Organisatie | Cranendonck |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit Wet Maatschappelijke Ondersteuning |
Citeertitel | Besluit Wet Maatschappelijke Ondersteuning |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Verordening wet Maatschappelijke Ondersteuning
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2000 | 01-01-2012 | 20-04-2017 | Onbekend | 03-04-2012 Weekblad de Grenskoerier | Onbekend |
Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Cranendonck 2012
HOOFDSTUK 1 De aanvraag van de individuele voorziening 4
Artikel 1 Gebruik aanvraagformulier 4
Artikel 2 Relatie met Algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ) 4
HOOFDSTUK 2 De te bereiken resultaten 4
Paragraaf 1: Te bereiken met de inzet van hulp bij het huishouden 4
Artikel 3 Algemene omschrijving 4
Artikel 4 Primaat van de algemene hulp bij het huishouden 4
Artikel 4a Algemeen gebruikelijke voorziening 5
Artikel 6 Gebruikelijke zorg 5
Artikel 7 Omvang en levering van de hulp bij het huishouden 5
Artikel 8 Respijtvoorziening 5
Artikel 9 Omvang van het persoonsgebonden budget (PGB) 5
Artikel 10 Natura tarieven hulp bij het huishouden 5
Artikel 11 Overgangsrecht bij wijziging gezinssituatie 6
Paragraaf 2: Te bereiken met de inzet van een woonvoorziening 6
Artikel 12 Type woonvoorzieningen 6
Artikel 13 Primaat algemene woonvoorzieningen 6
Artikel 14 Soorten individuele woonvoorzieningen 6
Artikel 15 Primaat van de verhuizing 6
Artikel 15a Verplicht medisch- en bouwkundig advies 7
Artikel 16 Hoogte financiële tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten 7
Artikel 17 Kosten bouwkundige of woontechnische woonvoorziening 7
Artikel 18 Primaat van de losse woonunit 8
Artikel 19 Hoogte persoonsgebonden budget voor niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorzieningen 8
Artikel 22 Kosten van tijdelijke huisvesting 8
Artikel 23 Kosten van huurderving 9
Artikel 25 Terugbetaling bij verkoop 10 Paragraaf 3: Te bereiken met de inzet van een rolstoelvoorziening 10
Artikel 26 Vormen van voorzieningen 10
Artikel 27 Rolstoelvoorziening in natura 10
Artikel 28 Persoonsgebonden budget voor een rolstoelvoorziening 10
Artikel 29 Financiële tegemoetkoming voor een sportvoorziening 11
Paragraaf 2: Te bereiken met de inzet van een vervoersvoorziening 11 Artikel 30 Algemene omschrijving 11
Artikel 31 Algemene vervoersvoorziening 11
Artikel 32 Algemeen gebruikelijke vervoersvoorziening 12
Artikel 33 Vervoersgebied collectief vraagafhankelijk vervoer 12
Artikel 34 Primaat van het collectief vraagafhankelijk vervoer 12
Artikel 35 Vervoersvoorziening in natura 12
Artikel 36 Persoonsgebonden budget 12
Artikel 37 Financiële tegemoetkoming 13
Artikel 38 Hoogte financiële tegemoetkoming 13
Artikel 39 Afstemming op behoefte 14
Artikel 40 Kilometers bij bovenregionaal vervoer 14
Artikel 41 Bijzondere regels kostenvergoeding 15
HOOFDSTUK 3 Verstrekkingswijze / eigen bijdrage/aandeel, inkomensgrenzen en financiële drempels 16
Artikel 43 Criteria voor de keuzevrijheid 16
Paragraaf 1: De financiële tegemoetkoming 16 Artikel 44 Vorm van verstrekking 16
Paragraaf 2: Persoonsgebonden budget 17 Artikel 48 Persoonsgebonden budget 17
Artikel 49 Verzoek aanvrager 18
Artikel 50 Weigering van een persoonsgebonden budget 18
Artikel 51 Verantwoording van het persoonsgebonden budget 18
Artikel 52 Verantwoording persoonsgebonden budget bij aanschaf van een voorziening 18
Artikel 53 Verantwoording persoonsgebonden budget bij de voorziening hulp bij het huishouden 19
Artikel 54 Gevolgen controle persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden 19
Artikel 55 Uitbetaling persoonsgebonden budget 19
Paragraaf 3: Eigen bijdrage, eigen aandeel, inkomensgrenzen en financiële drempels 19
Artikel 56 Eigen aandeel woonvoorzieningen ex artikel 12 Verordening 19
Artikel 57 Bepalen inkomen in verband met artikel 21 van de Verordening MO 20
HOOFDSTUK 4 Procedurele bepalingen rond onderzoek, advies en besluitvorming, intrekking en terugvordering 21
Artikel 58 Intrekking van een voorziening 21
Artikel 60 Hardheidsclausule 21
Artikel 61 Inwerkingtreding 21
Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Cranendonck 2012
Alle in dit besluit gebruikte begrippen, die niet nader omschreven worden, hebben dezelfde betekenis als in de Wet maatschappelijke ondersteuning, de Verordening (maatschappelijke ondersteuning gemeente Cranendonck 2012) en de Algemene wet bestuursrecht. Het genoemde Besluit Maatschappelijke Ondersteuning betreft de algemene maatregel van bestuur van rijkswege.
