenten op dit terrein, moeten exploitanten en beheerders verantwoorde voorlichting geven omtrent het gebruik van softdrugs. In de voorschriften voor de gedoogbeschikking wordt daarom o.a. een bepaling opgenomen dat voorlichtingsmateriaal in de vorm van brochures zichtbaar voor de klanten in de coffeeshops aanwezig dient te zijn.

  • -

    Exploitanten en het personeel worden voorts in het kader van de gedoogvergunning kennis te hebben van herkennen van problematisch gebruik, kennis over verschillende middelen en doorverwijzingmogelijkheden naar hulpverlenende instanties. Vervolgens dient de exploitant van de coffeeshop in een bedrijfsplan aan te geven wat het plan van aanpak is met betrekking tot het voorkomen van overlast, het ontzeggen van de toegang aan minderjarigen, het ontmoedigen van doorverkopen van drugs en het geven van voorlichting.

    • 3.5.Coffeeshops en minderjarigen

Coffeeshops mogen niet toegankelijk zijn voor minderjarigen. Coffeeshophouders hebben de verplichting erop toe te zien dat er geen minderjarigen in hun bedrijf aanwezig zijn. Zij hebben er ook belang bij dit goed te doen. Als bij controle blijkt dat er minderjarigen in hun bedrijf aanwezig zijn, zal, zoals bepaald in het handhavingsarrangement, de gedoogbeschikking worden ingetrokken.

Het doorverkopen van producten door klanten is een moeilijker probleem. Om de kans hierop te beperken, stelt het OM in haar richtlijnen een maximum aan de transactiehoeveelheid per persoon per dag.

Het is ook hier weer de verantwoordelijkheid van de exploitant erop toe te zien dat dit maximum niet wordt overtreden. De politie blijft overigens onverminderd alert op straathandel.

3.6.Maximumstelsel

Toepassing van een maximumstelsel betekent dat in een gemeente een vastgesteld maximum aantal coffeeshops worden toegelaten. Dit maximum wordt bepaald aan de hand van een analyse van de lokale situatie. Met dit stelsel wordt beoogd de problematiek rond de verkoop van softdrugs beheersbaar te houden. Voor het vaststellen van het maximum aantal toegestane coffeeshops bestaan geen officiële (landelijke) normen. Veelal wordt in de praktijk het inwonertal aangehouden van één gedoogde coffeeshop per 40.000 inwoners, uitgaande van een verstedelijkt gebied. Vanwege het overwegend plattelandskarakter binnen district De Leijgraaf en de verspreiding van bebouwing over meerdere kernen is binnen de driehoek van district De Leijgraaf is deze norm vastgesteld voor het district. (gemeenten Uden, Veghel, Boekel en Landerd)

3.7.Criteria locatiekeuze

De momenteel als zodanig geregistreerd staande coffeeshop bevindt zich in de St. Jansstraat 31a te Uden.

Mocht zich in de toekomst een wijziging voordoen ten aanzien van de huidige vestiging wordt voorgesteld de hiernavolgende criteria vast te stellen ten aanzien van de te kiezen locatie:

  • -

    geen vestiging in strijd met de bestemming;

  • -

    geen vestiging van de coffeeshop in een woonwijk;

  • -

    geen vestiging in winkelcentra, wel in de periferie daarvan;

  • -

    de specifieke locatie van een coffeeshop toetsen aan de situering ten opzichte van met name Voortgezet Onderwijs, jeugdcentra en wijkgebouwen: voorgesteld wordt een afstand van hemelsbreed ongeveer 250 meter in acht te nemen;

  • -

    de locatie van de coffeeshop niet situeren met rechtstreeks zicht op basisscholen.

3.8.Gedoogbeschikkingen

Een gemeente kan ervoor kiezen, zoals in deze notitie aangegeven, voor een bepaald aantal te gedogen coffeeshops. Onder door de gemeente bepaalde omstandigheden zal dan geen gebruik worden gemaakt van de sluitingsbevoegdheid van coffeeshops op basis van artikel 13b van de Opiumwet (zie bijlage).

Aan de coffeeshop die zich houdt aan de in dit beleid gestelde voorwaarden wordt een “gedoogbeschikking” afgegeven. Voor betrokken partijen is het duidelijk welke afspraken er zijn gemaakt. Niet-naleving van de afspraken door de exploitant van de coffeeshop leidt tot het intrekken van de gedoogverklaring en inzetten van handhaving.

