Organisatie | Weststellingwerf |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening maatschappelijke participatie 2012 |
Citeertitel | Verordening maatschappelijke participatie 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Wet werk en bijstand, art. 8, lid 1, onderdeel g, art.8, lid 2, onderdeel d en art. 35, lid 5
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2012 | 01-01-2015 | nieuwe regeling | 11-06-2012 officiële bekendmakingen 2012, week 25 | 2012-000762/r |
Registratienummer: 2012-000762/r/B
De raad van de gemeente Weststellingwerf;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;
gelet op artikel 8 lid 1 onderdeel g, artikel 8 lid 2 onderdeel d en artikel 35 lid 5 van de Wet werk en bijstand;
vast te stellen de navolgende Verordening maatschappelijke participatie 2012
Artikel 2 Maatschappelijke participatie
Uitsluitend kosten in verband met maatschappelijke participatie van een ten laste komend kind dat onderwijs of een beroepsopleiding volgt, komen in aanmerking voor bijstandsverlening op grond van hoofdstuk 2 van deze verordening. Met maatschappelijke participatie wordt bedoeld dat het oogmerk van bijstandsverlening dient te zijn het voorkomen of doorbreken van een sociaal isolement.
Iedere inwoner heeft recht op een tegemoetkoming uit het Reductiefonds indien hij op datum aanvraag:
Deze verordening kan worden aangehaald als ”Verordening maatschappelijke participatie 2012”.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 11 juni 2012,
In de motie Blanksma-Spekman c.s. heeft de Tweede Kamer de regering gevraagd om gemeenten financieel af te rekenen door een korting op de algemene uitkering uit het gemeentefonds, als die onvoldoende bijdragen aan de rijksdoelstelling om het aantal kinderen uit arme gezinnen dat vanwege financiële redenen maatschappelijk niet meedoet, met de helft terug te dringen. Bij de uitvoering van deze motie heeft de regering gekozen voor een uitwerking die recht doet aan het uiteindelijke doel van de motie, namelijk in de Wet werk en bijstand gemeenteraden voor te schrijven dat zij gehouden zijn een verordening op te stellen met betrekking tot het verlenen van categoriale bijzondere bijstand voor de kosten in verband met maatschappelijke participatie van ten laste komende kinderen die onderwijs of een beroepsopleiding volgen. Voorts dient invulling te worden gegeven aan het begrip maatschappelijke participatie.
Deze vorm van categoriale bijzondere bijstand kan op grond van artikel 35 lid 9 van de wet alleen worden verstrekt aan personen met maximaal een inkomen van 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Kinderen moeten in hun kansen en mogelijkheden op ontwikkeling niet worden belemmerd door de slechte financiële positie van hun ouders. Maatschappelijke participatie van een kind is van groot belang met het oog op zijn of haar kansen op een zelfredzame toekomst. Alhoewel de regering er vanuit gaat dat de meeste ouders zich inzetten voor een goede toekomst voor hun kind, wil de regering voorkomen dat deze specifieke ondersteuning voor andere zaken kan worden aangewend. Om die reden acht de regering het wenselijk om de categoriale bijzondere bijstand aan deze groep in natura en niet als geldbedrag uit te keren. Als verstrekking in natura naar het oordeel van het college leidt tot een ondoelmatige uitvoering hiervan, kan gekozen worden voor een andere vorm.
De gemeente Weststellingwerf heeft om doelmatigheidsredenen gekozen voor het verstrekken van categoriale bijzondere bijstand in de vorm van een geldbedrag. Op deze wijze wordt tevens optimaal aangesloten bij de bepalingen van het Reductiefonds (die valt onder ons minimabeleid).
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Er is voor gekozen om begrippen die al zijn omschreven in de WWB, Awb of de Gemeentewet niet afzonderlijk te definiëren in deze verordening. Dit voorkomt dat in geval van wijziging van betreffende definities in de betreffende wetten ook de Verordening moet worden gewijzigd.
Ten aanzien van het beleid met betrekking tot de voorzieningen voor maatschappelijke participatie geldt dat deze uitsluitend betrekking mogen hebben op sociaal-culturele, educatieve of sportieve activiteiten. In artikel 1 lid 2 onderdeel d van deze verordening is bepaald dat onder sociaal-culturele,
educatieve respectievelijk sportieve activiteit wordt verstaan: een maatschappelijke, educatieve, sportieve of culturele activiteit die beoogt een sociaal isolement te voorkomen of te doorbreken.
Er kan worden gedacht aan een lidmaatschap van een sportvereniging of toneelvereniging. Een lidmaatschap van een belangengroep, zoals een vakbond, is geen sociaal-culturele of sportieve activiteit.
Artikel 2 Maatschappelijke participatie
In artikel 8 lid 2 onderdeel d WWB is expliciet bepaald dat de gemeenteraad in de verordening maatschappelijke participatie regels moet stellen over de wijze waarop invulling wordt gegeven aan het begrip ‘maatschappelijke participatie’.
