Organisatie | Uden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Gemeenschappelijke regeling voor de Gemeenschappelijk Gezondheidsdienst Hart voor Brabant |
Citeertitel | Gemeenschappelijke regeling GGD Hart van Brabant |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
de versie 01-01-2015 staat bij overheidsorganisatie GGD Hart voor Brabant zoals vermeld onder gedelegeerde regelgeving; onderstaande 2005-versie verving die van 4 juli 2002
Wet gemeenschappelijke regelingen
Gemeenschappelijke regeling GGD Hart voor Brabant 01-01-2015
Wet Gemeenschappelijke regeling GGD Hart voor Brabant
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2005 | 01-01-2015 | Nieuwe regeling | 23-06-2005 Infopagina 29-06-2005 | Raad 23-06-2005, College 19-04-2005 |
Gemeenschappelijke regeling GGD Hart voor Brabant
De raden en de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Bernheze, Boekel, Boxmeer, Boxtel, Cuijk, Dongen, Gilze en Rijen, Goirle, Grave, Haaren, 's-Hertogenbosch, Heusden, Hilvarenbeek, Landerd, Lith, Loon op Zand, Maasdonk, Mill en Sint Hubert, Oisterwijk, Oss, Schijndel, Sint Anthonis, SintMichielsgestel, Sint-Oedenrode, Tilburg, Uden, Veghel, Vught en Waalwijk, ieder voor zover het zijn verantwoordelijkheden en bevoegdheden aangaat,
gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen;
de tekst van de Gemeenschappelijke regeling voor de Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Hart voor Brabant te wijzigen in de volgende:
HOOFDSTUK 1. Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
Brabant-Noord : het deel van het werkgebied, dat bestaat uit het gebied van de gemeenten Bernheze, Boekel, Boxmeer, Boxtel, Cuijk, Grave, Haaren, 's-Hertogenbosch, Heusden, Landerd, Lith, Maasdonk, Mill en Sint Hubert, 0ss, Schijndel, Sint Anthonis, Sint-Michielsgestel, Sint-Oedenrode, Uden, Veghel en Vught;
Waar in de regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige andere wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, wordt in die artikelen in plaats van ‘de gemeente’, de ‘raad’, ‘burgemeester en wethouders’ en ‘de burgemeester’ respectievelijk gelezen: ‘de GGD’, ‘het Algemeen Bestuur’, ‘het Dagelijks Bestuur’ en ‘de voorzitter’.
HOOFDSTUK 2. Doelstelling en taken
Artikel 3. Algemene doelstelling
De GGD heeft tot doel een bijdrage te leveren aan de openbare gezondheidszorg.
De gemeenten dragen aan de GGD met inachtneming van het bepaalde in artikel 5a van de Wet collectieve preventie volksgezondheid de uitvoering van de gemeentelijke taken op die worden genoemd in de artikelen 2 tot en met 3a van de Wet collectieve preventie volksgezondheid en van de toezichtstaken die worden genoemd in de Wet kinderopvang.
HOOFDSTUK 3. De bestuursorganen -samenstelling
Artikel 6. Samenstelling, benoeming en ontslag van het Algemeen Bestuur
Een lid van het Algemeen Bestuur dat het vertrouwen niet meer bezit van de raad die hem als lid heeft aangewezen, kan, nadat dit lid in de gelegenheid is geweest zich te verantwoorden, door die raad als zodanig worden ontslagen. De artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet zijn dan van overeenkomstige toepassing. Op dit ontslagbesluit is artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
Artikel 7. Samenstelling, benoeming en ontslag van het Dagelijks Bestuur
Drie leden van het Dagelijks Bestuur worden aangewezen uit de leden die de gemeenten vertegenwoordigen met meer dan 75.000 inwoners. Een lid van het Dagelijks Bestuur wordt aangewezen uit de leden die de gemeenten vertegenwoordigen met meer dan 35.000 maar minder dan 75.000 inwoners. Twee leden van het Dagelijks Bestuur worden aangewezen uit de leden die de gemeenten vertegenwoordigen met minder dan 35.000 inwoners.