3.9.Bestrijding drugsoverlast op straat en vanuit woningen

Het gedogen van coffeeshops heeft als doel, zoals eerder in dit hoofdstuk uiteen is gezet, het toelaten van transparante verkooppunten van softdrugs, om zo de markten van soft- en harddrugs zo veel mogelijk te scheiden. Door coffeeshops te gedogen, aan voorschriften en controle te onderwerpen, kan worden voorkomen dat jong-volwassenen die in een bepaalde levensfase softdrugs willen gebruiken in contact komen met de wereld van de harddrugs en criminaliteit. Die scheiding wordt niet bereikt als er naast coffeeshops ook andere verkooppunten bestaan. Dit betekent dat ook aandacht moet worden besteed aan de bestrijding van de handel vanuit woningen of op straat en de aanpak van overige verkooppunten, zoals cafés, winkels en afhaalcentra. Primair ligt hier een taak van de politie en het OM. De gemeente kan een bijdrage leveren door in de Algemene Plaatselijke Verordening bepalingen op te nemen om politieoptreden te vergemakkelijken.

In de huidige APV is daartoe artikel 2.8.2. “Verbod begeven op de weg om drugs te verhandelen” opgenomen: “Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.

Sinds de inwerkingtreding van artikel 174a van de Gemeentewet kan de burgemeester bij gedragingen in een woning waarbij de openbare orde rond die woning wordt verstoord, overgaan tot sluiting van de woning. Aangezien op basis van dit artikel een inbreuk wordt gemaakt op een grondrecht, de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, moet sprake zijn van ernstige overlast. De overlast moet de veiligheid en de gezondheid van mensen in de omgeving van de woning raken. Tegen de handel in (soft)drugs vanuit woningen kan overigens ook worden opgetreden op basis van de bestuursdwangbevoegdheid in verband met strijdigheid met het bestemmingsplan. Overigens laten deze bestuursrechtelijke sluitingsmogelijkheden onverlet dat tegen dergelijke handel ook strafrechtelijk kan worden opgetreden.

Hoofdstuk 4. Juridisch instrumentarium

4.1.Inleiding

In dit hoofdstuk zal worden ingegaan op de vraag hoe het lokale coffeeshopbeleid juridisch vorm gegeven kan worden. Het gaat hierbij om het in juridische zin geven van “handen en voeten” aan het beleid dat in het voorgaande hoofdstuk inhoudelijk is besproken. Hierbij zal een overzicht worden gegeven van de meest gebruikte instrumenten die ter bestrijding van de drugsoverlast worden gebruikt.

De verordenende bevoegdheid van de gemeente wordt begrensd door een boven- en ondergrens. De gemeentelijke wetgever is in beginsel vrij nadere regels te stellen met betrekking tot een onderwerp waarover al hogere regels bestaan. Deze mogen echter niet in strijd zijn met wetten, algemene maatregelen van bestuur en provinciale verordeningen. Wanneer de hogere regeling als uitputtend is bedoeld, ontbreekt deze mogelijkheid echter. Uitzondering hierop is de situatie waarbij de gemeentelijke regelgever zich op hetzelfde terrein begeeft met een ander motief: dan mag de Raad wel regels stellen.

De gemeentelijke verordening dient zich voorts te beperken tot een regeling van openbare belangen: de gemeente mag niet treden in een louter particulier belang, zoals bijvoorbeeld het gebruik van drugs. Wel kan de gemeente regels stellen ten aanzien van de effecten van het drugsgebruik in het openbare leven.

4.2.De Wet “Damocles” (artikel 13b van de Opiumwet)

Uit de wetshistorie blijkt dat de Opiumwet een uitputtende regeling is en dat het motief van die wet de bescherming van de volksgezondheid is. De ruimte die de gemeente heeft om invulling te geven aan lokaal coffeeshopbeleid worden gevormd door internationale verdragen, de Opiumwet en het nationale drugbeleid. Het gedoogbeleid zoals hiervoor omschreven, is een uitwerking van het nationale beleid. De Opiumwet heeft in 1999 een belangrijke wijziging ondergaan, waar het gaat om het lokale coffeeshopbeleid. Per 21 april 1999 is de zogenaamde Wet “Damocles” in werking getreden. Het gaat hier om een toevoeging van artikel 13b van de Opiumwet, waarin de burgemeester de bevoegdheid krijgt om bestuursdwang uit te oefenen tegen voor het publiek toegankelijke lokalen, zoals coffeeshops, theehuizen, café’s, restaurants en de daarbij behorende erven, indien hard- of softdrugs worden verkocht, afgeleverd of verstrekt, dan wel daartoe aanwezig zijn.

Tot die tijd konden gemeenten alleen maar via het openbare-orde-instrumentarium of met een beroep op allerhande indirecte instrumenten tegen coffeeshops optreden. Anders dan voorheen, hoeft dus niet meer worden aangetoond dat sprake is van overlast.

Met de invoering van de Wet “Damocles” is er dus nog slechts één juridische grondslag voor sluiting: artikel 13b van de Opiumwet. Deze bestuursdwangbevoegdheid is een zogenaamde “discretionaire” (vrije) bevoegdheid van de burgemeester. Daarom worden in de jurisprudentie hoge eisen gesteld aan de bestuursdwangaanschrijving. Niet alleen moet komen vast te staan dat sprake is van overtreding van een wettelijk voorschrift, maar ook het belang van daadwerkelijk optreden op de door de burgemeester aangegeven wijze moet goed gemotiveerd zijn. Dit maakt het noodzakelijk om handhavingsbeleid te formuleren waarin wordt aangegeven onder welke omstandigheden en op welke wijze gebruik zal worden gemaakt van de bestuursdwangbevoegdheid.