In artikel 2 van deze verordening is aangegeven dat uitsluitend kosten in verband met maatschappelijke participatie in aanmerking komen voor bijstandsverlening op grond van deze verordening. Dit volgt ook uit artikel 3 lid 2 van deze verordening. In artikel 2 van deze verordening is voorts aangegeven dat het oogmerk van maatschappelijke participatie het voorkomen of doorbreken van een sociaal isolement is. Bij de invulling van het begrip maatschappelijke participatie is rekening
gehouden met het feit dat van categoriale bijzondere bijstand zoals bedoeld in artikel 35 lid 5 WWB geen sprake is voor zover het hoofddoel van de vergoeding het subsidiëren van culturele, educatieve of sportieve activiteiten is. Er is slechts sprake van bijstandsverlening indien voor belanghebbenden
kosten worden weggenomen die zij anders wel zouden maken. Daarom is voor de toepassing van deze verordening slechts sprake van maatschappelijke participatie indien het oogmerk van bijstandsverlening het voorkomen of doorbreken van een sociaal isolement is.
In artikel 3 lid 1 van deze verordening is bepaald dat uitsluitend een belanghebbende zoals bedoeld in artikel 35 lid 5 WWB, met een in aanmerking te nemen inkomen dat niet uitkomt boven een door het college vast te stellen percentage van de geldende bijstandsnorm, komt in aanmerking voor categoriale bijzondere bijstand op grond van deze verordening.
In artikel 3 lid 2 van deze verordening is voorts bepaald dat uitsluitend kosten voor sociaal-culturele, educatieve respectievelijk sportieve activiteiten in verband met ‘maatschappelijke participatie’ zoals bedoeld in artikel 2 in aanmerking komen voor categoriale bijzondere bijstand op grond van deze
verordening. Zie in dit verband ook de toelichting bij artikel 2 van deze verordening.
Het college stelt met betrekking tot de uitvoering van hoofdstuk 2 van deze verordening beleidsregels vast. Deze beleidsregels hebben in ieder geval betrekking op het percentage bedoeld in artikel 3 lid 1 van deze verordening, waarbij dit percentage in ieder geval niet hoger wordt vastgesteld dan 110 procent van de geldende bijstandsnorm. In deze beleidsregels wordt tevens de hoogte van de bijdrage per kind bepaald en de wijze waarop deze wordt verstrekt. De beleidsregels bevatten tevens een richtsnoer van de te verstrekken kosten in verband met sociaal-culturele, educatieve en sportieve activiteiten.
Artikel 5 Doelgroep Reductiefonds
Het Reductiefonds is bedoeld om sociale, culturele en/of sportieve activiteiten voor personen met een minimuminkomen mogelijk te maken.
In artikel 5 onderdeel a van deze verordening is bepaald dat uitsluitend recht op een tegemoetkoming uit het Reductiefonds, de belanghebbende, met een in aanmerking te nemen inkomen dat niet uitkomt boven een door het college vast te stellen percentage van de geldende bijstandsnorm, en die niet beschikt over in aanmerking te nemen vermogen.
Geen tegemoetkoming uit het Reductiefonds wordt verstrekt ten behoeve van het kind dat in het betreffende jaar aanspraak kan maken op een bijdrage op grond van de verordening. Dit om te voorkomen dat 2 keer aanspraak kan worden gemaakt op een tegemoetkoming in de kosten van maatschappelijke participatie.
De belanghebbende van 18 jaar en ouder die recht heeft op studiefinanciering ingevolge de Wet studiefinanciering 2000 (WSF 2000) of een tegemoetkoming ingevolge de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS) is eveneens uitgesloten van het recht op een tegemoetkoming.
Artikel 7 Besteding en controle
Aan de toekenning van de tegemoetkoming uit het Reductiefonds wordt de verplichting verbonden om de tegemoetkoming verifieerbaar aan te wenden ten behoeve van deelname aan sociaal-culturele, educatieve respectievelijk sportieve activiteiten. Verifieerbaar betekent dat belanghebbende bewijzen van besteding dient te bewaren. Het college dient met betrekking tot de controle op correcte besteding van de tegemoetkoming beleidsregels vast te stellen.
Artikel 8 Terugvordering tegemoetkoming
Dit artikel regelt de bevoegdheid om de tegemoetkoming terug te vorderen tot het bedrag dat deze niet (verifieerbaar) is aangewend ten behoeve van deelname aan sociaal-culturele, educatieve respectievelijk sportieve activiteiten. De tegemoetkoming die overigens ten onrechte dan wel tot een te hoog bedrag is uitgekeerd, kan eveneens van de belanghebbende worden teruggevorderd. De beleidsregels terugvordering van de gemeente Weststellingwerf zijn wat dit betreft van toepassing.