Het Algemeen Bestuur kan het Dagelijks Bestuur of een of meer leden daarvan ontslag verlenen als het of deze(n) het vertrouwen van het Algemeen Bestuur niet meer bezit of bezitten, nadat het, hij of zij de gelegenheid is geboden zich te verantwoorden en voorts met overeenkomstige toepassing van de artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet. Op dit ontslagbesluit is artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
HOOFDSTUK 4. De bestuursorganen - bevoegdheden
Artikel 10. Algemene bevoegdheidstoedeling
Voor de bevoegdheden van de bestuursorganen zijn van overeenkomstige toepassing de regels, in de ruimste zin, die bij of krachtens de Gemeentewet zijn gesteld voor de verdeling van de bevoegdheden van de gemeentebesturen over de gemeentelijke bestuursorganen, voor de uitoefening van die bevoegdheden en voor het toezicht daar op. Dit geldt niet voor zover daarvan bij of krachtens de wet of deze regeling is afgeweken.
Het Dagelijks Bestuur draagt de uitoefening van zijn bevoegdheden voor zover als mogelijk in mandaat op aan de directie. Een door het Dagelijks Bestuur vast te stellen organisatieverordening beschrijft de taken van de directie en de wijze waarop het Dagelijks Bestuur toeziet op de uitvoering daarvan.
HOOFDSTUK 5. Verantwoording en inlichtingen
Artikel 11. Verantwoording- en inlichtingenplicht
Elk lid van het Algemeen Bestuur is verplicht de door een of meer leden van de raad die hem heeft aangewezen gevraagde inlichtingen te verstrekken. Hij verstrekt de gevraagde inlichtingen aan de raad zo spoedig mogelijk nadat hem daarom is gevraagd, dit in overeenstemming met het reglement van orde van de betreffende raad.
Elk lid van het Algemeen Bestuur is verantwoording verschuldigd voor het door hem gevoerde beleid aan de raad die hem als lid aangewezen heeft. Hij legt deze verantwoording zo spoedig mogelijk af nadat hem daarom gevraagd is, dit in overeenstemming met het reglement van orde van de betreffende raad.
De leden van het Dagelijks Bestuur zijn gezamenlijk en ieder afzonderlijk verantwoording schuldig aan het Algemeen Bestuur voor het door het Dagelijks Bestuur gevoerde bestuur en geven hierover alle door het Algemeen Bestuur verlangde inlichtingen; een en ander voor zover dit niet strijdig is met het openbaar belang en in ieder geval binnen zes weken.
HOOFDSTUK 6. De bestuursorganen - werkwijze
Artikel 14. De werkwijze van het Dagelijks Bestuur
Het Dagelijks Bestuur vergadert tenminste zesmaal per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter dit nodig oordeelt of tenminste drie leden van het Dagelijks Bestuur dit schriftelijk verzoeken, onder opgave van de te behandelen onderwerpen, in welk geval de vergadering binnen veertien dagen plaatsvindt.
HOOFDSTUK 7. Personeel en organisatie
Artikel 17. Rechtspositieregeling
Het Algemeen Bestuur stelt voor het personeel van de GGD de rechtspositieregeling vast en volgt daarbij hij het VNG-model van de Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling en Uitwerkingsovereenkomst.
Artikel 18. Organisatieverordening
Bij of krachtens een door het Dagelijks Bestuur vast te stellen organisatieverordening worden de inrichting van de ambtelijke organisatie, de op te dragen bevoegdheden en de medische verantwoordelijkheid nader geregeld.
HOOFDSTUK 8. Financiële bepalingen
De inwonersbijdragen, bedoeld in lid 2 van dit artikel, voor de activiteiten bedoeld onder artikel 4, lid 1 worden vastgesteld op basis van het aantal inwoners per 1 januari van het jaar voorafgaande aan het dienstjaar conform de door het Centraal Bureau voor de Statistiek gepubliceerde bevolkingscijfers. De overige bijdragen van de gemeenten en derden worden bepaald op grond van tarieven per verrichting, zoals vastgesteld door het Algemeen Bestuur.
Het Dagelijks Bestuur voegt deze zienswijzen bij de ontwerpbegroting zoals hij deze aanbiedt aan het Algemeen Bestuur. Hij brengt ook het advies van de Commissie onderzoek begroting en rekening ter kennis van het Algemeen Bestuur. Het Dagelijks Bestuur biedt de ontwerpbegroting, vergezeld van de eventuele reacties van de gemeenten en de adviezen van de genoemde Commissie uiterlijk 20 juni aan het Algemeen Bestuur aan.
Op een begrotingswijziging zijn de bepalingen van dit artikel zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing, voor zover die wijziging zal leiden tot een verhoging van de inwonersbijdragen voor de taken van artikel 4, lid 1. Andere begrotingswijzigingen kunnen vastgesteld worden door het Algemeen Bestuur zonder toepassing van de leden 6 en 7 van dit artikel.
