Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Noordwijk

Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting 2011

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Noordwijk
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting 2011
CiteertitelVerordening toeristenbelasting 2011
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De 'Verordening toeristenbelasting 2010 van 17 december 2009, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet
  2. Gemeentewet, art. 224
  3. Gemeentewet, art. 231
  4. Vreemdelingenwet, art. 8
  5. Vreemdelingenwet, art. 29, lid 1
  6. Invorderingswet 1990, art. 2, lid 2
  7. Invorderingswet 1990, art. 9, lid 1

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

23-12-201001-01-2012nieuwe regeling

16-12-2010

Zeekant, 22-12-2010

Geen
01-01-201001-01-2011nieuwe regeling

17-12-2009

Zeekant, 23-12-2009

Geen
01-01-200901-01-2010nieuwe regeling

18-12-2008

 

november 2008
01-01-200901-01-2010nieuwe regeling

18-12-2008

Weekendkrant, 24-12-2008

Onbekend
13-01-200701-01-2008nieuwe regeling

19-12-2006

 

21 november 2006, nr.18
13-01-200701-01-2008nieuwe regeling

19-12-2006

Weekendkrant, 5-1-2007

21 november 2006, nr.18

Tekst van de regeling

Besluit van de raad van de gemeente Noordwijk van 16 december 2010

De raad van de gemeente Noordwijk;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 16 november 2010, nr 111 ;

gelet op het bepaalde in artikel 224 van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting 2011

Artikel 1 Belastbaar feit

Onder de naam ‘toeristenbelasting’ wordt een directe belasting geheven voor het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene zijn opgenomen in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente.

Artikel 2 Belastingplicht

1. Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 1.

2. De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene die verblijf houdt als bedoeld in artikel 1.

3. Als er geen persoon is aan te wijzen die gelegenheid biedt tot verblijf, is degene belastingplichtig die verblijf houdt als bedoeld in artikel 1.

Artikel 3 Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven voor het verblijf:

1. van degene die verblijft in een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet Toelating Zorginstellingen;

2. van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h, van voornoemde wet en voor zover deze persoon verblijf houdt als bedoeld in artikel 1 van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers;

3. van degene die verblijf houdt in een gemeubileerde woning voor welk verblijf

forensenbelasting is verschuldigd.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar het aantal overnachtingen in het belastingtijdvak. Het aantal overnachtingen wordt gesteld op het aantal overnachtende personen vermenigvuldigd met het aantal nachten.

Artikel 5 Forfaitaire berekeningswijze van de maatstaf van heffing

1. Voor de toepassing van dit artikel en artikel 7 wordt verstaan onder:

a. kampeermiddel: tent, tentwagen, kampeerauto, caravan dan wel enig ander onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of een gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

b. kampeerterrein: terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en volgens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen merendeels ten behoeve van recreatief nachtverblijf.

c. vaste standplaats: een terrein of terreingedeelte dat deel uitmaakt van een

kampeerterrein en dat ter beschikking wordt gesteld voor de plaatsing van eenzelfde kampeermiddel gedurende een seizoen of een jaar.

d. volgtijdige standplaats: een terrein of terreingedeelte dat deel uitmaakt van een kampeerterrein en dat ter beschikking wordt gesteld voor de volgtijdige plaatsing van verschillende kampeermiddelen.

e. woning: een huis, een naar aard en inrichting vergelijkbaar ander onderkomen of een deel van een huis of een vergelijkbaar onderkomen.

f. particulier: een natuurlijk persoon die buiten de uitoefening van een bedrijf of beroep gelegenheid biedt tot verblijf.

g. particulier verhuurde woning: een woning die door een particulier ter beschikking wordt gesteld voor het houden van verblijf met overnachting tegen een vergoeding in welke vorm dan ook.

h. bedrijfsmatige exploitatie: het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer/exploitatie, dat in de woningen daadwerkelijk verblijf plaatsvindt.

i. bedrijfsmatig geëxploiteerde woning: een woning die door een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon ter beschikking wordt gesteld voor het houden van verblijf met overnachting tegen een vergoeding in welke vorm dan ook.

2. Voor bedrijfsmatig geëxploiteerde woningen, particulier verhuurde woningen en voor

kampeermiddelen op vaste of volgtijdige standplaatsen kan het aantal overnachtingen op een bij de aangifte gedaan verzoek van de belastingplichtige forfaitair worden vastgesteld.

