Hoofdstuk II. Doel van de regeling
Artikel 3
- 1.
Het openbaar lichaam heeft de behartiging van de
gemeenschappelijke belangen op het gebied van de milieuzorg tot
taak. Zulks met inachtneming van hetgeen in deze regeling nader
is bepaald over de aan haar opgedragen taken en
bevoegdheden.
- 2.
Voor de behartiging van de gemeenschappelijke milieuzorgtaken
wordt een Regionaal Milieubedrijf opgericht.
Uitwerking van het algemeen beleidsdoel
1. Ontwikkeling, afstemming en coördinatie van
milieubeleid
Artikel 4
- 1.
Met betrekking tot de milieuzorg wordt aan het Regionaal
Milieubedrijf opgedragen de ontwikkeling, afstemming en
coördinatie van het milieubeleid van de bij het Regionaal
Milieubedrijf aangesloten gemeenten en van de door deze
gemeenten op te richten samenwerkingsverbanden.
- 2.
De uit het eerste lid voortvloeiende werkzaamheden worden
opgedragen en uitgewerkt in een Regionaal Milieubeleidsplan en
een meerjaren Regionaal Milieu-uitvoeringsprogramma. Het
Regionaal Milieu-uitvoeringsprogramma wordt door het algemeen
bestuur vastgesteld, gelijktijdig met de begroting als bedoeld
in artikel 37, derde lid.
2. De uitvoering van milieutaken
Artikel 5
- 1.
De raad, het college van burgemeester en wethouders en de
burgemeester van een gemeente kunnen, ieder voor zover zij
bevoegd zijn, aan het Regionaal Milieubedrijf opdragen de
uitvoering van milieutaken van hen over te nemen.
- 2.
Voor het opdragen en uitvoeren van milieutaken als bedoeld in
lid 1 van dit artikel wordt tussen de daar om verzoekende
gemeente en het Regionaal Milieubedrijf een contract gesloten
overeenkomstig de door het algemeen bestuur van het Regionaal
Milieubedrijf daarvoor vast te stellen Model-overeenkomst.
3. Op verzoek te behartigen belangen
Artikel 6
- 1.
De raad, het college van burgemeester en wethouders en de
burgemeester van de deelnemende gemeenten kunnen, ieder voor zover
zij bevoegd zijn, aan het Regionaal Milieubedrijf verzoeken de
behartiging van belangen op het gebied van milieuzorg en/of
afvalverwerking anders dan bedoeld in de artikelen 4 en 5 van deze
regeling, van hen over te nemen.
- 2.
Het voorgaande lid is van overeenkomstige toepassing op een verzoek
tot het wijzigen van de met toepassing van dit en het volgende
artikel overgenomen belangenbehartiging.
- 3.
De raad, het college van burgemeester en wethouders en de
burgemeester kunnen, ieder voor zover zij bevoegd zijn, na overleg
met het dagelijks bestuur van het Regionaal Milieubedrijf, bepalen,
dat de met toepassing van dit en het volgende artikel door het
Regionaal Milieubedrijf overgenomen belangenbehartiging ten behoeve
van die gemeente, geheel of gedeeltelijk wordt beëindigd. Daarvan
wordt door het desbetreffende gemeentebestuur aan gedeputeerde
staten mededeling gedaan.
Artikel 7
- 1.
Op verzoeken, bedoeld in het eerste en tweede lid van het vorige
artikel, beslist het algemeen bestuur. Bij dat besluit wordt
bepaald, welke taken en bevoegdheden worden overgenomen of in
hoeverre deze worden gewijzigd.
- 2.
Het algemeen bestuur kan, na overleg met het desbetreffende
gemeentelijk orgaan, de met toepassing van het vorige en dit
artikel overgenomen belangenbehartiging geheel of gedeeltelijk
beëindigen.
- 3.
Bij een besluit als bedoeld in de vorige leden of indien het
derde lid van het vorige artikel toepassing vindt, regelt het
algemeen bestuur, na overleg met het desbetreffende gemeentelijk
orgaan, de financiële en overige gevolgen en/of voorwaarden voor
de desbetreffende gemeente(n).
- 4.
Een besluit als bedoeld in dit artikel, wordt door het dagelijks
bestuur aan de besturen van de gemeenten en aan gedeputeerde
staten medegedeeld.
Afvalverwerking
Artikel 7a
- 1.
Met betrekking tot de afvalverwerking worden aan het Regionaal
Milieubedrijf de taken en bevoegdheden opgedragen inzake de
voorbereiding, vaststelling en uitvoering van het
afvalverwerkingsbeleid.
- 2.
Tot het afvalverwerkingsbeleid behoren in elk geval:
- a.
de nazorg voor gesloten stortplaatsen, met dien
verstande, dat dit taakonderdeel zich, tot nadere
besluitvorming, zal beperken tot deelname aan een
meerjarig onderzoek;
- b.
het uitvoeren van handhavingsactiviteiten in het kader
van hoofdstuk 10 van de Wet milieubeheer;
- c.
deel te nemen aan de Vereniging van contractanten;
- d.
uitvoering van de Provinciale Milieuverordening voor
zover dat in het kader van de Afvalverwerking
noodzakelijk is;
- e.
het beheer van de in het gebied gelegen stortplaat te
Oss (Voorste Heide);
- f.
het opstellen van een regionaal uitvoeringsplan voor de
afvalverwerking.
