Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
De Bilt

Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning De Bilt 2012.1

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDe Bilt
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning De Bilt 2012.1
CiteertitelBesluit maatschappelijke ondersteuning januari 2012.1
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Met inwerkingtreding van deze regeling komt 'Het Financieel Besluit WMO voorzieningen De Bilt 2008' te vervallen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Voor de begripsbepaling wordt verwezen naar de Verordening maatschappelijke ondersteuning De Bilt 2011

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

1.geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-07-201201-01-201201-01-2015nieuwe regeling

10-07-2012

Biltbuis 11-07-2012

cv10-07-2012

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning De Bilt 2012.1

Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning

De Bilt 2012.1

Juli 2012

BESLUIT VOORZIENINIGEN MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE DE BILT.

HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE DE BILT.

Gezien het voorstel van 10-07-2012

Gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning

HEEFT BESLOTEN:

Het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente De Bilt vast te stellen.

Hoofdstuk 1 Algemene bepaling.

Artikel 1.

Voor de begripsbepaling wordt verwezen naar de Verordening maatschappelijke ondersteuning De Bilt 2011.

Hoofdstuk 2. Kosten voor rekening van aanvrager: eigen bijdrage of eigen aandeel en berekening maximale periodebijdrage

Artikel 2.

Indien de aanvrager een duurdere voorziening wil dan de goedkoopst compenserende komt het meerdere voor rekening van de aanvrager.

Artikel 3.
  • 3.

    1 Voor voorzieningen die in natura, als financiële tegemoetkoming of als persoonsgebonden budget worden verstrekt, is een eigen bijdrage verschuldigd. (hulp bij het huishouden, roerende woonvoorzieningen, verhuiskostenvergoeding en scootmobielen)

  • 3.

    2 In uitzondering op lid 1 is geen eigen bijdrage verschuldigd voor rolstoelvoorzieningen, voor scootmobielgebruikers, waarbij de loopafstand van de gebruiker is vastgesteld op ≤ 100 meter, voor collectief vervoer, voor woningaanpassingen in gemeenschappelijke ruimten, voor huurderving, tijdelijke huisvesting en voor voorzieningen verstrekt aan kinderen onder de 18 jaar.

Artikel 4.

4.1 De eigen bijdrage wordt berekend, opgelegd en vastgesteld, zoals geregeld in art. 4.1 lid 3 Besluit maatschappelijke ondersteuning aan de hand van de door het college van burgemeester en wethouders van gemeente De Bilt vastgestelde regels.

Artikel 5.

5.1 Wanneer meerdere Wmo voorzieningen worden verstrekt en/of wanneer er ook voor AWBZ zorg een eigen bijdrage wordt opgelegd, geldt automatisch het anticumulatiebeginsel. Het anticumulatiebeginsel bepaalt dat de cliënt per 4 weken nooit meer betaalt dan de voor zijn situatie berekende “maximale periode bijdrage”, ongeacht de totale kosten van alle voorzieningen. Van de Wet maatschappelijke ondersteuning en/of Algemene wet bijzondere ziektekosten-zorg samen.

Hoofdstuk 3 – Duur oplegging eigen bijdrage en vaststelling “kosten van de voorziening per 4 weken”

Artikel 7.

Het college van burgemeester en wethouders van gemeente De Bilt meldt een aanvrager in een beschikking tot verstrekking van een voorziening gedurende welke periode een eigen bijdrage maximaal verschuldigd is en hoe hoog de kosten van de voorziening, omgerekend, per vier weken bedragen.

Artikel 8.
  • 8.

    1 Voor huishoudelijke hulp in natura wordt een eigen bijdrage opgelegd zolang de huishoudelijke hulp wordt geleverd. De “kosten van de voorziening” worden als volgt vastgesteld: het aantal uren ontvangen zorg in 4 weken, vermenigvuldigd met het uurtarief van € 19,25.

  • 8.

    2 Voor huishoudelijke hulp in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt een eigen bijdrage opgelegd zolang het periodieke persoongebonden budget wordt verstrekt. De “kosten van de voorziening per 4 weken” worden als volgt vastgesteld: de hoogte van het periodieke budget omgerekend naar een bedrag per 4 weken.

Artikel 9.
  • 9.

    1 Voor voorzieningen die in eigendom verstrekt worden in de vorm van een eenmalig financiële tegemoetkoming tot een bedrag van € 250,00 wordt een eigen bijdrage opgelegd gedurende 13 periodes. De “kosten van de voorziening” worden als volgt vastgesteld: de hoogte van de financiële bijdrage gedeeld door 13 periodes van 4 weken.