Hoofdstuk 1. De aanvraag van de individuele voorziening.
Artikel 1 Gebruik aanvraagformulier
Een aanvraag dient te worden ingediend door middel van een door het college ter beschikking gesteld formulier.
Artikel 2 Relatie met de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ)
De aanvraag kan worden ingediend bij het “Zorgloket”. Op het gebied van de AWBZ zal een doorverwijzing plaats vinden naar het Centraal Indicatie Zorg (CIZ).
Hoofdstuk 2. De te bereiken resultaten.
* Voorzien zijn van goederen voor de primaire levensbehoeften
* Beschikken over schone en draagbare kleding
* Het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren
Te bereiken met de inzet van hulp bij het huishouden:
Artikel 3 Algemene omschrijving
1.De door het college, ter compensatie van beperkingen van belanghebbende, bij het voeren
van een huishouden, te verstrekken voorziening kan bestaan uit:
a) een algemene voorziening waaronder algemene hulp bij het huishouden;
b) hulp bij het huishouden in natura;
c) een persoonsgebonden budget te besteden aan hulp bij het huishouden; 2. Met het voeren van een huishouden wordt gelijk gesteld het verblijf in een hospice;
Artikel 4 Primaat van de algemene hulp bij het huishouden.
2. Belanghebbende kan voor de in artikel 3 onder b. en c. vermelde voorzieningen in aanmerking worden gebracht als:
Artikel 4a Algemeen gebruikelijke voorziening
1.Wasdroger betreft een algemene voorziening;
Het college weigert een voorziening als bedoeld in artikel 3 indien de aanvraag betrekking heeft op hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen, kamerverhuur en specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte woongebouwen (AWBZ).
Belanghebbende komt niet in aanmerking voor hulp bij het huishouden indien tot de woning waar deze persoon deel van uitmaakt, een of meer huisgenoten behoren die wel in staat zijn het huishoudelijke werk te verrichten conform het protocol gebruikelijk zorg Centrum Indicatiestelling Zorg.
Artikel 7 Omvang en levering van de hulp bij het huishouden
Indien er tijdelijk, doch maximaal 3 weken al dan niet aaneengesloten, geen ondersteuning door een mantelzorger geleverd kan worden, kan belanghebbende voor de in artikel 3 onder b. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht in de vorm van een respijtvoorziening met een maximum van 10 uur per jaar. Een andere mogelijke vorm van respijtzorg is het inzetten van 6 dagdelen in de vorm van dagbesteding.
Artikel 9 Omvang van het persoonsgebonden budget (2012)
Er wordt een bedrag beschikbaar gesteld per geïndiceerd uur wat gelijk is aan 75% van het vastgestelde uurtarief bij hulp bij het huishouden in natura:
Artikel 10 Natura tarieven hulp bij het huishouden (2012)
Artikel 11 Overgangsrecht bij wijziging gezinssituatie
Indien bij gehuwden of daarmee gelijk gestelde (artikel 1 lid 2 t/m lid 7 van de Wet zijn van toepassing) de persoon op wiens naam de hulp bij het huishouden is geïndiceerd niet langer deel uit maakt van de gezamenlijke huishouding, wordt de hulp bij het huishouden ten behoeve van de achterblijvende partner voor de duur van 6 weken voortgezet en zal in de tussentijd onderzocht worden of hulp bij het huishouden voor deze persoon geïndiceerd is. Paragraaf 2: * Wonen in een geschikt huis
Te bereiken met de inzet van een woonvoorziening
Artikel 12 Type woonvoorzieningen
De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het voeren van een huishouden, te verstrekken woonvoorziening kan bestaan uit:
a) een algemene woonvoorziening;
b) een woonvoorziening in natura;
c) een persoonsgebonden budget te besteden aan een woonvoorziening;
d) een financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening.