Volkshuisvesting
Artikel 7b
- 1.
Met betrekking tot de volkshuisvesting worden aan het Regionale
Milieubedrijf de taken en bevoegdheden opgedragen inzake de
gehele uitvoering van het Besluit woninggebonden subsidies, voor
zover bepaald voor het budgethoudend bestuursorgaan.
- 2.
Tot de uitvoering van het Besluit woninggebonden subsidies
behoren in ieder geval:
- a.
de besteding van de budgetten, door d minister aan het
Streekgewest Brabant-Noordoost en aan het Regionale
Milieubedrijf toegedeeld, voor zover betrekking hebbend
op het Besluit Woninggebonden Subsidies, door verlening
van geldelijke steun aan belanghebbenden. Ten behoeve
hiervan heeft het Regionale Milieubedrijf de bevoegdheid
geldleningen aan te gaan;
- b.
het voeren van een bijbehorende verplichtingen- en
kasadministratie c.q. budgetbeheer;
- c.
de verantwoording naar de rijksoverheid toe;
- d.
de besteding van de vrijvallende middelen ten behoeve
van de volkshuisvesting.
(Per ingangsdatum van de wijziging alle taken en bevoegdheden in het
kader van het Besluit woninggebonden subsidies over te dragen aan het
Regionaal Milieubedrijf Brabant-Noordoost; met uitzondering van de
gemeente Oss.)
Verhouding van de taakopdracht aan het
Samenwerkingsverband tot de bevoegdheden van de
gemeentebesturen
Artikel 8
De gemeenten onthouden zich van het uitoefenen van de hun toekomende
bevoegdheden, indien en voor zover zij die aan het Regionaal
Milieubedrijf hebben overgedragen.
Hoofdstuk 9
- 1.
Het bestuur van het Regionaal Milieubedrijf bestaat uit een
algemeen bestuur, een dagelijks bestuur en een voorzitter.
- 2.
Het algemeen bestuur staat aan het hoofd van het Regionaal
Milieubedrijf.
- 3.
De voorzitter is voorzitter van het algemeen bestuur en tevens
van het dagelijks bestuur.
Samenstelling van het algemeen bestuur
Artikel 10
- 1.
Het algemeen bestuur bestaat uit leden die door de raden uit hun
midden, de voorzitter inbegrepen, worden aangewezen. De raden
wijzen elk één lid van het algemeen bestuur aan.
- 2.
De raden wijzen uit hun midden, de voorzitter inbegrepen, tevens
één plaatsvervangend lid aan.
- 3.
De raden besluiten zo mogelijk in de eerste vergadering van elke
zittingsperiode tot de aanwijzing van het lid en het
plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur.
- 4.
De zittingsperiode van het algemeen bestuur is gelijk aan die
van de raden. Indien de leden hun kwaliteit om aangewezen te
worden behouden, blijven zij na periodieke aftreding hun functie
als lid van het algemeen bestuur waarnemen, totdat de raad is
overgegaan tot aanwijzing van een lid voor de nieuwe
zittingsperiode.
- 5.
De leden kunnen te allen tijde ontslag nemen. Zij dienen dat
schriftelijk in bij de voorzitter van de raad, die hen heeft
aangewezen. Indien zij hun kwaliteit om aangewezen te worden
behouden, blijven zij hun functie als lid van het algemeen
bestuur waarnemen, totdat in hun opvolging is voorzien.
- 6.
In tussentijdse vacatures wordt door de raad die het aangaat. zo
mogelijk in zijn eerstvolgende vergadering voorzien.
- 7.
Burgemeester en wethouders doen binnen acht dagen aan de
voorzitter van het algemeen bestuur mededeling van het ontstaan
van tussentijdse vacatures en van de aanwijzing van een nieuw
lid, ter voorziening in die vacatures.
Onverenigbare betrekkingen
Artikel 11
- 1.
Het lidmaatschap van het algemeen bestuur is onverenigbaar met de
betrekking van ambtenaar, door of vanwege het bestuur van het
Regionaal Milieubedrijf aangesteld of daaraan ondergeschikt.
- 2.
Met ambtenaar worden voor de toepassing van dit artikel
gelijkgesteld zij die in dienst van het Regionaal Milieubedrijf op
arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht werkzaam zijn.
Artikel 12
- 1.
Zodra blijkt, dat een lid van het algemeen bestuur een met het
lidmaatschap onverenigbare betrekking vervult, houdt hij op lid
te zijn.
- 2.
De voorzitter van het algemeen bestuur geeft hiervan kennis aan
de voorzitter van de raad, die het lid heeft aangewezen.
- 3.
Wanneer een lid van het algemeen bestuur komt te verkeren in het
geval, genoemd in het eerste lid, geeft hij hiervan kennis aan
het algemeen bestuur, met vermelding van de reden.
- 4.
Indien de kennisgeving niet is gedaan en het dagelijks bestuur
van oordeel is, dat een lid van het algemeen bestuur verkeert in
het geval, genoemd in het eerste lid, waarschuwt het de
belanghebbende.
- 5.