4.3.De Wet “Victoria” (artikel 174a van de Gemeentewet)

Sinds maart 1997 kan de burgemeester een drugspand sluiten op grond van artikel 174a van de Gemeentewet als er sprake is van een ernstige verstoring van de openbare orde in de omgeving van het pand.

Het 1e lid van dit artikel luidt: “De burgemeester kan besluiten een woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te sluiten, indien door gedragingen in de woning of het lokaal of op het erf de openbare orde rond de woning, het lokaal of het erf wordt verstoord.”

Deze bepaling wordt aangemerkt als de Wet “Victoria”. Sluiting van een woning is een ingrijpend middel. De overheid maakt hiermee inbreuk op het recht van de persoonlijke levenssfeer (artikel 10 van de Grondwet). Voor de toepassing van dit artikel gelden daarom een aantal uitgangspunten:

  • -

    het huisrecht en het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer zijn in het geding. Hierdoor moet de sluiting noodzakelijk zijn: dus moet de sluiting voldoen aan de eisen van subsidiariteit (is er een ander, meer probaat middel voorhanden dat niet of in mindere mate ingrijpt in de privacy van de bewoners) en proportionaliteit (staat de maatregel in verhouding tot de overlast);

  • -

    het sluitingsbevel moet slechts als ultimum remedium worden ingezet;

  • -

    er moet sprake zijn van ernstige verstoring van de openbare orde, die de veiligheid en gezondheid van mensen in de omgeving van de betrokken woning in ernstige mate aantast (bijvoorbeeld drugsoverlast, handel in wapens en prostitutie);

  • -

    het bevel tot sluiting is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht en moet voldoen aan de bepalingen die in deze wet zijn opgenomen.

4.4.De Wet BIBOB

Sinds juni 2003 bestaat de mogelijkheid voor (gemeentelijke) overheid om de Wet BIBOB toe te passen. BIBOB staat voor “BevorderingIntegriteitsbeoordelingen Openbaar Bestuur”.

Door gebruik te maken van de handvatten die deze wet biedt kan via Bureau BIBOB nader onderzoek plaatsvinden naar aanvragers van vergunningen op daartoe vooraf vastgestelde momenten. Gebruik maken van de Wet BIBOB zal zich met name voordoen op het moment dat er aanwijzingen zijn voor - of een vermoeden van – criminele achtergronden van de vergunningaanvrager. Het Bestuur van de Gemeente Uden heeft in september 2004 in een startnotitie de intentie uitgesproken Wet BIBOB nader te implementeren in de werkwijze bij vergunningaanvragen voor coffeeshops, drank – en horeca, speelautomatenhallen en seksinrichtingen.

Hoofdstuk 5. Handhaving

5.1.Inleiding

Het thema handhaving is tamelijk omvangrijk. Het handhavingsvraagstuk krijgt in de bestuursrechtelijke praktijk steeds nadrukkelijker de aandacht. Hierbij speelt niet alleen de vraag van een goede afstemming tussen bestuur, politie en OM, maar heel nadrukkelijk ook de vraag op welke wijze de bestuurlijke handhaving vorm kan worden gegeven. Afspraken over het gecombineerd optreden van gemeentebestuur, politie en OM, waardoor bestuursrechtelijke en strafrechtelijke instrumenten goed gecoördineerd kunnen worden, worden ook wel “handhavingsarrangementen” genoemd. Het handhavingsarrangement is een richtlijn. In ernstige of spoedeisende gevallen kan hiervan worden afgeweken.

5.2.Samenwerking

Het is min of meer vanzelfsprekend dat voor een goede handhaving van het lokaal drugsbeleid, samenwerking tussen gemeentebestuur, OM en politie noodzakelijk is. Iedere partij heeft immers een deel van de handhavingspuzzel in handen.

In de OM-richtlijn van 1996 wordt de samenwerking van de lokale driehoek als uitgangspunt voor het gedoogbeleid van coffeeshops gehanteerd. Ook in jurisprudentie van de Hoge Raad wordt deze samenwerking uitdrukkelijk bevestigd.

In de inleiding is reeds opgemerkt dat handhaving een omvangrijk thema is. Het gevaar dat hierin schuilt is de neiging te willen komen tot een allesomvattend samenwerkingspakket. Met andere woorden: de samenwerking niet alleen beperken tot coffeeshopbeleid, maar ook afspraken maken over bijvoorbeeld de handhaving van het totale drugsbeleid of zelfs het gehele lokaal veiligheidsbeleid. Aangezien het ondoenlijk is om een allesomvattend handhavingsarrangement op te stellen, zal in deze nota worden volstaan met een concreet afsprakenpakket op basis van een duidelijk omlijnd beleid. Bij een gebleken succesvolle uitvoering kan dit arrangement steeds verder worden uitgebreid tot aanverwante beleidsterreinen.

