Organisatie | Bladel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nota bodembeheer gemeente Bladel |
Citeertitel | Nota bodembeheer gemeente Bladel |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlagen | Bodemfunctieklassenkaart Bodemkwaliteitskaart Grondstromenmatrix Stroomschema |
geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
07-07-2012 | 05-03-2021 | nieuwe regeling | 26-06-2012 De Lantaarn, 07-07-2012 | 12it.01740, 12it.01739, 12it.01741 |
1.1. Waarom deze nota Bodembeheer?
1.2. Afbakening nota bodembeheer
3.2. Basisregels generiek beleid
3.2.6. Grootschalige toepassingen
3.2.7. Vrijstellingen voor particulieren en agrariërs.
Bijlage 3 Overzicht nuttige toepassingen
Bijlage 4 Wettelijke en beleidsmatige achtergronden
Bijlage 5 Basisregels generiek beleid
Bijlage 6 Specifieke voorwaarden
Bijlage 7 Controle en handhaving
Bijlage 8 Bodemkwaliteitskaart
Bijlage 9 Betrokkenen en verantwoordelijkheden
Net als in alle andere gemeenten wordt ook in de gemeente Bladel grond gebruikt. Bij infrastructurele werken wordt grond toegepast in wegcunetten, in ophogingen, in dempingen etc. De wet- en regelgeving rondom het gebruik van grond wordt geformuleerd in het Besluit en de Regeling Bodemkwaliteit [lit. 1, 2], hierna te noemen het Besluit en de Regeling. Het Besluit en de Regeling bevatten onder andere de voorwaarden waaronder grond, baggerspecie en bouwstoffen toegepast mogen worden. De gemeente Bladel is hiervoor het bevoegde gezag.
In deze nota worden de regels en voorwaarden voor gebruik van grond in de gemeente Bladel vastgelegd. De regels zijn in hoofdlijnen gebaseerd op de uitgangspunten van het generieke kader uit het Besluit, doch op enkele details wordt hiervan afgeweken.
Het doel van deze nota bodembeheer is het beleidsmatig vaststellen van de voorwaarden waaronder grond op of in de bodem van het gemeentelijke grondgebied mag worden gebruikt.
Naast deze nota heeft de gemeente tevens een bodemkwaliteitskaart opgesteld [lit. 3].
Deze nota gaat alleen over het toepassen van grond op landbodem binnen de gemeente Bladel. Het Nederlandse bodembeleid omvat naast het toepassen van grond nog andere aspecten zoals: sanering van de bodem in het kader van de Wet bodembescherming, de bodemtoets ingevolge de Woningwet, het uitvoeren van bodemonderzoeken in het kader van vergunningen ingevolge de Wet milieubeheer etc. Het omgaan met grond in het kader van deze wetten zal worden vastgelegd in een afzonderlijke nota Bodembeleid gemeente Bladel.
Verder behandelt deze nota alleen het aanbrengen van grond in nuttige toepassingen. Als grond wordt gebruikt in een niet-nuttige toepassing, dan wordt dit beschouwd als een middel om zich te ontdoen van afvalstoffen en gelden op grond van de Europese Kaderrichtlijn Afvalstoffen andere regels.
Een overzicht van nuttige toepassingen die in het kader van het Besluit en de Regeling als zodanig beschouwd worden is gegeven in bijlage 3.
De nota bodembeheer wordt vastgesteld voor een periode van 5 jaar. De reden hiervoor is dat de nota bodembeheer en de bodemkwaliteitskaart twee onlosmakelijke instrumenten zijn voor het toepassen van grond. Wettelijk is geregeld dat de bodemkwaliteitskaart na 5 jaar moet worden geëvalueerd en indien nodig opnieuw worden vastgesteld. Het ligt voor de hand om dat dan tegelijkertijd ook voor de nota bodembeheer te doen.
De verantwoordelijkheid voor naleving van de regels bij het ontgraven en toepassen van grond ligt bij degene die de grond toepast. Deze is dan ook verplicht om het toepassen van grond te melden.
De bodemkwaliteitskaart en deze nota bodembeheer zijn in nauw overleg met de gemeente Bladel en met grote zorgvuldigheid opgesteld. De bodemkwaliteitskaart biedt geen harde garanties voor de kwaliteit van een partij grond. De kaart doet alleen een uitspraak over welke kwaliteit in het algemeen verwacht mag worden. De kwaliteit van een individuele partij grond kan daar van afwijken. De eindverantwoordelijkheid voor de toepassing van grond blijft bij degene die de grond toepast. De gemeente Bladel of de SRE Milieudienst kan niet aansprakelijk worden gesteld voor de schade die voortkomt uit een partijkwaliteit die afwijkt van wat de bodemkwaliteitskaart aangeeft.
Hoofdstuk 2 beschrijft de bodemkwaliteit en de bodemfuncties van de gemeente Bladel. In hoofdstuk 3 worden de voorwaarden voor grondverzet beschreven. Hoofdstuk 4 geeft een overzicht van melding, controle en handhaving. In hoofdstuk 5 zijn de regels en voorwaarden bij grondverzet samengevat in een schema.
Voor een beschrijving van enkele veelgebruikte begrippen wordt verwezen naar bijlage 2.
In dit hoofdstuk zijn de resultaten en interpretatie van de bodemfunctieklassenkaart en de bodemkwaliteitskaart uiteen gezet. Een bodemfunctieklassenkaart verdeelt de gemeente in gebieden met een bepaalde, uniforme functie (bodemfunctieklassen). De bodemkwaliteitskaart geeft gebieden (bodemkwaliteitszones) met een gelijke chemische bodemkwaliteit weer en geldt als basis voor de mogelijkheden voor het toepassen van grond in de gemeente Bladel. Deze nota bodembeheer legt daarvoor de regels vast.
Voor meer gedetailleerde informatie en een samenvatting van het wettelijk kader wordt verwezen naar bijlage 4 en 5.
In april 2010 is door de SRE Milieudienst een bodemfunctieklassenkaart opgesteld voor de gemeente Bladel. Op deze kaart is de ligging aangegeven van:
De totstandkoming van de bodemfunctieklassenkaart is beschreven in een afzonderlijk rapport [lit. 5].
Eveneens in 2010 is door de SRE Milieudienst een bodemkwaliteitskaart [lit. 4] opgesteld voor de gemeente Bladel. De kaart is opgesteld volgens de daarvoor geldende richtlijn [lit. 3].
De bodemkwaliteitskaart is vastgesteld voor de stoffen barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, molybdeen, lood, nikkel, zink, PAK, minerale olie en PCB (som). De bodemkwaliteitskaart vormt de basis voor de mogelijkheden voor het toepassen van grond in de gemeente Bladel.
Het gebied waarvoor de bodemkwaliteitskaart geldt, is de gehele gemeente Bladel met uitzondering van de volgende delen:
De locaties die opgenomen zijn op de kaart van bijlage 1 betreffen locaties waarvan op voorhand duidelijk is dat de kwaliteit van de bodem slechter is dan die van de omgeving. Dit omdat vanuit andere beleidsvelden (Wet bodembescherming, Woningwet etc...) al gegevens bekend zijn waaruit blijkt dat de bodem op deze locaties is verontreinigd of dat de bodem al gesaneerd is waarbij verontreiniging is achtergebleven.
