Organisatie | Kerkrade |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Subsidieverordening Vrijwilligersorganisaties gemeente Kerkrade 2012 |
Citeertitel | Subsidieverordening Vrijwilligersorganisaties gemeente Kerkrade 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze verordening vervangt de Subsidieverordening Vrijwilligersorganisaties Gemeente Kerkrade
Gemeentewet, art. 147 lid 1
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
16-06-2012 | 01-11-2016 | nieuwe regeling | 30-05-2012 Zuid-Limburger 13-06-2012 | 12Rb027 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
de activiteit die door de instelling zal worden uitgevoerd en die door het college kan worden gesubsidieerd. De prestaties worden in meetbare termen gedefinieerd, tenzij dit redelijkerwijs niet mogelijk is.
het activiteitenplan behelst een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd en de daarmee nagestreefde doelstellingen en vermeldt per activiteit de daarvoor benodigde personele en materiële middelen.
het activiteitenverslag beschrijft de aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend en bevat een vergelijking tussen de nagestreefde en de gerealiseerde doelstellingen en een toelichting op de verschillen.
het bedrag waarop een subsidie (jaarlijks) wordt vastgesteld.
het overzicht dat deel uitmaakt van de begroting waarin de financiële gegevens staan vermeld ten aanzien van de regulier te subsidiëren vrijwilligersorganisaties.
een bij besluit vastgestelde algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan.
de raad dan wel het college van de gemeente Kerkrade
een boekjaar is gelijk aan een kalenderjaar.
het college van burgemeester en wethouders van Kerkrade.
een eenmalige (waarderings)subsidie die het college verstrekt voor een activiteit met een eenmalig of experimenteel karakter.
de, op 1 januari van het jaar voorafgaande aan het jaar waarover subsidie wordt verleend, bij een instelling ingeschreven en contributie betalende leden alsmede naar rato van omvang van een instelling een aantal ere-, buitengewone-, kader- en bestuursleden.
de bij een instelling ingeschreven en contributie betalende leden, welke op 1 januari van het jaar, voorafgaande aan het jaar of periode waarover subsidie verleend wordt, jonger zijn dan 18 jaar.
de bij een instelling ingeschreven en contributie betalende leden, welke op 1 januari van het jaar, voorafgaande aan het jaar of periode waarover subsidie verleend wordt, 18 jaar of ouder zijn.
de bij een instelling ingeschreven en contributie betalende leden, welke op 1 januari van het jaar, voorafgaande aan het jaar of periode waarover subsidie verleend wordt, in de gemeente Kerkrade woonachtig zijn en als zodanig ingeschreven zijn in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens.
de leden die daadwerkelijk de activiteit van de vereniging verrichten.
een rechtspersoon als bedoeld in Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek die zich, zonder winstoogmerk, de behartiging van de belangen van ideële en/of materiële aard van (een deel van) de Kerkraadse bevolking ten doel stelt.
een stichting als bedoeld in Boek 2, titel 6 van het Burgerlijk Wetboek welke geen leden kent en beoogt met behulp van een daartoe bestemd vermogen een in de statuten vermeld doel te verwezenlijken waarbij zij zich de behartiging van de belangen van ideële en/of materiële aard van (een deel van) de Kerkraadse bevolking ten doel stelt.
een stichting die statutair gevestigd is in Kerkrade, wiens reguliere activiteiten plaatsvinden in Kerkrade.
de aanspraak op financiële middelen door het bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.
De subsidie worden onderscheiden in:
een door het college genomen besluit tot:
het in de subsidiebeschikking bepaalde tijdvak waarvoor subsidie is verstrekt. De reguliere subsidies kunnen voor één boekjaar of een aantal boekjaren worden verstrekt.
het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidie krachtens een bepaald wettelijk voorschrift.
de beschikking waarbij het bedrag van de subsidie wordt vastgesteld en dat een onvoorwaardelijke aanspraak geeft op betaling van het vastgestelde bedrag.
de beschikking die voorafgaand aan de subsidiabele activiteit wordt gegeven, waarbij een omschrijving van te leveren prestaties, de maximale hoogte van het subsidiebedrag en de aan de subsidie verbonden verplichtingen worden meegedeeld.
de verzamelterm voor het toekennen van subsidie wat zowel subsidieverlening als subsidievaststelling omvat.
een vereniging als bedoeld in Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek die zich, zonder winstoogmerk, de behartiging van de belangen van ideële en/of materiële aard van (een deel van) de Kerkraadse bevolking ten doel stelt, en die opgericht is door een bij een notaris vastgestelde akte en die als zodanig is ingeschreven bij de Kamer van Koop- handel.
Een vereniging die statutair gevestigd is in Kerkrade, wiens reguliere activiteiten plaatsvinden in Kerkrade en waarvan minimaal 30% van het totaal aantal actieve leden woonachtig is in de gemeente Kerkrade en als zodanig staan ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens. Wanneer van het totaal aantal subsidiabele leden minder dan 30% woonachtig is in de gemeente Kerkrade en er binnen Parkstad geen andere soortgelijke vereniging actief is, wordt deze vereniging ook als Kerkraadse vereniging beschouwd, mits deze statutair gevestigd is in Kerkrade en de reguliere activiteiten in Kerkrade plaatsvinden.
een persoon die niet op grond van een arbeidsovereenkomst en die anders dan beroepsmatig actief is ten behoeve van een instelling.
een rechtspersoon, wier taken voornamelijk uitgevoerd worden door een of meer vrijwilligers, werkzaam op het gebied van het welzijn en als zodanig door het college aangewezen.
een subsidie welke wordt verleend als blijk van waardering of aanmoediging voor het uitvoeren van een activiteit of activiteiten, die past / passen binnen het vastgesteld gemeentelijk beleid.
Deze verordening is van toepassing op alle subsidiebesluiten die betrekking hebben op vrijwilligersorganisaties wier activiteiten gericht zijn op ontwikkeling, ontplooiing, ontmoeting en ontspanning, een belangrijke bijdrage leveren aan het geestelijk, cultureel, sociaal en lichamelijk welbevinden van de Kerkraadse burgers en mede bepalend zijn voor de kwaliteit van het leven in onze samenleving.
Als soorten subsidies onderscheidt de gemeente:
Subsidiëring van activiteiten vindt slechts plaats voorzover deze naar de mening van het college in voldoende mate voldoen aan een direct aanwijsbaar Kerkraads belang; passen binnen het door de raad geformuleerde beleid en die door het college als subsidiabel worden aangemerkt.
Subsidieverlening kan geschieden indien:
1. het activiteiten betreft waaraan inwoners van Kerkrade deelnemen, én
2. de activiteiten niet door een reeds gesubsidieerde vrijwilligersorganisatie (zouden kunnen) worden ondernomen, én
3. de activiteiten niet reeds (toereikend) worden gesubsidieerd door een ander overheidsorgaan.
Bij een beleidsregel kunnen de activiteiten waarvoor subsidie kan worden verstrekt nader worden bepaald alsmede andere criteria, die voor verstrekking gelden, worden vastgesteld.