Artikel 13 Primaat algemene woonvoorzieningen
Indien deze voorziening niet aanwezig is of niet tot een snelle en compenserende oplossing leidt kan belanghebbende voor de in artikel 12, onder b.,c. en d. vermelde voorzieningen in aanmerking worden gebracht indien er aantoonbare beperkingen zijn die het normale gebruik van een woning belemmeren die een aanpassing aan de woning noodzakelijk maken.
Artikel 14 Soorten individuele woonvoorzieningen
De in artikel 13 onder b., c. en d. genoemde voorzieningen kunnen bestaan uit:
Artikel 15 Primaat van de verhuizing
3. Belanghebbende kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 14 onder b., c., d., e., f., g en h in aanmerking worden gebracht wanneer de in het eerste lid genoemde voorziening niet mogelijk is of niet de goedkoopst-compenserende oplossing is, mits de aanvrager belemmeringen ervaart in het normale gebruik van de woning.
4.Belanghebbende kan eveneens voor een voorziening als bedoeld in artikel 14 onder b., c., d., e., f., g. en h. in aanmerking komen, wanneer een verhuizing tot gevolg heeft dat de belastbaarheid van de mantelzorg, dan wel vrijwillige (buren)hulp dusdanig wordt aangetast, dat deze niet meer uitgevoerd kan worden.
5. Belanghebbende kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 14 onder g. in aanmerking worden gebracht wanneer sprake is van een op basis van aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek aanwezige gedragsstoornis met ernstig ontremd gedrag tot gevolg, waarbij alleen het zich kunnen afzonderen kan leiden tot een situatie waarin deze persoon tot rust kan komen.
Artikel 15a Verplicht medisch- en bouwkundig advies
Indien op grond van artikel 12 van de Verordening een woonvoorziening of woningaanpassing aan de orde is krachtens de Wmo en de kosten daarvan naar verwachting € 10.000,-- of meer zullen bedragen wordt, alvorens een beslissing te nemen, een medisch- en bouwkundig advies ingewonnen.
Artikel 16 Hoogte financiële tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten
Het bedrag voor de verhuiskostenvergoeding bedraagt maximaal € 3.658,-- (bedrag 2012), mits voldaan is aan het noodzakelijkheidbeginsel en verifieerbare kosten worden overgelegd. Leidend zijn de kosten conform artikel 21 van dit besluit.
Artikel 17 Kosten bouwkundige of woontechnische woonvoorziening
Alleen de kosten van de navolgende bouwkundige of woontechnische woonvoorzieningen komen voor vergoeding in aanmerking:
a) De aanneemsom (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de voorziening. Indien de voorziening in zelfwerkzaamheid wordt getroffen, vervalt de post loonkosten en worden alleen de materiaalkosten vergoed;
b) De risicoverrekening van loon- en materiaalkosten, met inachtneming van het bepaalde in de risicoregeling van de woning- en utiliteitsbouw 1991. Indien de voorziening in zelfwerkzaamheid wordt getroffen, vervalt de post loonkosten en komen alleen de materiaalkosten voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking;
c) Het architectenhonorarium tot ten hoogste 10 % van de aanneemsom met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in SR 1997 van de BNA. Alleen in die gevallen dat het noodzakelijk is dat een architect voor de woningaanpassing moet worden ingeschakeld worden deze kosten subsidiabel geacht. Het betreft dan veelal de ingrijpender woningaanpassingen;
d) De kosten voor het toezicht op de uitvoering, indien dit noodzakelijk is, zijn maximaal 2 procent van de aanneemsom;
e) De leges voor zover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening;
f) De verschuldigde en niet verrekenbare of terugvorderbare omzetbelasting;
g) Renteverlies, in verband met het verrichten van noodzakelijke betaling aan derden voordat de bijdrage is uitbetaald, voor zover dit verband houdt met de bouw dan wel het treffen van de voorziening;
h) De door het college (schriftelijk) goedgekeurde kostenverhoging, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien hadden kunnen zijn;
i) De kosten van noodzakelijk technisch onderzoek en voor advisering over de te treffen aanpassing;
j) De kosten van heraansluiting op de openbare nutsvoorziening;
k) De administratiekosten die de verhuurder maakt ten behoeve van het treffen van een voorziening voor belanghebbende, voor zover de kosten onder a. t/m j. meer dan € 907,-- bedragen, 10 % van die kosten, met een maximum van € 340,--;
l) Bij woningaanpassingen inzake woningen in eigendom ten hoogte van € 10.000,-- of meer, kan door het college aan belanghebbende de verplichting opgelegd worden om 2 offertes in te dienen van de betreffende woningaanpassing.