Voorwaarde voor een effectief coffeeshopbeleid is dat er naast de gedoogde verkooppunten, dit zijn de coffeeshops die beschikken over een gedoogbeschikking, geen andere verkooppunten bestaan. Doel van het beleid is immers om tot een overzichtelijk en inzichtelijk aantal gedoogde verkooppunten van softdrugs te komen. Dat betekent dat alle niet gedoogde verkooppunten krachtig worden bestreden. Daarom worden de handhavingsafspraken niet beperkt tot overtredingen door gedoogde coffeeshops van de gedoogcriteria, maar worden ook afspraken gemaakt over het optreden tegen de verkoop vanuit overige voor het publiek toegankelijke lokalen, woningen of op straat.

5.3.Taakverdeling bij de handhaving

De taken van de politie zijn:

  • -

    opsporing;

  • -

    controle;

  • -

    constatering overtreding;

  • -

    opmaken proces verbaal indien noodzakelijk;

  • -

    eventueel verrichten van aanhoudingen of in beslag nemen;

  • -

    informeren van de burgemeester (schriftelijk).

De taken van het Openbaar Ministerie zijn:

  • -

    vervolging in geval van proces verbaal;

  • -

    toepassen van dwangmiddelen (zoals doorzoekingen of voorlopige hechtenis, indien daartoe wettelijke bevoegdheden zijn);

  • -

    leiden van opsporingsonderzoeken.

De taken van de gemeente zijn:

  • -

    al dan niet verlenen van gedoogbeschikkingen;

  • -

    controle;

  • -

    toepassen bestuursdwang;

  • -

    toepassen dwangsom.

5.4.Toezicht en controle

Politie en gemeente zullen toezicht en controles uitvoeren om te controleren of coffeeshops de aan hen gestelde eisen in de gedoogbeschikking naleven. Deze controles kunnen gezamenlijk plaatsvinden of individueel. De controles vinden onregelmatig en onaangekondigd plaats. Gemeente en politie maken afspraken over het aantal en de aard van de controles. Minimaal twee keer per jaar vindt in elke coffeeshop een onaangekondigde controle plaats. Daarnaast hebben politie en gemeentelijke diensten een signalerende functie in het kader van de uitoefening van hun reguliere taken.

5.5.Capaciteit

Gemeente, politie en OM maken voldoende capaciteit vrij om aan het arrangement uitvoering te kunnen geven. Na een geconstateerde overtreding vindt altijd een vervolgactie plaats. Deze bestaat ofwel uit een schriftelijke waarschuwing, bestuursdwang of dwangsom, ofwel uit strafrechtelijke vervolging door het OM, ofwel uit beide, afhankelijk van de aard van de overtreding. Incidenteel kan ook worden volstaan met een transactie.

5.6.Algemene wet bestuursrecht

Bestuursdwang of het opleggen van een dwangsom gebeurt altijd conform het gestelde in de Algemene wet bestuursrecht. Dit betekent dat voorafgaand aan het toepassen van de bevoegdheid tot bestuursdwang of dwangsom, een schriftelijke waarschuwing wordt gegeven. Alleen in ernstige en / of dringende gevallen kan direct tot het toepassen van bestuursdwang worden overgegaan.

5.7.Toe te passen wet- en regelgeving

In het kader van de handhaving van het coffeeshopbeleid wordt met name gebruik gemaakt van de volgende wet- en regelgeving:

  • -

    Opiumwet (burgemeester: artikel 13b; politie en OM: overige artikelen);

  • -

    Gemeentewet (artikel 174a);

  • -

    Algemene wet bestuursrecht (artikel 4:81);

  • -

    APV.

Verder zal indien passend, eveneens de volgende wetgeving worden gehanteerd:

  • -

    Drank- en Horecawet;

  • -

    Wetboek van Strafrecht;

  • -

    Wet Wapens en Munitie;

  • -

    Wet op de Kansspelen;

  • -

    Wet Milieubeheer;

  • -

    Woningwet.

5.8.Pluk-ze

Politie en OM zullen bovendien, indien hiertoe de noodzaak en de mogelijkheid aanwezig is, in contact treden met de Belastingdienst of optreden in het kader van de Pluk-ze wetgeving (Ontnemingvordering wederrechtelijk verkregen voordeel).

5.9.Handhaving gedoogde coffeeshops

Een coffeeshop is een alcoholvrije horecagelegenheid. Het is een inrichting waar handel in en gebruik van softdrugs plaatsvindt. De coffeeshop moet daarom tevens voldoen aan de eisen die gesteld worden ten aanzien van “reguliere” horecabedrijven.