Bij het opstellen van de bodemkwaliteitskaart is de gemeente ingedeeld in verschillende deelgebieden. De indeling is gemaakt aan de hand van onder andere historische gebiedskenmerken en het gebruik van de bodem door de jaren heen. Binnen elk deelgebied mag verwacht worden dat de kwaliteit van de bodem op elke plaats dezelfde is, met uitzondering dus van de locaties op de kaart van bijlage 1.
Door middel van een statistische analyse van analysegegevens van grondmonsters is nagegaan of de indeling in de verschillende deelgebieden de juiste is. Dat heeft er toe geleid dat er een bodemkwaliteitskaart is opgesteld waarin het grondgebied van Bladel is ingedeeld in drie bodemkwaliteitszones. Hierbij is de kwaliteit van de bodem voor twee bodemlagen in beeld gebracht, namelijk de bovengrond (0 – 0,5 m-mv) en de ondergrond (0,5 – 2,0 m-mv).
In de bodemkwaliteitskaart zijn de volgende zones gedefinieerd:
Uit de statistische analyse blijkt dat de bodem in de gemeente Bladel schoon is (niet verontreinigd). Een uitzondering moet worden gemaakt voor de ondergrond in bodemkwaliteitszone 1. De grond in deze laag bevat gehalten aan kobalt die boven de achtergrondwaarden liggen.
De term “licht verontreinigd” betekent overigens niet dat bij het aangetroffen gehalte aan kobalt risico’s bestaan voor mens, plant en dier. Alle grond die geen gehalten aan stoffen bevat boven de achtergrondwaarden wordt aangeduid als schoon. Alle niet schone grond wordt geclassificeerd als verontreinigd waarin nog gradaties worden aangebracht als licht, matig en sterk. De classificatie licht verontreinigd komt overeen met gehalten aan stoffen die gebruik van de bodem voor woondoeleinden niet in de weg staat. Dit in tegenstelling tot een sterke bodemverontreiniging. Dan bevat de bodem gehalten aan stoffen die gevaar voor de gezondheid van mensen en verlies van de vitaliteit van het ecosysteem opleveren.
De gemeente Bladel conformeert zich op hoofdlijnen aan het generieke kader van het Besluit en de Regeling. Op een aantal punten is behoefte om aanvullende regels vast te stellen en voorwaarden te scheppen. Formeel is hierdoor sprake van gebiedsspecifiek beleid. Omdat niet wordt afgeweken van normstelling of standstill-beginsel, wordt het te volgen kader aangeduid met generiek+.
In de navolgende paragrafen worden de belangrijkste regels uit het generieke beleid kort samengevat, gevolgd door de specifieke regels in de gemeente Bladel.
Als zich in de praktijk situaties voordoen waarin de nota bodembeheer niet voorziet, gelden de regels uit het generieke beleid.
Voor meer gedetailleerde informatie en een samenvatting van het wettelijke kader wordt verwezen naar de bijlagen 4 en 5.
De gemeente Bladel is bevoegd gezag voor het toepassen van grond op landbodem binnen de gemeentegrens. De regels volgen uit het besluit. Hieronder worden de regels op basis van het generieke beleid toegelicht.
Deze nota bodembeheer heeft betrekking op het gebruik van grond in nuttige toepassingen op of in de bodem binnen de grens van de gemeente Bladel.
Een overzicht van nuttige toepassingen is weergegeven in bijlage 3.
Voor gebruik van grond in nuttige toepassingen in oppervlaktewater is het Waterschap De Dommel bevoegd gezag en gelden andere regels.
Het toepassen van grond moet altijd gemeld worden bij het bevoegd gezag. Hierop zijn de volgende uitzonderingen van toepassing:
De melding moet worden ingediend door degene die de grond in een nuttige toepassing gebruikt, vijf werkdagen voordat het werk aanvangt. De melding moet gebeuren via de website van het meldpunt bodemkwaliteit:
https://meldpuntbodemkwaliteit.agentschapnl.nl
Via deze website wordt de melding elektronisch doorgestuurd aan de gemeente Bladel, die de melding registreert, beoordeelt en archiveert.
Bij nuttige toepassingen van meer dan 50 m3 en bij gebruik van grond in grootschalige werken, zoals het aanleggen van een woonwijk of het ontwikkelen van een natuurgebied, is het vaak niet praktisch om voor elke afzonderlijke partij grond een melding te doen. In voorkomende situaties kan de initiatiefnemer overgaan op een periodieke verzamelmelding, waarbij alle gebruik van grond binnen een bepaalde tijdsperiode (bijvoorbeeld een maand) in een keer wordt gemeld. Of en onder welke condities gebruik gemaakt kan worden van een dergelijke verzamelmelding zal per project door de gemeente Bladel worden beoordeeld.
Volgens het Besluit moet voor het gebruik van grond een dubbele toets worden uitgevoerd. Als grond wordt gebruikt in een nuttige toepassing op de landbodem, moet de kwaliteit van de grond voldoen aan:
Uit deze toetsing volgt de toepassingseis; de strengste van de twee hierbovengenoemde voorwaarden geldt.
1Vergelijkbare gewassen kennen een vergelijkbare bemesting en zullen in het algemeen ook een vergelijkbare chemische bodemkwaliteit hebben. Voor de indeling in vergelijkbare gewassen sluit het Besluit aan bij de indeling van gewassen in de Meststoffenwet. Hierin wordt onder andere onderscheid gemaakt in akkerbouwgewassen, bladgewassen, koolgewassen, kruiden, vruchtgewassen, stengel/ knol/wortelgewassen, bloembollengewassen en fruitteeltgewassen.
De verplichting om elke toepassing van grond binnen een landbouwbedrijf te moeten melden, zal voor agrariërs naar verhouding onevenredige administratieve lasten met zich brengen. Daarom zijn zij vrijgesteld van deze verplichting.
Bij gebruik van grond wordt dus gekeken naar de functie van de locatie van toepassing en de kwaliteit van de bodem op de locatie van toepassing. Beide liggen vast in respectievelijk de bodemfunctieklassenkaart en de bodemkwaliteitskaart.
De toepassingseis wordt in onderstaande matrix verduidelijkt:
Voor het aantonen van de kwaliteit van de te gebruiken grond worden binnen het Besluit vijf typen van milieuhygiënische verklaringen onderscheiden (zie begrippenlijst bijlage 2):
Als de kwaliteit van de toe te passen grond wordt aangetoond met een bodemonderzoek kan daar alleen mee volstaan worden als het onderzoek is uitgevoerd via een aantal strategieën uit de NEN 5740. Deze staan vermeld in bijlage 5.
Als de kwaliteit van de te gebruiken grond wordt aangetoond met de bodemkwaliteitskaart heeft de grond de kwaliteit van de op de kaart vastgelegde bodemkwaliteitsklasse. Er geldt echter een belangrijke maar: de grond moet afkomstig zijn van een locatie waarvan in alle redelijkheid kan worden vermoed dat er geen bodemverontreiniging voorkomt. Om dit te kunnen vaststellen moet de melding vergezeld gaan van een ingevuld formulier “ Historische Check” (bijlage 10).