Artikel 18 Primaat van de losse woonunit
Indien een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening bestaat uit een aanbouw aan, of een aanzienlijke verbouwing, nu en te verwachten binnen het jaar, (duurder dan € 20.000,- ) van een woning die het eigendom is van een verhuurder, die niet bereid is de aangepaste woning blijvend ter beschikking te stellen aan belanghebbende, kan het college een herplaatsbare losse woonunit verstrekken of verhuizing in overweging genomen worden.
Artikel 19 Hoogte persoonsgebonden budget voor niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorzieningen
Een persoonsgebonden budget voor niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorzieningen, zoals genoemd in artikel 12 sub c, wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de voor de gemeente goedkoopst compenserende voorziening, zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald.
Een vergoeding wordt alleen verstrekt in die gevallen dat de betreffende te vervangen stoffering nog niet is afgeschreven. Voor de normbedragen wordt aangesloten bij het beleid van de Bijzondere Bijstand.
Artikel 22 Kosten van tijdelijke huisvesting
De hoogte van een door de Burgemeester en wethouders te verlenen financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting is gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten, met een maximum bedrag genoemd in artikel 13 lid 1 onder a van de Wet op Huurtoeslag.
De maximale duur gedurende welke financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting kan worden verstrekt, bedraagt 6 maanden.
Artikel 23 Kosten van huurderving
De aanvraag voor een woonvoorziening als bedoeld in dit hoofdstuk wordt geweigerd indien:
De aanvraag betrekking heeft op het treffen van voorzieningen aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen, kamerverhuur en AWBZ-woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie van in dit artikel genoemde woonvormen zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden;
Het betreft geen limitatieve opsomming.
Artikel 25 Terugbetaling bij verkoop
De eigenaar, die krachtens de verordening Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Cranendonck, of een aan deze verordening voorafgaande verordening een woonvoorziening heeft ontvangen, dient bij verkoop van deze woning binnen een periode van 7 jaar na gereedmelding van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden.
De aanpassingskosten van de woning dient volgens het door het college vastgelegde afschrijvingsschema te worden terugbetaald (zie bijlage 1)
Paragraaf 3:* Zich verplaatsen in en om de woning
Te bereiken met de inzet van een rolstoelvoorziening
Artikel 26 Vormen van voorzieningen
De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het verplaatsen in en om de woning te verstrekken voorziening kan bestaan uit:
Artikel 27 Rolstoelvoorziening in natura
De kosten bij de verstrekking van een rolstoelvoorziening in natura alsmede de kosten van onderhoud, gebruik, reparaties en accessoires voor rolstoelen worden volledig vergoed en bepaald op werkelijke kosten, uiteraard dient ook ten aanzien van deze kosten de noodzaak vast te staan en moet het gaan om de goedkoopst-compenserende voorziening. Onderhoudskosten die het gevolg zijn van oneigenlijk gebruik van en door de gebruiker aangebrachte modificaties aan de rolstoelvoorziening komen niet voor vergoeding in aanmerking.
Artikel 28 Persoonsgebonden budget voor een rolstoelvoorziening
Het verstrekken van een persoonsgebonden budget is bestemd voor aanschaf, aanpassing, onderhoud, service en reparatie en eventueel verzekering van de rolstoel. Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld als tegenwaarde van de goedkoopst-compenserende voorziening, te verhogen met het gemiddelde bedrag voor onderhoud en reparatie voor vergelijkbare rolstoelen voor de maximale duur van de van toepassing zijnde afschrijvingstermijn. Het PGB wordt eenmalig uitgekeerd.