HOOFDSTUK 9. Toetreding, uittreding, wijziging, opheffing
Artikel 28. Wijziging en opheffing
Wijziging of opheffing van de regeling vindt plaats bij eensluidende besluiten van de raden en de colleges van tenminste tweederde van de gemeenten, die samen tweederde van het aantal inwoners van het werkgebied omvatten. Een voorstel daartoe kan worden gedaan door het Algemeen Bestuur of door de colleges van tenminste vijf gemeenten.
Aldus vastgesteld door het college van de gemeente Uden
in zijn vergadering van 19 april 2005
de secretaris, de voorzitter,
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Uden
in zijn vergadering van 23 juni 2005
de griffier, de voorzitter,
Voor akkoord, de burgemeester van de gemeente Uden
de burgemeester,
HOOFDSTUK 1. Algemene bepalingen 1
Artikel 1. Begripsbepalingen 1
Artikel 2. Het openbaar lichaam 2
HOOFDSTUK 2. Doelstelling en taken 2
Artikel 3. Algemene doelstelling 2
Artikel 5. Samenstelling bestuur 3
Artikel 6. Samenstelling, benoeming en ontslag van het Algemeen Bestuur 3
Artikel 7. Samenstelling, benoeming en ontslag van het Dagelijks Bestuur 3
Artikel 8. Aanwijzing voorzitter en plaatsvervangend voorzitter 4
Artikel 9. Vergoeding bestuur 4
HOOFDSTUK 4. De bestuursorganen - bevoegdheden 4
Artikel 10. Algemene bevoegdheidstoedeling 4
HOOFDSTUK 5. Verantwoording en inlichtingen 4
Artikel 11. Verantwoording- en inlichtingenplicht 4
HOOFDSTUK 6. De bestuursorganen - werkwijze 5
Artikel 12. Vergaderingen van het Algemeen Bestuur 5
Artikel 14. De werkwijze van het Dagelijks Bestuur 5
HOOFDSTUK 7. Personeel en organisatie 6
Artikel 17. Rechtspositieregeling 6
Artikel 18. Organisatieverordening 6
HOOFDSTUK 8. Financiële bepalingen 6
Artikel 24. Bijdragen gemeenten en derden 8
HOOFDSTUK 9. Toetreding, uittreding, wijziging, opheffing 8
Artikel 28. Wijziging en opheffing 8
Toelichting Gemeenschappelijke regeling GGD Hart voor Brabant 1
Artikel 7. Samenstelling, benoeming en ontslag van het dagelijks bestuur 4
Artikel 10. Algemene bevoegdheidsverdeling 4
Toelichting Gemeenschappelijke regeling GGD Hart voor Brabant
In deze regeling is zoveel mogelijk aangesloten bij de bepalingen in de Wet gemeenschappelijke regelingen en/of de Gemeentewet. Hieronder volgt, waar nodig, een toelichting op de artikelen van deze regeling. Overal waar 'hij' of 'zijn' staat, zou even goed 'zij' of 'haar' kunnen staan.
In de aanhef staat een aantal uitgangspunten voor het bestuursmodel dat is vastgelegd in de regeling. Deze kunnen als volgt worden toegelicht.
Gemeenten worden door de Wet collectieve preventie volksgezondheid (artikel 5) verplicht een gezondheidsdienst in te stellen en in stand te houden voor de uitvoering van taken genoemd in die wet. Om deze verantwoordelijkheid optimaal te behartigen, hebben de genoemde gemeenten per 1 januari 2001 een gemeenschappelijke regeling ingesteld, als rechtsopvolger van de opgeheven gemeenschappelijke regelingen van de GGD Midden-Brabant, de GGD Regio 's-Hertogenbosch en de GGD Brabant-Noordoost.
