Organisatie | Sint Maarten |
---|---|
Organisatietype | Koninkrijksdeel |
Officiële naam regeling | LANDSVERORDENING regelende de heffing en invordering van een verhuurautobelasting |
Citeertitel | Verhuurautobelastingverordening |
Vastgesteld door | Minister van Justitie |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | belastingen |
Externe bijlage | MvT AB 2013, GT no. 40 |
Geen.
Onbekend.
Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, ter uitvoering van het bepaalde in de artikelen 8 tot en met 11 van de Veruurautobelastingverordening
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-04-2016 | art. 12 | 18-02-2016 AB, 2016, 14 | Onbekend. | ||
30-05-2015 | 30-04-2016 | Artikel 15 | 17-04-2015 AB 2015, no. 9 | onbekend | |
10-10-2010 | 30-05-2015 | geconsolideerde tekst (GT) | 21-02-2013 AB 2013, GT no. 40 | onbekend | |
01-04-1981 | nieuwe regeling | 23-12-1980 AB 1981, no. 6 | onbekend |
Wegens het gebruik maken van een verhuurauto is een belasting verschuldigd overeenkomstig de navolgende bepalingen.
Elke houder van een vergunning tot exploitatie van een verhuurautobedrijf is verplicht op een voor de huurder duidelijk waarneembare plaats, in elke locatie waar verhuurauto's worden verhuurd, een aanduiding van de geldende verhuurprijs aan te brengen.
Het Hoofd van de afdeling Financiën is verplicht over de maand waarover geen, of te laat afdracht van verhuurautobelasting is geschied, een (nadere) voorlopige aanslag op- te leggen, welke onmiddellijk invorderbaar is. Deze aanslag houdt tevens in een verhoging van 10% van de gevorderde of te laat betaalde verhuurautobelasting.
Hij, die gedurende het belastingjaar belastingschuldige was en aan wie niet een aangiftebiljet is uitgereikt of toegezonden, is verplicht voor 15 januari van het eerstvolgende kalenderjaar bij de Afdeling Financiën een aangiftebiljet aan te vragen en dit voor 1 februari daarop volgende, ingevuld en ondertekend bij de Afdeling Financiën in te dienen.
Aan de belastingschuldige kan een voorlopige aanslag, alsmede een of meer nadere aanslagen over het lopende belastingjaar of over enige maanden van het belastingjaar worden opgelegd. De bedragen van de voorlopige aanslagen, met uitzondering van de in artikel 8, tweede lid, bedoelde verhoging, worden bij een jaarlijkse definitieve aanslag verrekend.
1.Voorlopige aanslagen, uitgezonderd aanslagen als bedoeld in artikel 8, tweede lid, zijn invorderbaar in zoveel termijnen, en er nog niet verstreken volle kalendermaanden over zijn in het lopende kalenderjaar, na de maand van de dagtekening van het aanslagbiljet.
Termijnen vervallen op de vijftiende dag van de maand.
2.Definitieve aanslagen vervallen in drie maandelijkse termijnen, waarvan de eerste verschijnt op de vijftiende dag van de maand volgende op de maand van de dagtekening van het aanslagbiljet.
Indien enig feit grond oplevert voor het vermoeden dat ten onrechte is afgezien van het doen van een aangifte of ten onrechte een te lage aangifte is gedaan, kan de alsnog verschuldigd geworden belasting worden nagevorderd, zolang niet sedert de aanvang van het belastingjaar drie jaren zijn verstreken.
Degene, op wiens naam de vergunning is gesteld, is verplicht, desverlangd inzage te geven van de contracten van huur en verhuur afgegeven bij de verhuur van een verhuurauto aan:
het personeel van accountantsbureau's, belastingconsulentenbureau's, financiële consulentenbureau's en daarmee gelijkgestelden, die door de minister worden gecontracteerd om controles uit te voeren op de aangiften, als bedoeld in artikel 9, van deze landsverordening, en de afdrachten van de verhuurautobelasting.
Het in dit lid vermelde personeel, dient in het bezit te zijn van een door de minister afgegeven schriftelijke opdracht.
Overtreding van of het handelen in strijd met het bepaalde in artikel 7, eerste lid en artikel 14 en het niet of niet tijdig nakomen van de verplichtingen betreffende het invullen en het vervullen van andere formaliteiten, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie.
Indien tijdens het plegen van de overtreding nog geen jaar is verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens een gelijke overtreding onherroepelijk is geworden, of vrijwillig voldaan is aan de voorwaarden, door de bevoegde ambtenaar van het Openbaar Ministerie krachtens artikel 1:149 van het Wetboek van Strafrecht gestelde, kan hechtenis worden opgelegd tot het dubbele van het in het vorige lid gestelde maximum of kan de op het feit gestelde geldboete worden verhoogd naar de naasthogere categorie.
De feiten, bij deze landsverordening strafbaar gesteld, worden beschouwd als overtreding.
Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen voorschriften worden gegeven, die ter uitvoering van deze landsverordening nodig worden geacht.