Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Uden

Beleidsregels terugvordering Wet werk en bijstand

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieUden
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels terugvordering Wet werk en bijstand
CiteertitelBeleidsregels terugvordering Wet werk en bijstand
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene wet bestuursrecht, jo. Wet werk en bijstand (WWB), artikel 4:81 e.v.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200401-01-2010Nieuwe regeling

01-06-2004

Infopagina 22-09-2004

2004/48

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels terugvordering Wet werk en bijstand

 

 

BELEIDSREGELS TERUGVORDERING WET WERK EN BIJSTAND

Beleidsregels Terugvordering Wet werk en bijstand van de gemeente Uden

ALGEMEEN

regel 1 algemeen

Burgemeester en wethouders maken gebruik van de bevoegdheid tot:

  • a.

    het herzien of intrekken van het toekenningsbesluit ingevolge artikel 54 lid 3 van de Wet werk en bijstand (WWB);

  • b.

    het terugvorderen van ten onrechte verleende bijstand zoals neergelegd in de artikelen 58 tot en met 60 van de WWB.

HERZIENING EN INTREKKING

regel 2 herziening of intrekking toekenningsbesluit

  • 1.

    Een besluit tot toekenning van bijstand wordt herzien of ingetrokken indien:

    • a.

      het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting als bedoeld in artikel 17 lid 1 WWB, of de artikelen 28 lid 2 en 29 lid 1 van de Wet Suwi, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand;

    • b.

      anderszins de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.

  • 2.

    Van het nemen van een herzienings- of intrekkingsbesluit kan op grond van dringende redenen worden afgezien.

TERUGVORDERING

regel 3 terugvordering

Bijstand wordt teruggevorderd in de gevallen zoals vermeld in deze beleidsregels.

regel 4 Ten onrechte verleende bijstand

  • 1.

    Burgemeester en wethouders maken gebruik van de bevoegdheid tot terugvordering als bedoeld in artikel 58 lid 1 van de wet.

  • 2.

    Terugvordering als bedoeld in artikel 58 lid 1onder e. van de wet vindt niet plaats als de betreffende kosten zijn gemaakt meer dan twee jaar vóór de datum van verzending van het besluit tot terugvordering.

  • 3.

    Ingeval de terugvordering als bedoeld in artikel 58 lid 1 onder e. van de wet het gevolg is van een administratieve vergissing aan de zijde van de gemeente worden de eventueel afgedragen belasting en premies niet in de terugvordering betrokken.

regel 5 terugvordering van gezinsleden

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in beleidsregel 4 en beleidsregel 6 worden kosten van bijstand, indien de bijstand aan een gezin wordt verleend, van alle gezinsleden teruggevorderd.

  • 2.

    Indien de bijstand als gezinsbijstand aan gehuwden had moeten worden verleend, maar zulks achterwege is gebleven omdat belanghebbende de verplichting bedoeld in artikel 17 WWB, of de artikelen 28 lid 2 en 29 lid 1 van de Wet Suwi, niet of niet behoorlijk is nagekomen, kunnen de kosten van bijstand mede worden teruggevorderd van de gezinsleden met wier middelen als bedoeld in artikel 31 WWB bij de verlening van bijstand rekening had moeten worden gehouden.

  • 3.

    De onder 1. en 2. genoemde personen zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de terugbetaling van de kosten van bijstand die worden teruggevorderd.

regel 6 afzien van terugvorderingbesluit

Burgemeester en wethouders zien af van het nemen van een terugvorderingsbesluit indien hiertoe een dringende reden aanwezig is.

KWIJTSCHELDING

regel 7 kwijtschelding wegens schulden

In afwijking van beleidsregel nummer 4 en 5 kunnen burgemeester besluiten tot gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van de teruggevorderde bijstand indien:

  • a.

    redelijkerwijs te voorzien is dat de belanghebbende niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden, en

  • b.

    redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen, behoudens de in beleidsregel 8 onder b. bedoelde vorderingen, van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen, en

  • c.

    de vordering van de gemeente wegens teruggevorderde bijstand ten minste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang.

regel 8 Afzien van kwijtschelding

Van kwijtschelding als bedoeld in beleidsregel nummer 7 wordt afgezien indien:

  • a.

    de terugvordering van bijstand het gevolg is van verwijtbaar gedrag van de belanghebbende;

  • b.

    de vordering wordt gedekt door pand of hypotheek op een goed of goederen, behoudens voor zover de vordering niet op die goederen verhaald kan worden.

regel 9 inwerkingtreding besluit tot kwijtschelding

Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van terugvordering of tot het gedeeltelijk afzien van verdere terugvordering treedt niet in werking voordat een schuldregeling tot stand is gekomen.

regel 10 intrekking kwijtscheldingsbesluit

Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van terugvordering of tot het gedeeltelijk afzien van verdere terugvordering wordt ingetrokken of ten nadele van de belanghebbende gewijzigd indien:

  • a.

    niet binnen twaalf maanden nadat dat besluit is bekendgemaakt, een schuldregeling is tot stand gekomen;

  • b.

    de belanghebbende zijn schuld aan de gemeente niet overeenkomstig de schuldregeling voldoet; of

  • c.

    onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.

regel 11 kwijtschelding na voldoen betalingsverplichting

  • 1.

    In afwijking van beleidsregel 4 kunnen burgemeester en wethouders besluiten van terugvordering of van verdere terugvordering af te zien, indien de belanghebbende:

    • a.

      gedurende tenminste vijf jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan;

    • b.

      gedurende tenminste vijf jaar weliswaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode alsnog heeft betaald; of

    • c.

      een bedrag, overeenkomend met ten minste 50% van de restsom in één keer aflost.

  • 2.

    Bij een besluit om af te zien van terugvordering of verdere terugvordering nemen burgemeester en wethouders in alle gevallen in aanmerking:

    • a.

      de verwijtbaarheid met betrekking tot het ontstaan van de vordering;

    • b.

      de hoogte van de restantvordering in vergelijking met de oorspronkelijke vordering;

    • c.

      de door de betrokkene verleende medewerking bij onderzoeken terzake van de vordering en de betalingsmogelijkheden;

    • d.

      de omstandigheden van de betrokkene of het gezin van betrokkene ten tijde van het besluit;

    • e.

      de toekomstverwachtingen en vooruitzichten van betrokkene of het gezin van betrokkene.

regel 12 verkorting periode

De in beleidsregel nummer 11 genoemde termijn is drie jaar indien:

  • a.

    het gemiddeld inkomen van de belanghebbende in die periode de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan; en

  • b.

    de terugvordering niet het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid WWB.

regel 13 geen kwijtschelding

Kwijtschelding als bedoeld in beleidsregel 11 vindt niet plaats ten aanzien van vorderingen welke door pand of hypotheek op een goed of goederen zijn gedekt, behoudens voorzover zij niet op die goederen verhaald kunnen worden.

INVORDERING VAN TERUGGEVORDERDE BIJSTAND

regel 14 invordering

In het terugvorderingsbesluit delen burgemeester en wethouders aan de belanghebbende mee:

  • a.

    tot welk bedrag en over welke periode de ten onrechte ontvangen bijstand wordt teruggevorderd;

  • b.

    de termijn of termijnen waarbinnen de belanghebbende de ten onrechte ontvangen bijstand dient terug te betalen;

  • c.

    op welke wijze het besluit, bij gebrekkige betaling, ten uitvoer zal worden gelegd.

regel 15 verplichtingen met betrekking tot de invordering

  • 1.