Op het persoonsgebonden budget voor een rolstoelvoorzienig zijn de volgende voorwaarden van toepassing:
Artikel 29 Financiële tegemoetkoming voor een sportvoorziening
Een voorziening zoals bedoeld in artikel 26 onder c wordt uitsluitend verstrekt als een gemaximeerde financiële tegemoetkoming, tenzij er sprake is van een jongere tot 18 jaar. In zo’n geval zal een sportrolstoel worden gehuurd. Het bedrag van deze financiële tegemoetkoming bedraagt € 2.713,-- (bedrag 2012) welk bedrag bedoeld is voor aanschaf en onderhoud van een sportvoorziening voor een periode van 3 jaar. De uitbetaling vindt plaats in de vorm van een eenmalige uitkering.
Indien er na 3 jaar een financiële tegemoetkoming voor een gelijksoortige sportvoorziening wordt aangevraagd zal er eerst een technische inspectie plaats vinden.
Paragraaf 4: * Zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel
* De mogelijkheid om regionaal contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten
Te bereiken met de inzet van een vervoersvoorziening
Artikel 30 Algemene omschrijving
De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het zich lokaal verplaatsen te verstrekken voorziening kan bestaan uit:
a) een algemene voorziening waaronder een collectieve vervoersvoorziening;
b) een vervoersvoorziening in natura;
c) een persoonsgebonden budget te besteden aan een vervoersvoorziening;
d) een financiële tegemoetkoming in de kosten van een vervoersvoorziening;
Artikel 31 Algemene vervoersvoorziening
Belanghebbende kan voor de in artikel 30 onder a vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht aantoonbare beperkingen;
a) het gebruik van het openbaar vervoer of;
b) het bereiken van het openbaar vervoer onmogelijk maken.
Artikel 32 Algemeen gebruikelijke vervoersvoorziening
1.Een elektrisch aangedreven fiets betreft een algemene voorziening;
Artikel 33 Vervoersgebied collectief vraagafhankelijk vervoer
Voor het gebruik van het collectief vraagafhankelijk vervoer vanaf het hoofdverblijf mag de rit maximaal 5 zones bedragen. Het jaarlijkse aantal strippen is vastgesteld op 700 strippen.
Bij samenloop met een voorziening als bedoeld in artikel 30 b en c wordt het aantal strippen gehalveerd. Te denken is daarbij aan een scootermobiel of een daarmee vergelijkbaar vervoermiddel wat voorziet in de vervoersbehoefte in de directe woonomgeving.
Bij de bepaling van het aantal strippen kan rekening gehouden worden met de individuele omstandigheden. Het aantal toe te kennen strippen kan worden verhoogd met een maximum van 1400 per jaar.
Artikel 34 Primaat van het collectief vraagafhankelijk vervoer
Belanghebbende kan voor de in artikel 30 onder b. c. en d. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen:
a) het gebruik van het openbaar vervoer of
b) het bereiken van het openbaar vervoer onmogelijk maken.
c) het gebruik van een collectief systeem als bedoeld in artikel 30 onder a., onmogelijk maken dan wel;
d) een collectief systeem als bedoeld in artikel 30 onder a., niet aanwezig is;
Artikel 35 Vervoersvoorziening in natura
Het college kan na verstrekking van een vervoersvoorziening in natura (scootermobiel, driewielfiets etc.) belanghebbende verplichten een rijvaardigheidstest af te leggen of rijlessen te nemen, indien er twijfel bestaat over de rijvaardigheid van belanghebbende. Belanghebbende is verplicht hieraan deel te nemen, tenzij er sprake is van zwaarwegende bezwaren.
Artikel 36 Persoonsgebonden budget
1.Een persoonsgebonden budget wordt alleen maar verstrekt voor de kosten van:
a) aanschaf van het desbetreffende vervoermiddel;
b) reparatie en onderhoud en verzekering van een ander vervoermiddel.
2.Het persoonsgebonden budget voor een scootermobiel driewielfiets of een ander vervoermiddel wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst-compenserende voorziening, indien nodig te verhogen met een bedrag voor onderhoud en reparatie, gebaseerd op het bedrag voor onderhoud en reparatie wat gehanteerd wordt door de leverancier van de natura voorziening ex artikel 35 van dit besluit. Ook de verzekering wordt meegenomen in het PGB. Het persoonsgebonden budget wordt eenmalig uitbetaald.
Op het persoonsgebonden budget voor een vervoersvoorzienig zijn de volgende voorwaarden van toepassing:
Artikel 37 Financiële tegemoetkoming
1.Een financiële tegemoetkoming wordt alleen maar verstrekt voor de kosten:
a) van aanpassing van een eigen vervoermiddel.
b) gebruik van een taxi of een eigen auto;
c) gebruik van een rolstoeltaxi.
