Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Noordwijk

Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren 2011

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Noordwijk
Officiële naam regelingVerordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren 2011
CiteertitelVerordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren 2011
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

23-12-201001-01-2012nieuwe regeling

16-12-2010

De Zeekant, 22-12-2010

Onbekend.
01-01-201001-01-2011nieuwe regeling

17-12-2009

De Zeekant, 23-12-2009

Onbekend.
01-01-201001-01-2010nieuwe regeling

18-12-2008

De Zeekant, 24-12-2008

Onbekend.

Tekst van de regeling

Besluit van de raad van de gemeente Noordwijk van 16 december 2010

De raad van de gemeente Noordwijk;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 16 november 2010, nr 111;

gelet op het bepaalde in artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 2 van de Wegenverkeerswet 1994;

besluit:

vast te stellen de navolgende verordening:

Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren 2011

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a. RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens van 26 juli 1990, Stb. 459;

b. Voertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het Wegenverkeersreglement, met

dien verstande dat fietsen en bromfietsen niet als voertuig wordt beschouwd;

c. Motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990;

d. Parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

e. Houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet

worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorrijtuig dat is

ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 1994, 475)

aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt

degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van

het parkeren in het register was ingeschreven;

f. Parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van

verzamelparkeermeters, en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens

onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

g. Parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats ten aanzien waarvan het parkeren geregeld wordt door parkeerapparatuur;

h. Parkeervergunning: een door het college van burgemeester en wethouders verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen plaatsen bij parkeerapparatuur;

i. Vergunninghouder: de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend;

j. Kraskaart: een éénmalig te gebruiken vergunning, waarvoor een parkeerbelasting wordt geheven die moet worden voldaan bij aanvraag.

Artikel 2 Nadere regels vergunninghouders

1. Het college van burgemeester en wethouders kan door een besluit weggedeelten aanwijzen, die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders.

2. Het college van burgemeester en wethouders kan door een besluit tijdstippen vaststellen waarop het parkeren aan vergunninghouders is toegestaan.

3. Op het nemen van de in het eerste en tweede lid bedoelde besluiten is de Algemene

inspraakverordening Noordwijk van toepassing.

Artikel 3 Vergunningverlening

1. Het college van burgemeester en wethouders kan op een daartoe strekkende aanvraag een vergunning verlenen voor het parkeren op parkeerapparatuurplaatsen.

2. Een vergunning kan worden verleend aan:

a. De eigenaar of houder van een voertuig wanneer deze woont in een gebied

dat bij besluit van het college van burgemeester en wethouders mede bestemd is voor het parkeren door vergunninghouders, te noemen bewonersvergunning;

b. De eigenaar of houder van een voertuig, wanneer deze een beroep of bedrijf

uitoefent en is gevestigd in een gebied dat bij besluit van het college van burgemeester en wethouders mede bestemd is voor het parkeren door vergunninghouders en aantoont dat het in het belang van diens beroeps- of bedrijfsuitoefening noodzakelijk is in dat gebied een voertuig te parkeren, te noemen bedrijfsvergunning;

c. De eigenaar of houder van een voertuig wanneer deze staat ingeschreven in de Gemeentelijke basisadministratie (GBA) Noordwijk, te noemen een vergunning voor Noordwijkers.

d. De eigenaar of houder van een voertuig wanneer deze woont in een gebied

dat bij besluit van het college van burgemeester en wethouders mede bestemd is voor het parkeren door vergunninghouders, te noemen 2e of volgende bewonersvergunning;

e. Degene, die een bezoek brengt aan een bewoner die woont in een gebied dat bij besluit van het college van burgemeester en wethouders mede bestemd is voor het parkeren door vergunninghouders, te noemen bezoekersvergunning woningen;

f. Degene, die bedrijfsmatig en tegen betaling nachtverblijf biedt aan personen, ten behoeve van het parkeren van het voertuig van die persoon, te noemen hotelvergunning;

g. Degene, die voor de uitoefening van de functie of taak structureel één of meer voertuigen in de gehele gemeente moet bezigen, voor welke voertuigen in het kader van die taakuitoefening niet te allen tijde parkeerplaatsen waarvoor betaald parkeren geldt benodigd is of zijn, voor het parkeren op parkeerapparatuurplaatsen, te noemen functionele vergunning;

h. Degene, die een bezoek brengt aan een bewoner die woont in een gebied dat bij besluit van het college van burgemeester en wethouders mede bestemd is voor het parkeren door vergunninghouders en die een bezoekersvergunning woningen heeft, te noemen bezoekerskraskaart woningen;

i. Degene, die een bezoek brengt aan een bewoner die woont in, of een bedrijf dat is gevestigd in een gebied dat bij besluit van het college van burgemeester en wethouders mede bestemd is voor het parkeren door vergunninghouders, te noemen dagkraskaart;

j. De eigenaar/houder of chauffeur van een vrachtvoertuig, wanneer deze het vrachtvoertuig niet op eigen terrein kan plaatsen en aangewezen is op de daartoe door het bestuur aangewezen vrachtwagenparkeerplaats, te noemen vrachtwagenvergunning.