Het staat deze vrij de zaak binnen acht dagen daarna aan het
oordeel van het algemeen bestuur te onderwerpen.
Bevoegdheden van het algemeen bestuur
Artikel 13
- 1.
Ten behoeve van de vervulling van de bij artikel 4, artikel 5 en
artikel 6 overgedragen taken, wordt door de besturen van de
gemeenten aan het bestuur van het Regionaal Milieubedrijf de
bevoegdheid overgedragen tot het aanvragen en het aanvaarden van
subsidies, bijdragen en dergelijke van derden voor zover die
niet behoren tot de financiële verhouding tussen het Rijk en de
gemeenten.
- 2.
Bij toepassing van lid 1 worden de bevoegdheden, die nodig zijn
om de daarbij overgedragen casu quo op verzoek overgenomen taken
te kunnen vervullen, concreet aangegeven. Onder deze
bevoegdheden kan ook begrepen zijn de bevoegdheid tot het
vaststellen van verordeningen, door strafbepaling of
bestuursdwang te handhaven, en tot het heffen van rechten als
bedoeld in artikel 30 van de Wet gemeenschappelijke
regelingen.
- 3.
Het Regionaal Milieubedrijf is niet bevoegd tot:
- a.
het oprichten van en het deelnemen in stichtingen,
maatschappen, vennootschappen en coöperatieve of andere
verenigingen;
- b.
het uitlenen van gelden, het tijdelijk beleggen van
overtollige kasgelden daaronder niet begrepen;
- c.
het waarborgen van geldelijke verplichtingen, door
anderen aan te gaan.
- 4.
Van hetgeen is bepaald in lid 3 van dit artikel kan worden
afgeweken met toepassing van lid 48 van deze regeling.
- 5.
Het bepaalde in lid 3a van dit artikel is niet van toepassing op
de oprichting van de Stichting Eindafwerking en Nazorg
Stortplaatsen.
- 6.1.
Aan het algemeen bestuur van het Regionaal Milieubedrijf
Brabant-Noordoost worden de bevoegdheden overgedragen
tot het besluiten van:
- a.
het voeren van civielrechtelijke rechtsgedingen:
- -
ter invordering van schadevergoedingen op grond van onrechtmatig
handelen (artikel 6:162 BW en volgende) en wanprestatie (artikel
6:174 BW en volgende) voor door het Regionaal Milieubedrijf
geleden schade;
- -
ter invordering van vergoedingen voor dienstverlening door het
Regionaal Milieubedrijf;
- -
ter zake van onverschuldigd verrichte betalingen door het
Regionaal Milieubedrijf;
- b.
het voeren van verweer ter zake van tegen het Regionaal
Milieubedrijf ingestelde civielrechtelijke
rechtsvorderingen;
- c.
het ingevolge de Algemene wet bestuursrecht of een
andere wet indienen van bezwaar en het instellen van
beroep bij een administratieve rechter tegen een besluit
van een bestuursorgaan; een en ander voor zover het
Regionaal Milieubedrijf rechtstreeks belanghebbende is
in het kader van het uitvoeren van de haar door de
gemeente in onderhavige regeling opgedragen taken op de
terreinen van milieu en afvalverwerking.
- 6.2.
Het algemeen bestuur is bevoegd om de onder 1 genoemde
bevoegdheden over te dragen op het dagelijks
bestuur.
- 7.
Het derde lid onder c is niet van toepassing op de
garantiestelling ten behoeve van de contractuele verplichtingen
van NV Sturing Afvalverwijdering Noord-Brabant jegens de NV
Afval-verbranding Zuid-Nederland betreffende de verbranding van
afvalstoffen in de Afvalverbrandingsinstallatie Moerdijk, zoals
deze garantiestelling is opgenomen in artikel 2, derde lid van
de overkomst van 15 juli 1993 tussen het Streekgewest
Brabant-Noordoost in liquidatie en de NV Sturing
Afvalverwijdering Noord-Brabant.
Vergaderingen van het algemeen bestuur
Artikel 14
- 1.
Het algemeen bestuur vergadert jaarlijks tenminste drie maal en
voorts zo dikwijls de voorzitter of het dagelijks bestuur dit
nodig oordeelt, of tenminste eenvijfde van het aantal leden dit,
onder opgaaf van redenen, schriftelijk verzoekt.
- 2.
Op verzoek van de voorzitter worden dag en uur van de
vergadering in elke gemeente door de burgemeester ter openbare
kennis gebracht.
- 3.
De uitnodigingen voor de vergaderingen worden, spoedeisende
gevallen uitgezonderd, tenminste twee weken vóór het houden van
de vergadering aan de leden en de plaatsvervangende leden van
het algemeen bestuur, alsook aan de besturen van de gemeenten,
toegezonden.
- 4.
Elk lid heeft in de vergadering van het algemeen bestuur één
stem.
Sluiting van de deuren
Artikel 15
In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd, noch een
hesluit genomen worden over:
- a.
het vaststellen of wijzigen van de begroting;
- b.
het vaststellen van de rekening;
- c.
het vaststellen, wijzigen of intrekken van verordeningen;
- d.
besluiten, als bedoeld in de artikelen 3, 4, 5, 6 en 7 van de
regeling;
- e.
het invoeren, wijzigen of afschaffen van rechten of
belastingen;
- f.
het toetreden tot, uittreden uit, wijziging, vervanging en
opheffing van de regeling, als bedoeld in de artikelen 46 tot en
met 49 van deze regeling.
