Organisatie | Sint Maarten |
---|---|
Organisatietype | Koninkrijksdeel |
Officiële naam regeling | LANDSVERORDENING tot regelen van de organisatie en het beheer van de landelijke brandweer Sint Maarten |
Citeertitel | Organisatie- en Beheersverordering Brandweer |
Vastgesteld door | regering en Staten gezamenlijk |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | Brandweer |
Geen
Onbekend
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-05-2015 | Art. 16 | 17-04-2015 AB 2015, no. 9 | Onbekend | ||
10-10-2010 | 30-05-2015 | geconsolideerde tekst (GT) | 21-02-2013 AB 2013, GT no. 11 | Onbekend | |
01-01-1979 | nieuwe regeling | 22-12-1978 AB 1978, no. 20 | onbekend |
De Minister van Algemene Zaken, hierna te noemen: de minister, beschikt over een brandweer.
Tot de taak van de brandweer behoort mede het verrichten van hulpverleningswerkzaamheden voor mens of dier in nood.
De minimale sterkte van het brandweerpersoneel en brandweermateriaal wordt bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, vastgesteld.
Bij brand en hulpverlening heeft de minister met inachtneming van de bepalingen van deze landsverordening, het opperbevel.
De commandant heeft de algemene leiding en het bevel over de brandweer, overeenkomstig de voor hem en het overige personeel door de minister vastgestelde instructies.
Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden regels gesteld ten aanzien van:
De minister bepaalt de plaatsen waar het brandweerpersoneel, brandweermaterieel, de materialen en overige goederen van de brandweer worden ondergebracht.
De minister draagt zorg, dat het materiaal, de gebouwen, de installaties, de materialen en de overige goederen van de brandweer, alsmede de kleding en uitrusting van het personeel, in een goede staat verkeren.
De minister draagt zorg dat de meldingsposten en alarmeringsinrichtingen zodanig zijn uitgerust dat te allen tijde een onmiddellijke melding aan de brandweer en een doeltreffende alarmering van het brandweerpersoneel zijn gewaarborgd.
De minister draagt zorg voor zodanig bluswatervoorzieningen en een bereikbaarheid daarvan, dat de brandbestrijding te allen tijde zoveel mogelijk is gewaarborgd. Waartoe mede behoort een zodanige uitrusting van het brandweermaterieel dat dit ook op plaatsen waar geen of onvoldoende bluswater aanwezig is, terstond na aankomst voor de brandblusbestrijding kan worden ingezet.
Bij landbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden gesteld betreffende:
Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden vastgesteld betreffende:
het treffen van voorzorgsmaatregelen met betrekking tot gebouwen, getimmerten en inrichtingen, welke naar het oordeel van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening, Milieu en Infrastructuurbrandgevaar kunnen opleveren of hun kunstwaarde, geschiedkundig belang of bestemming bijzondere bescherming tegen brandgevaar behoeven.
De in artikel 4 bedoelde personen, mits daartoe aangewezen door de minister, hebben te allen tijde vrije toegang tot alle plaatsen, voor zover zij het betreden daarvan voor een goede vervulling van de taak van de brandweer noodzakelijk achten. Zo nodig verschaffen zij zich de toegang met behulp van de sterke arm.
Is een in het eerste lid bedoelde plaats tevens een woning, of is deze plaats alleen via een woning toegankelijk, dan treden zij niet tegen de wil van de bewoner binnen dan in bijzijn van een rechter-commissaris, de officier van justitie. Van dit binnentreden maken zij proces-verbaal op, dat binnen tweemaal vierentwintig uur aan degene, in wiens woning is binnengetreden, in schrift wordt uitgereikt of toegezonden. In dit proces-verbaal wordt mede van het tijdstip van het binnentreden en van het daarmee beoogde doel melding gemaakt.
De in artikel 4 bedoelde personen zijn bevoegd alle door hen nodig geachte uitrustingsstukken en hulpmiddelen op de plaatsen, bedoeld in het eerste lid, mede te nemen en daarvan op zodanige wijze gebruik te maken als ter onmiddellijke voorkoming of bestrijding van brand noodzakelijk is. In het geval, bedoeld in het vorige lid, wordt van de uitoefening van deze bevoegdheden melding gemaakt in het proces-verbaal.