Organisatie | Bloemendaal |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels dakterrassen Bloemendaal 2012 |
Citeertitel | Beleidsregels dakterrassen Bloemendaal 2012 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
2.12, eerste lid onder a, onder 2° Wabo
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
21-09-2012 | 01-05-2018 | Onbekend | 19-06-2012 Weekblad Kennemerland Zuid d.d. 9 augustus 2012 | 2012069502 |
Artikel 0 Dit artikel moet nog worden gesplitst
Regelmatig vragen inwoners aan de gemeente of het mogelijk is om een dakterras te bouwen. In veel gevallen moet de afdeling Bouwen en Wonen hierop ontkennend antwoorden. Een dakterras op een aanbouw mag niet vergunningsvrij worden gebouwd en het bestemmingsplan staat de bouw van een dakterras in veel gevallen ook niet toe.
Een dakterras leidt tot verhoging van het woongenot, met name wanneer de betreffende woning niet over een tuin beschikt (bovenwoningen en appartementen). De privacy van buren kan echter in het geding komen, evenals de ruimtelijke kwaliteit indien het dakterras zichtbaar is vanaf de openbare ruimte. Hoewel dakterrassen dus voorzien in een behoefte, is het dus wenselijk om regels op te stellen voor de bouw van dakterrassen.
Bij het toestaan van een dakterras moet een afweging worden gemaakt tussen de woonkwaliteit van de aanvrager, de privacy van de buren en de ruimtelijke kwaliteit. Deze belangenafweging wordt in dit beleidskader uiteengezet. Nadat de belangenafweging heeft plaatsgevonden, worden er een aantal richtlijnen voorgesteld waardoor deze belangen voldoende in evenwicht blijven.
Dakterrassen en moderne bestemmingsplannen
In een aantal gevallen is het op grond van de moderne bestemmingsplannen wel al mogelijk om een dakterras op een bijgebouw te bouwen. De erfafscheiding van een dakterras wordt namelijk als de bouwhoogte van dat bijgebouw aangemerkt. Bij hoekwoningen, tweekappers en vrijstaande woningen is voor bijgebouwen een goothoogte van maximaal 3 meter en een bouwhoogte van maximaal 6 meter toegestaan. Omdat de erfafscheiding (die meestal ca 1,20 meter hoog is) op het platte dak van een bijgebouw de maximaal toegestane bouwhoogte niet overschrijdt, kunnen bewoners in dit geval op grond van het bestemmingsplan al een dakterras op hun aanbouw bouwen.
Het is echter niet mogelijk om een dakterras te bouwen op een aan- of uitbouw bij een tussenwoning, een beneden/bovenwoning of een appartement, omdat voor dit type woningen de bouwhoogte van een aan- of uitbouw is gelimiteerd op maximaal 3 meter. Ook is het op grond van de nieuwe bestemmingsplannen niet mogelijk om een dakterras op de vergunningvrije uitbouw aan de zijkant van een woning te bouwen. In deze regeling wordt daarom aanvullend op de mogelijkheden die de moderne bestemmingsplannen al bieden, een kader vastgelegd waarbinnen dakterrassen op de aan- of uitbouw mogen worden gebouwd.
De regels voor dakterrassen zijn bedoeld om aanvragen voor dakterrassen bij woningen te beoordelen. Team RO adviseert om deze regels niet van toepassing te verklaren voor het bouwen van dakterrassen voor niet woonfuncties. Een dakterras bij bijvoorbeeld een horecavoorziening of maatschappelijke voorzieningen kan tot onevenredige overlast voor omwonenden leiden.
Dit wil niet zeggen dat een dakterras bij een niet-woonfunctie nooit kan worden toegestaan. Een aanvraag voor een dakterras voor een niet-woonfunctie zal echter per situatie moeten worden beoordeeld, waarbij altijd kritisch moet worden gekeken naar de mogelijke overlast die dit voor omwonenden veroorzaakt. Vandaar dat het niet wenselijk is om uniforme regels te hanteren voor het beoordelen van aanvragen voor dakterrassen bij niet woongebouwen.
Op grond van artikel 5:50 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) is het niet toegestaan om binnen 2 meter van de erfgrens een dakterras te hebben voor zover deze uitzicht geeft op het naburige erf. De strekking van deze bepaling is het beperken van uitzicht op naburige erven. Dit belang speelt met name bij rijwoningen en tweekappers. Het betreft hier echter een privaatrechtelijk aangelegenheid. De gemeente is geen bevoegd gezag ten aanzien van het burenrecht.