Reglement van orde
Artikel 16
- 1.
Het algemeen bestuur stelt een reglement van orde voor zijn
vergaderingen en andere werkzaamheden vast.
- 2.
Het algemeen bestuur regelt op welke wijze ambtelijke bijstand
wordt verleend aan de leden van het bestuur.
Stemrecht
Artikel 17
- 1.
Elk lid heeft in de vergadering van het algemeen bestuur één
stem.
- 2.
Als toepassing is/wordt gegeven aan het bepaalde in de artikelen
6 en 7 van deze regeling, onthouden de vertegenwoordigers van
niet aan de behartiging van een belang deelnemende gemeenten
zich bij de besluitvorming daaromtrent van stemming.
Dagelijks Bestuur
Artikel 18
1.Het dagelijks bestuur bestaat uit:
- a.
- b.
twee andere leden, die door het algemeen bestuur uit zijn midden
worden aangewezen.
- 2.
De aanwijzing van de leden van het dagelijks bestuur
vindt plaats in de eerste vergadering van het algemeen
bestuur van elke zittingsperiode.
- 3.
Zij houden op lid van het dagelijks bestuur te zijn op
de dag, waarop zij ophouden lid van het algemeen bestuur
te zijn.
- 4.
In de gevallen, voorzien in de leden 3 en 4, blijven de
leden van het dagelijks bestuur hun functie waarnemen,
zolang zij hun functie als lid van het algemeen bestuur
blijven vervullen of op grond van de leden 4 of 5 van
artikel 10 waarnemen en in hun opvolging als lid van het
dagelijks bestuur nog niet is voorzien.
- 5.
De artikelen 40 en 41 van de Gemeentewet zijn van
overeenkomstige toepassing.
- 6.
Indien tussentijds een plaats in het dagelijks bestuur
openvalt, voorziet het algemeen bestuur ten spoedigste
daarin. Gaat het openvallen van een plaats gepaard met
het openvallen van een plaats in het algemeen bestuur,
dan stelt het algemeen bestuur het aanwijzen van een
nieuw lid uit, totdat de opengevallen plaats in het
algemeen bestuur is bezet.
- 7.
Bij ziekte, afwezigheid of ontstentenis van een lid van
het dagelijks bestuur, alsmede in geval een lid met de
waarneming van het voorzitterschap is helast, kan het
algemeen bestuur een lid uit zijn midden aanwijzen, dat
tijdelijk met de waarneming van de functie van het
desbetreffende lid van het dagelijks bestuur wordt
belast.
Vergaderingen van het dagelijks bestuur
Artikel 19
- 1.
De voorzitter stelt dag, uur en plaats van de vergaderingen vast
met inachtneming van hetgeen daaromtrent in het reglement van
orde, bedoeld in artikel 20, is bepaald.
- 2.
De artikelen 56, 58 en 59 van de Gemeentewet zijn van
overeenkomstige toepassing.
- 3.
In de eerste vergadering van elke zittingsperiode regelt het
dagelijks bestuur de onderlinge verdeling van werkzaamheden en
de onderlinge plaatsvervanging. Daarvan worden het algemeen
bestuur en de raden in kennis gesteld.
- 4.
Elk lid van het dagelijks bestuur heeft in de vergadering één
stem.
- 5.
Voor de vergadering van het dagelijks bestuur kunnen adviseurs
worden uitgenodigd.
Reglement van orde
Artikel 20
Het dagelijks bestuur stelt voor zijn vergaderingen en andere
werkzaamheden een reglement van orde vast.
Voorzitter
Artikel 21
- 1.
De voorzitter wordt door het algemeen bestuur uit zijn midden
aangewezen.
- 2.
Bij ziekte, afwezigheid of ontstentenis wordt de functie
waargenomen door een lid, door het dagelijks bestuur uit zijn
midden aan te wijzen.
- 3.
De voorzitter vertegenwoordigt het Regionaal Milieubedrijf in en
buiten rechte.
Commissies
Artikel 22
- 1.
Het algemeen bestuur van het Regionaal Milieubedrijf kan
commissies van advies instellen. Het regelt de bevoegdheden en
de samenstelling daarvan.
- 2.
De instelling van vaste commissies van advies aan het dagelijks
bestuur of aan de voorzitter en de regeling van haar
bevoegdheden en samenstelling geschieden door het algemeen
bestuur op voorstel van het dagelijks bestuur onderscheidenlijk
van de voorzitter.
- 3.
Andere commissies van advies aan het dagelijks bestuur of aan de
voorzitter worden door het dagelijks bestuur onderscheidenlijk
de voorzitter ingesteld.
- 4.
Voor de uitvoering van verzoektaken op grond van een besluit als
bedoeld in artikel 6 van deze regeling kunnen, ingevolge artikel
25 van de wet, door het algemeen bestuur commissies met
bestuursbevoegdheden worden ingesteld.
- 5.