    Het aflossingsbedrag, zoals medegedeeld in het terugvorderingsbesluit of dat met de belanghebbende op grond van een minnellijke regeling tot stand is gekomen, geldt als een opgelegde betalingsverplichting;

  • 2.

    tenminste één keer per drie jaar verrichten burgemeester en wethouders onderzoek naar de hoogte van het inkomen. Indien het inkomen daartoe aanleiding geeft wordt als gevolg van dit onderzoek de betalingsverplichting gewijzigd vastgesteld.

regel 16 verrekening en beslag

Indien de belanghebbende niet bereid is tot het treffen van een minnelijke betalingsregeling, of een eerder opgelegde betalingsverplichting niet meer nakomt, dan wordt het terugvorderingsbesluit tenuitvoergelegd door middel van:

  • a.

    verrekening met de maandelijks verleende bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand, op grond van artikel 6:127 van het Burgerlijk Wetboek, of, bij het ontbreken van deze mogelijkheid

  • b.

    een executoriaal beslag overeenkomstig de artikelen 479b tot en met 479g, behoudens artikel 479e lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

OVERIGE BEPALINGEN

regel 17 nadere regelgeving

Burgemeester en wethouders kunnen deze beleidsregels nader uitwerken in een werkplan inzake terugvordering en invordering van ten onrechte verleende bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand.

regel 18 inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 januari 2004.

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Uden op 1 juni 2004.

TOELICHTING BELEIDSREGELS TERUGVORDERING WWB

Algemeen

In de Wet werk en bijstand, die per 1 januari 2004 in werking is getreden, is het terugvorderen van ten onrechte verleende bijstand een algehele bevoegdheid geworden van burgemeester en wethouders. Dit houdt in dat er een keuze gemaakt moet worden of gebruik gemaakt wordt van de bevoegdheid.

Met de Beleidsregels terugvordering Wet werk en bijstand wordt een nieuwe basis gecreëerd om het bestaande terugvorderingsbeleid van de gemeente met ingang van 1 januari 2004 te continueren. Burgemeester en wethouders maken gebruik van de hierboven bedoelde bevoegdheid in de gevallen en op de gronden genoemd in de bepalingen van deze beleidsregels.

Ter voorkoming van elke onduidelijkheid over de toepasselijkheid van oude of nieuwe terugvorderingsartikelen in voorkomende gevallen is in de Invoeringswet WWB bepaald dat besluiten op grond van de Abw vanaf 1 januari 2004 beschouwd moeten worden als besluiten op grond van de WWB. Daarom is er in de beleidsregels alleen sprake van terugvordering van bijstand ingevolge de WWB.

In een werkplan kunnen praktische zaken rond terugvordering nog nader en concreter worden uitgewerkt.

De WWB is, net als de Abw, een minimum bestaansvoorziening, die aanvullend is op de eigen bestaansmiddelen. Gelet op de gewijzigde financiële verantwoordelijkheid voor de kosten van de bijstand achten burgemeester en wethouders het van groot belang dat de bijstand alleen terechtkomt bij de burgers die hieraan werkelijk behoefte hebben. Bovendien hebben de ontvangsten voortvloeiend uit de terugvordering een gunstig effect op het beschikbare budget binnen het inkomensdeel van de WWB. Een eventueel overschot op dit budget kan vervolgens worden ingezet voor extra reïntegratietrajecten ten behoeve van werkzoekenden. Daarnaast is een belangrijk beleidsuitgangspunt dat het plegen van bijstandsfraude onder geen enkele voorwaarde mag worden beloond door de ten onrechte verleende bijstand niet terug te vorderen.

Herziening of intrekking van het toekenningsbesluit

Evenals terugvordering van bijstand is het met terugwerkende gewijzigd vaststellen van het recht op bijstand door middel van een herzienings- of intrekkingsbesluit een algehele bevoegdheid geworden van burgemeester en wethouders. Gelet op de hierboven geformuleerde uitgangspunten maken burgemeester en wethouders in beginsel in alle gevallen waarin er aanleiding is het toekenningsbesluit met terugwerkende kracht te wijzigen gebruik van deze bevoegdheid.

  • 1.