De ruimtelijke kwaliteit is een criterium indien een dakterras zichtbaar is vanaf de openbare ruimte. Hiervan is sprake wanneer een dakterras aan de voor- of zijkant van de woning wordt gesitueerd. Bij rijwoningen zal de ruimtelijke kwaliteit meestal niet relevant zijn, tenzij het een hoekwoning betreft of het dakterras op of aan het dak van de woning wordt gebouwd.
Bij het bouwen van een dakterras zijn de volgende aspecten voor de aanvrager meestal doorslaggevend:
Het woningbestand van Bloemendaal bestaat voor een groot deel uit eengezinswoningen. Bij deze woningen is het mogelijk om op een aan- of uitbouw een dakterras te realiseren. Ook bij bovenwoningen is het in veel gevallen mogelijk om een dakterras te bouwen op de uitbouw van de ondergelegen winkel, bedrijfspand of benedenwoning.
Afweging burenrecht en woonkwaliteit
Volgens het burenrecht moet een dakterras tenminste twee meter uit de erfgrens te zijn gelegen. Wanneer een afstand van twee meter aan weerszijden van de perceelsgrens in acht moet worden genomen, blijft er bij de meeste tussenwoningen nauwelijks ruimte over om een bruikbaar dakterras te bouwen. Dit wordt geïllustreerd in de onderstaande afbeelding.
Afbeelding 1: dakterras met 2 meter afstand naar buurpercelen, bij tussenwoning van 6 meter breed
Wanneer het dakterrassenbeleid rekening houdt met de bepalingen ten aanzien van het burenrecht, kunnen dakterrassen in de praktijk alleen worden gebouwd bij vrijstaande woningen, tweekappers en eindwoningen. De behoefte aan een dakterras is echter het grootst wanneer mensen geen of slechts een kleine tuin hebben. Er moet daarom worden afgewogen of de privaatrechtelijke beperkingen een planologische randvoorwaarde voor het bouwen van dakterrassen moeten zijn, of dat buren dit privaatrechtelijk moeten regelen.
De inkijk in naastgelegen woning kan worden beperkt door het plaatsen van een erfafscheiding van maximaal 2 meter hoog. Wanneer deze erfafscheiding minimaal 2 meter diep is, wordt voldaan aan het uitgangspunt dat er op minder dan twee meter geen inkijk mogelijk is in de naastgelegen woning. Wel moeten aanvragers van dakterrassen worden gewezen op de beperkingen die het burenrecht op het bouwen van een dakterras legt. Een aanvrager zal voor de bouw van een dakterras dat op minder dan twee meter van de perceelsgrens is gelegen zelf toestemming moeten vragen aan zijn buren.
Inkijk in de naast- of tegenover gelegen tuin is echter een stuk moeilijker te voorkomen. Het is niet logisch om een erfafscheiding van twee meter hoog richting de tuin de plaatsen, omdat hierdoor veel zonlicht wordt weggenomen. Inkijk in de naastgelegen tuin kan beter worden beperkt door op deze locatie het burenrecht wel als planologische randvoorwaarde op te nemen. Dit betekent dat het dakterras minimaal 2 meter ten opzichte van de achtergevel van de aan- of uitbouw moet terugliggen. Dit wordt in de onderstaande afbeelding geïllustreerd.
Afbeelding 2: dakterras over de volle breedte van een uitbouw, 2 meter terugliggend van achtergevel van de uitbouw, bij tussenwoning van 6 meter breed (bovenaanzicht)
Afbeelding 3: dakterras over de volle breedte van een uitbouw, 2 meter terugliggend van achtergevel van de uitbouw, bij tussenwoning van 6 meter breed (zicht vanaf de tuin)
Afweging ruimtelijke kwaliteit dakterras op bijgebouw
Wanneer een dakterras aan de achterzijde van een woning wordt gebouwd, is de ruimtelijke kwaliteit niet relevant, tenzij de achterzijde aan de openbare ruimte grenst. Wanneer het dakterras op een aanbouw aan de zijkant van een woning wordt gerealiseerd, is de ruimtelijke kwaliteit wel relevant. Het ruimtelijk effect van een dakterras is echter beperkt, omdat de aanbouw een ondergeschikte massa heeft ten opzichte van het hoofdgebouw. Het bouwbesluit schrijft een minimale hoogte van 110 cm voor bij dakterrassen, terwijl een kapverdieping op een aanbouw 3 meter hoog mag zijn.