Als op basis van het ingevulde formulier Historische Check door de gemeente wordt geconcludeerd dat op de locatie van herkomst mogelijk bodemverontreiniging voorkomt moet de kwaliteit van de grond worden aangetoond door middel van een bodemonderzoek (in situ) of door een partijkeuring (ex situ). De strategieën die daarbij gebruikt kunnen worden staan vermeld in bijlage 5.
3.2.6. Grootschalige toepassingen
Onder grootschalige toepassingen vallen onder andere de aanleg van wegen, dijken, geluidswallen en het dempen of verondiepen van oppervlaktewater.
Voor grootschalige toepassingen gelden andere regels dan voor regulier gebruik van grond binnen het generieke kader. Zo hoeft bijvoorbeeld niet te worden getoetst aan de functie en kwaliteit van de ontvangende bodem, wat ruimere mogelijkheden biedt voor gebruik van licht verontreinigde grond. Daar staat tegenover dat moet worden voldaan aan een aantal randvoorwaarden. Deze randvoorwaarden zijn opgenomen in bijlage 5.
3.2.7. Vrijstellingen voor particulieren en agrariërs
Zoals al in paragraaf 3.2.3. vermeld zijn particulieren en agrariërs vrijgesteld van de regel om gebruik van grond te melden bij het bevoegd gezag.
Tevens hoeven particulieren en agrariërs geen onderzoek uit te voeren naar de kwaliteit van de te gebruiken grond en van de ontvangende bodem.
Hier zijn wel een paar voorwaarden aan verbonden:
Het bovenstaande ontslaat particulieren en agrariërs niet van de zorgplicht uit de Wet bodembescherming. Bij vermoedens van het niet voldoen van de kwaliteit van de grond aan de regels van het Besluit is het de eigen verantwoordelijkheid van de particulier of agrariër om de grond niet toe te passen of om de kwaliteit te laten onderzoeken. Bovendien kan door het bevoegd gezag handhavend worden opgetreden bijvoorbeeld na klachten uit de omgeving of tijdens het uitoefenen van het reguliere toezicht.
Onder de term landbouwbedrijf verstaat het Besluit bodemkwaliteit een bedrijf als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel i, van de meststoffenwet. De definitie in de meststoffenwet luidt: “bedrijf: geheel van productie-eenheden bestaande uit één of meer gebouwen of afgescheiden gedeelten daarvan en de daarbij behorende landbouwgrond, uitsluitend of onder meer dienende tot de uitoefening van enige vorm van landbouw, zulks beoordeeld naar de feitelijke omstandigheden”.
3.2.8. Tijdelijke uitname en opslag
Een aantal regels uit het Besluit is niet van toepassing op tijdelijke uitname en/of tijdelijke opslag van grond of baggerspecie. Voor regelgeving rondom tijdelijke uitname en opslag wordt verwezen naar bijlage 5.
Zoals in paragraaf 2.3 vermeld zijn in de gemeente Bladel op voorhand een aantal locaties uitgesloten van de bodemkwaliteitskaart. Dat is gebeurd omdat het op basis van al bekende gegevens duidelijk is dat de grond hier verontreinigd is.
Het gaat om de volgende locaties:
Grond, afkomstig van deze locaties, moet zijn onderzocht middels een bodemonderzoek (in situ) of een partijkeuring (ex situ).
Als niet-schone grond van elders op deze locaties wordt gebruikt, moet de kwaliteit van de ontvangende bodem worden vastgesteld door het uitvoeren van een bodemonderzoek.
Toetsing of gebruik van grond op deze locaties mogelijk is, gebeurt aan de hand van de regels uit paragraaf 3.2. Gebruik van grond op saneringslocaties moet voldoen aan de eisen van het saneringsplan.
Het kan voorkomen dat op een locatie waar grond vrijkomt in een ander kader al eens een bodemonderzoek of partijkeuring is uitgevoerd. Als het onderzoek of de keuring voldoet aan de vereisten voor de milieuhygiënische verklaring uit het Besluit, kan geen gebruik worden gemaakt van de bodemkwaliteitskaart als bewijsmiddel. In deze situatie moet gebruik worden gemaakt van de resultaten van het bodemonderzoek of de partijkeuring.
De aanwezigheid van bijmengingen (bodemvreemd materiaal zoals puin, verbrandingsslakken en asbest) kan niet altijd vooraf worden vastgesteld. Als tijdens het gebruik van grond bodemvreemde materialen of andere zintuiglijke afwijkingen (kleur, geur) worden geconstateerd moet de grond apart worden gezet en moet een partijkeuring worden uitgevoerd. Dit is de verantwoordelijkheid van de initiatiefnemer.
In de gemeente Bladel wordt een percentage bodemvreemd materiaal tot 10% op massabasis in de grond geaccepteerd. Als de grond meer dan 10% bodemvreemd materiaal bevat dan moeten de grove delen worden verwijderd door zeving. Daarna moet op de grond een partijkeuring worden uitgevoerd.
Grond, zichtbaar verontreinigd met zinkassen en/of asbest, mag in de gemeente Bladel niet worden toegepast.
Beschermingsgebieden zijn waterwin- en grondwaterbeschermingsgebieden, gebieden liggend in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), aardkundig waardevolle gebieden, archeologisch waardevolle gebieden en gebieden met cultuurhistorische waarden.
In de gemeente Bladel zijn geen waterwin- en grondwaterbeschermingsgebieden aanwezig. Wel is sprake van natuurbeheergebieden, EHS en aardkundige, archeologische en cultuurhistorisch waardevolle gebieden. De kaarten van de beschermingsgebieden zijn te raadplegen op de website van de provincie Noord-Brabant.
Alleen in archeologisch waardevolle gebieden is de gemeente Bladel bevoegd gezag, met uitzondering van ontgrondingen. Gebruik van grond in deze gebieden is zonder toestemming van de gemeente Bladel niet toegestaan. Op deze manier wordt de aantasting van archeologisch waardevolle vondsten voorkomen.
Bij gebruik van grond in de overige gebieden geldt de provinciale regelgeving. Voorafgaand aan het ontgraven en gebruiken van grond in deze gebieden moet altijd afstemming plaatsvinden met de provincie Noord-Brabant.
Op basis van het besluit en de regeling [1, 2] is bepaald tussen welke zones grondverzet mogelijk is. Onderstaande tabel geeft de mogelijkheden van grond- en baggerverzet binnen en tussen zones weer (de grondstromenmatrix).
Zoals in paragraaf 3.2.3 wordt omschreven moet vrijwel elk gebruik van grond in een nuttige toepassing vijf werkdagen vantevoren bij het meldpunt bodemkwaliteit worden gemeld:
https://meldpuntbodemkwaliteit.agentschapnl.nl
De melding wordt door het meldpunt bodemkwaliteit automatisch per e-mail doorgestuurd naar de gemeente Bladel die de melding registreert. Vervolgens beoordeelt de gemeente de melding zelf of laat deze beoordelen door de SRE Milieudienst.