In deze paragraaf wordt een overzicht gegeven van zowel de strafrechtelijke als de bestuursrechtelijke maatregelen ingeval er sprake is van geconstateerde feiten die strijdig zijn met het vastgestelde coffeeshopbeleid, dan wel in strijd zijn met de gedoogcriteria zoals omschreven in de verleende gedoogbeschikking. Er is sprake van een gedoogde coffeeshop indien deze in het bezit is van een gedoogbeschikking van de burgemeester voor het exploiteren van een coffeeshop. De gedoogbeschikking wordt voor maximaal één jaar verleend met een stilzwijgende verlenging voor de duur van één jaar bij een juiste naleving van de voorschriften. Bij overtreding van deze voorschriften wordt bestuurlijk en / of strafrechtelijk opgetreden.

1. Overtreding alcoholverbod

Toelichting: in deinrichting mag geen alcohol worden verstrekt.

Bestuursrechtelijke sanctie

1e keer: schriftelijke waarschuwing

2e keer: intrekking gedoogbeschikking

Strafrechtelijke sanctie

2e keer: In beslagname drank en drugs, proces-verbaal (politie) en vervolging (OM)

Constatering door : politie als bestuursrechtelijk toezichthouder.

Handhaver : burgemeester en / of burgemeester en wethouders, OM.

Wettelijke basis : Artikel 13b Opiumwet+ Algemene wet bestuursrecht

Artikel 3 van de Drank- en Horecawet.

2. Affichering

Toelichting: in,dan wel vanuit de inrichting mag geen reclame worden gemaakt voor de verkoop van softdrugs; aan de buitenkant van de inrichting is, naast de naam van de inrichting, enkel de aanduiding “coffeeshop” toegestaan, waarvan de afmetingen het formaat 1 m x 0,50 m2niet mag overschrijden. Verder mag niet op enigerlei wijze wervend worden opgetreden om daarmee de aandacht op de inrichting te vestigen, bijvoorbeeld door middel van het plaatsen van advertenties, sponsoring van evenementen of het verspreiden van foldermateriaal.

Bestuursrechtelijke sanctie

1e keer: schriftelijke waarschuwing.

2e keer: intrekking gedoogbeschikking.

Strafrechtelijke sanctie

1e keer na intrekking van de beschikking: proces-verbaal, in beslagname drugs en vervolgen.

2ekeer na intrekking van de beschikking: proces-verbaal, in beslagname drugs en vervolgen.

Constatering door: politie

Handhaver: burgemeester en OM.

Wettelijke basis: Opiumwet + Algemene wet bestuursrecht.

3. Overlast door de coffeeshop

Toelichting: de coffeeshop mag geen overlast veroorzaken voor de omgeving. Overlast kan bijvoorbeeld bestaan uit lawaai, (fout) geparkeerde auto’s en/of fietsen van klanten, zwerfvuil afkomstig uit de inrichting etc.

Bestuursrechtelijke sanctie

1e keer: schriftelijke waarschuwing.

2e keer: intrekking gedoogbeschikking.

Bij zeer ernstige overlast, dit is dreigen met wapens, mishandeling e.d., kan onmiddellijk en zonder uitstel overgegaan worden tot sluiting voor maximaal een jaar en intrekking van de gedoogbeschikking.

Zie ook: -9. Criminele activiteiten -

Strafrechtelijke sanctie

Bij lichte vormen van overlast:

1e keer: mutatierapport (politie).

2e keer: proces-verbaal, in beslagname drugs en vervolgen.

Bij zeer ernstige overlast:

1e keer: proces-verbaal, in beslagname drugs en vervolgen.

Constatering door: politie

Handhaver : burgemeester en OM.

Wettelijke basis : Artikel 13b Opiumwet, Opiumwet, Algemene wet bestuursrecht, Wetboek van Strafrecht, APV, artikel 2.3.1.5. (tijdelijke sluiting), Gemeentewet artikel 174.

4. Toegang voor minderjarigen

Toelichting: een coffeeshop is alleen toegankelijk voor personen van 18 jaar of ouder.

4.1. Overtreding begaan door het verkopen, verstrekken aan minderjarigen en de aanwezigheid van minderjarigen beneden 16 jaar

Bestuursrechtelijke sanctie

1e keer: intrekking gedoogbeschikking + sluiting

Strafrechtelijke sanctie

1e keer: na intrekking van de beschikking: proces-verbaal, in beslagname drugs alsmede vervolging.

4.2. Overtreding begaan door het toelaten van minderjarigen van 16 en 17 jaar

Bestuursrechtelijke sanctie

1e keer: schriftelijke waarschuwing.

2e keer. intrekking gedoogbeschikking gedurende 1 maand.

3e keer: definitieve intrekking.

Strafrechtelijke sanctie

1e keer na intrekking van de beschikking: proces-verbaal, in beslagname drugs en vervolging.

2e keer na intrekking van de beschikking: proces-verbaal, in beslagname drugs en vervolging.