Het effect van een dakterras op een aanbouw aan de zijkant van een woning wordt in de onderstaande afbeeldingen geïllustreerd. Er zijn drie visualisaties opgenomen: een dakterras op een vergunningsvrije aanbouw, een dakterras op een aanbouw halverwege de zijgevel en een dakterras op de aanbouw aan de achterzijde. Om het verschil in ruimtelijke impact te visualiseren, is er tevens een afbeelding van een aanbouw met een kap (halverwege de zijgevel) opgenomen.
Afbeelding 4: dakterras op aanbouw 1 meter achter de voorgevel
Afbeelding 5: dakterras op aanbouw halverwege de zijkant van een tweekapper
Afbeelding 6: dakterras aan de achterzijde van een tweekapper met aanbouw
Afbeelding 7: aanbouw met kapverdieping halverwege de zijkant van een tweekapper
De bovenstaande afbeeldingen laten zien dat de ruimtelijke impact van een dakterras op een aanbouw aan de zijkant van een woning beperkt is. De ruimtelijke impact van een kapverdieping op een aanbouw is groter dan de impact van een dakterras. In visueel opzicht is het bovendien aan te bevelen om een dakterras ook door te trekken naar het deel van de aanbouw dat vergunningsvrij (vanaf 1 meter achter de voorgevelrooilijn) is gebouwd. De bouw van een dakterras op een aanbouw aan de zijkant van een woning is daarom vanuit het aspect van ruimtelijke kwaliteit bezien een acceptabele oplossing, mits de erfafscheiding een beperkte hoogte (circa 1,20 m) heeft.
Bij hoekpercelen zal een dakterras op een bijgebouw meer prominent zichtbaar zijn vanaf de openbare weg, met name wanneer een hoekperceel direct aan de openbare weg grenst. Het ruimtelijk effect van een dakterras blijkt ook in deze situatie echter beperkt, in vergelijking met een aanbouw van één laag met een kap. Daarom wordt ook in deze situatie een dakterras met een erfafscheiding van 1,20 meter toegestaan.
Afbeelding 8: hoekwoning met dakterras op aanbouw
Afbeelding 9: hoekwoning met aanbouw een laag plus kap
Afweging ruimtelijke kwaliteit dakterras op hoofdgebouw
Wanneer de aanbouw op het noorden is gericht, is er sprake van een suboptimale bezonning als het dakterras op de aanbouw wordt gebouwd. Een optimale bezonning kan worden bereikt door de bouw van een dakterras op het dak van de woning, indien de woning een plat dak heeft. De bouw van een dakterras heeft echter relatief veel impact op de ruimtelijke kwaliteit, omdat de bouwhoogte van het hoofdgebouw met 1,2 meter wordt verhoogd. Ook leidt een dakterras op een plat dak tot een verrommeld beeld wanneer de buren geen dakterras hebben, of hun dakterras in een andere bouwstijl bouwen (dit laatste kan overigens voorkomen worden door trendsetterbeleid te voeren). Deze effecten kunnen worden beperkt door het dakterras een aantal meter naar achteren te verschuiven. Het effect van een dakterras op het platte dak van een hoofdgebouw wordt geïllustreerd in de onderstaande afbeeldingen.
Afbeelding 10: dakterrassen op het platte dak van een hoofdgebouw
Afbeelding 11: terugliggend dakterrassen op het platte dak van een hoofdgebouw
Afbeelding 12: individuele dakterrassen op het platte dak van een hoofdgebouw
De illustraties laten zien dat de ruimtelijke impact van een dakterras op het platte dak van een woning veel groter is dan de impact van een dakterras op een aan- of uitbouw. Als er geen trendsetterbeleid wordt gevoerd, kan er bovendien een rommelig straatbeeld ontstaan. Bij eengezinswoningen is er geen noodzaak om een dakterras bovenop de woning te bouwen, omdat er al een tuin aanwezig is en in veel gevallen de mogelijkheid bestaat om een dakterras op de aanbouw te bouwen. Bij de afweging tussen woonkwaliteit en ruimtelijke kwaliteit, dient de ruimtelijke kwaliteit daarom zwaarder te wegen. Daarom is het niet toegestaan om op het dak van een eengezinswoning een dakterras te bouwen.