Subsidiëring van activiteiten vindt in ieder geval niet plaats, indien de vrijwilligersorganisatie zelf in de kosten daarvan kan voorzien, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden of een combinatie daarvan, tenzij het college van oordeel is dat de te leveren prestaties dermate van belang zijn dat hiervan kan worden afgeweken.
Hoofdstuk 2 De subsidieaanvraag
Bij de indiening van de in artikel 4.1.a. bedoelde reguliere subsidieaanvragen kunnen de vrijwilligersorganisaties volstaan met het indienen van het naar behoren ingevulde subsidieaanvraagformulier met bijbehorende bijlagen.
Bij de aanvragen voor incidentele subsidies zoals bedoeld in artikel 4.1.b. overleggen de vrijwilligersorganisaties in ieder geval:
Bij de aanvragen voor incidentele subsidies zoals bedoeld in artikel 4.1.b. overleggen de vrijwilligersorganisaties in ieder geval:
1. het activiteitenplan, tenzij het college anders bepaalt;
2. de begroting, tenzij deze voor de berekening van het bedrag van de subsidie niet van belang is;
3. andere door het college gevraagde stukken, welke voor een goede beoordeling van de aanvraag van belang zijn.
Bij een eerste subsidieaanvraag legt de vrijwilligersorganisatie tevens over:
a. een afschrift van de statuten van de instelling;
b. een beschrijving van de organisatievorm van de instelling;
c. een opgave van de bestuurssamenstelling;
d. een bewijs van inschrijving van de Kamer van Koophandel;
e. een activiteitenoverzicht van het afgelopen jaar;
f. een gespecificeerd financieel verslag van het laatste boekjaar;
g. andere door het college gevraagde stukken, welke voor een goede beoordeling van de aanvraag van belang zijn.
Indien een aanvraag niet binnen de gestelde aanvraagtermijn is ingediend kan het college besluiten deze buiten behandeling te laten. Dit geldt eveneens ten aanzien van aanvragen die weliswaar tijdig maar niet volledig zijn ingediend.
Het college geeft de aanvrager een termijn waarbinnen men het verzuim kan herstellen. Indien daaraan binnen de gestelde termijn niet is voldaan, kan het college eveneens besluiten het verzoek niet in behandeling te nemen dan wel kan het college besluiten om een korting op de subsidie toe te passen. De hoogte van de korting wordt door het college bepaald.
Hoofdstuk 3 De subsidieverlening
Voorzover een subsidie wordt verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, kan het voorbehoud worden gemaakt, dat voldoende financiële middelen beschikbaar worden gesteld.
Het voorbehoud vervalt, indien het college daarop niet binnen vier weken na vaststelling of ontvangst van het bericht van goedkeuring van de begroting een beroep heeft gedaan.
Het beroep op het voorbehoud geschiedt bij een subsidie voor een activiteit die door het college ook in de voorgaande subsidieperiode werd gesubsidieerd door een intrekking wegens veranderde omstandigheden. In andere gevallen geschiedt het beroep op het voorbehoud door een intrekking overeenkomstig artikel 17.
Het college maakt het te verwachten subsidieplafond bekend vóór de aanvang van het tijdvak waarvoor het is vastgesteld; bij die bekendmaking wordt de wijze van verdeling vermeld, wordt gewezen op de mogelijkheid tot verlaging van dat plafond en de gevolgen daarvan voor de reeds ingediende aanvragen om subsidie.
Bij de toekenning van subsidies gaat het college uit van de mate waarin de vrijwilligersorganisatie en de door die organisatie ingediende activiteiten(plannen) voldoen aan de toekenningscriteria, met dien verstande dat de mate waarin deze criteria worden toegepast, per beleidsterrein kunnen verschillen.
Artikel 10 Intrekking en wijziging subsidieverlening
Naast het bepaalde in lid 1 kan het college zolang de subsidie niet is vastgesteld, een lopende subsidieverlening tevens intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen, indien de werkelijke kosten voor uitvoering van de activiteit(en) lager zijn uitgevallen dan de kosten die zijn opgenomen in de bij de subsidieaanvraag bijgevoegde begroting.
Hoofdstuk 5 Subsidievaststelling
Artikel 16 Lagere vaststelling
Vaststelling van de subsidie kan geschieden voor een lager bedrag dan verlening van de subsidie indien:
De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd indien vijf jaren zijn verstreken sedert de dag waarop zij is bekendgemaakt dan wel, in het geval, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, sedert de dag waarop de handeling in strijd met de verplichting is verricht of de dag waarop aan de verplichting had moeten zijn voldaan.
Hoofdstuk 6 Betaling en terugvordering
Reguliere subsidies worden overeenkomstig de beschikking tot subsidieverlening betaald in termijnen. Indien feiten of omstandigheden aanleiding geven tot een lagere vaststelling van het subsidie over het betreffende boekjaar of de betreffende subsidieperiode, kan verrekening plaatsvinden door inhouding op de nog uit te betalen subsidie in hetzelfde jaar of de resterende jaren uit de betreffende subsidieperiode dan wel bij de verlening van de subsidie over de volgende subsidieperiode.
Onverschuldigd betaalde subsidiebedragen en voorschotten kunnen worden teruggevorderd voor zover na de dag waarop de subsidie is vastgesteld, dan wel de subsidieontvanger na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen, nog geen vijf jaar zijn verstreken.
Hoofdstuk 7 Methode van reguliere subsidieverlening
Voor de segmenten genoemd in hoofdstuk 8, Bijzondere bepalingen, wordt de subsidie verleend op grond van een basisbedrag per segment en een ledensubsidie, gebaseerd op een bedrag per actief en contribuerend lid op 1 januari van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar of de subsidieperiode; tenzij uitdrukkelijk bepaald wordt dat de subsidie verleend wordt in de vorm van een afkoopsom ten behoeve van organisatie-, huisvestings- en activiteitenkosten.
Binnen het onderdeel Amateurkunst- en cultuurbeoefening wordt verder voor de onderdelen instrumentale en vocale muziek een bijdrage toegekend voor uniformen, instrumenten en concertreizen. Voor het onderdeel schutterijen wordt een bijdrage toegekend voor uniformen.
Binnen het onderdeel Amateurkunst- en cultuurbeoefening wordt verder voor het onderdeel instrumentale muziek bij de segmenten drumbands, signaalinstrumentenkorpsen, drumfanfares, pijper- en piccolokorpsen, harmonieën, fanfares en brassbands een activiteitensubsidie toegekend voor deelname aan door de gemeenteraad vastgestelde activiteiten.
a. Binnen het onderdeel Sport en Recreatie weegt het bedrag per subsidiabel jeugdlid voor de segmenten sport en scouting vijf keer zo zwaar als het bedrag per volwassen lid.
b. Binnen het onderdeel Amateurkunst- en cultuurbeoefening weegt het bedrag per jeugdlid twee keer zo zwaar als het bedrag per volwassen lid, met uitzondering van het bedrag voor uniformen, instrumenten en concertreizen. Hierbij wordt uitgegaan van een gelijk gewicht voor een jeugd en volwassen lid.