Artikel 38 Hoogte financiële tegemoetkoming
Indien geen gebruik gemaakt kan worden van het collectief vraagafhankelijk vervoer kan men in aanmerking komen voor onder artikel 37 onder a. genoemde voorziening. Voorwaarden hiervoor zijn:
Als na 5 jaren de voorziening nog in alle redelijkheid bruikbaar is, wordt deze regeling niet opnieuw toegepast; dan eerst zodra genoemde voorziening niet in alle redelijkheid bruikbaar is of in geval van onevenredige hoge onderhoudskosten. Op het moment van heraanschaf begint de nieuwe afschrijvingstermijn van 5 jaren; op dat moment is in principe, bij ongewijzigd beleid, weer een financiële tegemoetkoming beschikbaar;
2. Indien geen gebruik gemaakt kan worden van collectief vraagafhankelijk vervoer kan men in aanmerking komen voor onder artikel 37 onder b. en c. genoemde voorziening.
Artikel 39 Afstemming op behoefte
Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door belanghebbende zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor belanghebbende noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.
Artikel 40 Kilometers bij bovenregionaal vervoer
Indien sprake is van een uitzonderingssituatie als bedoeld in artikel 39 lid 1 wordt een vergoeding verstrekt voor maximaal 750 kilometer per jaar dan wel 2250 kilometer per jaar. Het vervoersysteem Valys geldt daarbij als een voorliggende voorziening. Deze voorziening komt in het kort op het volgende neer:
Voor vervoer met Valys is een pas nodig. Transvision B.V. geeft deze passen en daarmee verkrijgt de persoon met vervoersbeperkingen een standaard persoonsgebonden kilometerbudget (pkb). Men komt voor de Valys-pas in aanmerking indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
• een bewijs van de gemeente dat er recht bestaat op Wmo-vervoer;
• een bewijs van de gemeente dat er recht bestaat op een Wmo-rolstoel of scootmobiel;
• een gehandicaptenparkeerkaart van de gemeente; of
• een OV-begeleiderskaart van de Nederlandse Spoorwegen.
De persoon met vervoersbeperkingen betaalt € 0,18 per verreden kilometer en is gebonden aan een pkb. Het pkb kan alleen worden ingezet voor de taxi. Het commerciële tarief bedraagt € 1,19 per kilometer wat van toepassing is nadat iemand het beschikbare aantal KM heeft verbruikt.. Voor de trein of de bus moet de cliënt een(strippen)kaart kopen. Er is voor het systeem van de pkb gekozen om te voorkomen dat het reizen per openbaar vervoer (of collectief vervoer binnen het zorgplichtgebied) volledig vervangen wordt door reizen per taxi. Het standaard pkb bedraagt vanaf 1 januari 2012 450 kilometer. Daarnaast bestaat er een hoog pkb. De algemene voorwaarden die gelden voor een standaard pkb zijn ook van toepassing op een hoog pkb. Het hoog pkb is bedoeld voor gehandicapten die van de taxi afhankelijk zijn, omdat ze vanwege medische redenen niet met de trein kunnen reizen. Vanaf 1 maart 2005 kunnen ook gehandicapten die in het bezit zijn van een gehandicaptenparkeerkaart voor passagiers voor een hoog pkb in aanmerking komen. Voorheen was het bezit van de gehandicaptenparkeerkaart voor passagiers een reden om geen hoog pkb toe te kennen. Het hoog pkb is per 1 maart 2005 vastgesteld op 2250 kilometer. Tegen betaling van € 25,-- kan een indicatie voor een hoog pkb aan de Valyspashouder worden afgegeven. De indicatie voor een hoog pkb geschiedt door Argonaut. Argonaut fungeert daarbij als bestuursorgaan in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, zo blijkt uit jurisprudentie. Indien het pkb verbruikt is, betaalt de cliënt € 1,25 per kilometer. Afhankelijk van de medisch noodzakelijke bezoekfrequentie, kan er in individuele gevallen een gemeentelijke zorgplicht gaan ontstaan voor bovenregionaal vervoer indien de gehandicapte zijn pkb heeft verbruikt. Dit betekent dat Valys niet een passende, toereikende voorliggende voorziening behoeft te zijn. Alvorens tot die conclusie te kunnen komen is dus een gedegen, zorgvuldig onderzoek nodig.