Wijzigingen t. o. v. de oude regeling
In deze (nieuwe) regeling zijn ontwikkelingen verwerkt die zich na 1 januari 2001
het voorstel voor de Wet ambulancezorg, die moet ingaan per 01-01-2006 en die de verantwoordelijkheid voor de ambulancezorg legt bij een Regionale Ambulancevoorziening. Tegelijk met deze wijziging ligt er bij de gemeenten nu een voorstel voor een nieuwe gemeenschappelijke regeling voor de ambulancezorg;
de per 01-01-2003 gewijzigde Wet collectieve preventie volksgezondheid (WCPV) en het Besluit jeugdgezondheidszorg, die duidelijker dan daarvoor de gemeentelijke taken regelen en daarvoor ook de nieuwe termen 'uniform deel' en 'maatwerkdeel' gebruiken. Daardoor was het nodig om deze begrippen te gaan gebruiken en ook te definiëren (zie artikel 4);
De functie van het bestuursorgaan burgemeester had in de vorige regeling een plaats vanwege de relatie met de rampenbestrijding (geneeskundige hulpverlening). Deze taak hebben de gemeenten opgedragen aan afzonderlijke gemeenschappelijke regelingen, zodat de nieuwe regeling slechts wordt aangegaan door raden en colleges. Van de burgemeester wordt wei zijn akkoord gevraagd met deze wijziging.
Het bestuursmodel van de GGD hangt nauw samen met de relatie tussen gemeenten en GGD en de werkwijze van de GGD. Centraal hierin staat dat de gemeenten politieke en bestuurlijk verantwoordelijk zijn voor het gezondheidsbeleid. De functies van de GGD -preventie en acute zorg-zijn bij uitstek overheidstaken. De minister van VWS heeft ook uitgesproken dat hier duidelijk plaats is voor een publiekrechtelijke organisatie met publiekrechtelijke taken.
De gemeente formuleert zijn lokaal gezondheidsbeleid en stuurt de GGD vanuit dit kader aan. De GGD moet dan ook genoeg keuzevrijheid bieden en voldoende flexibel zijn om aan te sluiten op de lokale wensen. Maar hij moet ook bedrijfsmatig optimaal kunnen opereren om daarmee de risico's voor de gemeenten te minimaliseren.
De uitgangspunten bij de vormgeving van de bestuurlijke structuur zijn dan ook:
Gemeenten hebben bij een regierol ten opzichte van de GGD. Daarnaast moeten zij de GGD zo nodig direct kunnen inzetten.
Er moet ruimte zijn voor gemeenten om de GGD zowel individueel als gezamenlijk aan te sturen.
De GGD functioneert vanuit de door de gemeenten geformuleerde kaders als een zelfstandige, professionele organisatie: het beheer van de organisatie is geprofessionaliseerd en voor het beheer functioneert het bestuur op afstand.
De structuur moet toegankelijk zijn: gemeenten moeten kunnen ingrijpen als de GGD de taken niet goed uitvoert. Een gemeenschappelijke regeling maakt dit mogelijk.
Van belang is dat de GGD een slagvaardige bedrijfsvoering kan voeren, die leidt tot het behalen van de door de gemeenten geformuleerde doelen. Daarbij kunnen de gemeenten inhoudelijke kaders stellen en op afstand toezicht houden op het beheer van de GGD.
Het Algemeen Bestuur richt zich vooral op de beleidskaders, de begroting en de rekening.
Het Dagelijks Bestuur richt zich vooral op de toezicht op de directie.
Artikel 4 van deze regeling beschrijft het pakket van de GGD in globale termen. Hierdoor houdt het Algemeen Bestuur zijn expliciete bevoegdheid om zelf de omvang en de inhoud van dat pakket bij te stellen als hij dat nodig vindt. Het geëigende moment daarvoor is de jaarlijkse vaststelling van de productbegroting.
De GGD is niet de enige organisatie die deze taken kan of moet uilvoeren, zie artikel 5a van de WCPV: de gemeente kan taken op het gebied van de jeugdgezondheidszorg ook aan andere instellingen opdragen.
Bij de invoering van de gewijzigde WCPV per 1 januari 2003 zijn de basistaken van de gemeenten redelijk nauwkeurig omschreven, vooral op het gebied van de jeugdgezondheidszorg (uitgewerkt in het Besluit jeugdgezondheidszorg). Daardoor heeft het Algemeen Bestuur bij de jaarlijkse) vaststelling van de basistaken voor de jeugdgezondheidszorg minder beleidsvrijheid, maar bijvoorbeeld bij het onderdeel gezondheidsbevordering veel meer. Dit heeft natuurlijk ook gevolgen voor het maatwerkpakket. Voor de jeugdgezondheidszorg, met haar veelheid aan uniforme en verplichte producten, zullen de gemeenten immers minder maatwerkproducten kiezen dan bijvoorbeeld voor gezondheidsbevordering.