3e keer na intrekking van de beschikking: proces-verbaal, in beslagname drugs en vervolging.

Constatering door : politie.

Handhaver : burgemeester, politie + Openbaar Ministerie.

wettelijke basis : Artikel 13b Opiumwet + Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 3 Opiumwet.

5. Overschrijding maximale hoeveelheid per transactie

Toelichting: er geldt een maximum van 5 gram per transactie. Er mag slechts één transactie per persoon per dag plaatsvinden.

Bestuursrechtelijke sanctie

Geen actie.

Strafrechtelijke sanctie

Proces-verbaal, in beslagname drugs en vervolging.

Constatering door: politie

Handhaver : OM.

Wettelijke basis : Artikel 3 Opiumwet.

6. Overschrijding maximaal toegestane handelsvoorraad

Toelichting: de inrichting mag niet meer dan 500 gram softdrugs in voorraad hebben.

Bestuursrechtelijke sanctie

1e keer: schriftelijke waarschuwing.

2e keer: intrekking gedoogbeschikking.

Strafrechtelijke sanctie

1e keer: proces-verbaal, in beslagname drugs en vervolging

2e keer: proces-verbaal, in beslagname drugs en vervolging

Constatering door : politie.

Handhaver : OM, burgemeester.

Wettelijke basis : Artikel 3 Opiumwet.

Artikel 13b Opiumwet + Algemene wet bestuursrecht.

7. Verkoop harddrugs

Toelichting: het verkopen en of aanwezig zijn van harddrugs in de inrichting is verboden.

Bestuursrechtelijke sanctie

Sluiting van de inrichting tot maximaal 1 jaar + intrekking gedoogbeschikking.

Strafrechtelijke sanctie

Proces-verbaal, in beslagname drugs en vervolging.

Constatering door : politie.

Handhaver : politie + OM, burgemeester.

Wettelijke basis : Artikel 2 Opiumwet + Algemene wet bestuursrecht.

APV, artikel 2.3.1.5.

8. Exploitatie van een terras

Toelichting: de inrichting waarvoor een gedoogverklaring is dan wel zal worden afgegeven mag geen terras exploiteren of anderszins buiten op straat of op het open erf c.q. aanhorigheid, direct gelegen aan de weg, als bedoeld in artikel 1.1. van de APV, zitten of verblijfmogelijkheden bieden.

Bestuursrechtelijke sanctie

1e keer: schriftelijke waarschuwing.

2e keer: intrekking gedoogbeschikking.

Strafrechtelijke sanctie

Geen actie uitsluitend gericht op het aanwezig zijn van een terras.

Handhaver : burgemeester.

Wettelijke basis : Artikel 13b Opiumwet.

9. Criminele activiteiten

Toelichting: de aanwezigheidvan bijvoorbeeld wapens en / of gestolen goederen / heling van die gestolen goederen in de inrichting geldt als criminele activiteit.

Bestuursrechtelijke sanctie

1e keer: zonder voorafgaande waarschuwing sluiting van de inrichting voor 1 jaar + intrekking gedoogbeschikking.

Strafrechtelijke sanctie

1e keer: procesverbaal en vervolging.

Constatering door : politie.

Handhaver : burgemeester, OM.

Wettelijke basis : Artikel 2 en/of 3 Opiumwet, Wetboek van Strafrecht, Wet Wapens en Munitie, Artikel 13b Opiumwet, Artikel 2.3.1.5. APV.

  • 5.10.Handhaving overige verkooppunten

    • 1.

      Verkoop vanuit voor publiek toegankelijke inrichtingen

Hieronder vallen alle andere openbare inrichtingen die niet in het bezit zijn van een gedoogbeschikking voor het exploiteren van een coffeeshop. Onder deze omschrijving vallen: horeca-inrichtingen en andere inrichtingen zoals winkels, wachtlokalen, ruimten waar zich automaten bevinden, en andere voor het publiek toegankelijke lokalen en al dan niet geheel omwande ruimten.

1.1.In het geval van softdrugs

Indien het gaat om de aanwezigheid van 50 gram of minder aan softdrugs.

Bestuursrechtelijke sanctie

1e keer: uitnodiging zienswijze gesprek op korte termijn alsmede dwangsom aanschrijving.

2e keer: verbeuren van de dwangsom.

3e keer: verbeuren van de dwangsom.

4e keer: sluiting voor een half jaar.

Strafrechtelijke sanctie

1e keer en volgende keren: in beslagname van de aanwezige drugs, proces-verbaal en vervolging.

Indien het gaat om de aanwezigheid van meer dan 50 gram aan softdrugs.

Bestuursrechtelijke sanctie

1e keer: sluiting voor minimaal 1 maand tot maximaal 12 maanden.

Strafrechtelijke sanctie

1e keer en volgende keren: in beslagname van de aanwezige drugs, proces-verbaal en vervolging.

Constatering door : politie.

Handhaver : OM, burgemeester.