Artikel 41 Bijzondere regels kostenvergoeding
Kosten die het gevolg zijn oneigenlijk of onverantwoordelijk gebruik en beheer door de gebruiker en door de gebruiker aangebrachte modificaties aan de vervoersvoorziening komen niet voor vergoeding in aanmerking.
Hoofdstuk 3: Verstrekkingswijze en eigen bijdrage/aandeel
Een individuele voorziening kan verstrekt worden in natura, als financiële tegemoetkoming en als persoonsgebonden budget. Conform bepalingen in de wet stelt het college vast in welke situaties de bij wet verplichte keuze tussen een voorziening in natura en een persoonsgebonden budget niet wordt geboden aan de hand van de volgende criteria.
Artikel 43 Criteria voor de keuzevrijheid
Het kenmerk van een voorziening in natura is, dat deze niet in de vorm van een geldsom wordt verstrekt. De desbetreffende voorziening wordt in lease of eigendom verstrekt en bij huishoudelijke hulp ontvangt de aanvrager hulp in de vorm van een persoon, die deze dienstverlening verzorgt.
Indien van de voorziening geen of niet langer gebruik wordt gemaakt, vloeit de in lease verstrekte voorziening terug naar de door de gemeente gecontracteerde leverancier en kan deze voorziening (bijvoorbeeld een rolstoel) weer hergebruikt worden.
Het kenmerk van een financiële tegemoetkoming is, dat de vergoeding voor een voorziening altijd betrekking heeft op een deel van de meerkosten. Artikel 45 van dit Besluit geeft een limitatieve opsomming van de voorzieningen, die in de vorm van een financiële tegemoetkoming worden verstrekt. De aanvrager heeft hierin geen keuze.
Een persoonsgebonden budget is een geldsom, waarmee de aanvrager de aanschaf kan bekostigen dan wel dienstverlening kan inkopen. Indien de voorziening om wat voor rede dan ook voortijdig stopt of foutief besteed wordt, kan de gemeente Valkenswaard het uitgekeerde bedrag, of een deel daarvan terugvorderen,
De aanvrager kan kiezen of hij een voorziening in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget wil ontvangen met uitzondering van de situatie zoals bedoeld in artikel 50 van dit Besluit.
Paragraaf 1 De financiële tegemoetkoming
Artikel 44 Vorm van verstrekking
Een financiële tegemoetkoming bestaat uit een:
De kostensoorten die voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komen zijn:
1. Bij de volgende kostensoorten wordt een forfaitair bedrag verstrekt:
2. Bij de volgende kostensoorten wordt een maximale bijdrage verstrekt:
g) verhuis- en inrichtingskosten
Bij verstrekking van een financiële tegemoetkoming worden de toepasselijke voorwaarden zoals genoemd in artikel 48, aangevuld met de voorwaarden in artikel 20 van de Verordening in de beschikking opgenomen.
Paragraaf 2 Persoonsgebonden budget
Artikel 48 Persoonsgebonden budget
Op het persoonsgebonden budget zoals genoemd in artikel 6 van de wet, zijn de volgende voorwaarden van toepassing:
het voorschot voor de kosten van onderhoud en verzekering van het persoonsgebonden budget, maar ook de kosten van de voorziening zelf, kan, zodra de voorziening niet meer wordt gebruikt, teruggevorderd worden door de gemeente, waarbij rekening wordt gehouden met de tijd tussen verstrekking en gebruik;
5. Het college gaat steekproefsgewijs na of het verstrekte persoonsgebonden budget besteed is aan het doel waarvoor het verstrekt is. De budgethouder is verplicht de daarvoor noodzakelijke stukken, zoals genoemd in artikelen 52 en 53 van dit besluit op verzoek van het college per omgaande te verstrekken;
6. Na ontvangst van de in het vorige lid bedoelde bescheiden wordt door het college beoordeeld of er aanleiding bestaat het persoonsgebonden budget geheel of ten dele terug te vorderen of te verrekenen.
Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager.
Artikel 50 Weigering van een persoonsgebonden budget
3. Een persoonsgebonden budget wordt tevens geweigerd als verstrekking hiervan naar beoordeling van het college uit oogpunt van persoonsgebonden problematiek onwenselijk is;
4.Indien een persoonsgebonden budget wordt geweigerd, maar overigens aan de criteria wordt voldaan van een individuele voorziening, wordt een algemene voorziening of een voorziening in natura verstrekt.