De uitvoering van het uniform pakket kan per gemeente verschillen: niet alle gemeenten of directe klanten zullen evenveel gebruik maken van dit uniforme aanbod. Soms is dit afhankelijk van incidenten (bijv. een infectieziekte of een crisissituatie op een school), soms van de bevolkingssamenstelling (bijvoorbeeld bij sociaal-economische gezondheidsverschillen) of van het beroep wat op de GGD wordt gedaan (bijvoorbeeld het documentatiecentrum of de website). En natuurlijk zijn de burger of de instelling zelf niet verplicht om gebruik te maken van het GGDaanbod (bijvoorbeeld bij gezondheidsonderzoeken of lespakketten).
Het begrip 'plustaak' is bewust niet gedefinieerd. Dit geeft het Algemeen Bestuur de mogelijkheid om een aantal concrete producten uitdrukkelijk als plustaak te benoemen. Maar het is ook mogelijk om dit begrip een louter financiële betekenis te geven, bijvoorbeeld door als plusproduct te benoemen elk product waarvoor betaald wordt buiten de inwonersbijdrage. Gemeenten en derden kunnen er op contractbasis voor kiezen deze taken bij de GGO af te nemen.
Hieronder volgen nog enkele relevante bepalingen uit de Wet collectieve preventie volksgezondheid.
het verwerven van, op epidemiologische analyse gebaseerd, inzicht in de gezondheidssituatie van de bevolking; deze taak omvat in ieder geval het eenmaal per vier jaar, voorafgaand aan de opstelling van de nota gemeentelijk gezondheidsbeleid, bedoeld in artikel 3b, op landelijk gelijkvormige wijze verzamelen en analyseren van gegevens omtrent deze gezondheidssituatie. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen hieraan nadere regels worden gesteld.;
het bevorderen van medisch-milieukundige zorg, waaronder in ieder geval wordt verstaan het signaleren van ongewenste situaties, het adviseren over risico's, in het bijzonder bij rampen of dreiging van rampen, het beantwoorden van vragen uit de bevolking, het geven van voorlichting en het doen van onderzoek;
het bevorderen van technische hygiënezorg, waaronder in ieder geval wordt verstaan het bijhouden van een lijst met instellingen waar, gezien de aard van de doelgroep en de omstandigheden waaronder de activiteiten worden verricht, een verhoogd risico bestaat op verspreiding van pathogene micro-organismen, het adviseren van deze instellingen over mogelijkheden op het gebied van bouw, inrichting en organisatie van de activiteiten om deze risico's te verkleinen, het signaleren van ongewenste situaties, het beantwoorden van vragen uit de bevolking en hel geven van voorlichting;
het bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg, waaronder in ieder geval wordt verstaan het signaleren en bestrijden van risicofactoren op het gebied van de openbare geestelijke gezondheidszorg, het bereiken en begeleiden van kwetsbare personen en risicogroepen, het functioneren als meldpunt voor signalen van crisis of dreiging van crisis bij kwetsbare personen en risicogroepen, het bieden van psychosociale hulp bij rampen en het tot stand brengen van afspraken tussen belrokken organisaties over de uitvoering van de openbare geestelijke gezondheidszorg.
De gemeenteraad draagt zorg voor de uitvoering van de infectieziektebestrijding, waaronder in ieder geval wordt verslaan algemene infectieziektebestrijding, bestrijding van seksueel overdraagbare aandoeningen. waaronder aids, tuberculosebestrijding, bron-en contactopsporing bij vermoeden op epidemieën van infectieziekten, het beantwoorden van vragen uit de bevolking en het geven van voorlichting en begeleiding, voor zover dit bij algemene maatregel van bestuur is bepaald.
Onze Minister kan ter zake van de bestrijding van een epidemie van infectieziekten een aanwijzing geven aan de gemeenteraad, indien deze niet of niet naar behoren maatregelen treft ter bestrijding van de epidemie, terwijl er ernstig gevaar voor de volksgezondheid dreigt en een bovenregionale verspreiding van de desbetreffende infectieziekte te verwachten is.
Artikel 7. Samenstelling, benoeming en ontslag van het dagelijks bestuur
In het Algemeen Bestuur zijn alle gemeente op een gelijkwaardige wijze vertegenwoordigd: één gemeente, één stem. In het Dagelijks Bestuur zullen minimaal zes en maximaal zeven leden -inclusief de voorzitter-zitting hebben uit de kring van de gemeenten. De zetelverdeling gaat ervan uit dat de gemeenten met een GGDvestiging tenminste in het Dagelijks Bestuur vertegenwoordigd zijn en dat er verder een zekere spreiding is over het werkgebied.