    Wanneer als gevolg van het niet nakomen van de inlichtingenverplichting door de belanghebbende ten onrechte bijstand is verleend dan wordt in alle gevallen het bijstandsrecht naar het verleden toe gecorrigeerd naar de juiste situatie. Het kan hierbij gaan om het schenden van de inlichtingenplicht naar zowel de gemeente als naar het CWI.

  • 2.

    In gevallen waarin er kennelijk in het verleden een onjuist toekenningsbesluit is genomen, maar dit niet is veroorzaakt door de belanghebbende, kan toch herziening of intrekking van het toekenningsbesluit aan de orde zijn.

Dit laatste zal zich vooral voordoen in gevallen waarin door burgemeester en wethouders onjuiste besluitvorming heeft plaatsgehad. Deze vorm van intrekking / herziening staat op gespannen voet met het rechtszekerheidsbeginsel. Op grond van dit beginsel kunnen rechten niet zonder meer met terugwerkende kracht worden gewijzigd. Doorslaggevend moet zijn of belanghebbende enige blaam treft bij het niet melden van de onjuiste situatie. De belanghebbende moet eigenlijk “op zijn klompen” hebben kunnen aanvoelen dat er iets mis was met de toekenning. Als dit niet het geval is dan gaan burgemeester en wethouders niet over tot herziening/intrekking met terugwerkende kracht. Het uitkeringsrecht zal in dat geval uiterlijk met ingang van de datum waarop de onjuistheid is geconstateerd worden gewijzigd, mits de belanghebbende hiervan tijdig op de hoogte wordt gebracht.

Een andere overweging is of burgemeester en wethouders als gevolg van een grove fout een foutief besluit hebben genomen. Grove nalatigheid van het bestuursorgaan kan niet voor rekening komen van de belanghebbende, tenzij het bij de belanghebbende volkomen duidelijk kan zijn dat het hier een fout betreft.

Terugvordering

Deze bepaling vormt de kernbepaling van het gemeentelijke terugvorderingsbeleid. Benadrukt wordt dat de bijstand uitsluitend wordt teruggevorderd in de gevallen waarin dit in de beleidsregels is vastgelegd.

Ten onrechte verleende bijstand

Vastgelegd wordt dat burgemeester en wethouders in principe gebruik maken van hun bevoegdheid tot terugvordering. Artikel 58 WWB kent de volgende situaties:

  • a.

    bijstand is ten onrechte of tot een te hoog bedrag verleend wanneer achteraf komt vast te staan dat over de betreffende periode geen, of tot een lager bedrag, recht op bijstand bestond. Voorafgaande aan deze terugvordering dient op grond van artikel 54, lid 3, WWB en beleidsregel 2 eerst een herzienings- of intrekkingsbesluit te worden genomen.

  • b.

    aan de bijstand die in de vorm van een geldlening is verleend dient in alle gevallen een terugbetalingsverplichting te worden verbonden. Deze verplichting wordt in het toekenningsbesluit en een schuldbekentenis vastgelegd. Pas als deze verplichting niet wordt nagekomen wordt ten aanzien van het nog resterende bedrag van de lening een terugvorderingsbesluit genomen. Hiermee ontstaat er ten aanzien van het resterende deel van de lening een executoriale titel.

  • c.

    Borgstelling is een vorm van bijstandsverlening. Dit betekent dat in het toekenningsbesluit vastgelegd moet zijn dat de gemeente bijstand heeft verleend in de vorm van een borgstelling. Deze bijstand komt echter pas tot uitbetaling (aan de geldverstrekker) als de belanghebbende in gebreke blijft met het terugbetalen van de door de geldverstrekker verleende geldlening. Op het moment van uitbetaling van de bijstand ontstaat tevens een situatie waarin op grond van artikel 58, lid 1, sub c., WWB en de gemeentelijke beleidsregels kan worden teruggevorderd. In dat geval is, evenals bij de terugvordering van een geldlening, een afzonderlijk terugvorderingsbesluit noodzakelijk.

  • d.

