Organisatie | Heerlen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Evaluatie pilot 'Nu of Nooit' |
Citeertitel | Beleidsregel Nu of Nooit |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Sluitende aanpak jongeren |
Geen
Algemene Subsidieverordening Heerlen Beleidsregels Re-integratieverordening, Sluitende aanpak voor jongeren
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2012 | 01-01-2015 | Nieuwe regeling (tevens intrekking van de beleidsregel Beleidsregel pilot Nu of Nooit) | 08-05-2012 Weekblad Parkstad | 2012/15011 |
HOOFDSTUK 2 SUBSIDIEBEPALINGEN
Artikel 2 Toekenning en verlening subsidie
Het college kent aan een jongere alleen subsidie toe als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan;
Artikel 3 Vaststelling subsidie
Onverminderd het in de Algemene wet bestuursrecht bepaalde wordt de subsidie verleend en vastgesteld indien de subsidieontvanger:
HOOFDSTUK 3 OVERIGE BEPALINGEN
Deze beleidsregel kan worden aangehaald onder de naam ‘Beleidsregel Nu of Nooit’.
ALGEMENE TOELICHTING OP DE BELEIDSREGEL
In de ideale situatie is iedere jongere aan het werk of gaat naar school. Voor jongeren zonder startkwalificatie met schulden is dat erg moeilijk. Zonder opleiding is het moeilijk om aan het werk te komen en terug naar school betekent dat er niets aan de schulden wordt gedaan, omdat als het inkomen uitsluitend uit studiefinanciering bestaat er geen mogelijkheden zijn om schuldeisers een minnelijke regeling te kunnen aanbieden.
Om deze vicieuze cirkel te doorbreken heeft het college op 11 november 2008 besloten tot de pilot ‘Nu of nooit’ (2008/27861). De inzet was om een beperkt aantal jongeren zonder startkwalificatie met problematische schulden de kans te bieden alsnog een startkwalificatie te behalen en zo uitzicht te bieden op een schuldvrije toekomst met een fatsoenlijke baan. Essentie van het plan is dat de gemeente de financiële middelen beschikbaar stelt voor een succesvolle minnelijke schuldregeling. Als de jongere de startkwalificatie behaalt en 1 jaar uitkeringsonafhankelijk blijft wordt de schuld kwijtgescholden.
Er zijn een aantal argumenten om de pilot voorlopig voort te zetten:
1 De pilot geeft op integrale wijze invulling aan doelstellingen uit het Meerjarig
Bestuurlijk Beleidsplan (MBP).
2.De aanpak getuigt van lef, innovatie en ondernemerschap en trekt landelijk
Strengere toelatingscriteria vergroten de kans op succes.
Al doende leert men. Daarom zijn de toelatingseisen gaandeweg aangescherpt. Naast de criteria onvoldoende regie over eigen leven hebben, niet over een startkwalificatie beschikken en problematische schulden wordt nu ook gekeken naar haalbaarheid, arbeidsmarktperspectief, motivatie, belemmeringen en budgetteringsbereidheid.
Bij aanvang van de pilot is bepaald dat iedere deelnemende jongere zich vrijwillig onder bewind moest stellen en lifecoaching kreeg. Voortschrijdend inzicht heeft geleerd dat andere vormen van financiële hulp, zoals budgetbeheer, goedkoper en net zo doeltreffend kunnen zijn. Ook lifecoaching blijkt niet in alle gevallen nodig.
Op grond van de ervaringen tot nu toe wordt de pilot voortgezet te zetten, vooralsnog voor de duur van drie jaar. Nu de pilot wordt voortgezet en uitvoering op grond van voortschrijdend inzicht is geëvolueerd zijn nieuwe beleidsregels nodig.
Het ligt in de lijn van deze beleidsregel en de Algemene Subsidieverordening Heerlen dat de subsidie wordt aangewend om aan de uiteindelijke doelstelling, duurzame arbeidsparticipatie van de jongere, te voldoen. De casemanager zal dit proces nadrukkelijk monitoren. Indien de activiteiten van de subsidieaanvrager het belang van de pilot en dus het belang van de gemeente (doelstelling) niet ten goede komen, kan dit als een weigeringsgrond (conform de ASV artikel 8, lid 3) worden gezien.
HOOFDSTUK 2 SUBSIDIEBEPALINGEN
De casemanager bereidt een mandaatvoorstel voor, maar het subsidiemandaat ligt bij het afdelingshoofd.
Artikel 2 Toekenning en verlening subsidie
Als de jongere nog niet concreet is gestart met een opleiding dient hij aan te tonen dat hij kan starten. Wij willen niet opleiden voor toekomstige werkloosheid. Hoewel de keuze van de opleiding vrij is moet er wel een gerede kans zijn dat de jongere na het voltooien van de opleiding aan de slag kan.
De fysieke en psychische conditie van de jongere wordt in kaart gebracht. Indien nodig wordt hiervoor medisch of psychisch advies ingewonnen. Duidelijk moet zijn dat eventuele beperkingen geen problemen geven in de toekomst. Als er sprake is van een belemmering om stage te lopen, opleiding te volgen of na de opleiding aan het werk te geraken zal de richting (beroepswens) gewijzigd dienen te worden, anders geen toelating.
Jongeren leren omgaan met geld moet voorkomen dat er in de toekomst opnieuw schulden ontstaan. Bij aanvang van de pilot werd bewindvoering verplicht gesteld. Dat doen we niet meer. Budgetbeheer en budgetbegeleiding zijn vaak net zo effectief en veel goedkoper. Aan bewindvoering moet de rechter te pas komen. Dat duurt veel langer en is bovendien aanmerkelijk duurder. Bovendien loopt bewindvoering vaak jaren door, met alle kosten van dien. Een jongere die niet bereid is mee te werken aan het leren omgaan met geld wordt niet toegelaten.
Artikel 3 Vaststelling subsidie
Onverminderd het in de Algemene wet bestuursrecht bepaalde wordt de subsidie verleend en vastgesteld indien de subsidieontvanger:
de startkwalificatie heeft behaald en aansluitend een periode van 12 maanden regulier werk heeft verricht . De subsidie zal dan definitief worden vastgesteld (en in feite zullen de schulden worden kwijtgescholden). Er moet sprake zijn van volledige uitkeringsonafhankelijkheid (in de zin van deze beleidsregel) te zijn.
een startkwalificatie behaald en hierna een vervolgopleiding volgt. De definitieve vaststelling zal dan pas plaatsvinden nadat de vervolgstudie met goed gevolg is afgerond. De subsidie wordt ook verleend als de jongere de vereiste startkwalificatie behaalt en vervolgens een vervolgopleiding van minimaal één jaar met succes afrondt. Eerder stoppen betekent niet voldoen aan de criteria, tenzij de subsidieontvanger aansluitend aan de afgebroken studie gaat werken en zo een jaar uitkeringsonafhanke-
Indien een deelnemer onverhoopt arbeidsongeschikt raakt en daardoor niet meer aan de voorwaarden kan voldoen wordt de subsidie toch vastgesteld. Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op volledige arbeidsongeschiktheid. Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid dient de jongere de restmogelijkheden te gebruiken.