Artikel 10. Algemene bevoegdheidsverdeling
Het Dagelijks Bestuur is primair bestuurlijk verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering van de GGD. Het vult deze verantwoordelijkheid in met een toezichtsmodel: het Dagelijks Bestuur mandateert een groot deel van zijn bevoegdheden -binnen nader door het bestuur vast te stellen randvoorwaarden- aan de directie en houdt toezicht op de manier waarop de directie dit mandaat invult. Accountancy en controlling "verzekeren" de bestuurlijke positie.
De keuze voor een brede mandatering van de directie wordt vooral ingegeven door het feit, dat bilaterale afspraken tussen GGD en gemeenten een zware rol spelen bij de aansturing van (de verschillende onderdelen van) de GGD. In de randvoorwaarden van het mandaat wordt geregeld hoe de directie zich over haar handelen verantwoordt naar het Dagelijks Bestuur. Voor het regelen van de relatie tussen Dagelijks Bestuur en directie is er een organisatieverordening.
Op de mandaatverlening is de Algemene wet bestuursrecht (AWB) van toepassing, die onder andere bepaalt dat de gemandateerde bevoegdheid wordt uitgeoefend namens het bestuursorgaan. De verantwoordelijkheid voor het in mandaat genomen besluit blijft dus berusten bij het bestuursorgaan dat het mandaat verleend heeft, waarbij van elk besluit duidelijk zijn dat het namens het bestuursorgaan genomen is.
De mandaatgever kan instructies geven voor de uitoefening van een verleend mandaat.
Artikel 10:3 AWB bepaalt dat mandaat alleen is toegestaan voor zover de aard van de te mandateren bevoegdheid zich daartegen niet verzet.
Artikel 12. Vergaderingen van het Algemeen Bestuur
De vergaderfrequentie van het Algemeen Bestuur vloeit voort uit de planning & controlcyclus van de GGD. Deze cyclus sluit op zijn beurt aan bij de beleidscyclus van de gemeenten. Hierdoor kunnen gemeenten tijdig invloed uitoefenen op de beleidsrichting en de financiële kaders van de GGD en deze vervolgens meenemen in de eigen beleidscyclus.
Op grond van artikel 25 van de Wet gemeenschappelijke regelingen kunnen commissies met bestuursbevoegdheden worden ingesteld. Instelling van zo'n commissies ligt bijvoorbeeld voor de hand als:
Artikel 22. en 23. Begroting en Jaarrekening
Aan de opstelling van de begroting gaan de kaders voor deze begroting vooraf. Hierin staan de hoofdlijnen van het strategisch beleid voor de komende jaren. De nota geeft de globale financiële gevolgen van eventuele beleidswijzigingen weer. Het Algemeen Bestuur bespreekt de kaders in maart.
De productbegroting werkt de besluiten in de voorjaarsnota uit. Onderdelen van de productbegroting zijn: het budget en de inwonerbijdrage op basis van de budgetsystematiek, een overzicht van de productie en de kosten per product. Het Algemeen Bestuur stelt in juni de productbegroting vast. Daarnaast stelt het Dagelijks Bestuur in december een beheersbegroting vast, die de middeleninzet beschrijft van personeel, huisvesting en kapitaallasten.
Het jaarbericht geeft een beredeneerd financieel verslag over het afgelopen jaar, inclusief accountantsverklaring. Het Algemeen Bestuur stelt deze vast in juni.
Indexsystematiek en budgetsystematiek
De GGD volgt bij het opstellen van de begroting de indexsystematiek van de gemeente Tilburg. Jaarlijks wordt de vastgestelde inwonersbijdrage gecorrigeerd op loon-en prijsstijgingen. Dit betekent onder meer dat prognoses worden gecorrigeerd voor de werkelijke ontwikkeling. Hierdoor is er geen cumulatie van te hoge of te lage budgetten door foute inschattingen vooraf.
Jaarlijks stelt het Algemeen Bestuur het budget (bijdrage per inwoner) vast. Hierbij geeft de GGD aan welke output daarvoor geleverd wordt. In dit systeem wordt de hoogte van het budget bepaald door de vastgestelde inwonersbijdrage van het voorgaand jaar te verhogen met de autonome kostenstijgingen, zoals loon-en prijsstijgingen en rechtspositionele wijzigingen. Naast deze aanpassing voor nominale ontwikkelingen vindt in principe geen budgetaanpassing plaats. Alleen voor externe onvermijdelijke ontwikkelingen zal het Algemeen Bestuur hiervan afwijken.