Wettelijke basis : Artikel 3 Opiumwet, Artikel 13b Opiumwet + Algemene wet bestuursrecht, APV artikel 2.3.1.5.

1.2. In het geval van harddrugs

Bestuursrechtelijke sanctie

Onmiddellijke sluiting + (bij horeca-inrichtingen:) intrekking drank- en horecavergunning.

Strafrechtelijke sanctie

In beslagname van de aanwezige drugs, proces-verbaal en vervolging.

Constatering door : politie.

Handhaver : politie + OM, burgemeester.

Wettelijke basis : Artikel 2 Opiumwet, Artikel 13b Opiumwet + Algemene wet bestuursrecht.

5.11.Handhaving ingeval van verkoop vanuit woningen

In deze paragraaf wordt een overzicht gegeven van zowel de strafrechtelijke als de bestuursrechtelijke maatregelen ingeval er sprake is drugsverkoop vanuit woningen. Handel in drugs kan in een woonomgeving grote overlast veroorzaken. De burgemeester kan op grond van artikel 174a van de Gemeentewet besluiten een woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of het lokaal behorend erf te sluiten, indien door gedragingen in een woning of het lokaal of op het erf de openbare orde rond de woning, het lokaal of het erf wordt verstoord. Sluiting van een woning is echter een ingrijpend middel. Er wordt inbreuk gemaakt op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer (artikel 10 Grondwet). De wettelijke bevoegdheid (sinds maart 1997) is daarom een ultimum remedium, dat alleen kan worden toegepast als andere middelen niet toereikend zijn gebleken. Om tot sluiting over te gaan, moet er sprake zijn van een ernstige verstoring van de openbare orde, die een voortdurende aantasting van de veiligheid en gezondheid van omwonende met zich brengt.

1. In het geval van softdrugs

Toelichting: vanuit een woning mag geen handel in softdrugs plaatsvinden.

Bestuursrechtelijke sanctie

1e keer: uitnodiging zienswijze gesprek op korte termijn alsmede dwangsom aanschrijving.

2e keer: verbeuren dwangsom.

3e keer: verbeuren dwangsom.

4e keer: sluiting van de woning.

Strafrechtelijke sanctie

1e keer en volgende keren: in beslagname van de aanwezige drugs, proces-verbaal en vervolging.

2. In het geval van harddrugs

Toelichting: vanuit een woning mag geen handel in harddrugs plaatsvinden.

Bestuursrechtelijke sanctie

1e keer: schriftelijke waarschuwing.

2e keer: sluiting van de woning.

Strafrechtelijke sanctie

Proces-verbaal, in beslagname drugs en vervolging.

Constatering door : politie.

Handhaver : OM, burgemeester.

Wettelijke basis : Artikel 3 Opiumwet, Artikel 174a Gemeentewet + Algemene wet bestuursrecht.

5.12.Handhaving ingeval van straathandel

Handel in en gebruik van drugs op straat brengt een aanzienlijke overlast met zich mee. Om hieraan het hoofd te bieden kan worden teruggevallen op artikel 5.2.3. van de APV: “Het is verboden zonder vergunning van het College van burgemeester en wethouders op of aan de weg of aan een openbaar water dan wel op een andere – al dan niet met enige beperking - voor het publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats … zaken uit te stallen of uitgestald te hebben om deze te koop aan te bieden, te verkopen, dan wel diensten aan te bieden.”

Toelichting: de straathandel in zowel soft- als harddrugs is verboden.

Bestuursrechtelijke sanctie

Geen optreden op grond van het bestuursrecht.

Strafrechtelijke sanctie

In beslagname van de aanwezig voorraad, proces-verbaal + aanhouding + vervolging.

Constatering door : politie.

Handhaver : politie + OM.

Wettelijke basis : Opiumwet of artikel 5.2.3 van de APV.

5.13.Toelichting bij dit handhavingsarrangement

Het begrip bestuursrechtelijke sanctie betekent voor de uitvoering van dit handhavingsarrangement niet dat het hier gaat om een zogenaamde punitieve sanctie, zoals een bestuurlijke boete. Het bestuurlijk optreden dient uitsluitend te worden gezien als corrigerend optreden, dan wel optreden met het oog op herstel van een situatie of handelen overeenkomstig te wettelijke regels. Indien van toepassing kan het bestuurlijk optreden ook worden gezien als het laten terugkeren naar de door het bestuursorgaan bij het gedogen van een coffeeshop beoogde situatie.

Het inzetten van handhavingsmiddelen wordt bij herhaling opgevoerd. Dit opvoeren is gerelateerd aan een periode van een jaar. Die periode begint bij de constatering van de eerste overtreding. Met andere woorden: is er een bepaalde overtreding geconstateerd, dan wordt eerst gewaarschuwd. (NB: Uitzondering hierop zijn de zeer ernstige overtredingen, waarbij direct tot sluiting overgegaan wordt.) Volgen er binnen een jaar nieuwe overtredingen, dan zullen de sanctiemiddelen ingrijpender zijn. Deze trapsgewijze aanpak geldt overigens uitsluitend voor de bestuursrechtelijke sancties. Het strafrecht kent deze trapsgewijze aanpak niet.