Bij de berekening van de ledensubsidie wordt rekening gehouden met het aantal actieve en contribuerende jeugd en volwassen leden van een instelling en verder met een aantal ere-, buitengewone, kader- en bestuursleden, afhankelijk van de omvang en de verhouding jeugd en volwassen leden per instelling.
Basisbedragen per segment, bedragen per jeugd en volwassen lid, overige bijdragen en/of afkoopsommen worden jaarlijks door het college vastgesteld in het bekostigingsoverzicht, bevattende de op grond van deze verordening te verlenen subsidiebijdragen, uitgesplitst in een subsidieplafond per categorie van instellingen en verdeelmaatstaven.
Het aantal te subsidiëren vrijwilligersorganisaties per segment en het aantal segmenten is gelimiteerd tot maximaal het aantal genoemd in het eerste bekostigingsoverzicht na inwerkingtreding van deze verordening. In zijn algemeenheid wordt verdere uitbreiding van het aantal vrijwilligersorganisaties per segment en het aantal segmenten niet wenselijk geacht.
Hoofdstuk 8 Bijzondere bepalingen reguliere subsidieverlening
Onder ouderenwerk wordt verstaan een door het college erkende organisatie, werkzaam op het terrein van het ouderenwerk, wier activiteiten specifiek er op zijn gericht haar leden een regelmatige en passende vrijetijdsbesteding te bieden en die verder activiteiten ontplooit, die gericht zijn op het bevorderen van de zelfstandigheid en de maatschappelijke integratie van ouderen door het organiseren van sociale, sociaal-culturele, recreatieve, vormende en voorlichtende activiteiten.
lid a. is niet van toepassing voor de segmenten mandoline- en accordeon- verenigingen en het Kerkraads Symfonie Orkest voor zover het betreft de verplichting aangesloten te zijn bij een Kerkraadse federatie;
lid c. is niet van toepassing voor de segmenten mandoline- en accordeonverenigingen en het Kerkraads Symfonie Orkest voor wat betreft de deelname aan één van de carnavalsoptochten.
Aan zelfstandige drumbands, signaalinstrumentenkorpsen, drumfanfares, pijper- en piccolokorpsen, harmonieën, fanfares en brassbands wordt bij de subsidievaststelling een vaste bijdrage toegekend voor de deelname, het jaar voorafgaande aan het subsidiejaar aan: de carnavalsoptocht Kerkrade Centrum, carnavalsoptocht Kerkrade West, carnavalsoptocht Eygelshoven, kinderoptocht Kerkrade, processie, oranjefeesten, intocht St. Nicolaas, optreden op de Markt in Kerkrade en het podium Focus op de Markt in Kerkrade of een ander door het college aangewezen activiteit. Het college stelt bij de vaststelling van het bekostigingsoverzicht de hoogte van de bijdrage per activiteit vast met een bepaald maximum bedrag aan beschikbaar te stellen activiteitensubsidie. De aan deze activiteiten verbonden subsidiabele voorwaarden zijn nader uitgewerkt in de toelichting op dit artikel.
De subsidie in het aantal leden van een jeugdkoor wordt verstrekt op basis van het aantal leden, dat daadwerkelijk met zingen actief is in het betreffende koor en contribu- tie betaalt op 1 januari van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar of subsidieperiode en die op 1 januari voorafgaande aan de subsidieperiode de leeftijd van 18 jaar nog niet bereikt hebben.
de speeltuin naar het oordeel van het college voldoende te beveiligen, in goede staat van onderhoud te doen verkeren en te voorzien van toestellen die zijn afgestemd op de eisen en de mogelijkheden van de psychische en fysieke ontwikkeling van het kind en die voldoen aan de wettelijk gestelde eisen in het kader van veiligheid;
Onder vrouwenverenigingen wordt verstaan een door het college erkende organisatie, werkzaam op het gebied van vrouwenemancipatie, wier activiteiten specifiek er op zijn gericht haar leden een regelmatige en passende vrijetijdsbesteding te bieden en die verder activiteiten ontplooit die gericht zijn op het bevorderen van de zelfstandigheid en de maatschappelijke integratie van vrouwen door het organiseren van sociale, sociaal-culturele, recreatieve, vormende en voorlichtende activiteiten.
Eenmaal per vier jaar of bij aanvang van de nieuwe subsidieperiode wordt door het college bezien of de hoogte van de te verlenen jaarlijkse subsidies en afkoopsommen aangepast dient te worden.
Wanneer twee of meer rechtspersonen samen gaan en fuseren tot één rechtspersoon kan het college een subsidie toekennen.
Artikel 38 Waarderingssubsidie
Het college kan een subsidie verstrekken als waardering indien het bepaalde activiteiten van belang acht of deze wil aanmoedigen. Zonder deze naar aard en omvang te willen beïnvloeden.
Het college kan van bepalingen in deze verordening afwijken, voor zover toepassing ervan zou lijden tot onbillijkheden van overwegende aard.
Artikel 40 Bijzondere gevallen
In gevallen waarin deze verordening niet of niet voldoende voorziet, beslist het college.
Artikel 41 Overgangsbepalingen
Verleende subsidies die nog niet vastgesteld zijn vallen onder de werking van deze nieuwe verordening. Daar waar bij de vaststelling sprake is van gewijzigde voorwaarden zal de voor de instelling meest gunstige voorwaarde voor de vaststelling van de subsidie worden genomen.
Aldus vastgesteld door de raad der gemeente Kerkrade in zijn openbare vergadering van 30 mei 2012.
De voorzitter van de raad, de interim-griffier,
J.J.M. Som mr. G.J.A. van Dorst
Toelichting Subsidieverordening Vrijwilligersorganisaties gemeente Kerkrade 2012
In het kader van het vereenvoudigen, het creëren van helderheid en eenduidigheid en het terugbrengen van het aantal subsidiebepalingen was het noodzakelijk om in de bestaande verordeningen, te weten “De algemene subsidieverordening welzijnsinstellingen Gemeente Kerkrade 2005” en de daaraan gekoppelde deelverordeningen met betrekking tot de professionele en niet-professionele welzijnsinstellingen, wijzigingen aan te brengen.
Gekozen werd om de systematiek van een algemene subsidieverordening plus een of meer deelverordeningen niet langer te handhaven en in de plaats daarvan een algemene subsidieverordening voor professionele instellingen en een algemene verordening voor vrijwilligersorganisaties op te stellen.
In deze verordening zijn de algemene subsidiebepalingen voor vrijwilligersorganisatie in Kerkrade opgenomen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen reguliere subsidiëring en incidentele subsidiëring. Voor het stellen van nadere inhoudelijke en financiële criteria kan het college beleidsregels opstellen
2. Artikelsgewijze toelichting
Artikelen welke niet zijn opgenomen in deze toelichting, spreken voor zich en behoeven geen nadere toelichting.
Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen:
Aansluiting is gezocht bij de Awb-term.
In het bekostigingsoverzicht staat de verdeling van de reguliere subsidies vermeld voor alle, op grond van deze verordening te subsidiëren instellingen.
Deze definitie komt uit artikel 1:3, lid 4 Awb.
Als voorbeelden gelden onder andere de waarderingssubsidies, de projectsubsidies, startsubsidies of subsidies voor activiteiten en evenementen.
Deze begripsomschrijving bevat de omschrijving van de verschillende soorten leden op grond van deze verordening.
Het subsidiebegrip is exact vastgelegd in artikel 4:21 van de Awb.
Het maximaal beschikbare budget in een boekjaar voor incidentele subsidies, activitei- ten- en evenementensubsidie en reguliere subsidies per segment.
Een vereniging is een rechtspersoon voor de Nederlandse wet. De rechten en plichten van een vereniging worden geregeld in het Burgerlijk Wetboek, boek 2, artikel 26 t/m 52.
Bij deze begripsomschrijving is tevens aangegeven wat precies verstaan wordt onder een Kerkraadse vereniging.
Hiertoe behoren de instellingen, stichtingen, verenigingen en overige rechtspersonen waarop deze verordening betrekking heeft.
Niet-Kerkraadse verenigingen en instellingen die in aanmerking wensen te komen voor subsidie dienen door het college als subsidiabel te zijn aangemerkt en de door hun te organiseren activiteiten dienen in voldoende mate te voldoen aan een direct aanwijs- baar Kerkraads belang. Wanneer Kerkraadse verenigingen of instellingen in voldoendemate in de behoefte voorzien, komen gelijksoortige activiteiten van niet-Kerkraadse verenigingen of instellingen niet in aanmerking voor subsidie. Voor incidentele subsidies worden in een beleidsregel de voorwaarden geregeld.
Bedoeld is hiermee aan te geven, dat subsidies ten behoeve van individuele belangen, zoals huursubsidies, niet onder de werking van deze verordening vallen. Subsidies voor personen zijn daarmee niet uitgesloten (zie lid 2).
1.Onder rechtspersonen wordt als regel verstaan een naar Burgerlijk Wetboek rechtsper- soonlijkheid bezittende stichting of vereniging, wier statuten zijn vastgesteld bij notariële akte en die als zodanig ingeschreven is bij de Kamer van Koophandel.
Het hebben van rechtspersoonlijkheid is, zeker wanneer het om grotere subsidiebe-dragen gaat, van belang voor de rechtszekerheid in de betrekkingen tussen de subsidiënten de subsidieontvanger.
Verder is het hebben van rechtspersoonlijkheid van bijzonder belang in verband met de bescherming van bestuursleden en leden van een vereniging tegen hoofdelijke aansprakelijkheid.
3.Duidelijk moge zijn, dat een subsidieverordening een middel is om aan het gemeentelijk welzijnsbeleid gestalte te geven. Tevens dient een verordening zodanig ingericht te zijn dat adequaat ingespeeld kan worden op beleidswijzigingen en –prioriteiten, welke aan taakstellingen of groeperingen wordt toegekend. In deze verordening wordt daartoe de instrumenten van bekostigingsoverzicht en subsidieplafonds (jaarlijks / periodiek te bepalen maximum bedragen) gehanteerd.
Subsidieplafonds zijn afgeleid van de in de begroting opgenomen bedragen, welke beschikbaar zijn voor subsidieverlening op onderdelen of artikelen uit deze verordening en welke prioriteiten op onderdelen worden toegekend. Op basis van deze budgetverdeling wordt via het bekostigingsoverzicht aangegeven welk subsidie maximaal aan welke instellingen wordt toegekend.
Het oordeel of een activiteit in een direct aanwijsbaar Kerkraads belang kan worden geacht, blijft voorbehouden aan het college. Uitgangspunt daarbij is verder dat een ver-zoek tot subsidieverlening moet passen binnen het door de raad geformuleerde beleid en als subsidiabel is aangemerkt.
Onder “direct aanwijsbaar Kerkraads belang” wordt in ieder geval verstaan dat de inwoners van Kerkrade aan de te subsidiëren activiteit kunnen deelnemen of dat het activiteiten betreft, welke in het kader van het door de raad geformuleerde beleid prioriteit verdienen en/of als subsidiabel zijn aangemerkt.
Verder spelen bij de afweging van subsidieverzoeken ook overwegingen van doelmatigheid, van het bewaken van samenhang en het tegengaan van overlappingen een rol. Zo kunnen of mogen de activiteiten niet door een reeds gesubsidieerde instelling worden ondernomen; of mogen de activiteiten niet reeds toereikend worden gesubsidieerd door een ander overheidsorgaan of derden.
Bij beleidsregel kunnen de activiteiten, waarvoor subsidie kan worden verstrekt, nader worden bepaald. Daarbij kunnen ook regels worden vastgesteld met betrekking tot de verplichtingen die aan de subsidiebeschikking kunnen worden verbonden. Voorts kan het college beleidsregels vaststellen met betrekking tot de toegankelijkheid voor gehandicapten, de inschakeling van werklozen en vrijwilligers, de groepsgrootte, het aantal uren voor de activiteiten, het (maximaal) aantal deelnemers, leeftijdsgrenzen en de uitvoeringsaccommodaties
4. Het subsidie-instrument moet het sober gebruik ervan mede tot doel hebben. Aan een instelling wordt daarom alleen subsidie verstrekt, wanneer ze niet in staat is om de kosten van een activiteit zelf te dragen. Tenzij het college van oordeel is dat de te organiseren activiteit dermate van belang is dat hiervan kan worden afgeweken.
5. Aanvragen voor incidentele subsidies dienen als regel uiterlijk drie maanden voor de aanvang van de activiteit ingediend te worden bij het college.
Voor de bepaling van het maximaal toe te kennen subsidie geldt als uitgangspunt, dat maximaal 50% van de subsidiabele kosten wordt vergoed, ervan uitgaande dat eveneens 50% in zelfwerkzaamheid kan worden opgepakt en via financiering elders wordt afgedekt.
Niet-subsidiabele kosten zijn o.a. kosten van verkoopartikelen, buffetexploitatie, consumpties, traktaties, geschenken, attenties en personeelskosten. Uitgifte van boeken, geluid- en beelddragers komen ook niet voor subsidie in aanmerking.
Bij aanvragen voor startsubsidies van vrijwilligersorganisaties wordt afhankelijk van de doelstelling en kosten als regel aansluiting gezocht bij de gangbare wijze van structurele subsidiëring.
In op te stellen beleidsregels m.b.t. incidentele subsidies kan worden afgeweken van de indieningstermijn en de maximaal toe te kennen subsidiebijdrage.