Indien een woning niet over een tuin beschikt en er kan ook geen dakterras op een aanbouw worden gebouwd, weegt de bouw van een dakterras zwaarder mee voor het woongenot. Een dakterras op het dak van de woning is dan immers de enige mogelijkheid om een goed bruikbare privé buitenruimte te creëren. Er dient echter ook rekening te worden gehouden met de ruimtelijke kwaliteit. De impact op de ruimtelijke kwaliteit is echter te groot wanneer de borstwering op de voorgevel wordt gebouwd (zie ook afbeelding 10). Daarom is onderzocht of het ruimtelijk gezien acceptabel is om de borstwering van het dakterras onder een hoek van 45 ° ten opzichte van de gevel te plaatsen. Dit wordt in afbeelding 13 geïllustreerd.
De conclusie is dat een dakterras onder een hoek van 45 ° in veel gevallen ook teveel impact op de ruimtelijke kwaliteit heeft. Veel appartementencomplexen staan niet direct aan de weg, maar beschikken over een voortuin. Hierdoor is ook een terugliggende borstwering goed zichtbaar vanaf te openbare weg. Daarom is het niet toegestaan om op het dak van een appartementencomplex een dakterras te bouwen.
Afbeelding 13: dakterrassen onder een hoek van 45 ° op het platte dak van een appartementencomplex
Afweging ruimtelijke kwaliteit dakterras in de kap
In sommige gevallen kan een optimale bezonning worden bereikt door de bouw van een dakterras in een kapverdieping. Dit zal met name spelen bij appartementen die in de kapverdieping zijn gesitueerd, maar kan ook een oplossing zijn voor rijwoningen waarbij de aanbouw op het noorden is gericht. Het voordeel van een dakterras aan een schuin dak is dat de bouwhoogte niet wijzigt en de ruimtelijke impact beperkt is. In vergelijking met een dakterras op een plat dak, ontstaat er bovendien een minder rommelig beeld wanneer de buren geen dakterras hebben. Dit wordt in afbeelding 14 en 15 geïllustreerd.
Afbeelding 14: individuele dakterrassen aan een schuin dak
Afbeelding 15: individuele dakterrassen aan een schuin dak in combinatie met dakkapellen
Afbeelding 16: open loggia in een schuin dak in combinatie met dakkapellen
Afbeelding 17: overhellend dakterras aan een schuin dak
De bovenstaande afbeeldingen laten zien dat een open loggia minder impact op het straatbeeld heeft dan een dakterras in een kapverdieping. De bouw van een dakterras in een kapverdieping leidt tot een hogere goothoogte, terwijl de goothoogte bij de bouw van een open loggia ongewijzigd blijft. Het nadeel van een open loggia is dat er iets minder ruimte overblijft voor een dakterras. Er blijft echter ook bij een open loggia wel voldoende ruimte over voor een bruikbaar dakterras. Aan de straatzijde dient de ruimtelijke kwaliteit doorslaggevend te zijn, maar aan de achterzijde kan meer ruimte worden gegeven voor woonkwaliteit. De bouw van een dakterras in de kap is daarom alleen toegestaan aan de niet naar de openbare ruimte georiënteerde zijde van een woning. Aan de naar de openbare ruimte georiënteerde zijde mag er alleen een open loggia in de kap worden gebouwd.
Door het dakterras uit de gevellijn te laten steken, ontstaat een groter dakterras, hetgeen ten goede komt aan de woonkwaliteit. In afbeelding 17 wordt een voorbeeld van een uitstekend dakterras aan een schuin dak geïllustreerd. Op deze afbeelding is te zien dat een uitstekend dakterras ook een grote impact op de ruimtelijke kwaliteit heeft. Niet alleen leidt dit tot een rommelig straatbeeld, er ontstaat ook schaduwwerking naar de beneden gelegen verdieping, hetgeen met name bij appartementen onwenselijk is. Het is daarom niet toegestaan om een dakterras in een kapverdieping uit de gevellijn te laten steken.
De bovengenoemde afwegingen leiden tot de volgende randvoorwaarden voor het bouwen van dakterrassen.
Gepubliceerd in het Weekblad Kennemerland Zuid d.d. 9 augustus 2012
In werking vanaf 21 september 2012