Het ontwerp voor een besluit tot instelling van een commissie
als bedoeld in het voorgaande lid wordt aan de raden toegezonden
om de in artikel 25, tweede lid van de wet bedoelde verklaring
van geen bezwaar te kunnen krijgen.
- 6.
De in het vijfde lid bedoelde verklaring van geen bezwaar wordt
geacht te zijn gegeven, indien niet binnen dertien weken na
verzending van het in het vijfde lid bedoelde ontwerpbesluit een
reactie van de betrokken raad is ontvangen.
- 7.
Samenstelling en bevoegdheden van de in lid 4 bedoelde
bestuurscommissies worde~oor het algemeen bestuur bij
afzonderlijke verordening geregeld.
- 8.
Ingevolge lid 4 van dit artikel worden commissies met
bestuursbevoegdheden ingesteld voor:
- -
de afvalverwerking in de regio Brabant-Noordoost;
- -
de afvalinzameling in het Land van Cuijk.
(Geen overgangsrecht voor gemeente Uden is van toepassing.)
Inlichting van leden aan de raden
Artikel 23
- 1.
Een lid van het algemeen bestuur verstrekt aan de raad, die hem
heeft aangewezen, alle inlichtingen, die één of meer leden van
die raad van hem verlangen.
- 2.
De inlichtingen worden schriftelijk gevraagd. De vragensteller
vermeldt daarbij of schriftelijk dan wel mondeling antwoord
wordt verlangd. De vragen worden bij de voorzitter van de raad
ingediend.
- 3.
De vragen worden, indien de vragensteller om een mondelinge
beantwoording heeft gevraagd, in de eerstvolgende vergadering
van de raad beantwoord. Indien om een schriftelijke
beantwoording is gevraagd, geschiedt deze uiterlijk binnen acht
weken, nadat de vragen zijn ingediend. Een afschrift van de
gestelde vragen en, indien de beantwoording schriftelijk is
geschied, een afschrift van het antwoord, worden aan de leden
van de raad ter kennisname toegestuurd.
- 4.
Indien de beantwoording binnen de in het vorige lid genoemde
termijnen redelijkerwijs niet mogelijk is, geschiedt deze zo
spoedig mogelijk daarna schriftelijk. In dit geval wordt zulks
aan de vragensteller en de leden van de raad, onder opgave van
redenen tijdig medegedeeld.
- 5.
Degene, die overeenkomstig het bepaalde in het eerste lid van
dit artikel, vragen heeft gesteld, kan bij de mondelinge
beantwoording in dezelfde raadsvergadering en bij de
schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende
raadsvergadering, zonder verlof van de raad, nadere inlichtingen
vragen omtrent het door het lid van het algemeen bestuur gegeven
antwoord.
Verantwoording van de leden
Artikel 24
- 1.
Een lid van het algemeen bestuur is verantwoording verschuldigd
aan de raad die hem heeft aangewezen, voor het door hem in het
algemeen bestuur gevoerde beleid.
- 2.
Indien een lid van de raad het door de raad aangewezen lid van
het algemeen bestuur ter verantwoording wenst te roepen omtrent
een onderwerp, vreemd aan de orde van de dag, verzoekt hij
daartoe het verlof van de raad.
- 3.
Spoedeisende gevallen uitgezonderd, stelt hij dit verzoek, met
de vragen die hij wenst te stellen, tenminste vier maal
vierentwintig uur vóór de aanvang van de vergadering in handen
van de voorzitter van de raad. Deze zorgt, dat de leden van de
raad daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk kennis
krijgen.
- 4.
Indien het verlof wordt verleend, bepaalt de raad tevens, in
welke vergadering de interpellatie wordt gehouden.
- 5.
De verlangde inlichtingen worden mondeling gegeven.
Ontslag
Artikel 25
- 1.
De raad kan een door hem aangewezen lid van het algemeen
bestuur, dat zijn vertrouwen niet meer bezit, als zodanig
ontslag verlenen.
- 2.
Artikel 50 van de Gemeentewet is daarop van overeenkomstige
toepassing.
Inlichtingen van het dagelijks bestuur aan het algemeen
bestuur
Artikel 26
- 1.
De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder
afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording
verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur.
- 2.
Zij geven, tezamen dan wel afzonderlijk, aan het algemeen
bestuur, wanneer een of meer van zijn leden hier om verzoeken,
alle gevraagde inlichtingen.
- 3.
De vragen worden, indien de vragensteller om een mondelinge
beantwoording heeft gevraagd, in de eerstvolgende vergadering
van het algemeen bestuur beantwoord. Indien om een schriftelijke
beantwoording is gevraagd, geschiedt deze uiterlijk binnen vier
weken, nadat de vragen zijn ingediend. Een afschrift van de
gestelde vragen en, indien de beantwoording schriftelijk is
geschied, een afschrift van het antwoord, worden aan de leden
van het algemeen bestuur en aan de gemeenten ter kennisname
toegestuurd.
- 4.
Indien de beantwoording binnen de in het vorige lid genoemde
termijnen redelijkerwijs niet mogelijk is, geschiedt deze zo
spoedig mogelijk daarna schriftelijk. In dit geval wordt zulks
aan de vragensteller en aan de leden van het algemeen bestuur,
onder opgave van redenen, tijdig medegedeeld.
- 5.