5.14.Ingang en geldigheidsduur van dit arrangement

Dit arrangement geldt van 1 januari 2006 tot en met 1 januari 2007 en wordt telkens voor een jaar stilzwijgend verlengd.

Dit arrangement kan door elk der partijen (gemeente, politie, justitie) tussentijds worden opgezegd. Redenen tot opzegging kunnen zijn: buiten werkingtreding van de betreffende wetgeving, wijziging van die wetgeving, wijziging Europese regelgeving en / of beleidswijziging door rijks- of gemeentelijke overheid en / of jurisprudentie. Partijen stellen elkaar hiervan tijdig in kennis.

Hoofdstuk 6. Implementatie

Het te voeren coffeeshopbeleid in de gemeente Uden zal vooral gericht zijn op repressie c.q. handhaving. Voor de invulling van het repressieve deel en de handhaving, is naast een helder beschreven handhavingsinstrumentarium en de toepassing daarvan, een coffeeshopbeleid een belangrijk onderdeel. De effectiviteit van het handhavings-instrumentarium hangt hier immers nauw mee samen.

Gezien het huidige gebruiksniveau, de verwachtingen voor de toekomst en de ervaringen in de gemeente Uden tot nu toe, ligt de keuze voor maximaal één coffeeshop in de rede. Het gedogen van deze coffeeshop biedt enerzijds de mogelijkheid eventuele overlast beheersbaar te houden en anderzijds de mogelijkheid op adequate wijze controles uit te voeren. Bovendien biedt het de gelegenheid tot het toezien op het geven van voorlichting aan bezoekers van de coffeeshop.

Met de vaststelling van het coffeeshopbeleid wordt uitvoering gegeven aan het reeds eerder door de driehoek van Politiedistrict De Leijgraaf uitgangspunt, te weten het gedogen van één coffeeshop in het genoemde district. In dit kader zal deze notitie herbevestigd worden in de driehoek van district De Leijgraaf.

De exploitant van de huidig bestaande coffeeshop zal worden uitgenodigd voor een toelichting over het nieuwe coffeeshopbeleid. Na vaststelling van deze nota door de raad zal bekendmaking plaatsvinden op gebruikelijke wijze. Voorts zal de nota ter inzage worden gelegd.

Inhoudsopgave.

Hoofdstuk 1. Inleiding 1

  • 1.1.

    Aanleiding 1

  • 1.2.

    Doel van de nota 1

  • 1.3.

    Probleemstelling 1

Hoofdstuk 2. Bestaand beleid 1

  • 2.1.

    Het Nederlandse drugsbeleid 1

  • 2.2.

    Regionaal/Districtelijk beleid 2

  • 2.3.

    Huidige situatie in de gemeente Uden 2

Hoofdstuk 3. Te voeren coffeeshopbeleid in de gemeente Uden 3

  • 3.1.

    Inleiding 3

  • 3.2.

    Gedoogbeleid: de rol van het Openbaar Ministerie 3

  • 3.3.

    Handhavingseffecten 3

  • 3.4.

    Volksgezondheid 4

  • 3.5.

    Coffeeshops en minderjarigen 4

  • 3.6.

    Maximumstelsel 5

  • 3.7.

    Criteria locatiekeuze 5

  • 3.8.

    Gedoogbeschikkingen 5

  • 3.9.

    Bestrijding drugsoverlast op straat en vanuit woningen 5

Hoofdstuk 4. Juridisch instrumentarium 6

  • 4.1.

    Inleiding 6

  • 4.2.

    De Wet “Damocles” (artikel 13b van de Opiumwet) 6

  • 4.3.

    De Wet “Victoria” (artikel 174a van de Gemeentewet) 7

  • 4.4.

    De Wet BIBOB 7

Hoofdstuk 5. Handhaving 7

  • 5.1.

    Inleiding 7

  • 5.2.

    Samenwerking 8

  • 5.3.

    Taakverdeling bij de handhaving 8

  • 5.4.

    Toezicht en controle 8

  • 5.5.

    Capaciteit 9

  • 5.6.

    Algemene wet bestuursrecht 9

  • 5.7.

    Toe te passen wet- en regelgeving 9

  • 5.8.

    Pluk-ze 9

  • 5.9.

    Handhaving gedoogde coffeeshops 9

  • 5.10.

    Handhaving overige verkooppunten 13

  • 5.11.

    Handhaving ingeval van verkoop vanuit woningen 14

  • 5.12.

    Handhaving ingeval van straathandel 14

  • 5.13.

    Toelichting bij dit handhavingsarrangement 15

Hoofdstuk 6. Implementatie 15