Organisatie | Rotterdam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nadere regels “Gebiedsquota voor kamerverhuur” voor aanvragen van een woonruimteonttrekkingsvergunning voor kamerverhuur als bedoeld in artikel 16b, eerste lid, van de Huisvestingsverordening stadsregio Rotterdam en in artikel 3.1.2 juncto artikel 3.1.4, vierde tot en met zevende lid, van de Huisvestingsverordening aangewezen gebieden Rotterdam |
Citeertitel | Nadere regels Gebiedsquota voor kamerverhuur 2009 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
Geen.
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
19-02-2009 | 12-05-2014 | nieuwe regeling | 03-02-2009 Gemeenteblad 2009-14 | Voorstel directeur dienst Stedenbouw en Volkshuisvesting 3 februari 2009; dS+V 08/9423 | |
19-02-2009 | 12-05-2014 | nieuwe regeling | 03-02-2009 Gemeenteblad 2009-14 | Voorstel directeur dienst Stedenbouw en Volkshuisvesting 3 februari 2009; dS+V 08/9423 |
De Raad der gemeente Rotterdam,
Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 13 april 1990 (verzameling gedrukte stukken 1990, volgnummer 86, RoSV.nr. SWOBO 111.122);
gelet op artikel 168 van de gemeentewet, de artikelen 62, 63, 64 en 67 van de Woningwet en het Besluit geldelijke steun volkshuisvesting;
– dat in de ‘Raamverordening rijksbijdragen volkshuisvesting aan particulieren via de gemeente’ (gemeenteblad 1980 nr. 198, sedertdien gewijzigd) ten behoeve van de uitvoering van een aantal rijksregelingen op het terrein van de volkshuisvesting diverse bepalingen zijn opgenomen inzake de uitvoering daarvan door de gemeente;
– dat inmiddels een aantal van die regelingen is vervallen of vervangen door andere;
– dat voor de uitvoering van een aantal nog bestaande rijksregelingen afzonderlijke gemeentelijke verordeningen zijn vastgesteld;
– dat in de huidige nog niet gewijzigde Raamverordening de beslissingsbevoegdheid is gedelegeerd aan de directeuren van de betrokken gemeentelijke diensten;
– dat inmiddels de mandatering van collegebevoegdheden geregeld is in een integraal machtigings- en mandateringsbesluit waarin ook de beslissingsbevoegdheid van de Raamverordening dient te worden opgenomen;
– dat in voornoemde Raamverordening op de beslissingen van de directeuren beroep is opengesteld op het college terwijl de algehele beleidslijn met betrekking tot de beroepsmogelijkheden is deze niet meer op te nemen in afzonderlijke verordeningen, waardoor automatisch de wet AROB van toepassing is;
Verordening, regelende het door tussenkomst van de gemeente verstrekken van rijksbijdragen op het terrein van de volkshuisvesting aan particulieren.
In deze verordening wordt verstaan onder:
De aanvraag dient te geschieden op een daartoe door of namens de directeuren genoemd in artikel 2 verstrekt formulier, onder overlegging van de daarin gevraagde bescheiden.
Op aanvragen om een bijdrage wordt overeenkomstig de voorwaarden en bepalingen van de rijksregeling beschikt.
Indien de rijksregeling daaromtrent niets bepaalt, eindigt het recht op een bijdrage zes maanden na het treffen van de voorzieningen, dan wel na het moment van ontruiming of het door verhuizing verlaten van de woning.
In afwijking van het gestelde in de artikelen 4 en 5, kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat gedurende een termijn van ten hoogste zes maanden na gehele of gedeeltelijke intrekking van de rijksregeling, het beschikken op aanvragen om een bijdrage op voet van deze verordening voortgang vindt overeenkomstig de criteria zoals deze vóór genoemde intrekking golden, mits de gemeentelijke financiële dekking hiervoor verzekerd is.
Met inachtneming van het gestelde in artikel 4 kunnen burgemeester en wethouders met betrekking tot de toekenning van de bijdrage nadere regels stellen.
Indien niet is voldaan aan het gestelde in artikel 8, lid 1, wordt de aanvraag geacht te zijn afgewezen.
Een reeds uitgekeerde bijdrage kan geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd, indien achteraf blijkt dat bij de aanvraag ter verkrijging van de bijdrage onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt.