Organisatie | Uden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening reïntegratie in het kader van de Wet werk en bijstand 2004 |
Citeertitel | Reïntegratieverordening gemeente Uden |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
147, eerste lid van de Gemeentewet, de Wet Werk en Bijstand, de Wet Inkomensvoorziening ouderen en gedeeltelijk arbeidsongeschikten werkloze werknemers (Ioaw) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz)Wet werk en bijstand
geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-09-2004 | Nieuwe regeling | 08-07-2004 Infopagina 21-07-2004 | 2004/48 |
Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het College een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van de belanghebbende, het meest doelmatig is met het oog op duurzame inschakeling in de arbeid binnen een redelijke termijn.
In het beleidsplan wordt vastgelegd welke voorzieningen het College kan aanbieden. Voorzover deze verordening niet in een nadere invulling voorziet, kan het beleidsplan een precisering van de doelgroep, de duur van de voorziening, het doel van de voorziening en de verplichtingen van de belanghebbende bevatten.
Het College draagt zorg voor de subsidiëring van de dienstbetrekkingen als bedoeld in artikel 6 van het Besluit In- en Doorstroombanen (ID) zoals dit besluit luidde op 31 december 2003, en voor de subsidiëring van de arbeidsovereenkomsten zoals bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wiw, zoals dit luidde op 31 december 2003, en stimuleert de uitstroom uit deze banen.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 8 juli 2004.
De Raad voornoemd
de griffier de voorzitter
Reïntegratieverordening
Volgens de WWB krijgen B en W de opdracht voor de reïntegratie van bijstandsgerechtigden, niet-uitkeringsgerechtigden (nuggers) en Anw’ers. De WWB draagt aan de gemeenteraad op om een verordening vast te stellen waarin de reïntegratietaak van de gemeente wordt geregeld. Tevens wordt hierin de aanspraak van burgers op ondersteuning bij reïntegratie geregeld.
De basis voor de verordening is neergelegd in artikel 8, eerste lid onder a en tweede lid en artikel 10 eerste en tweede lid:
De gemeenteraad stelt bij verordening regels met betrekking tot het ondersteunen bij arbeidsinschakeling en het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a.
De regels, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, hebben in ieder geval betrekking op de evenwichtige aandacht voor de in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, genoemde groepen, alsmede voor de verschillende doelgroepen daarbinnen, en de wijze waarop rekening wordt gehouden met zorgtaken.
Personen die algemene bijstand ontvangen, personen met een nabestaanden- of halfwezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet en niet-uitkeringsgerechtigden hebben, overeenkomstig de verordening, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het College noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling.
Naast deze wettelijke basis valt uit de memorie van toelichting af te leiden welke zaken in of via de verordening geregeld moeten of kunnen worden:
De verordening: procedureel of uitgebreid
De WWB vraagt aan de gemeenteraad om het reïntegratiebeleid in een verordening vast te leggen.
Het beleid kan op een aantal niveaus geregeld worden:
Gekozen is voor een beknopte verordening met een uitwerking in een beleidsplan en op onderdelen de mogelijkheid van nadere regels in de vorm van beleidsregels en of uitvoeringsbesluiten. De overweging hiervoor is om de uitvoering werkbaar en overzichtelijk te houden. Daarbij komt dat het niet mogelijk is om op dit moment al het hele beleid in de verordening te verwerken.
Relatie met andere verordeningen
De WWB geeft de gemeenteraad ook opdracht om verordeningen vast te stellen op een tweetal terreinen, die een relatie hebben met de reïntegratieverordening: afstemming en cliëntenparticipatie.
De WWB vraagt aan gemeenten verordeningen op te stellen waarin het samenstel van de rechten en plichten van de cliënt wordt geregeld.
De reïntegratieverordening en de maatregelenverordening zijn nauw met elkaar verbonden. Immers, aan de plicht tot meewerken aan een traject kunnen sancties worden verbonden die gevolgen hebben voor de hoogte van de uitkering. Dit zou ervoor pleiten de beide verordeningen te integreren.
Echter, de gemeente kan aan de verstrekking van bijstand ook verplichtingen verbinden, die geen directe relatie hebben met reïntegratie.
Geizen de relatie tussen de beide verordeningen is wel voorgeschreven dat ze gelijktijdig worden vastgesteld.
Verordening cliëntenparticipatie
De WWB geeft aan de gemeenteraad ook opdracht een verordening cliëntenparticipatie op te stellen. Uit Inspraak en participatieverordening vloeit voort dat bij de vaststelling van het beleidsplan het Platform Minima Uden wordt betrokken.
Hierbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de begripsbepalingen uit de Wet Werk en Bijstand.
In het eerste lid is de opdracht aan het College vormgegeven analoog aan artikel 7 van de WWB.
In de WWB is in artikel 10, derde lid aangegeven dat de aanspraak op voorzieningen alleen geldt voor die personen die ook daadwerkelijk inwoner van de gemeente zijn, door middel van een verwijzing naar artikel 40, eerste lid van de wet. Door deze verwijzing ook aan de opdracht aan het College te koppelen, is aangeven dat voorzieningen alleen voor de eigen inwoners worden ingezet.
Het tweede lid is aangegeven dat het College een afweging maakt en rekening houdt met de mogelijkheden en capaciteit van een cliënt.
Het derde lid geeft het College de specifieke opdracht een zodanig aanbod van voorzieningen te realiseren, dat zoveel mogelijk personen ondersteund kunnen worden.
Zoals ook in de algemene toelichting is gesteld, vraagt de WWB aan de Raad om het reïntegratiebeleid in een verordening vast te leggen. Hier is gekozen voor de systematiek om niet alles in de verordening te regelen, maar ook gebruik te maken van beleidsplannen en eventueel uitvoeringsbesluiten.
Het eerste lid geeft aan dat de gemeenteraad een beleidsplan vaststelt.
In het tweede lid geeft de gemeenteraad aan welke specifieke onderwerpen in het beleidsplan aan de orde dienen te komen.
Het derde lid biedt de basis voor de verantwoording van het beleid. De WWB geeft aan dat het College elk jaar een voorlopig en een definitief verslag over de uitvoering (VODU) naar het rijk zendt. Deze verslagen dienen gepaard te gaan van een verklaring van de Raad. Daarom is ervoor gekozen expliciet op te nemen dat er een verantwoordingsverslag aan de Raad moet worden gezonden. Het ligt voor de hand dat bij de vormgeving van het verslag op grond van deze verordening wordt aangesloten bij de inhoud van het VODU.
In de WWB is uitgebreid aangegeven welke verplichtingen gelden bij het recht op een uitkering.
In het eerste en tweede lid zijn verplichtingen opgenomen die voortvloeien uit de wet.
In het derde lid is de mogelijkheid opgenomen om iemand tijdelijk te ontheffing van de verplichting om algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden
Het vierde lid biedt de verbinding met de afstemmingsverordening. Deze verordening regelt het opleggen van een maatregel indien de uitkeringsgerechtigde niet aan zijn verplichtingen voldoet. Deze maatregel bestaat uit het verlagen van de uitkering met een bepaald percentage.
Voor personen zonder uitkering, ANW’ers en personen in gesubsidieerde arbeid kan de gemeente de uitkering niet verlagen als maatregel. Daarom is in het vijfde lid de mogelijkheid opgenomen dat in die gevallen de gemeente (een deel van) de kosten die gemaakt zijn terug kan vorderen.
Het zesde lid geeft aan dat de terugvordering in nadere regels wordt vastgelegd.
Voor terugvordering bestaat in feite geen juridische basis. Aan de cliënt worden vooral immateriële zaken ter beschikking gesteld (ondersteuning, begeleiding, deelname aan scholing en activiteiten). De cliënt krijgt over het algemeen geen geld, dus valt er niets terug te vorderen. Opname van een terugbetalingsplicht heeft eigenlijk alleen symbolische waarde.
Artikel 5. Aanspraak op ondersteuning en voorzieningen
Natuurlijk heeft de belanghebbende ook rechten. Deze rechten zijn meestal elders in wet- of regelgeving ondergebracht. Tegen beslissingen op grond van -de wet en- deze verordening staat bezwaar en beroep open op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het recht op inzage in gegevens en zonodig correctie daarvan is geregeld in de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp).
De WWB stelt niet zo expliciet dat de aanspraak op voorzieningen in de verordening geregeld moet worden. Immers, het is ook al in de WWB zelf geregeld. Uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie is ervoor gekozen een algemene bepaling over de aanspraak op te nemen.
In het tweede lid wordt expliciet te koppeling gelegd tussen de algemene aanspraak van de cliënt en de criteria die gehanteerd worden bij het aanbieden van voorzieningen. Daarbij wordt verwezen naar elk document waarin die criteria geformuleerd kunnen worden, doch minimaal de verordening en het beleidsplan.
Beperkingen zijn in de wet niet expliciet geregeld. Het is echter denkbaar dat er rechtsongelijkheid kan ontstaan als er geen beperkingen gesteld worden. Niet uitkeringsgerechtigden of mensen met een eigen vermogen kunnen een bijdrage in een voorziening leveren of een voorziening geheel zelf betalen. Daarom wordt ervoor gekozen in de verordening daarover iets te regelen.
Bij de beperkingen wordt gerelateerd aan de normen die gelden bij de verlening van bijstand.
De Wiw kende een wettelijke sluitende aanpak voor jongeren. Daarnaast zijn in het kader van de Agenda voor de Toekomst afspraken gemaakt over een sluitende aanpak voor nieuwe instroom en voor het zittend bestand.
De WWB kent geen bepaling over sluitende aanpak. De wetgever gaat ervan uit dat door de systematiek van de wet er in de praktijk de facto een sluitende aanpak ontstaat.
Desondanks kan de Raad van oordeel zijn dat een sluitende aanpak geregeld dient te worden. Hierbij kan in ieder geval gedacht worden aan nieuwe instroom, maar ook aan andere groepen uitkeringsgerechtigden.