Degene, die overeenkomstig het bepaalde in het eerste lid van
dit artikel vragen heeft gesteld, kan bij mondelinge
beantwoording in dezelfde vergadering van het algemeen bestuur
en hij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende
vergadering, zonder verlof van het algemeen bestuur, nadere
inlichtingen vragen omtrent een door het dagelijks bestuur of
een lid daarvan gegeven antwoord.
- 6.
De vorige leden zijn eveneens van toepassing op de voorzitter
voor het door hem gevoerde bestuur.
Verantwoording dagelijks bestuur ten opzichte van het algemeen
bestuur
Artikel 27
- 1.
Indien een lid van het algemeen bestuur het dagelijks bestuur,
of een lid van dat college afzonderlijk, ter verantwoording
wenst te roepen omtrent een onderwerp, vreemd aan de orde van de
dag, verzoekt hij daartoe het verlof van het algemeen
bestuur.
- 2.
Spoedeisende gevallen uitgezonderd, stelt hij dit verzoek, met
de vragen, welke hij daarbij wenst te stellen, tenminste vier
maal vierentwintig uur vóór de aanvang van de vergadering in
handen van de voorzitter. Deze zorgt, dat de leden van het
algemeen bestuur en de gemeenten daarvan zo spoedig mogelijk
schriftelijk kennis krijgen.
- 3.
In het geval dat het verlof wordt verleend, bepaalt het algemeen
bestuur tevens in welke vergadering de interpellatie kan worden
gehouden.
- 4.
De verlangde inlichtingen worden mondeling gegeven.
- 5.
De vorige leden zijn eveneens van toepassing op de voorzitter
voor het door hem gevoerde bestuur.
Ontslag
Artikel 28
- 1.
Het algemeen bestuur kan een lid van het dagelijks bestuur, dat
zijn vertrouwen niet meer bezit, als zodanig ontslag
verlenen.
- 2.
Artikel 50 van de Gemeentewet, is daarop van overeenkomstige
toepassing.
- 3.
Het in dit artikel bepaalde geldt mede voor de voorzitter.
Inlichtingen van het bestuur aan de raden
Artikel 29
- 1.
Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter
verstrekken aan de raden de door een of meer leden van die raden
gevraagde inlichtingen schriftelijk en zo spoedig mogelijk, voor
zover dat niet in strijd is met het algemeen belang.
- 2.
De verzoeken om inlichtingen worden door de leden van een raad
ingediend hij de voorzitter van zijn raad, die ze onmiddellijk
doorzendt aan het desbetreffende orgaan van het Regionaal
Milieubedrijf.
- 3.
Het algemeen bestuur verstrekt de inlichtingen in ieder geval binnen
acht weken; het dagelijks bestuur en de voorzitter binnen vier
weken.
- 4.
De voorzitter zendt een afschrift van een verzoek om inlichtingen en
de reactie daarop zo spoedig mogelijk aan de raden van de overige
gemeenten.
Hoofdstuk V. Personeel en organisatie
Artikel 31
- 1.
Het Regionaal Milieubedrijf heeft een secretaris, die door het
algemeen bestuur wordt benoemd, geschorst en ontslagen. Indien
de omstandigheden dat nodig maken, kan het dagelijks bestuur tot
een voorlopige schorsing besluiten.
- 2.
De secretaris is directeur van het Regionaal Milieubedrijf.
- 3.
Voor elke benoeming dient het dagelijks bestuur een aanbeveling
in van, zo mogelijk, tenminste twee personen.
- 4.
Alvorens zijn betrekking te aanvaarden, worden door de
secretaris, zonodig, in de vergadering van het algemeen bestuur,
in handen van de voorzitter, achtereenvolgens de gebruikelijke
eden of beloften afgelegd.
Taak van de secretaris
Artikel 32
- 1.
De secretaris staat het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur,
de voorzitter en de commissies bij in de uitoefening van hun
taak. Hij is in de vergaderingen van het algemeen bestuur en het
dagelijks bestuur aanwezig.
- 2.
Alle stukken, uitgaande van het algemeen bestuur en van het
dagelijks bestuur, worden door de secretaris
mede-ondertekend.
Benoeming, schorsing en ontslag van het overig
personeel
Artikel 33
- 1.
Het algemeen bestuur kan zich de benoeming, schorsing en het
ontslag van andere personen in dienst van het Regionaal
Milieubedrijf voorbehouden.
- 2.
Indien geen voorbehoud als bedoeld in het vorige lid is gemaakt,
geschiedt de benoeming, schorsing en ontslag van personen in
dienst van het Regionaal Milieubedrijf, door het dagelijks
bestuur.
Rechtspositie personeel
Artikel 34
- 1.
Het algemeen bestuur stelt ten behoeve van de in dienst van het
Regionaal Milieubedrijf werkzame personen een
bezoldigingsregeling vast en de verdere rechtspositieregelingen
welke nodig zijn.
- 2.
In afwijking van het in het eerste lid bepaalde, kan het
algemeen bestuur bepalen, dat rechtspositieregelingen van een in
dat besluit genoemde gemeente van overeenkomstige toepassing
zijn op de in dienst van het Regionaal Milieubedrijf werkzame
personen.
- 3.