    Een voorschot wordt op grond van artikel 52 WWB van rechtswege (automatisch op grond van de wet) verstrekt als een renteloze geldlening. Dit impliceert dat belanghebbende deze lening moet terugbetalen. Artikel 52, lid 3, WWB regelt dat het verstrekte voorschot ineens wordt verrekend met de toegekende uitkering over de periode waarop het voorschot betrekking had. Soms behoort verrekening van een voorschot niet of niet volledig tot de mogelijkheden. Dat kan zijn omdat er geen toekenning van een uitkering tot stand komt, of dat de toegekende uitkering niet toereikend is om het totale bedrag van het voorschot ineens te verrekenen. Het openstaande bedrag van het voorschot wordt dan van belanghebbende teruggevorderd op grond van artikel 58, lid 1, sub d, WWB. Wanneer deze omstandigheid zich voordoet is een afzonderlijk terugvorderingsbesluit noodzakelijk ten aanzien van het bedrag dat niet (volledig) kan worden verrekend met de toegekende bijstand.

  • e.

    Er kunnen naast de hierboven genoemde omstandigheden andere redenen zijn waarom de bijstand bij nader inzien onverschuldigd is betaald. Het gaat hierbij met name om situaties waarin er geen reden is om te komen tot herziening of intrekking van het toekenningsbesluit, bijvoorbeeld wanneer bijstand is verleend in afwachting van het beschikbaar komen van middelen (inkomen of vermogen), of wanneer achteraf een vergoeding wordt ontvangen voor kosten waarvoor in een eerder stadium ook reeds (bijzondere) bijstand is ontvangen.

Ook de onverschuldigd betaalde bijstand als gevolg van een administratieve vergissing dient op grond deze beleidsregel te worden teruggevorderd. Als restrictie daarbij geldt dat alleen kan worden teruggevorderd indien de belanghebbende redelijkerwijs kon begrijpen dat hij ten onrechte bijstand ontving. Verder geldt bij de administratieve vergissing van de gemeente dat de eventueel afgedragen loonheffing niet van de cliënt wordt teruggevorderd.

Voor de hier bedoelde vorm van terugvordering geldt een wettelijke vervaltermijn van 2 jaar.

In de situatie dat bij vergissing betaald is aan een niet-cliënt kan er niet op basis van de WWB worden teruggevorderd. De gemeente is dan aangewezen op een actie op basis van onverschuldigde betaling als bedoeld in het Burgerlijk Wetboek.

Terugvordering van gezinsleden

Op grond van artikel 59, lid 2, WWB kan bijstand die als gevolg van schending van de inlichtingenplicht niet als gezinsbijstand is verleend, maar wel als gezinsbijstand verleend had moeten worden, tevens worden teruggevorderd van degene met wiens middelen rekening had moeten worden gehouden. Eenvoudiger gesteld: bijstand die aan een alleenstaande is verleend, die achteraf een gezamenlijke huishouding blijkt te voeren, kan tevens van de verzwegen partner worden teruggevorderd.

Duidelijk moet zijn dat:

  • §

    de bijstandsontvanger het voeren van een gezamenlijke huishouding met deze partner heeft verzwegen.

  • §

    de verzwegen partner van de bijstandsverlening op de hoogte was.

Alle gezinsleden waarvan in bovengenoemde situaties kan worden teruggevorderd zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de gehele vordering. Dit betekent in de praktijk dat het gehele bedrag van elk gezinslid kan worden teruggevorderd. In gevallen waarin één (of meer) gezinsleden niet in staat zijn om (het volledige) bedrag terug te betalen kunnen andere gezinsleden voor het gehele (restant)bedrag worden aangesproken. In principe dienen alle debiteuren die hoofdelijk aansprakelijk zijn hun aandeel in de aflossing onderling met elkaar te verrekenen. Dit is niet het probleem van de gemeente.