Dit artikel regelt een sluitende aanpak voor nieuwe instroom, met de mogelijkheid in het beleidsplan ook andere groepen aan te wijzen. Omdat voor het zittende jongerenbestand de sluitende aanpak is gerealiseerd hoeft deze groep niet afzonderlijk genoemd te worden. Via de nieuwe instroom blijft elke jongere onder de sluitende aanpak vallen.
Het eerste lid van dit artikel geeft de algemene formulering. Het tweede lid geeft aan dat de sluitende aanpak niet van toepassing is op diegenen die een ontheffing van de arbeidsverplichting hebben gekregen. Het derde lid geeft de mogelijkheid om van de algemene sluitende aanpak in specifieke, individuele gevallen af te wijken.
In de lijn van het systeem van deze verordening strekt dit artikel ertoe enkele zaken te regelen die te maken hebben met alle voorzieningen.
Het derde lid geeft een algemene aanduiding van de mogelijke aard van voorzieningen.
De WWB regelt in art. 31 lid 2 sub k de maximale voor de uitkeringsberekening buiten beschouwing te laten onkostenvergoedingen voor het verrichten van vrijwilligerswerk (€ 20 per week, met een maximum van € 720 per jaar). Deze onkostenvergoedingen zijn onbelast en werken niet door bij inkomensafhankelijke regelingen. Gekozen is om dit als een vorm van een voorziening te zien en op te nemen in het beleidsplan.
Het is denkbaar dat de gemeente, ter stimulering van de arbeidsinschakeling, besluit diverse kosten te vergoeden voor activiteiten die daaraan bijdragen. Gedacht kan worden aan reiskosten, verhuiskosten en kosten voor kinderopvang.
De verordening houdt (lid 4) de mogelijkheid open om (net als in de Wiw gebeurde) personen een dienstverband aan te bieden, om op detacheringsbasis werkervaring op te doen.
Het vijfde lid geeft aan dat het werkgeversschap of de uitvoering van trajecten aan derden kan worden uitbesteed. Bij de dienstbetrekkingen uit de Wet Inschakeling Werkzoekenden (Wiw) was de gemeente de wettelijke, formele werkgever. De WWB geeft geen regels over het werkgeverschap. Het instrument detacheringsbaan kan dus ook in zijn geheel, inclusief het formeel werkgeverschap, uitbesteed worden aan een reïntegratiebedrijf.
Voor gesubsidieerde arbeid is, blijkens ook de verzamelcirculaire van het ministerie van SZW van 7 april 2004, Europese regelgeving van belang. Als de subsidie wordt verstrekt aan een organisatie die geen economische activiteiten onderneemt valt de subsidie niet onder de noemer ‘staatssteun’. Als de organisatie wel economische activiteiten verricht moet beoordeeld worden of de subsidie voldoet aan de vrijstellingbepalingen van de Europese Verordening Werkgelegenheidssteun (2204/2002) of de Verordening de minimis-steun. Als dat het geval is kan de gemeente volstaan met het bijhouden en 10 jaar bewaren van de dossiers. Als niet aan de vrijstellingsbepalingen wordt voldaan moet de subsidieregeling vooraf ter goedkeuring worden voorgelegd aan de Europese Commissie.
Zie voor een meer uitgebreide toelichting de genoemde verzamelcirculaire.
Artikel 9. Beëindiging voorziening
Dit artikel geeft aan dat het College een voorziening kan beëindigen en in welke gevallen zij dat kan doen. Onder beëindigen wordt hierbij ook verstaan het stopzetten van subsidie aan een werkgever of het opzeggen van de arbeidsovereenkomst. Bij deze laatste wijze van beëindigen dienen vanzelfsprekend de toepasselijke bepalingen uit het arbeidsrecht en de eventueel aanwezige rechtspositieregeling in acht te worden genomen.
Artikel 10. Voormalige Wiw- en ID-banen
Door het vervallen van de Wiw en ID-regeling is het lopende arbeidscontract niet vervallen. Voor personen die voor 1 januari 2003 geplaatst zijn in een van deze regelingen blijft het dienstverband gelden. Daarom is in deze verordening een artikel opgenomen om aan te geven dat deze banen nu aangemerkt worden als voorziening in de zin van de WWB. Het is niet de bedoeling hierin nog nieuwe cliënten te laten instromen. Gesubsidieerde arbeid wordt in de toekomst alleen voor een bepaalde tijd aangeboden, en alleen als opstap naar reguliere arbeid. Zie ook de toelichting op artikel 8 voor het belang van Europese regelgeving voor gesubsidieerde arbeid.
De Raad kan er voor kiezen het beleid en de uitvoering tot in detail te regelen in verordening en beleidsplan, maar heeft ook de mogelijkheid om de hoofdlijn aan te geven en de details aan het College over te laten. Voor zover de Raad ruimte openlaat kan die ruimte door het College worden ingevuld met nadere regelgeving.
Artikel 12. Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
In het kader van de gefaseerde invoering van de WWB hebben gemeenten tot 1 januari 2005 de tijd om de verordening vast te stellen. De aanspraak van artikel 10 WWB kan pas ‘te gelde’ worden gemaakt als de verordening is ingegaan.
De Tijdelijke Referendumwet is van toepassing waardoor de verordening in werking treedt zes weken na de bekendmaking.