In afwijking van het eerste en tweede lid, wordt bepaald dat bij
het aangaan van deze regeling de rechtspositieregeling van de
gemeente Cuijk van overeenkomstige toepassing is.
Organisatieverordening
Artikel 35
Het algemeen bestuur stelt een verordening vast omtrent de organisatie
van het
ambtelijk apparaat.
Hoofdstuk VII. Financiële bepalingen
Artikel 37
- 1.
Het begrotingsjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
- 2.
Het dagelijks bestuur maakt elk jaar een ontwerp-begroting van
uitgaven en inkomsten voor het volgende jaar.
- 3.
Nadat aan het bepaalde in de leden I tot en met 3 van artikel 35
van de wet is voldaan, stelt het algemeen bestuur de begroting
vast, uiterlijk op 1 juli voorafgaande aan het jaar waarvoor
deze geldt.
Rekening
Artikel 38
- 1.
Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
- 2.
Degene(n), die, ingevolge de in artikel 39 bedoelde
voorschriften belast is/zijn met de samenstelling van een
rekening, draagt/dragen er zorg voor, dat onmiddellijk na de
sluiting van de dienst de rekening van uitgaven en inkomsten
over het voorafgaande dienstjaar wordt opgemaakt. Hij legt/zij
leggen deze vóór 1 maart aan het dagelijks bestuur over. Het
dagelijks bestuur biedt deze rekening(en), na toevoeging van een
verslag van het onderzoek naar de deugdelijkheid, ingesteld door
de op grond van artikel 36 aangewezen deskundige, en hetgeen het
dagelijks bestuur te zijner verantwoording dienstig acht, met
alle bijbehorende bescheiden, ter vaststelling aan het algemeen
bestuur aan. Een jaarverslag over de uitvoering van de middels
de artikel 4 en artikel 5 van deze regeling opgedragen taken
maakt deel uit van de rekening.
- 3.
Het dagelijks bestuur zendt de rekening(en) met het bijbehorende
verslag eveneens aan de raden. Deze kunnen daaromtrent binnen
acht weken na ontvangst het dagelijks bestuur van hun gevoelen
doen blijken. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren, waarin
dit gevoelen is vervat, bij de rekening(en).
- 4.
Het algemeen bestuur onderzoekt vervolgens de rekening(en)
zonder uitstel, stelt ze vast, uiterlijk op I juli volgende op
het jaar waarop deze betrekking heeft/hebben en zendt deze toe
aan gedeputeerde staten.
- 5.
De vaststelling van een rekening strekt het dagelijks bestuur en
de op grond van artikel 39 aangewezen functionarissen tot
decharge, behoudens later in rechte gebleken valsheid in
geschrifte of andere onregelmatigheden.
Financiële administratie en geldelijk beheer
Artikel 39
- 1.
Het algemeen bestuur stelt regelen vast met betrekking tot de
organisatie van de administratie en van het beheer van
vermogenswaarden van het Regionaal Milieubedrijf. Deze regelen
dienen te waarborgen, dat aan de eisen van doelmatigheid en controle
wordt voldaan. De regelen worden aan gedeputeerde staten
toegezonden.
- 2.
De administratie en het beheer van vermogenswaarden worden door het
dagelijks bestuur opgedragen aan één of meer daartoe bij de in het
eerste lid bedoelde regelen aan te wijzen ambtenaren.
Artikel 40
Het algemeen bestuur stelt regelen vast met betrekking tot de controle
op de administratie en het beheer van vermogenswaarden van de in het
tweede lid van artikel 39 bedoelde ambtenaren. Deze controle wordt
opgedragen aan één of meer bij de bedoelde regelen aan te wijzen
deskundigen. De regelen worden aan gedeputeerde staten toegezonden.
Artikel 41
Het algemeen bestuur stelt regelen vast omtrent de verzekering van de
gelden van de
Regionale Milieudienst tegen benadeling door zijn personeel of
anderen.
Bekostiging
Artikel 42
- 1.
De kosten van de in artikel 4 bedoelde belangenbehartiging door het
Regionaal Milieubedrijf worden, voor zover zij niet op andere wijze
worden gedekt, door de gemeenten gedragen naar rato van het aantal
inwoners op 1 januari van het dienstjaar en overeenkomstig het
bepaalde in de leden 2 en 3 van dit artikel.
- 2.
Het inwonertal van het samenwerkingsverband is de som van de
inwoneraantallen van de gemeenten. Als inwonertal van de gemeenten
wordt aangehouden het bevolkingscijfer op 1 januari van het
betreffende dienstjaar.
- 3.
Het algemeen bestuur bepaalt in alle gevallen, waarin een andere
toerekening redelijk en mogelijk is, dat de kosten, verbonden aan
het uitvoeren van bepaalde taken of taakonderdelen, op een andere
dan op de in de voorgaande leden aangegeven wijze aan de gemeenten
worden toegerekend.
Artikel 43
- 1.
De kosten van uitvoering van de milieutaken zoals bedoeld in artikel
5 komen, voor zover ze middels de Model-overeenkomst zijn
vastgelegd, voor rekening van de gemeente die de overeenkomst met
het Regionaal Milieubedrijf is aangegaan, en worden verrekend
overeenkomstig de bepalingen van de Model-overeenkomst.
- 2.
De kosten van belangenbehartiging voor milieu-uitvoeringstaken zoals
bedoeld in artikel 6 worden, voor zover ze niet middels de
Model-overeenkomst zijn vastgelegd, in rekening gebracht bij die
gemeente die deze belangenbehartiging vraagt.
- 3.
Kosten van belangenbehartiging ingevolge artikel 6, voor zover niet
vastgelegd middels de Model-overeenkomst, die jaarlijks in de
begroting zijn opgenomen, komen voor rekening van de gemeenten die
om deze taak verzocht hehben naar rato van de kosten van de in het
begrotingsjaar afgenomen taak als bedoeld in artikel 6.
- 4.
Baten van belangenbehartiging ingevolge artikel 6, voor zover niet
vastgelegd middels de Model-overeenkomst, die jaarlijks in de
begroting zijn opgenomen, komen ten gunste van de gemeenten die om
deze taak verzocht hebben naar rato van de middels de
Model-overeenkomst aangegane overeenkomsten uitgedrukt in uren.
Artikel 44
- 1.
De kosten van het Regionaal Milieubedrijf voor
belangenbehartiging zoals bedoeld in artikel 6 worden, voor
zover zij niet op andere wijze worden gedekt, gedragen door de
gemeenten die om deze belangenbehartiging verzocht hebben naar
rato van het aantal inwoners op 1 januari van het dienstjaar en
overeenkomstig het bepaalde in de leden 2 en 3 van dit
artikel.
- 2.
Het inwonertal is de som van de inwoneraantallen van de
gemeenten die om de belangenbehartiging zoals bedoeld in artikel
6 hebben verzocht. Als inwoneraantal van de gemeenten wordt
aangehouden het bevolkingscijfer op I januari van het
betreffende dienstjaar.
- 3.
Het algemeen bestuur bepaalt in alle gevallen, waarin een andere
toerekening redelijk en mogelijk is, dat de kosten, verbonden
aan het uitvoeren van bedoelde belangenbehartiging of delen
daarvan, op een andere dan de in de voorgaande leden aangegeven
wijze aan de gemeenten worden toegerekend.
Garantie
Artikel 45
Ten behoeve van de geldgever(s) garanderen alle gemeenten, naar rato van
de bij of krachtens artikel 42 vastgestelde kostenverdeling, de betaling
van renten en aflossingen van de door het Regionaal Milieubedrijf te
sluiten overeenkomsten van geldlening.
Hoofdstuk IX. Slot- en overgangsbepalingen
Eerste aanwijzing van de leden van het algemeen bestuur en
eerste vergadering
Artikel 49
- 1.
De aanwijzing van de leden van het algemeen bestuur vindt voor
de eerste maal plaats binnen zes weken na de inwerkingtreding
van de regeling.
- 2.
Het algemeen bestuur komt in eerste vergadering bijeen binnen
acht weken na de inwerkingtreding van de regeling. In deze
vergadering worden de voorzitter en de overige leden van het
dagelijks bestuur aangewezen.
- 3.
De leden van het algemeen bestuur worden voor de in het tweede
lid bedoelde vergadering bijeengeroepen door de voorzitter van
de raad van de plaats van vestiging. Hij opent en leidt de
eerste vergadering, tot een voorzitter is aangewezen.
Eerste begroting en rekening
Artikel 50
- 1.
De begroting wordt voor de eerste maal vastgesteld voor de
periode, aanvangende op de dag, waarop de regeling in werking
treedt, tot het einde van het kalenderjaar, dan wel, wanneer het
algemeen bestuur dit bepaalt, tot het einde van het volgende
kalenderjaar.
- 2.
De eerste rekening heeft betrekking op de periode, waarvoor de
eerste begroting geldt.
Eerste Regionale Milieu-uitvoeringsprogramma
Artikel 51
Het eerste Regionale Milieu-uitvoeringsprogramma is, in afwijking van
het gestelde in artikel 4, lid 2, vastgesteld door de streekraad van het
Streekgewest Brabant-Noordoost op 30 juni 1997.
Eerste Model-overeenkomst
Artikel 52
In afwijking van het bepaalde in artikel 5, lid 2 van deze regeling is
de eerste Model-overeenkomst vastgesteld door de streekraad van het
Streekgewest Brabant-Noordoost op 30 juni 1997.
Overname van personeel
Artikel 53
Het personeel dat, hetzij als ambtenaar. hetzij op arbeidsovereenkomst
naar burgerlijk recht in dienst is hij het Streekgewest
Brabant-Noordoost en dat bij de herstructurering van het Streekgewest
Brabant-Noordoost in een functie wordt geplaatst hij het Regionaal
Milieubedrijf, wordt geacht in dienst te zijn van het Regionaal
Milieubedrijf Brabant-Noordoost met ingang van de dag, waarop de
regeling voor die dienst in werking treedt.
Toezending ter goedkeuring
Artikel 54
Het college van burgemeester en wethouders van de plaats van vestiging
zendt de regeling aan gedeputeerde staten ter goedkeuring.
Inwerkingtreding en duur van de regeling
Artikel 55
De regeling wordt voor onbepaalde tijd aangegaan.
Zij treedt in werking op I januari 1998.