Artikel 51 Verantwoording van het persoonsgebonden budget
Steekproefsgewijs vindt een a-selecte steekproef plaats, die een minimale omvang heeft van 15 % van de verstrekte persoonsgebonden budgetten, na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van enig kalenderjaar.
Artikel 52 Verantwoording persoonsgebonden budget bij aanschaf van een voorziening
1. Als een persoonsgebonden budget wordt aangewend voor de koop van een voorziening legt de budgethouder verantwoording af aan het college door, binnen maximaal 4 weken nadat het college daarom heeft verzocht, bewijsstukken te overleggen over de besteding van het persoonsgebonden budget. De bewijsstukken dienen op naam van de budgethouder te zijn gesteld en duidelijk aan te geven op welke voorziening deze betrekking hebben;
2. Na ontvangst van de in het vorige lid bedoelde bescheiden wordt door het college beoordeeld of er aanleiding bestaat het persoonsgebonden budget geheel of ten dele terug te vorderen of te verrekenen.
Artikel 53 Verantwoording persoonsgebonden budget bij de voorziening hulp bij het huishouden
Als een persoonsgebonden budget wordt aangewend voor hulp bij het huishouden legt de budgethouder, op verzoek van het college, verantwoording af aan het college of de door het college aangewezen uitvoerende instantie. Budgethouder dient de volgende bescheiden te overleggen;
Artikel 54 Gevolgen controle persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden
Artikel 55 Uitbetaling Persoonsgebonden budget
Paragraaf 3 Eigen bijdrage en eigen aandeel
Artikel 56 Eigen aandeel woonvoorzieningen ex artikel 12 Verordening
Op de hoogte van een door B&W te verlenen financiële tegemoetkoming in de kosten van een woningvoorziening als bedoeld artikel 12 van de Verordening wordt door tussenkomst van het CAK een eigen aandeel ten laste van de aanvrager in rekening gebracht, wat nooit meer kan bedragen dan de feitelijke financiële tegemoetkoming;
Artikel 57 Bepalen inkomen in verband met artikel 21 van de Verordening MO
Het inkomen wordt als volgt berekend:
Loontrekkenden of uitkeringsgerechtigden:
nettoloon op loonstrookje of uitkeringsspecificatie, vermeerderd met vakantietoeslag en de fiscale heffingskortingen voor zover deze niet zijn vrijgelaten. Bij twijfel of alle inkomsten zijn opgegeven, zal bij de belastingdienst een IB 60 verklaring worden opgevraagd.
Indien wordt deelgenomen aan een bedrijfsspaarregeling wordt bij de vaststelling van het netto-inkomen uitgegaan van het nettoloon dat zou zijn ontvangen indien niet aan de bedrijfsspaarregeling zou worden deelgenomen. Ter bepaling hiervan dient een aparte loonspecificatie te worden overgelegd indien B&W daarom verzoeken.
Hoofdstuk 4: Procedurele bepalingen rond onderzoek, advies en besluitvorming, intrekking en terugvordering
Artikel 58 Intrekking van een voorziening
1.Het college kan een besluit, naast de bepalingen in artikel 29 van de Verordening MO, geheel of gedeeltelijk intrekken indien:
a) de aanvrager niet langer woonachtig is in de gemeente Cranendonck;
d) de vastgestelde eigen bijdrage/eigen aandeel niet is betaald;
e) de aanvrager recht blijkt te hebben op vergoedingen of verstrekkingen van derden (voorliggende voorziening);
f) de aanvrager niet voldaan heeft aan de t.b.v. de uitvoering van dit Besluit opgestelde uitvoeringsregels.
2. Bij overlijden van de budgethouder eindigt het persoonsgebonden budget op de dag gelegen na de dag waarop de budgethouder overlijdt.
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen of krachtens dit Besluit, indien toepassing van dit Besluit tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Dit Besluit, behorend bij de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Cranendonck 2012 en verder en de toelichting hierop, treedt in werking op 1 januari 2012. Alle voorgaande Besluiten m.b.t. de Wmo vervallen met de inwerkingstelling van dit Besluit.
Dit Besluit kan worden aangehaald als Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Cranendonck 2012.
Bijlage 1: Afschrijvingsschema woonvoorziening
Eerste jaar: 70 % van de financiële tegemoetkoming
Tweede jaar: 60 % van de financiële tegemoetkoming
Derde jaar: 50 % van de financiële tegemoetkoming
Vierde jaar: 40 % van de financiële tegemoetkoming
Vijfde jaar: 30 % van de financiële tegemoetkoming