3. Bij de forfaitaire berekening wordt het aantal personen dat heeft overnacht, met betrekking tot:

a. particulier verhuurde woningen en bedrijfsmatig geëxploiteerde woningen bepaald op:

2 personen indien het aantal slaapplaatsen 3 of minder bedraagt;

3 personen indien het aantal slaapplaatsen 4 of 5 bedraagt;

5 personen indien het aantal slaapplaatsen 6 bedraagt;

7 personen indien het aantal slaapplaatsen 7 of 8 bedraagt;

9 personen indien het aantal slaapplaatsen 9 of 10 bedraagt;

11 personen indien het aantal slaapplaatsen meer dan 10 bedraagt.

b. kampeermiddelen op vaste standplaatsen en volgtijdige standplaatsen bepaald op:

2,5 personen indien het aantal slaapplaatsen 3 of minder bedraagt;

3,5 personen indien het aantal slaapplaatsen meer dan 3 bedraagt.

4. Het aantal malen dat door de in het derde lid bedoelde personen is overnacht, wordt:

a. ingeval verblijf wordt gehouden in bedrijfsmatig geëxploiteerde woningen bepaald op 120;

b. ingeval verblijf wordt gehouden in particulier verhuurde woningen bepaald op 90;

c. ingeval verblijf wordt gehouden in kampeermiddelen op vaste standplaatsen en op volgtijdige standplaatsen, welke geschikt zijn voor gebruik of slechts gebruikt mogen worden gedurende een periode van meer dan drie, doch ten hoogste zes maanden bepaald op 60.

Artikel 6 Opteren voor niet-forfaitaire maatstaf van heffing

In afwijking van het bepaalde in artikel 5 wordt op een door de belastingplichtige bij de aangifte gedane aanvraag de maatstaf van heffing vastgesteld op het werkelijk aantal overnachtingen, indien blijkt dat dit aantal lager is dan het op grond van artikel 5 berekende aantal.

Artikel 7 Belastingtarief

Het tarief bedraagt per persoon per overnachting in/op:

- een kampeerterrein € 1,30

- een bedrijfsmatig geëxploiteerde woning € 1,30

- particulier verhuurde woning € 1,30

- een pension € 1,40

- een hotel, niet vallende in een stercategorie € 1,40

- een hotel in de één stercategorie € 1,45

- een hotel in de twee sterrencategorie € 2,10

- een hotel in de drie sterrencategorie € 2,10

- een hotel in de vier sterrencategorie € 3,10

- een hotel in de vijf sterrencategorie € 3,65

Artikel 8 Belastingtijdvak

1. Het belastingtijdvak is gelijk aan het kalenderjaar.

2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid is het belastingtijdvak, ingeval de belasting wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte, een kalendermaand dan wel een kalenderkwartaal.

Artikel 9 Wijze van heffing

De belasting wordt geheven bij wege van:

1. voldoening op aangifte voor zover het verschuldigde bedrag daarvan wordt berekend

overeenkomstig het bepaalde in artikel 4;

2. aanslag voor zover het verschuldigde bedrag daarvan wordt berekend overeenkomstig het bepaalde in artikel 5.

Artikel 10 Aangifte

De belastingplichtige aan wie niet binnen veertien dagen na afloop van het belastingtijdvak een aangiftebiljet is uitgereikt of een aanslag is opgelegd, is gehouden binnen veertien dagen na afloop van die termijn bij de heffingsambtenaar een schriftelijk verzoek in te dienen om uitreiking van een aangiftebiljet.

Artikel 11 Aanslaggrens

Geen belastingaanslag wordt opgelegd indien het aantal overnachtingen, waartoe gelegenheid wordt of is gegeven, gedurende het belastingjaar minder dan 10 zal of heeft belopen.

Artikel 12 Termijnen van betaling

1. De aanslagen moeten worden betaald uiterlijk 2 maanden na dagtekening van het aanslagbiljet.

2. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het voorgaande lid gestelde termijn.

Artikel 13 Kwijtschelding

Bij de invordering van de toeristenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 14 Nadere regels door het college van Burgemeester en Wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de toeristenbelasting.

Artikel 15 Aanmeldingsplicht

De belastingplichtige bedoeld in artikel 2, eerste lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot overnachten verschaft, dit schriftelijk te melden aan de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen Gemeenteambtenaren, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdelen b en d, van de Gemeentewet.

Artikel 16 Overgangsrecht

De ‘Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting 2010 van 17 december 2009, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 17, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 17 Inwerkingtreding

1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2011.

Artikel 18 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening toeristenbelasting 2011”.

Aldus vastgesteld in de openbare

raadsvergadering van 16 december 2010

H.C.A. Kolen, H.H.M. Groen,

griffier voorzitter