6. De beoordeling of er sprake is van buitengewone kosten ten aanzien van huisvesting, is aan het college.
7. Dit artikel heeft ten doel te voorkomen dat activiteiten worden gesubsidieerd die strijdig zijn met het bepaalde in artikel 1 van de Grondwet, tenzij dit geschiedt met het doel om
bepaalde achterstanden te verminderen.
8. In dit artikel worden de basisvoorwaarden genoemd voor subsidietoekenning.
Een instelling dient op de datum van aanvraag aan te tonen dat zij reeds gedurende één jaar zelfstandig heeft gefunctioneerd wanneer zij voor subsidie in aanmerking wenst te komen. Als datum van oprichting wordt de datum gehanteerd die in de notariële akte als oprichtingsdatum is vermeld.
Aanvragen voor reguliere subsidieverlening dienen voor 1 april voorafgaande aan het subsidiejaar of subsidieperiode te worden ingediend. Een instelling dient voor 1 april, voorafgaande aan het subsidiejaar of subsidieperiode, één jaar zelfstandig te hebben gefunctioneerd wanneer zij voor reguliere subsidie in aanmerking wil komen.
Hoofdstuk 2 De subsidieaanvraag
Voor structurele subsidies geldt een vaste datum voor het aanvragen. De gegevens die instellingen daarvoor dienen te overleggen staan vermeld in artikel 4.3 en 4.4.
Uitgangspunt ten aanzien van subsidieaanvragen dient te zijn dat er voor de afhandeling zo weinig mogelijk administratieve handelingen nodig zijn; zowel voor de instellingen als ook voor het college.
Hoofdstuk 3. De subsidieverlening
De Awb kent sinds 1-1-1998 stringente voorschriften met betrekking tot delegatie en mandaat in hoofdstuk 10. Het is verplicht (bij delegatie) en aan te bevelen (bij mandaat) deze toedeling van bevoegdheden exact schriftelijk vast te leggen en extern bekend te maken, ook aan de instel-lingen.
In casu beslist het college krachtens delegatie in beginsel omtrent de subsidieverlening aan vrijwilligersorganisaties. De raad kan echter beslissen om de bevoegdheid tot subsidieverlening aan vrijwilligersorganisaties aan zich te houden. Uitgangspunt is echter dat het college deze subsidies verleent. Mandatering op ambtelijk niveau behoort ook tot de mogelijkheden.
De artikelen 4:22 en 4:25 van de Awb vormen de juridische basis voor het subsidieplafond. De regeling van het subsidieplafond komt er globaal op neer, dat er voorafgaande aan een subsidieperiode een bedrag dient te worden vastgesteld en bekendgemaakt, dat voor de betreffen periode per boekjaar beschikbaar is voor het verstrekken van subsidies.
De invulling daarvan kan op verschillende manieren geschieden zoals bij de jaarlijkse vaststelling van de begroting of bij afzonderlijk besluit van de gemeenteraad of het college. Verder is een bestuursorgaan verplicht om bij dreigende overschrijding van een subsidieplafond de subsidie te weigeren (artikel 4:25 Awb).
Het college stelt als uitvoerend orgaan van het gemeentelijk beleid het subsidieplafond voor de vrijwilligersorganisaties vast via het bekostigingsoverzicht binnen de door de raad afgesproken beleidskaders.
De Awb gaat uit van een drietal soorten weigeringsgronden:
Deze weigeringsgronden kunnen alleen worden gehanteerd indien deze nadrukkelijk een wettelijke basis hebben in een verordening of beleidsregel. In artikel 7.5 wordt een relatie gelegd met artikel 3.7.
Artikel 9. De subsidiebeschikking
De Awb regelt in artikel 4:30 en volgende wat de inhoud moet zijn van een subsidiebeschikking.
Artikel 9.4 (=artikel 4:33 Awb) bepaalt dat een subsidie niet kan worden verleend onder de voorwaarde dat uitsluitend het bestuursorgaan of uitsluitend de subsidieontvanger een bepaalde handeling verricht.
Vanuit het oogpunt van rechtszekerheid is het bijvoorbeeld ongewenst de subsidieverlening afhankelijk te stellen van een ander besluit van de verlener. Te denken valt daarbij aan subsidieverlening onder voorwaarde dat gewijzigd beleid wordt vastgesteld.
Afdeling 4.2.4 van de Algemene wet bestuursrecht biedt het college de mogelijkheid om de subsidieontvanger verplichtingen op te leggen. In dit hoofdstuk staan de verplichtingen vermeld die het college aan de instellingen via de beschikking tot subsidieverlening kan opleggen.
Hoofdstuk 5. Subsidievaststelling
Artikel 13. De subsidievaststelling
De Awb biedt de mogelijkheid in de beschikking het subsidie direct vast te stellen zonder dat daarvoor een besluit tot subsidieverlening is genomen. Dit bespaart veel administratief en bestuurlijk werk. Het college is volstrekt vrij in het bepalen van de financiële grens en/of het aanwijzen van bepaalde categorieën instellingen.
Ten aanzien van bepaalde activiteiten kan het echter wenselijk zijn dat aan de vaststelling een subsidieverleningbeschikking voorafgaat. Van belang daarbij kunnen zijn de aard, omvang en de frequentie van de activiteiten en de hoogte van het toe te kennen subsidiebedrag.
Door een beschikking tot subsidieverlening ontstaat er een voorwaardelijke aanspraak op subsidie. De voorwaarde bestaat uit het uitvoeren van de activiteit waarvoor subsidie is toegekend. Bij een beschikking tot subsidieverlening kan sprake zijn van bevoorschotting. Zodra de voorwaarde is vervuld zal het subsidiebedrag door het bestuursorgaan definitief worden vastgesteld.
Artikel 17. Intrekking en wijziging
De Awb kent in afdeling 4.2.6. uniforme normen bij sancties en dergelijke. Het verdient aanbeveling tijdig tevoren overleg te plegen (hoorplicht) met de instelling, ook al heeft men nog rechts
bescherming via bezwaar en beroep.
Hoofdstuk 6 Betaling en terugvordering
Een besluit tot vaststelling van een subsidie heeft een betalingsplicht tot gevolg.
Feiten en omstandigheden welke kunnen leiden tot een lagere vaststelling van het subsidie worden vermeld in artikel 16 tot en met 19. Bij een lagere vaststelling van de subsidie over een jaar vindt in de regel verrekening plaats door inhouding op het nog uit te betalen subsidie in hetzelfde jaar of bij de vaststelling van de subsidie over het volgende subsidiejaar.
Voor het betalingsgemak worden de reguliere subsidies ter hoogte van een te bepalen bedrag ineens uitbetaald op een door het college te bepalen tijdstip.
Als regel vindt bevoorschotting plaats op basis van de beschikking tot subsidieverlening. Daarin worden behoudens de te stellen andere voorwaarden bepaald de hoogte van de voorschotten in relatie tot de verleende maximale subsidie, de wijze waarop de bevoorschotting plaats vindt en voor welke datum de verantwoording en financiële afrekening moet worden ingediend. Na het indienen van de afrekening volgt de beschikking tot subsidievaststelling, waarin de betaalde voorschotten verrekend worden met het bedrag van de vastgestelde subsidie.