  • 9.

    2 Voor voorzieningen die in eigendom verstrekt worden in de vorm van een eenmalig financiële tegemoetkoming tussen de € 250,00 en € 500,00 wordt een eigen bijdrage opgelegd gedurende 26 periodes. De “kosten van de voorziening” worden als volgt vastgesteld: de hoogte van de financiële bijdrage gedeeld door 26 periodes van 4 weken.

  • 9.

    3 Voor voorzieningen die in eigendom verstrekt worden in de vorm van een eenmalig financiële tegemoetkoming tot een bedrag hoger dan € 500,00 wordt een eigen bijdrage opgelegd gedurende 39 periodes. De “kosten van de voorziening” worden als volgt vastgesteld: de hoogte van de financiële bijdrage gedeeld door 39 periodes van 4 weken.

  • 9.

    4 Voor trapliften in bruikleen wordt een eigen bijdrage opgelegd gedurende 65 periodes. De “kosten van de voorziening” worden als volgt vastgesteld. De kostprijs van de voorziening, vermeerderd met de kosten van 5 jaar onderhoud, waarbij de kosten van het onderhoud gebaseerd worden op het onderhoudstarief geldend in het jaar van afgifte van de voorziening, gedeeld door 65 periodes van 4 weken.

Hoofdstuk 4. Nadere regels over het persoonsgebonden budget

Artikel 10.
  • 10.

    1 De budgethouder is verplicht om gedurende de gebruiksduur van de aangeschafte voorziening deze te onderhouden en, voor zover van toepassing, toereikend te verzekeren tegen wettelijke aansprakelijkheid.

  • 10.

    2 Binnen zes weken na aanschaf of na gereedmelding van de individuele voorziening waarvoor het persoonsgebonden budget is verstrekt, dan wel binnen zes weken na afloop van de periode en indien die periode het kalenderjaar overschrijdt na afloop van het kalenderjaar, wordt aan het college van burgemeester en wethouders, voor zover van toepassing, verstrekt:

    • a.

      de factuur van de aangeschafte voorziening

    • b.

      een betalingsbewijs van de aangeschafte of onderhouden voorzieningen.

    • c.

      een ingevuld verantwoordingsformulier over het gebruik van het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden.

  • 10.

    3 In aansluiting op artikel 10.2 onder c. dient bij de verantwoording over de laatste voorschotperiode van een kalenderjaar dan wel, in het kalenderjaar waarin het persoonsgebonden budget eindigt, de budgethouder een formulier toe te voegen waarop hij naam, adres en (indien aanwezig) het BTW nummer van de zorgverlener of zorgverlenende instantie vermeldt, evenals het in dat kalenderjaar aan die zorgverlener of die zorgverlenende instantie betaalde bedrag.

Artikel 11.
  • 11.

    1 Ingeval het gebruik van de voorziening welke met een persoonsgebonden budget is aangeschaft, is beëindigd en de gebruikersduur van de voorziening nog niet geheel is verstreken, is de budgethouder verplicht de voorziening te retourneren dan wel de restwaarde van de voorziening, verminderd met de eventueel ingebrachte eigen financiële middelen, aan de gemeente terug te betalen.

  • 11.

    2 Bij vaststelling van het persoonsgebonden budget wordt rekening gehouden met afschrijvingstermijnen die naar geldende maatschappelijke normen voor de verstrekte voorzieningen gebruikelijk zijn. Mocht na deze afschrijvingstermijn blijken dat de voorziening nog in goede staat verkeert, dan vindt er nog geen vervanging van het hulpmiddel plaats.

Hoofdstuk 5. Hoogte Persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden

Artikel 12.
  • 12.

    1 De huishoudelijke hulp wordt bij een persoonsgebonden budget vastgesteld in uren. Het uurtarief bij een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden bedraagt € 17,50 per uur.

  • 12.

    2 De budgethouder dient een schriftelijke overeenkomst te sluiten met de door hem of haar ingeschakelde zorgverleners of zorgverlenende instantie.

  • 12.

    3 Het persoonsgebonden budget wordt bruto aan de gebruiker uitgekeerd. Het CAK zorgt voor de inhouding van de eigen bijdrage.

  • 12.

    4 Het persoonsgebonden budget kan alleen op rekening van de persoon met de beperking of diens wettelijk vertegenwoordiger worden gestort en niet op rekening van derden.

  • 12.

    5 Over het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden hoeft per jaar geen verantwoording te worden afgelegd over een bedrag tot € 250,00.

Hoofdstuk 6. Woonvoorzieningen

Artikel 13.
  • 13.

    1 De financiële tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten als genoemd in artikel 15 onder a van de Verordening bedraagt maximaal eenmalig € 2.750, -

  • 13.

    2 Het bedrag dat als maximum verstrekt wordt bij het bezoekbaar maken als genoemd in artikel 20 lid 2 tot en met 5 van de Verordening bedraagt € 2.750, -

  • 13.

    3 De hoogte van de gemaximeerde financiële tegemoetkoming in de kosten van woningsanering in verband met ernstige luchtwegproblematiek of eventueel zeer ernstige huidafwijkingen op basis van een allergie voor huisstofmijt wordt vastgesteld op eenmalig € 1.000, -

  • 13.

    4 De financiële tegemoetkoming voor bouwkundige of woontechnische aanpassingen wordt vastgesteld op basis van de door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Bilt geaccepteerde offerte of op basis van vaste prijsafspraken.

  • 13.

    5 Het persoonsgebonden budget voor roerende woonvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de geldende prijsafspraken “aanbesteding hulpmiddelen gemeente De Bilt”.

  • 13.

    6 a: trapliften worden in bruikleen verstrekt. De bruiklener dient hiervoor een bruikleenovereenkomst te ondertekenen.

b: de bruiklener is verantwoordelijk voor het afsluiten van een opstalverzekering voor de traplift. Deze kosten komen niet in aanmerking voor vergoeding.

Artikel 14.

Gedurende een periode van 10 jaar wordt jaarlijks 10% van de meerwaarde van de woning, die is ontstaan door het aanbrengen van een woningaanpassing, afgeschreven. Indien de eigenaar een deel van de aanpassing zelf heeft bekostigd geldt een verrekening naar rato. Voorafgaand aan en na de oplevering van de verbouwing wordt een woning getaxeerd door een erkende taxateur. Het verschil tussen beide is de meerwaarde van de woning waarop het antispeculatiebeding van toepassing is.

Artikel 15

Indien de technische levensduur van een woonwagen minder dan vijf jaar is, of de standplaats van de woonwagen binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt, bedraagt de maximale vergoeding voor voorzieningen zoals bedoeld in artikel 13 lid b en c van de Verordening € 1.000, -.

Hoofdstuk 7. Het zich lokaal verplaatsen met collectief of individueel vervoer

Artikel 16.

 

De persoon met een beperking die is aangewezen op collectief vervoer is aan de gemeente een ritprijs verschuldigd, zoals vermeld in de uitvoeringsovereenkomst met de vervoerder. De bijdrage wordt door de vervoerder, namens de gemeente, geïnd.

Artikel 17.

De hoogte van een persoonsgebonden budget voor een vervoersvoorziening die door de budgethouder wordt aangeschaft, wordt als volgt vastgesteld: de tegenwaarde van de goedkoopst adequate compenserende voorziening op basis van de op dat moment geldende prijsafspraak met de door de gemeente gecontracteerde leverancier, indien nodig verhoogd met een bedrag voor onderhoud, verzekering en reparatiekosten. De onderhoud- en reparatiekosten bedragen 10% van de bruto aanschafkosten van de voorziening en worden jaarlijks aan de gebruiker uitgekeerd.

Artikel 18

18.1 Het bedrag dat per maand verstrekt wordt voor gebruik van een (eigen) auto bedraagt

€ 46,25, forfaitair. Dit bedrag is als volgt berekend: 125 kilometer per maand x € 0,37 per kilometer.

  • 18.

    2 Het bedrag dat per maand verstrekt wordt voor gebruik van een taxi bedraagt € 150, - forfaitair.

  • 18.

    3 Indien er niet gekozen wordt voor de forfaitaire vergoeding onder 18.2 kan er gekozen worden voor een taxikostenvergoeding op declaratiebasis. De taxikostenvergoeding op declaratiebasis bedraagt maximaal € 300, -.

  • 18.

    4 Het bedrag dat per maand verstrekt wordt voor gebruik van een rolstoeltaxi bedraagt

€ 230, - forfaitair.

  • 18.

    5 Indien er niet gekozen wordt voor de forfaitaire vergoeding onder 18.4 kan er gekozen worden voor een taxikostenvergoeding op declaratiebasis. De taxikostenvergoeding op declaratiebasis bedraagt maximaal € 460 -.

  • 18.