3. De eigenaar of houder van een voertuig die voldoet aan de onder a. en b., dan wel de onder b. en c. van het tweede lid gestelde voorwaarden wordt, voor wat betreft de eerste aangevraagde vergunning, geacht te beantwoorden aan de onder a. respectievelijk c. genoemde voorwaarde.

4. Het college van burgemeester en wethouders kan in bijzondere gevallen een vergunning ook verlenen aan eigenaren of houders van voertuigen die niet voldoen aan één van de in het tweede lid genoemde voorwaarden.

5. Aan de vergunning kunnen zowel beperkingen worden verbonden met betrekking tot de te gebruiken parkeerplaatsen als met betrekking tot de tijdstippen waarop de vergunning van kracht is.

6. Het college van burgemeester en wethouders kan aan een vergunning ook andere voorschriften en beperkingen verbinden. Deze voorschriften en beperkingen mogen alleen strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte.

Artikel 4 Nadere regels

1. Burgemeester en wethouders kunnen regels geven voor het aanvragen en verlenen van een vergunning.

2. Burgemeester en wethouders beslissen binnen twee maanden na ontvangst van een aanvraag voor een vergunning.

3. Burgemeester en wethouders kunnen de in het tweede lid bedoelde termijn met ten hoogste twee maanden verlengen. Van een verlenging van deze termijn wordt de aanvrager schriftelijk in kennis gesteld.

Artikel 5 De termijn van vergunningverlening

1. Een vergunning wordt voor ten hoogste vierentwintig kalendermaanden verleend.

2. De vergunning bevat in ieder geval de volgende gegevens:

a. de periode waarvoor de vergunning geldt;

b. het gebied waarvoor de vergunning geldt;

c. de naam van de vergunninghouder of het kenteken of overige kenmerken

van het voertuig waarvoor de vergunning is verleend, met uitzondering van de

vergunning bedoeld in artikel 3, tweede lid, letter h en i, de zogenaamde kraskaart.

Artikel 6 Intrekken of wijzigen van een vergunning

Het college van burgemeester en wethouders kan een vergunning in elk geval intrekken of wijzigen:

a. op aanvraag van de vergunninghouder;

b. wanneer de vergunninghouder het gebied, waarvoor de vergunning is verleend, metterwoon verlaat of het daar uitgeoefende beroep of bedrijf beëindigt;

c. wanneer er zich een wijziging voordoet in een van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning;

d. wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van vergunningen komt te vervallen;

e. wanneer de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften;

f. wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt;

g. om redenen van algemeen belang.

Artikel 7 Verboden parkeerapparatuurplaats

1. Het is verboden om op een parkeerapparatuurplaats enig voorwerp, niet zijnde een voertuig, te plaatsen of te laten staan.

2. Het is verboden een fiets, een bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat daardoor een normaal gebruik daarvan wordt belemmerd of verhinderd.

3. Het college van burgemeester en wethouders kan ontheffing verlenen van het

bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Artikel 8 Verbod gebruik parkeerapparatuur

Het is verboden parkeerapparatuur op andere wijze of met andere middelen dan wel met andere munten dan die welke in de kennisgeving op de parkeerapparatuur staan aangegeven in werking te stellen.

Artikel 9 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in de artikelen 7 en 8 van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de eerste categorie.

Artikel 10 Opsporingsambtenaren

Met de opsporing van de in deze verordening strafbaar gestelde feiten zijn, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, belast de door burgemeester en wethouders aan te wijzen ambtenaren, ieder voor zoveel betreft de in het aanwijzingsbesluit vermelde artikelen van deze verordening en onverminderd hetgeen omtrent de toekenning van de bevoegdheid tot opsporing van strafbare feiten is bepaald in artikel 142 van het Wetboek van Strafvordering.

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

1. De Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren van 17 december 2009 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de verordening, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

3. De datum van ingang van de verordening is 1 januari 2011.

4. Deze verordening wordt aangehaald als de “Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren 2011”.

Aldus vastgesteld in de openbare

raadsvergadering van 16 december 2010

H.C.A. Kolen, H.H.M. Groen,

griffier voorzitter