Een besluit met betrekking tot het al dan niet verlenen van een voorschot is een besluit in de zin van artikel 1:3 Awb. Daartegen kan dan ook bezwaar worden gemaakt.
Hoofdstuk 7 Methode van reguliere subsidieverlening
De hoofdstukken 7 en 8 omvatten de bijzondere subsidiebepalingen en subsidiecriteria voor de jaarlijkse subsidieverlening aan de vrijwilligersorganisaties.
Het uitgangspunt, dat het door de raad vastgesteld beleid een belangrijk ijkpunt is voor subsidiëring, heeft in de reguliere subsidieverlening op diverse plaatsen gestalte gekregen, zoals bijvoorbeeld de wegingsfactor van het bedrag per jeugdlid in relatie tot het bedrag per volwassen lid.
De instrumenten van basisbedragen, het bedrag per lid, overige bijdragen of afkoopsommen en verdere subsidievoorwaarden zijn verdere middelen om de beleidsprioriteiten van de raad tot uiting te brengen. Immers door per categorie en zelfs per segment verschillende basisbedragen te hanteren dan wel verschuivingen hierin aan te brengen, kan het college via de vastgestelde beleidsregels aangeven aan welke categorie het gemeentebestuur in beleidsmatige zin meer belang toekent. Zo geeft het verschil in het bedrag per jeugdlid en per volwassen lid aan, dat het gemeentebestuur zeer veel waarde hecht aan de participatie van jeugd en jongeren in het maatschappelijk leven in Kerkrade en de georganiseerde sport in het bijzonder.
Vervolgens worden de instrumenten van subsidieplafonds en bekostigingsoverzicht gehanteerd. Met inachtneming van de bepalingen uit deze verordening en eventueel verder vast te stellen beleidsregels, bepaalt het college aan de hand van de subsidieplafonds (= in de begroting opgenomen posten of verzamelbedragen) in het jaarlijkse/periodieke bekostigingsoverzicht de subsidiebedragen, welke aan categorieën van instellingen, segmenten en afzonderlijke vrijwilligersorganisaties worden toegekend. Op deze wijze wordt een "open-einde-regeling" voorkomen en blijven de gemeentelijke uitgaven beheersbaar. Het college is namelijk verplicht subsidie te weigeren bij een overschrijding van een subsidieplafond.
Uniformiteit en het principe van "gelijke monniken, gelijke kappen" nemen binnen deze verordening een belangrijke plaats in. Dit komt tot uitdrukking in: het zoveel mogelijk hanteren van gelijke bepalingen om voor subsidiëring in aanmerking te komen; het hanteren van uniforme criteria of vergelijkbare bedragen en het op gelijke wijze uitleg kunnen geven aan de verordening.
Met betrekking tot de gewenste kwaliteitsbevordering binnen de wereld van de amateurkunst-beoefening legt de verordening het voortouw bij de landelijk en provinciaal erkende bonden en federaties. Zij zijn veel beter dan de gemeentelijke overheid in staat kwaliteitsbevordering te ondersteunen, ontwikkelingen te volgen en kwaliteitscriteria te bepalen en te toetsen. Vandaar de algemeen verplichtende voorwaarde tot het aangesloten zijn bij een landelijk of provinciaal erkende bond of overkoepeling voor instellingen, actief op het terrein van de amateurkunstbeoefening.
Verder is vooral bij de reguliere subsidiëring gestreefd naar vereenvoudiging. Instellingen kunnen volstaan met een keer per vier jaar een subsidieaanvraagformulier met bijbehorende bijlagen aan te leveren. Hiermee wordt een verzoek gedaan voor het verlenen van subsidie voor een door het college vastgestelde periode van vier jaar. Vervolgens hoeven de instellingen elk jaar alleen nog maar een controleformulier aan te leveren waaruit de naw-gegevens blijken en de verrichte activiteiten. Middels dit controleformulier verzoeken de instellingen tevens voor vaststelling van de verleende reguliere subsidies voor het betreffende jaar.
Tenslotte beoogt deze verordening de primaire verantwoordelijkheid voor het functioneren van de instellingen en het eigen initiatief te benadrukken. In dit kader past het werken met afkoopsommen of met bedragen per lid en all-in basisbedragen, in plaats van het doen van subsidieverzoeken van uiteenlopende aard, zoals bijvoorbeeld voor jubilea, prijzen, concert- en andere reizen, aanschaf uniformen en instrumenten, opleidingskader e.d. De instellingen krijgen in deze verordening de ruimte en de vrijheid om zelf te bepalen, waarvoor zij in hun begroting ruimte wensen te reserveren. De in het verleden beschikbaar gestelde subsidiebedragen voor o.a. kaderopleiding zijn verdisconteerd in de basisbedragen en de bedragen per lid.
Ter versterking van de communicatie tussen de gemeentelijke overheid en de veelheid van gesubsidieerde instellingen, als ook voor de noodzakelijke afstemming en onderlinge communicatie over voor de aangesloten instellingen relevante zaken, is het aangesloten zijn bij een erkende Kerkraadse federatie of overkoepeling als subsidievoorwaarde gehandhaafd. Met name voor het gemeentebestuur is het van belang, dat de erkende federaties en overkoepelingen als aanspreekpunt functioneren en niet de individuele instellingen.
Gelet op het geregeld overleg, dat met het veld noodzakelijk is voor: de voorbereiding van vast te stellen beleidswijzigingen of beleidsregels, subsidiecriteria e.d.; de wijze waarop inhoud en sturing gegeven worden aan de nieuwe regeling voor een aanvullende bijdrage in het huurtarief Theater Kerkrade; de wijze waarop de planning van activiteiten op het podium Focus op de Markt wordt opgepakt en tot uitvoering komt, is het ten enenmale ondoenlijk overleg te voeren c.q. de zienswijzen te peilen van de individuele instellingen uit het omvangrijke veld. In dit opzicht vervullen de federaties en overkoepelende organen een belangrijke intermediaire functie ten behoeve van de aangesloten lidinstellingen en hebben deze er belang bij dat federaties of overkoepelingen goed functioneren.
Het basisbedrag dient beschouwd te worden als een vaste bijdrage aan de instellingen ter compensatie van een aantal reguliere kostenposten, zoals bestuurs-, secretariaats-, en organisatiekosten. Het moge duidelijk zijn dat deze kosten per segment en grootte van de instelling kunnen verschillen en dat er derhalve per segment en categorie instellingen verschillende basisbedragen verleend worden.
Aan het onderdeel Amateurkunst- en Cultuurbeoefening wordt verder een bijdrage per lid toegekend in de kosten van uniformen, instrumenten en concertreizen.
Jaarlijkse afkoopsom wordt met name gehanteerd in situaties, waarin het gemeentebestuur waardering hecht aan een bepaalde activiteit of instelling. Voorbeelden hiervan zijn o.a. de raden van advies, federaties, speeltuinwerk, parochies, gehandicaptenorganisaties, volksfeesten en carnavalsverenigingen.