    6 Voor declaratie, genoemd onder 18.3 en 18.5, komen in aanmerking het aantal kilometers van een gereden rit, dat overeenkomt met maximaal 5 zones openbaar vervoer. De gemiddelde lengte van een zone is 4,5 km. Per kilometer geldt een vergoeding van € 2, -.

  • 18.

    7 Autoaanpassing: gebaseerd op basis van de goedkoopst adequate oplossing, te beoordelen aan de hand van één of meer offertes, waarbij de auto nog een technische levensduur heeft van tenminste 5 jaar. Het kan voorkomen dat er in verband met de autoaanpassing een andere auto aangeschaft moet worden. Een auto wordt in principe beschouwd als algemeen gebruikelijk. In sommige gevallen volstaat een standaard auto echter niet, waardoor er sprake kan zijn van meerkosten. In een aantal situaties kunnen deze meerkosten op grond van de Wmo vergoed worden. De eventuele meerkosten worden vastgesteld op het verschil tussen de kosten van de goedkoopst adequate auto volgens het programma van eisen en het totaal van de waarde van de referentieauto en de opbrengst van de inruil van de “oude” auto. De referentieauto is volgens het Besluit Beleidsregels UWV normbedragen voorzieningen een standaard type auto met standaard faciliteiten. De waarde van de referentieauto is € 16.900 (normbedrag referentieauto aanschafbedrag inclusief BTW 2010).

Artikel 19

Een fiets met trapondersteuning wordt alleen verstrekt aan personen jonger dan 18 jaar. Voor personen ouder dan 18 jaar geldt de fiets met trapondersteuning als algemeen gebruikelijk en komt daarom niet voor vergoeding in aanmerking.

Hoofdstuk 6. Rolstoelvoorziening

Artikel 20

De hoogte van een persoonsgebonden budget voor een rolstoel, die door de budgethouder wordt aangeschaft, wordt als volgt vastgesteld: de tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening op basis van de op dat moment geldende prijsafspraak met de door de gemeente gecontracteerde leverancier, indien nodig verhoogd met een bedrag voor onderhoud, verzekering en reparatiekosten. De onderhoud- en reparatiekosten bedragen 10% van de bruto aanschafkosten van de voorziening en worden jaarlijks aan de gebruiker uitgekeerd.

Artikel 21

Een sportrolstoel wordt uitsluitend verstrekt als persoonsgebonden budget. De hoogte van de toekenning voor een sportrolstoel bedraagt maximaal € 4.250, -, welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel voor een periode van zes jaar.

Hoofdstuk 7 Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 22

Dit besluit treedt in werking op 03-07-2012 in werking en werkt terug tot en met 01 januari 2012.

Artikel 23

 

Artikel 23

Het Financieel Besluit WMO voorzieningen De Bilt 2008, vastgesteld op 5 maart 2008 wordt ingetrokken op het moment dat dit Besluit maatschappelijke ondersteuning De Bilt 2012 van kracht wordt. Artikel 24 De in dit besluit genoemde financiële tegemoetkomingen worden jaarlijks geïndexeerd op basis van het consumentenprijsindexcijfer voor alle huishoudens van het CBS. van het voorafgaande jaar.

Deze indexering vindt voor het eerst plaats in 2013.

Artikel 25

.

Dit besluit kan worden aangehaald als “Besluit maatschappelijke ondersteuning januari 2012.1 gemeente De Bilt”.

BIJLAGE I: · Het verwerven van grond (artikel 2.5)

1 Het maximale aantal m² per vertrek in een zelfstandige woning waarvoor een financiële

tegemoetkoming kan worden verleend is in onderstaand overzicht aangegeven.

soort vertrek

aantal m² waarvoor ten hoogste financiële tegemoetkoming wordt verleend in geval van aanbouw van een vertrek

aantal m² waarvoor ten hoogste financiële tegemoetkoming wordt verleend in geval van uitbreiding van een al aanwezig vertrek

woonkamer

30

6

keuken

10

4

eenpersoonsslaapkamer

10

4

tweepersoonsslaapkamer

18

4

toiletruimte

2

2

Badkamer

-wastafelruimte

-doucheruimte

2

3

2

3

entree/gang/hal

5

2

berging

6

4

2.Het aantal m² verhard pad tussen de openbare weg en de hoofdingang tot een woonruimte, dan wel tussen een tweede ingang en een berging en/of tuinpoort dat bij het nieuw aanleggen van paden, dan wel bij het aanpassen van bestaande paden ten hoogste voor financiële tegemoetkoming in aanmerking komt bedraagt 20 m².