Afzien van een terugvorderingsbesluit

In het terugvorderingsproces kan op twee momenten worden afgezien van terugvordering. Ten eerste kan worden besloten om geen terugvorderingsbesluit te nemen. De vordering komt in dat geval niet tot stand. Ten tweede kan worden afgezien van verdere terugvordering in een later stadium. Deze variant, ook wel kwijtschelding genoemd, wordt behandeld in beleidsregel 6 en volgende.

In voorkomende gevallen kunnen er redenen zijn om in het geheel geen terugvorderingsbesluit te nemen. Dit kan enerzijds worden ingegeven door doelmatigheidsoverwegingen, in gevallen waarin de ten onrechte verleende bijstand dermate laag is dat de kosten die de terugvordering met zich meebrengt hoger zijn dan de vordering (kruimelbedragen). Hiertoe is het oude artikel 78 b Abw letterlijk overgenomen in deze beleidsregel. De WWB kent een dergelijke bepaling niet meer. Burgemeester en wethouders zijn vrij in het bepalen van de hoogte van het grensbedrag.

Verder kunnen er in de individuele situatie dringenderedenen zijn op grond waarvan van een terugvorderingsbesluit kan worden afgezien. Hiervan kan sprake zijn wanneer de vordering is ontstaan buiten toedoen van de belanghebbende, en hem hiervan geen enkel verwijt kan worden gemaakt. Tevens zal in dat geval aannemelijk moeten zijn dat de belanghebbende niet kon weten dat hij ten onrechte bijstand ontving.

In gevallen waarin eerst een herzienings- of intrekkingsbesluit aan de orde is kan van een dergelijk besluit reeds worden afgezien wegens en dringende reden (zie beleidsregel 2). In dat geval is ook geen grond tot het nemen van een terugvorderingsbesluit.

6 tot en met 10. Kwijtschelding wegens schuldenproblematiek

Wanneer een bijstandsvordering door middel van een terugvorderingsbesluit is vastgelegd dan kan er in een later stadium reden zijn om de vordering (gedeeltelijk) kwijt te schelden in het kader van een schuldregeling of schuldsanering.

In deze beleidsregel is het oude artikel 78a Abw nagenoeg letterlijk overgenomen. Dit is noodzakelijk om het gemeentelijke kwijtscheldingsbeleid met ingang van 1 januari 2004 te continueren. Een vergelijkbare bepaling komt in de WWB niet meer voor.

11 tot en met 13. Kwijtschelding na voldoen aan betalingsverplichting

Op grond van artikel 78c Abw kon een restant van de nog openstaande vordering worden kwijtgescholden indien de belanghebbende gedurende een periode van 5 jaar aan zijn betalingsverplichtingen had voldaan. Het gemeentelijk kwijtscheldingsbeleid dat na de invoering van de Wet herziening debiteurenbeleid (1 augustus 1998) is geformuleerd kan op deze wijze per 1 januari 2004 worden gecontinueerd. De bepalingen van artikel 78c Abw zijn in deze beleidsregels met een kleine wijziging overgenomen. Bij het kwijtscheldingsbeleid is een aantal aandachtspunten opgenomen waarmee altijd rekening gehouden moet worden bij het nemen van een besluit tot kwijtschelding.

Met de onder 11. sub d. genoemde mogelijkheid tot afkoop van 50% van de restsom tegen finale kwijting van het restant wordt zeer terughoudend omgegaan.

Invorderingsbesluit

In deze regel is conform artikel 60 lid 1 van de WWB geregeld welke aspecten in ieder geval onderdeel uitmaken van het terugvorderingsbesluit.

Verplichtingen met betrekking tot de invordering

In de beleidsregels wordt meerdere keren gesproken over het aflossingsbedrag als betalingsverplichting. Om er geen misverstand over te laten bestaan dat in dit verband van een verplichting wordt gesproken wordt hier bepaald dat elk aflossingsbedrag, of dit nu is overeengekomen ingevolge een minnelijke betalingsregeling, of op basis van het terugvorderingsbesluit éénzijdig wordt medegedeeld, kan worden beschouwd als een betalingsverplichting.

Burgemeester en wethouders verrichten regelmatig onderzoek naar de hoogte van het inkomen. Dit gebeurt tenminste éénmaal per drie jaar, of zoveel vaker als wijzigingen in het inkomen hiertoe aanleiding geven.

Verrekening en beslaglegging

De bepalingen omtrent verrekening en pseudo-verrekening komen in de WWB niet meer terug. Wel heeft het terugvorderingsbesluit op grond van artikel 60 lid 3 WWB direct een executoriale titel.

De gemeente kan overgaan tot dwanginvordering door middel van verrekening (wanneer aan de debiteur tevens bijstand wordt verleend), of door middel van het leggen van vereenvoudigd derdenbeslag.

Verrekening met de bijstand wordt gebaseerd op artikel 6:127 van het Burgerlijk Wetboek. Voor deze vorm van verrekenen moet aan de navolgende vereisten worden voldaan:

  • ·

    er moet een wederkerig schuldenaarschap bestaan. Het gaat hier om het over en weer voldoen van een schuld. De door de belanghebbende te ontvangen bijstand, en de ten onrechte verleende bijstand die moet worden terugbetaald, worden beschouwd als de hier bedoelde wederkerige schuld;

  • ·

    er moet gelijksoortigheid van schuld en prestatie zijn. Hieruit vloeit voort dat bijstand alleen met bijstand kan worden verrekend. Dit betekent bijvoorbeeld dat ten onrechte verleende bijstand niet met een Wvg-vergoeding kan worden verrekend;

  • ·

    er moet een bevoegdheid zijn om betaling van de vordering af te dwingen. Verrekening is een vorm van tenuitvoerlegging. Dit kan niet zonder executoriale titel. Het tenuitvoerleggen van deze titel gebeurt pas als debiteur niet aan de (al dan niet minnelijk) vastgestelde betalingsverplichting voldoet;

  • ·

    bij verrekening is de gemeente gehouden aan de beslagvrije voet.

  • ·

    verrekening kan alleen voor zover de uitkering voor beslag vatbaar is (dus bijvoorbeeld niet met bijzondere bijstand voor specifieke kosten)

Er behoeft dus geen compensatie-overeenkomst te worden gesloten.

Tenuitvoerlegging door middel van beslag kan geschieden conform de regels van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De gemeente heeft, evenals onder de Abw, de mogelijkheid van vereenvoudigd derdenbeslag op loon of uitkering.

De procedure is als volgt:

  • ·

    de gemeente stuurt een kennisgeving met een afschrift van het terugvorderingsbesluit naar degene van wie debiteur een periodieke uitkering ontvangt;

  • ·

    hierin wordt de beslagvrije voet aangegeven;

  • ·

    de derde-beslagene moet de kennisgeving binnen 8 dagen voor gezien getekend terugzenden aan de gemeente;

  • ·

    door de terugzending is het beslag gelegd. De derde-beslagene wordt hiermee verplicht het voor beslag vatbare bedrag uit te betalen aan de gemeente;

  • ·

    de gemeente moet binnen 7 dagen na retourontvangst van de kennisgeving een afschrift van die kennisgeving aangetekend toezenden aan de debiteur. Als de gemeente dit nalaat kan debiteur de President van de rechtbank vragen het beslag op te heffen.

Rente en kosten

Gezien de administratieve last die dit met zich meebrengt is ervoor gekozen om geen regel inzake rente en kosten op te nemen.

Nadere invulling van beleid

In sommige beleidsregels is gekozen voor het creëren, respectievelijk openlaten van enige beleidsruimte. Deze keuze is gemaakt omdat zich in de praktijk altijd situaties voordoen die niet op voorhand in regels gevangen kunnen worden.

De opengelaten beleidsruimte uit zich in kan-bepalingen in de beleidsregels. Deze beleidsruimte zal nog nader moeten worden ingevuld in een werkplan.