Onder het begrip leden vallen in principe slechts de actieve leden bij een instelling, welke contributie betalen. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen jeugd en volwassen leden. Jeugdleden zijn de contributie betalende en actieve leden onder de 18 jaar.
In dit artikel wordt verder de methode van subsidieverlening aangegeven. Deze is gebaseerd op een basisbedrag per of categorie of segment, een ledensubsidie, gebaseerd op een bedrag per contribuerend jeugd en volwassen lid, dan wel een afkoopsom, waarbij verder ook rekening gehouden kan worden met een bijdrage in de kosten van uniformen, instrumenten en concertreizen.
Gelet op het feit, dat het college nadrukkelijk belang hecht aan sport- en cultuurbeoefening in georganiseerd verband en aan de participatie van jeugd en jongeren in het maatschappelijk leven, wordt in de systematiek bewust gekozen voor een hoger subsidiebedrag per jeugdlid dan voor een volwassen lid.
Binnen het onderdeel Sport en Recreatie weegt binnen de segmenten sport en scouting het bedrag per jeugdlid 5 maal zo zwaar als een volwassen lid. Binnen het onderdeel Amateurkunst en Cultuurbeoefening is deze verhouding 2:1, met uitzondering voor het bedrag ten behoeve van uniformen, instrumenten en concertreizen. Daarbij wordt uitgegaan van een gelijk gewicht voor jeugd en volwassen leden (1:1).
In verband met het belang van kadervorming en honorering van buitengewoon belangrijke leden voor een vereniging wordt bij de berekening van het ledensubsidie ook rekening gehouden met een naar rato van grootte van de instelling maximaal aantal ere-, buitengewone-, kader- en bestuursleden.
Voor de verdeling van de basisbedragen en het aantal ere-, buitengewone, kader- en bestuursleden wordt uitgegaan van een categorie-indeling, waarbij per onderscheiden categorie een bedrag wordt vastgesteld. Op deze wijze wordt recht gedaan aan het feit, dat in de regel grotere verenigingen meer organisatiekosten hebben en over meer kader e.d. beschikken.
Bij onderstaande categorie-indeling naar aantal subsidiabele leden wordt bij de berekening van het ledensubsidie rekening gehouden met het volgend aantal ere-, buitengewone-, kader- en bestuursleden:
categorie-indeling: subsidiabel aantal buitengewone leden:
1 t/m 49 subsidiabele leden 10
50 t/m 99 subsidiabele leden 15
100 t/m 149 subsidiabele leden 20
150 t/m 199 subsidiabele leden 25
200 t/m 249 subsidiabele leden 30
250 subsidiabele leden of meer 35
Wanneer het berekende aantal buitengewone leden groter is dan het aantal subsidiabele leden, wordt maximaal het aantal subsidiabele leden als subsidiabel aantal buitengewone leden gesubsidieerd.
De hoogte van het toe te kennen subsidiebedrag per buitengewoon lid is gelijk aan de hoogte van het subsidiebedrag per jeugdlid.
Dit artikel hanteert verder het begrip bekostigingsoverzicht, zijnde het per subsidieperiode door het college op te stellen overzicht waarin de maximale subsidiebedragen per categorie van instellingen (subsidieplafonds) en de subsidiebedragen per instelling worden genoemd. Hierin zijn verder aangegeven de basisbedragen, uitgesplitst per segment, en de bedragen per lid die hebben geleid tot de berekening van de eerder vermelde subsidiebedragen, voor zover nodig voorzien van een toelichting op de basisbedragen en de bedragen per lid. Tevens kan daarin kort toegelicht worden welke beleidswijzigingen door de raad bij de begrotingsbehandeling zijn geformuleerd.
De beschikking tot subsidieverlening kan binnen de subsidieperiode alleen aangepast worden wanneer het aantal actieve leden met minimaal 20% stijgt of daalt. De aanvrager dient deze ledenstijging of daling zelf kenbaar te maken en aan te tonen. Ook wanneer door controle, zoals vermeld in artikel 13, blijkt dat het subsidiabel aantal leden met het gestelde percentage afwijkt, kan aanpassing van de subsidiebeschikking plaatsvinden.
Vanaf de inwerkingtreding van deze verordening is het aantal regulier te subsidiëren instellingen, op grond van deze verordening, gelimiteerd tot een maximum.
Alleen de vrijwilligersorganisaties vermeld in het eerste bekostigingsoverzicht na inwerkingtreding van deze verordening komen nog voor reguliere subsidie in aanmerking.
Uitbreiding van het aantal te subsidiëren instellingen wordt niet meer wenselijk geacht en kan alleen nog plaatsvinden wanneer het college dit noodzakelijk en wenselijk acht.
Hoofdstuk 8 Bijzondere bepalingen reguliere subsidieverlening
Onverminderd het vermelde in deze verordening heeft dit hoofdstuk betrekking op de bijzondere bepalingen ten aanzien van de structurele subsidieverlening aan categorieën van vrijwilligersorganisaties.
In artikel 23 wordt aangegeven welke voorwaarden gehanteerd worden voor het toekennen van subsidie aan instellingen voor ouderenwerk.
De gehanteerde leeftijdsgrens strookt met het integrale ouderenbeleid, waarin de leeftijdsgrens voor ouderen eveneens op 55 is gesteld.
Aangegeven wordt wat verstaan wordt onder amateurkunst en cultuurbeoefening en welke categorieën van vrijwilligersorganisaties daaronder vallen. Bij de categorie instrumentale muziek is de segmentindeling gehandhaafd aan de sectie-indeling, zoals gehanteerd door het landelijk steunpunt Kunstfactor-Muziek. Een indeling van de blaasmuziek, welke algemeen aanvaard wordt en als zodanig maatgevend dient te zijn voor het subsidiebeleid en de aansluiting bij een erkende federatie.
Onder schutterijen vallen de Kerkraadse flobert- , kruisboog- en geweerschutterijen.
Schuttersbroederschappen en gilden komen niet in aanmerking voor reguliere subsidie.
In dit artikel zijn de voorwaarden vermeld, waaraan vrijwilligersorganisaties die actief zijn op het gebied van instrumentale muziek moeten voldoen, om voor subsidie in aanmerking te komen.
De voorwaarde aangesloten te zijn bij een landelijk of provinciaal erkende bond of overkoepelend orgaan komt voort uit de wenselijk geachte profilering van Kerkrade als "klankstad" . Het subsidiebeleid ten aanzien van de amateurkunst en cultuurbeoefening is ook gericht op kwaliteitsbevordering. Naar de mening van het college kan de ondersteuning van kwaliteitsbevordering, het volgen van ontwikkelingen en te hanteren kwaliteitscriteria veel beter overgelaten worden aan de erkende bonden en overkoepelingen.
Vandaar dat deze verplichtende bepaling algemeen van toepassing is voor de instellingen voor amateurkunst en cultuurbeoefening.
In artikel 25.1.d., is het minimum aantal te verzorgen openbare voorstellingen opgenomen. Een openbare voorstelling wordt in dit verband als volgt gedefinieerd :
"een optreden in het openbaar of het geven van een concert of voorstelling, of de deelname aan een evenement, welke openbaar toegankelijk zijn".
Onder deze definitie vallen o.a.: het deelnemen aan een carnavals-, oranjeoptocht of processie; een openbare generale repetitie in het kader van de voorbereiding op een bondsconcours of zangersdag; een concert of voorstelling in het verenigingslokaal, gemeenschapshuis, Theater Kerkrade of Rodahal, of op het podium Focus op de Markt; dan wel het opluisteren van een kerkelijke plechtigheid in een parochiekerk of de kapel van het ziekenhuis, verzorgings- of bejaardentehuis e.d.; dan wel de deelname aan een in Kerkrade of Eurode georganiseerd evenement. Gelet op deze ruime omschrijving van het begrip openbare voorstelling zal elke vereniging ruimschoots voldoen aan het in deze verordening opgenomen minimum aantal openbare voorstellingen.
Artikel 25.3 biedt aan zelfstandige drumbands, signaalinstrumentenkorpsen, drumfanfares, pijper- en piccolokorpsen, harmonieën, fanfares en brassbands de mogelijkheid om via deelname aan de in het artikel vermelde activiteiten in aanmerking te komen voor een extra activiteitensubsidie. Voor deze subsidie komen alleen in aanmerking, uitvoeringen verzorgt door de statutaire vereniging en dus niet onderdelen van de vereniging zoals o.a. de drumband van de harmonie/fanfare, jeugd- of pieperorkest van een vereniging of ensembles van een vereniging.
Aan het optreden om voor een activiteitensubsidie voor het vermelde optreden op de Markt in Kerkrade of het podium Focus op de Markt in Kerkrade in aanmerking te komen, zijn enkele extra voorwaarden verbonden. Het optreden dient plaats te vinden in de periode van april t/m oktober en wel op de vrijdag, zaterdag of zondag, dan wel op een algemeen erkende feestdag. Het tijdstip van het optreden dient zijn gelegen tussen 11.00 en 22.00 uur (vrijdags tussen 14.00 en 22.00 uur) en het optreden dient minimaal één uur te duren. Een vereniging kan slechts één keer per jaar gebruik maken van de subsidiemogelijkheid. Het opnemen van het optreden in de gemeentelijke jaarplanning houdt in dat de benodigde Apv-vergunning automatisch is verleend, behalve wanneer er van geluidsversterkende apparatuur gebruik gemaakt wordt.
Voor subsidiëring van optredens op de Markt of het podium Focus komen niet in aanmerking:
De subsidievoorwaarden voor wereldlijke zangkoren en jeugdkoren zijn in lid 1 en lid 2 van dit artikel omschreven. Voor een toelichting op de nieuwe subsidievoorwaarden wordt verwezen naar de toelichting bij art. 25.
Lid 3 van dit artikel vermeldt welke leden bij een jeugdkoor als subsidiabel worden aangemerkt.
Lid 4, 5 en 6 van dit artikel vermelden de subsidievoorwaarden voor de kerkelijke koren.
De voorwaarden, waaraan toneelverenigingen moeten voldoen om voor subsidie in aanmerking te komen, staan in lid 1 van dit artikel vermeld. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar de toelichting bij art.25. .
Dit artikel vermeldt de voorwaarden waaraan een schutterij moet voldoen om voor reguliere subsidie in aanmerking te komen.
Met betrekking tot de lid 1 van dit artikel opgenomen subsidievoorwaarde wordt verwezen naar de toelichting bij art. 25.
Onder lid 1.b. staat het aantal minimale openbare activiteiten vermeld waaraan een schutterij dient deel te nemen om voor reguliere subsidie in aanmerking te komen. Het begrip openbare activiteit wordt in dit verband als volgt gedefinieerd: "een optreden in het openbaar of de deelname aan een evenement, welke openbaar toegankelijk zijn". Onder deze definitie vallen o.a. deelname aan oranjeoptocht, processie, bondschuttersfeesten, Kerkraadse kampioenschappen, organisatie koningschieten en overige openbare culturele en schuttersactiviteiten.
Dit artikel vermeldt de voorwaarde waaraan de dialectverenigingen moeten voldoen om voor reguliere subsidie in aanmerking te komen.
Wat onder sport en recreatie wordt verstaan en welke vrijwilligersorganisaties daartoe behoren staat vermeld in artikel 30. Gelet op de verschillen tussen sportverenigingen voor wat betreft onderhoud, accommodatie, eigen inkomsten, etc. is het onderdeel sport onderverdeeld in segmenten, waarbij per segment verschillende basisbedragen en bedragen per lid kunnen worden vastgesteld, die zoveel mogelijk recht doen aan de specifieke inkomsten- en uitgavenpositie van de desbetreffende verenigingen in dat segment.
De subsidievoorwaarden voor sportverenigingen staan in dit artikel vermeld.
Artikel 32 vermeldt de subsidievoorwaarden voor speeltuinwerk, die enigszins uitgebreider zijn dan bij de andere categorieën, een en ander in verband met veiligheid voor de spelende jeugd en de toegankelijkheid van de speeltuinen.
De subsidievoorwaarden voor een scouting staan in dit artikel vermeld. Om pragmatische reden is een bijdrage in de huisvestingskosten in deze verordening opgenomen als nadere verbijzon- dering van artikel 3.6 van deze subsidieverordening dat handelt over buitengewone kosten ten aanzien van de huisvesting. Met betrekking tot de subsidiabele huisvestingskosten van een scoutingvereniging, kan door het college een beleidsregel worden opgesteld.
Dit artikel vermeldt de subsidievoorwaarden ten aanzien van vrouwenverenigingen.
In dit artikel wordt de formele grondslag voor de subsidiëring van genoemde raden, adviesorganen, federaties en koepelorganisaties, alsmede overige welzijnsinstellingen, vallende onder de reikwijdte van deze verordening, geregeld.
Onder fusie wordt verstaan: het opgaan van twee (of meer) rechtspersonen in één (nieuwe) rechtspersoon. Subsidie kan alleen worden verleend in de eenmalig te maken kosten die te her-
leiden zijn in de kernactiviteit van de gefuseerde vereniging.
Artikel 40 Bijzondere gevallen
Dit artikel is bedoeld om het college de bevoegdheid te geven in bijzondere gevallen waarin deze verordening niet voorziet, een beslissing te nemen. Deze bijzondere gevallen moeten wel passen in de geest van deze verordening.
Belangrijk is juridische duidelijkheid te verschaffen met betrekking tot de status van bestaande regelingen.
Zodra deze verordening in werking treedt vervallen in principe alle bestaande subsidie-verordeningen en –regels. Het is echter mogelijk om bepaalde subsidieverordeningen en/of subsidieregels daarvan uit te zonderen.