De melder ontvangt binnen vijf werkdagen per e-mail de resultaten van deze beoordeling. In deze e-mail wordt medegedeeld of de melding akkoord is en de grond gebruikt kan worden of dat de melding niet akkoord is en welke gegevens nog ontbreken.
De melding gaat altijd vergezeld van een milieuhygiënische verklaring.
In het geval dat de bodemkwaliteitskaart als milieuhygiënische verklaring wordt gebruikt moet altijd een ingevuld formulier historische check bij de melding worden gevoegd. De gemeente Bladel voert in dat geval een BIS-toets uit: een controle op essentiële gegevens uit het bodeminformatiesysteem en de gemeentelijke archieven. De gemeente Bladel geeft in de beoordeling aan of er wordt ingestemd met de historische check of dat alsnog een bodemonderzoek of partijkeuring noodzakelijk is.
De gemeente Bladel is bevoegd gezag ingevolge het Besluit bodemkwaliteit voor het gebruik van grond op de landbodem binnen haar grondgebied. Dit houdt in dat de gemeente toezicht houdt en kan handhaven op:
De verantwoordelijkheid voor het naleven van de regels rond het gebruik van grond en baggerspecie ligt bij de opdrachtgevers. Dit kan ook de gemeente zelf zijn als opdrachtgever van projecten waarbij grond wordt gebruikt (bouwrijp maken, reconstructies van wegen en onderhoud van groen).
Als achteraf blijkt dat foutief is gehandeld kan de opdrachtgever zich niet beroepen op de gedane melding of het eventueel uitblijven van een reactie van de gemeente Bladel binnen een bepaalde termijn. Ook na gebruik mag de gemeente Bladel nog optreden tegen overtredingen van de regelgeving als blijkt dat niet de juiste gegevens zijn verstrekt of sprake is van gebruik van grond of baggerspecie van onjuiste kwaliteit.
Bij de controle en handhaving tijdens het (her)gebruik van grond op of in de bodem zijn verschillende instanties betrokken. Voor het gebruik van grond moet de melding plaatsvinden bij het bevoegde gezag dat tevens voor de registratie en handhaving van de melding verantwoordelijk is. In bijlage 8 is een overzicht van de verantwoordelijkheden van de diverse actoren rond het gebruik van grond weergegeven.
[1] Besluit bodemkwaliteit, 3 december 2007, staatsblad nummer 469
[2] Regeling bodemkwaliteit, 20 december 2007, Staatscourant nummer 247
[3] Richtlijn bodemkwaliteitskaarten, 3 september 2007, VROM en Ministerie van Verkeer en Waterstaat
[4] Bodemkwaliteitskaart gemeente Bladel, SRE Milieudienst, rapportnummer 489262, september 2010
Bij ministeriële regeling vastgestelde gehalten aan stoffen in de bodem voor een goede bodemkwaliteit waarvoor geldt dat er geen sprake is van belasting door lokale verontreinigingsbronnen.
Mengsel van minerale bestanddelen, organische stof en water dat vrijkomt bij het baggeren van de waterbodem.
Aaneengesloten, afgebakend deel van de oppervlakte van een of meer gemeenten of het beheergebied van een of meer waterkwaliteitsbeheerders
Gebruik van de bodem. Voorbeelden hiervan zijn de functie Wonen, Industrie en Landbouw/natuur.
In het besluit worden bodemkwaliteitszones afhankelijk van de kwaliteit ingedeeld in één van de drie onderscheidende bodemkwaliteitsklassen:
De bodemkwaliteit in een bepaald gebied wordt bepaald door de gehalten aan verontreinigende stoffen in de bodem. Afhankelijk van de gehalten valt de kwaliteit van de bodem in een bepaalde klasse. De volgende indeling wordt gehanteerd:
Deel van een beheergebied waarvoor geldt dat er sprake is van een zelfde bodemkwaliteit, waarbij zowel de verwachte kwaliteit van de bodem als veranderingen van de kwaliteit (variabiliteit) van belang zijn. De spreiding van gehalten binnen een bodemkwaliteitszone is relatief laag. Een bodemkwaliteitszone is in drie richtingen begrensd.
Kaart waarop de bodemkwaliteitszones zijn weergegeven.
Deel van een beheergebied waarvoor geld dat dit op eenduidige wijze kan worden gekarakteriseerd door de voor het beheergebied geldende onderscheidende kenmerken. In tegenstelling tot de bodemkwaliteitszone is voor het deelgebied nog geen toetsing uitgevoerd of het daadwerkelijk een bodemkwaliteitszone is.
Een erkende kwaliteitsverklaring is een milieuhygiënische verklaring op basis van een gecertificeerde bouwstof. De verklaring bestaat uit twee onderdelen. Het eerste deel is het productcertificaat dat wordt afgegeven door een erkende certificeringsinstelling. Dit productcertificaat heeft betrekking op de eigenschappen van de bouwstof voor wat betreft samenstelling en uitloging en geeft aan dat (en hoe) de bouwstof toepasbaar is. Het tweede deel is de erkenning door de ministers. De erkenning wordt per product afgegeven waarbij de verschillende producten afzonderlijk zijn genoemd. Een producent kan alleen voor een product worden erkend op basis van een geldige kwaliteitsverklaring.
Grond waarvan gehalten voor één of meerdere stoffen de interventiewaarden overschrijden.
Een fabrikant-eigenverklaring is een milieuhygiënische verklaring die door de producent zelf wordt afgegeven zonder periodieke externe controles door een erkende certificerende instelling en zonde aparte erkenning door de ministers. De verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het product ligt dus volledig bij de producent. Een overzicht van fabrikant-eigenverklaringen wordt gepubliceerd op de site van Bodem+.
Grootschalige (bodem)toepassing
Grootschalige toepassingen hebben een minimaal volume van 5.000 m3 en een minimale toepassingshoogte van 2 meter. Voor (spoor)wegen geldt een minimale toepassingshoogte van 0,5 meter. In het besluit (artikel 63) zijn toepassingen genoemd die als grootschalige toepassing gedefinieerd mogen worden:
Vast materiaal dat bestaat uit minerale delen met een maximale korrelgrootte van 2 millimeter en organische stof in een verhouding en met een structuur zoals deze in de bodem van nature wordt aangetroffen, evenals van nature in de bodem voorkomende schelpen en grind met een korrelgrootte van 2 tot 63 millimeter, niet zijnde baggerspecie.
Wanneer een gemeten gehalte hoger is dan de interventiewaarde wordt gesproken over een sterke verontreiniging of sterk verhoogd gehalte. De interventiewaarden zijn vastgelegd in de Circulaire bodemsanering 2009, in werking getreden op 1 april 2009 (Staatscourant 2009, nummer 67).
Bij het toepassen van grond is sprake van een “altijd”- en een “nooit”-grens. De “altijd”-grens is gebaseerd op de achtergrondwaarden (AW-2000). Partijen grond die voldoen aan de achtergrondwaarden zijn, voor wat betreft de chemische kwaliteit, altijd toepasbaar. De “nooit”-grens wordt bepaald met behulp van het Saneringscriterium. Deze is afhankelijk van de stof, het gehalte en het bodemgebruik in het gebied waar de grond wordt toegepast. Boven het Saneringscriterium treden onaanvaardbare risico’s op voor de mens en/of ecologie.
Tussen de “altijd”- en de “nooit”-grens liggen de Lokale Maximale Waarden. In het generieke kader van het besluit zijn voor de kwaliteit van de toe te passen grond generieke maximale waarden vastgesteld die horen bij de functie van de ontvangende bodem. Gemeenten en waterschappen hebben de mogelijkheid om voor hun beheergebied, of delen daarvan, voor het toepassen van grond per stof gebiedsspecifiek beleid op te stellen. Aanleidingen voor gebiedsspecifiek beleid kunnen zijn:
Landbouw/natuur, De gemiddelde gehalten van de toe te passen grond voldoen aan de achtergrondwaarden (AW-2000)
Wonen, De gemiddelde gehalten van de toe te passen grond voldoen aan de maximale waarden voor de bodemfunctie Wonen
Industrie, De gemiddelde gehalten van de toe te passen grond voldoen aan de maximale waarden voor de bodemfunctie Industrie
Niet toepasbaar, Eén of meer gemiddelde gehalten zijn boven de waarde van de bodemfunctie Industrie vastgesteld
Identificeerbare hoeveelheid bouwstof, grond van vergelijkbare milieuhygiënische kwaliteit die bedoeld is om als geheel te worden verhandeld of toegepast.
Schriftelijke verklaring op basis van een eenmalig onderzoek dat wordt uitgevoerd door een persoon of instelling die beschikt over een erkenning en waarin wordt vermeld of een partij onder het regime van het besluit kan worden toegepast en hoe dit is vastgesteld. Partijkeuringen kunnen zowel in-situ als ex-situ worden uitgevoerd. Met een partijkeuring wordt de kwaliteit van de gehele partij vastgesteld.
Richtlijn bodemkwaliteitskaarten
De landelijke richtlijn voor het opstellen van bodemkwaliteitskaarten [4] is voorgeschreven als een gemeente of waterschap een bodemkwaliteitskaart opstelt die wordt gebruikt voor hergebruik van grond onder het besluit [1]. Met deze richtlijn zijn tevens een aantal andere procedures geregeld, waaronder de te hanteren normwaarden, omgaan met uitbijters, vergelijkbaarheid, omgaan met “bijzondere omstandigheden”en het in een kaart weergeven van de bodemkwaliteit en mogelijkheden tot grond- en baggerverzet.
Het saneringscriterium dient er toe om vast te stellen of de sanering van een geval van ernstige verontreiniging met spoed moet worden aangepakt. Wanneer sprake is van spoed is het nemen van maatregelen verplicht. Wanneer sanering niet met spoed hoeft plaats te vinden kan voor de aanpak van de verontreiniging worden aangesloten bij maatschappelijk gewenste ontwikkelingen. Deze saneringen vinden plaats op initiatief van de eigenaar of andere belanghebbenden met het oog op gewenst gebruik van de bodem. Uiteindelijk moet het resultaat van de sanering zijn dat de locatie geschikt is voor het (toekomstig) gebruik.
Het saneringscriterium is een instrument voor het bevoegd gezag waarmee zij een (schuldig) eigenaar kan verplichten tot het saneren binnen een gestelde termijn. Als de verplichting niet aan een derde kan worden opgelegd moet de overheid zelf maatregelen nemen. Tegelijk maakt het criterium het mogelijk om de aanpak toe te kunnen spitsen op de risico’s van het verontreinigde gebied. Bij het vaststellen van het moment van volledige sanering wordt nadrukkelijk met economische en ruimtelijke overwegingen rekening gehouden.
Deze aanpak past in een beleid waarbij beheer van verontreinigde bodems voorop staat. Sanering (de meest vergaande vorm van beheer) wordt hierbij alleen opgelegd als sprake is van een ontoelaatbaar risico. Als de risico’s op een effectieve manier tijdelijk weg zijn te nemen ontstaat meer ruimte voor uitstel van de volledige sanering.
Voor de bepaling van de spoedeisendheid van sanering is de webapplicatie Sanscrit beschikbaar op www.sanscrit.nl.
Het standstill-beginsel betekent dat de bodemkwaliteit plaatselijk mag verslechteren, mits dit elders in hetzelfde gebied leidt tot een kwaliteitsverbetering.
Hergebruik van grond mag uitsluitend in nuttige toepassingen plaatsvinden. De onderstaande toepassingen van grond worden beoordeeld als nuttige toepassingen:
Voor het in werking treden van het Besluit en de Regeling [1, 2] was de regelgeving voor het toepassen van grond en bouwstoffen versnipperd in diverse wet- en regelgevingen. De diverse regelgevingen waren complex, onoverzichtelijk en in de praktijk moeilijk handhaafbaar. Daarom zijn de regels herzien en is één eenduidig kader gemaakt: het Besluit bodemkwaliteit.
Het besluit heeft betrekking op de kwaliteit van de uitvoering (Kwalibo) en het toepassen van grond en bouwstoffen conform het besluit. Binnen het besluit kunnen gemeenten en waterschappen voor het toepassen van grond aansluiten bij het landelijke generieke beleid zoals dat in het besluit is opgenomen. Ook bestaat de mogelijkheid om op gebiedsniveau maatwerkbeleid te formuleren in de vorm van gebiedsspecifiek beleid.
Gemeenten en waterschappen kunnen voor hun beheergebied of delen daarvan Lokale Maximale Waarden vaststellen. Op deze wijze kunnen onder bepaalde voorwaarden de toepassingseisen voor grond worden versoepeld of aangescherpt en zijn er meer mogelijkheden voor een lokale invulling van het beleid als het gaat om de toepassing van grond- en baggerstromen.
Gebiedsspecifiek beleid is mogelijk als:
De Regeling bodemkwaliteit geeft een technisch invulling aan de hoofdregels van het besluit en uitleg over de uitvoering. In de regeling staan onder andere de normen, de wijze waarop de kwaliteit van grond, baggerspecie en bouwstoffen dient te worden bepaald en de wijze waarop aan de normen wordt getoetst. Het besluit en de regeling vullen elkaar aan en zijn niet los van elkaar te gebruiken.
De Wet bodembescherming (Wbb) is geschreven met het oogmerk de bodem te beschermen. In de Wbb is een regeling opgenomen voor ernstig verontreinigde bodems. Op grond van de Wbb is grondverzet ter plaatse van ernstig verontreinigde locaties alleen toegestaan als hiervoor een melding ingevolge artikel 28 of een melding ingevolge het Besluit uniforme saneringen wordt verricht aan het bevoegd gezag. Tevens geldt als voorwaarde dat het grondverzet moet passen binnen een van te voren opgesteld en door het bevoegd gezag goedgekeurd saneringsplan.
Het bevoegd gezag voor het bereiken van het saneringsresultaat is in het geval van de gemeente Bladel de provincie Noord-Brabant. Voor het toepassen van grond op een saneringslocatie is de gemeente bevoegd gezag. In verband met het bovenstaande dient voorafgaand aan het grondverzet te worden geverifieerd of de leverende en/of de ontvangende bodem ernstig verontreinigd is. Onderbepaalde voorwaarden is verplaatsing van ernstig verontreinigde grond binnen de grenzen van het geval van ernstige bodemverontreiniging mogelijk. In dit geval wordt gesproken van herschikking van verontreinigde grond.
Vanuit overig wet- en regelgeving kunnen aanvullende voorwaarden worden gesteld. Hierbij moet worden gedacht aan:
Waterwet: naar verwachting treedt deze wet in 2010 in werking. De wet vereenvoudigt de waterregelgeving. In de Waterwet wordt het beheer van oppervlaktewater en het grondwater geregeld. Tevens verbetert de samenhang tussen de ruimtelijke ordening en het waterbeleid. De saneringsregeling voor waterbodems wordt ook in deze wetgeving opgenomen. Bij het toepassen van grond in oppervlaktewater of het hergebruik van baggerspecie op de landbodem dient rekening gehouden te worden met de Waterwet;
Monumentenwet. In deze wet is het verdrag van Malta opgenomen. Bij grondverzet dient rekening te worden gehouden met archeologische waarden. Op kaart moet de gemeente een overzicht geven van bekende archeologische vindplaatsen. Bij grondverzet moeten andere bronnen zoals de stadsarcheoloog worden geraadpleegd;
Flora- en faunawet. Deze wet vereist dat in planvorming rekening wordt gehouden met de aanwezige flora en fauna. Voor een groot aantal expliciet beschermde soorten is bepaald welke handelingen niet zijn toegestaan. Daarnaast is in de wet een algemene zorgplicht opgenomen, die aangeeft dat de negatieve gevolgen van ieders handelen op de aanwezige (beschermde) flora en fauna voorkomen of zo veel mogelijk beperkt dient te worden
Uitgangspunt van het generieke beleid is dat de bodemkwaliteit moet aansluiten bij de functie van de bodem en dat de lokale (water)bodemkwaliteit op klasseniveau niet mag verslechteren en waar mogelijk verbetert.
Partijen grond mogen alleen worden toegepast als sprake is van een nuttige toepassing. Is dit niet het geval, dan wordt de toepassing gezien als een middel om zich te ontdoen van afvalstoffen en gelden op grond van de Europese Kaderrichtlijn afvalstoffen andere regels. Nuttig toepassen betekent ook dat niet meer materiaal mag worden toegepast dan nuttig of nodig is. Het is bijvoorbeeld niet toegestaan om een geluidswal aan te leggen in een gebied waar dit niet nodig is, of die hoger is dan nodig om het geluid te weren. Voor een overzicht van nuttige toepassingen wordt verwezen naar bijlage 3.
Toepassen ernstig verontreinigde grond
In een gebied waarvan de bodem door een diffuse verontreiniging stoffen bevat in concentraties boven de Lokale Maximale Waarde voor industrie (landbodem) of Interventiewaarden (waterbodem), mag onder voorwaarden ernstig verontreinigde grond worden toegepast met het stellen van bovenstaande voorwaarden. Hiermee wordt voorkomen dat niet- of licht verontreinigde gebieden gaan fungeren als stortplaats voor ernstig verontreinigde grond. De voorwaarden zijn:
het bevoegd gezag stelt de Lokale Maximale Waarden vast in een besluit (deze nota bodembeheer) voor die stoffen die de diffuse ernstige verontreiniging hebben veroorzaakt. De Lokale Maximale Waarden mogen niet hoger worden vastgesteld dan de kwaliteit van het gebied waarvoor deze Lokale Maximale Waarden gelden. ;
Binnen het besluit is een verbijzondering opgenomen: het toetsingskader voor het toepassen van grond in grootschalige toepassingen. Er hoeft niet te worden getoetst aan de kwaliteit en de functie van de ontvangende bodem. Wel moet worden voldaan aan de kwaliteitseisen en toepassingsvoorwaarden van dit toetsingskader zodat het milieu in voldoende mate is beschermd. Grootschalige toepassingen hebben een minimaal volume van 5.000 m3 en een minimale toepassingshoogte van 2 meter. Voor (spoor) wegen geldt een minimale toepassingshoogte van 0,5 meter. Van dit toetsingskader kunnen gemeente en waterschappen gebruik maken, het is niet verplicht. Er kan bij grootschalige toepassingen ook gebruik worden gemaakt van het algemene toetsingskader (generiek of gebiedsspecifiek beleid). Wanneer sprake is van een grootschalige toepassing is afhankelijk van de volume van de toe te passen grond en de toepassingshoogte. In het besluit (artikel 63) zijn toepassingen benoemd die als grootschalige toepassingen gedefinieerd mogen worden:
Verspreiden van baggerspecie over aangrenzende percelen
Voor het verspreiden van baggerspecie over aangrenzende percelen geldt een bijzonder kader met acceptatieplicht voor de aangelanden op basis van de Keur van waterschappen. Voor het verspreiden van baggerspecie over aangrenzende percelen gelden de volgende voorwaarden:
Het toetsingskader geldt niet voor verspreiding van baggerspecie afkomstig vanuit de omgeving van riooloverstorten. Deze worden als puntbron aangemerkt en dat valt buiten de reikwijdte van het besluit.
Milieuhygiënische verklaringen
Als bewijsmiddel voor de kwaliteit van grond en bagger worden binnen het besluit vijf typen
milieuhygiënische verklaringen onderscheiden (voor uitleg begrippen zie bijlage 2):
In de praktijk zullen vooral de partijkeuring en het bodemonderzoek als bewijsmiddel worden gehanteerd. Deze moeten worden uitgevoerd volgens de BRL SIKB 1000 (partijkeuringen) of de BRL SIKB 2000 (bodemonderzoek) en de bijbehorende protocollen. Voor beide typen milieuhygiënische verklaringen geldt dat deze door een gecertificeerd bedrijf moeten worden uitgevoerd en dat de personen die het uitvoeren geregistreerd moeten zijn bij Agentschap.nl.
Voor de toe te passen grond zijn alleen de onderstaande onderzoeksstrategieën uit de BRL SIKB-1000 en de NEN 5740 (januari 2009) toegestaan als milieuhygiënische verklaring voor de kwaliteit:
Locaties waar grond wordt toegepast maar die niet zijn gezoneerd in de bodemkwaliteitskaart moeten worden onderzocht. Om de kwaliteit van de ontvangende bodem vast te stellen zijn de volgende onderzoeksstrategieën uit de NEN 5740 (januari 2009) toegestaan als milieuhygiënische verklaring voor de kwaliteit:
Als milieuhygiënische verklaring voor de kwaliteit van de toe te passen of te verspreiden kan worden volstaan met strategieën die voldoen aan de NEN 5720.
Vrijstelling voor particulieren en agrariërs
Particulieren en agrariërs zijn vrijgesteld van de onderzoeksplicht naar de kwaliteit van grond en ontvangende bodem en de meldingsplicht voor het toepassen van grond. Voor agrariërs geldt de vrijstelling van de onderzoeks- en meldingsplicht alleen als de grond/baggerspecie afkomstig is van een tot datzelfde landbouwbedrijf behorende perceel grond waarop een vergelijkbaar gewas wordt geteeld. De zorgplicht (bijlage 5) blijft voor agrariërs en particulieren overigens wel gelden. De vrijstelling ontslaat particulieren en agrariërs ook niet van de plicht om te voldoen aan de kwaliteitseisen van het besluit. Wanneer vermoedens bestaan dat de kwaliteit van een partij grond niet voldoen aan de eisen van het besluit, kan door het bevoegd gezag handhavend worden opgetreden.
Bij het dempen van oppervlaktewater gaat waterbodem over in landbodem. Binnen de gemeente Bladel zijn momenteel geen afspraken gemaakt met de waterkwaliteitsbeheerder wie het bevoegde gezag is en of in deze situaties de toepassing kan plaatsvinden conform de Waterwet.
Bij voorkomende gevallen dient overleg plaats te vinden tussen beide bevoegde gezagen (gemeente Bladel en Waterschap De Dommel).
Grondverzet van kleine partijen
Voor kleine partijen grond (partijen minder dan 50 m3) is het uitvoeren van een partijkeuring conform het Besluit financieel niet haalbaar. Deze partijen kunnen ook worden samengevoegd tot een grote partij die vervolgens kan worden gekeurd. Het is wettelijk niet toegestaan om partijen van verschillende kwaliteit samen te voegen. Wel is het toegestaan om partijen samen te voegen met overeenkomstige kwaliteit (bijvoorbeeld twee niet-verdachte partijen uit de zelfde bodemkwaliteitszone). Het opslaan en opbulken van verontreinigde grond is vergunningplichtig in het kader van de Wet Milieubeheer. Voor de opslag van grond tot 10.000 m3 is de gemeente het bevoegd gezag.
In het Besluit bodemkwaliteit is tijdelijke uitname van grond toegestaan zonder dat een kwaliteitsbepaling is uitgevoerd of een functietoets is gedaan en een melding is verricht. Enige voorwaarde is dat er geen tussentijdse bewerking plaatsvindt en dat de grond onder dezelfde condities weer wordt toegepast (ondergrond wordt weer ondergrond en bovengrond wordt weer bovengrond).
In het besluit is tijdelijke opslag in de meeste situaties niet langer vergunningplichtig. Op grond van de Wet milieubeheer en de Wet verontreiniging oppervlaktewateren. Wel moet aan voorwaarden worden voldaan:
Transport van verontreinigde grond
Voor het vervoer van verontreinigde grond is sinds 1 januari 2005 een landelijke regeling van kracht geworden: Regeling melden van bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke stoffen. Deze regeling gaat over de inzameling van bepaalde categorieën afvalstoffen, waaronder verontreinigde grond. Ook dient volgens deze regeling voor het transport van verontreinigde grond een afvalstroomnummer te worden aangevraagd door de ontdoener en moet tijdens het transport een geldig begeleidingsbiljet aanwezig te zijn. De melding geschiedt via het Landelijk Meldpunt Afvalstoffen die de uitvoering hiervan heeft uitbesteed aan Agentschap.nl http://www.lma.nl/).
De initiatiefnemer voor transport van verontreinigde grond moet zorgen dat bij het transport van de grond over de openbare weg de vereiste documenten aanwezig zijn. Vervoerders, inzamelaars, handelaars en/of bemiddelaars dienen landelijk geregistreerd te zijn. Deze bedrijven krijgen een zogenaamd VIHB nummer.
Als de grond/baggerspecie wordt afgevoerd naar een meldingsplichtige inrichting (reiniger, stortplaats of depot voor het opslaan van verontreinigde grond/baggerspecie) moet deze inrichting een afvalstroomnummer verstrekken, voordat de grond getransporteerd kan worden. Tevens moet zij aan het Landelijk Meldpunt Afvalstoffen (LMA, www.lma.nl) een ontvangst- en eventuele vervolgmelding verrichten.
Alle doorslagen van geleidebonnen moeten door de diverse partijen (ontdoener, transporteur en ontvanger) gedurende minimaal 5 jaar na voltooiing van de werkzaamheden worden bewaard.
Bij transport van schone grond is een geleidebon niet wettelijk verplicht.
De zorgplicht houdt in dat iedereen die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat nadelige gevolgen kunnen optreden als gevolg van het toepassen van een bouwstof, grond, maatregelen moet nemen om een verontreiniging te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken.
Provinciaal beleid grond- en baggerverzet
In de Provinciale Milieuverordening (PMV) is beschreven hoe omgegaan moet worden met het ontgraven en toepassen van grond in waterwin- en grondwaterbeschermingsgebieden. In deze gebieden geldt een strenger beleid voor het toepassen van grond dan buiten deze gebieden.
Naast de waterwin-, grondwaterbeschermingsgebieden zijn er andere beschermingsgebieden die door de provincie zijn aangewezen: Ecologische Hoofdstructuur gebieden (EHS), aardkundig waardevolle gebieden, archeologisch waardevolle gebieden en gebieden met cultuurhistorische waarden. Voorafgaand aan het ontgraven en toepassen van grond in de voornoemde beschermingsgebieden moet altijd afstemming plaatsvinden met de provincie.
Gemeentelijk beleid grond- en baggerverzet
De verantwoordelijkheid van de eigenaar/erfpachter ligt verankerd in de wettelijke zorgplicht:
Grond afkomstig uit een bodemkwaliteitszone van de gemeente Bladel
De gemeente Bladel staat de bodemkwaliteitskaart toe als milieuhygiënische verklaring voor de kwaliteit van de grond. Om een bodemkwaliteitskaart als bewijsmiddel bij grondverzet te hanteren moet in algemene zin aan de volgende voorwaarden worden voldaan:
Aan de eerste voorwaarde is voldaan met het opstellen van de bodemkwaliteitskaart. Of aan voorwaarde 2 en 3 wordt voldaan is afhankelijk van de specifieke situatie. Aan voorwaarde 4 kan worden voldaan door het uitvoeren van de historisch check.
Wanneer de bodemkwaliteitskaart wordt gebruikt als milieuhygiënische verklaring, moet worden voorkomen dat grond afkomstig van locaties, waarvan in alle redelijkheid kan worden vermoed dat de bodem verontreinigd is, zonder onderzoek elders wordt toegepast.
Dit betekent dat altijd tenminste een historisch check moet worden uitgevoerd. Dit moet gebeuren aan de hand van het overleggen van het ingevulde formulier van bijlage 6.
Ook andere onderzoeken, die vergelijkbare informatie leveren ten aanzien van de aan- of afwezigheid van verdachte activiteiten, kunnen volstaan als historisch onderzoek. Dit zal per geval door de gemeente worden beoordeeld.
Als uit de historische check blijkt dat in alle redelijkheid sprake is van een locatie waar mogelijk bodemverontreiniging aanwezig is kan geen gebruik worden gemaakt van de bodemkwaliteitskaart als bewijsmiddel. Hiervan is in elk geval sprake als:
Grond afkomstig uit bodemkwaliteitszones van andere gemeenten
De gemeente Bladel accepteert de bodemkwaliteitskaart van andere gemeenten als milieuhygiënisch bewijs bij hergebruik van grond. Hier worden de volgende voorwaarden aan gesteld:
Toepassingen van en naar uitgesloten locaties
Uitgesloten locaties zijn locaties waarvoor de bodemkwaliteitskaart geen goede voorspeller is van de bodemkwaliteit. Op deze locaties wordt een betere of slechtere bodemkwaliteit verwacht dan in de omgeving. Op terreinen die zijn opgehoogd met een leeflaag van schone grond is bijvoorbeeld een betere kwaliteit te verwachten. Hierbij moet worden gedacht aan gesaneerde locaties. Een slechtere kwaliteit kan onder meer aan de orde zijn op terreinen die door een puntbron verontreinigd zijn of waar demping met verdacht materiaal heeft plaatsgevonden, de zogenaamde verdachte locaties. Voor het grondstromenbeleid betekent dit het volgende:
De toepassingseis is dan afhankelijk van de aangetroffen bodemkwaliteit en de functieklasse voor de locatie. Als de kwaliteit van de ontvangende bodem niet bekend is mag alleen schone grond (AW-2000) worden toegepast. Dit mag dan ook grond zijn afkomstig van onverdachte locaties uit bodemkwaliteitszones met een gemiddelde kwaliteit AW-2000.
Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Bladel is verantwoordelijk voor controle en handhaving van de toepassing van grond op of in de bodem in het kader van het Besluit bodemkwaliteit [1]. Bij toepassingen van grond kan controle plaatsvinden:
De landelijke Handhavings en Uitvoeringsmethode Besluit bodemkwaliteit geeft een nadere invulling van de controle- en handhavingsmogelijkheden. De controle van de bij de melding aangeleverde stukken als ook de controle in het veld en (bestuursrechtelijke) handhaving vindt plaats door de gemeente Bladel. Ook wordt toezicht uitgevoerd op niet gemelde toepassingen van grond op of in de bodem.
Wanneer het bevoegd gezag constateert dat de regels van het besluit en/of de Wet bodembescherming niet worden nageleefd, kan bestuursdwang worden uitgeoefend of een dwangsom worden opgelegd. Bestuursdwang houdt in dat de initiatiefnemer of degene die het beheer van een (grootschalige) toepassing heeft overgenomen, een aanzegging krijgt bepaalde handelingen na te laten, dan wel bepaalde maatregelen te treffen binnen een bepaalde termijn.
Het bevoegde gezag kan eventueel na de verstreken termijn op kosten van de initiatiefnemer deze handelingen laten verrichten. Een dwangsom is een indirect dwangmiddel in de vorm van een geldboete die wordt opgelegd met het doel om de overtreding ongedaan te maken of verdere overtreding dan wel herhaling te voorkomen.
Tegen een handhavingsbeschikking kan ingevolge de Algemene Wet Bestuursrecht, artikel 7.1, bezwaar worden ingediend bij het bestuursorgaan dat deze beschikking heeft vastgesteld. Vervolgens kan zo nodig in tweede instantie beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie artikel 20.1 van de Wet milieubeheer).
De strafrechtelijke handhaving van het Besluit bodemkwaliteit en de Wet bodembescherming,
wordt geregeld in de Wet op de Economische Delicten. Als strafbare handelingen niet opzettelijk zijn uitgevoerd, dan is sprake van een overtreding. Als zij opzettelijk zijn begaan, worden zij aangemerkt als misdrijven. Met de opsporing van overtredingen is in de eerste plaats de politie belast. Daarnaast kunnen bepaalde categorieën buitengewone opsporingsambtenaren (BOA’s) de bevoegdheid hebben om overtredingen van het Besluit bodemkwaliteit en de Wet bodembescherming op te sporen.
In opdracht van de gemeente Bladel heeft de SRE Milieudienst de bodemkwaliteitskaart [4] voor het gemeentelijke grondgebied opgesteld. De bodemkwaliteitskaart voor de gemeente Bladel is opgesteld conform de methodiek zoals opgenomen in de 'Richtlijn bodemkwaliteitskaarten [3]'.
De bodemkwaliteitskaart is vastgesteld voor de stoffen barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, molybdeen, lood, nikkel, zink, PAK, minerale olie en PCB (som) De bodemkwaliteitskaart is de basis voor de mogelijkheden voor hergebruik van grond in het beheergebied van de gemeente Bladel.
Het beheersgebied betreft het gehele grondgebied van de gemeente Bladel met uitzondering van de volgende delen:
Bij het opstellen van de bodemkwaliteitskaart is de gemeente op basis van gebiedskenmerken ingedeeld in verschillende deelgebieden. Binnen deze deelgebieden is de verwachting dat de chemische bodemkwaliteit vergelijkbaar is. De deelgebieden zijn geëvalueerd op het aantal beschikbare representatieve grondanalysegegevens. Na evaluatie van de indeling in deelgebieden is gekomen tot een bodemkwaliteitskaart met drie bodemkwaliteitszones. Hierbij is de bodemkwaliteit van twee bodemlagen in kaart gebracht, namelijk de bovengrond (tot 0,5 meter onder maaiveld) en de ondergrond (van 0,5 meter tot 2,0 meter onder maaiveld).
In de bodemkwaliteitskaart zijn de volgende zones gedefinieerd:
Uit de bodemkwaliteitskaart blijkt dat de kwaliteit van de bodem in zone 1 in de bodemfunctie-klasse Wonen moet worden ingedeeld. De bodem in de rest van het beheergebied voldoet aan de achtergrondwaarden (AW-2000).
Verstrekken van inlichtingen over o.a. de bodemkwaliteit. Voeren van vooroverleg met de Bevoegd gezag Besluit bodemkwaliteit. Uitvoeren taken waaronder in ontvangst nemen, registreren, archiveren, beoordelen en toetsen van de melding voor het toepassen van grond en/of | |
Controle en handhaving van gevallen van (vermoedelijk) ernstige bodemverontreiniging en bij verplaatsen van verontreinigde grond op grond van | |
Partij die grond toepast (eigenaar | Conform het Besluit [1] melden bij het centrale meldpunt: https://meldpuntbodemkwaliteit.agentschapnl.nl/ Nagaan of vanuit andere wetgeving voorwaarden worden gesteld en deze navolgen. Bewijsmiddelen van schone grond moeten gedurende een periode van minimaal 1 jaar bewaard blijven als om die reden geen melding is gedaan. In overleg met de leverancier van de grond levert de |
Het afgeven van een bewijsmiddel over de kwaliteit van de te leveren grond/baggerspecie en zorgen dat de (erkende) transporteur de doorslagen | |
Beschikken over een volledig ingevulde begeleidingsbrief met afvalstroomnummer tijdens het Overhandigen begeleidingsbrief op aanvraag van de handhaver (provincie, politie, gemeente). Registratie van de gegevens gedurende 5 jaar. In overleg met de leverancier van de grond levert de | |
Adviserende rol bij het verlenen van erkenningen Toezicht uitoefenen op intermediairs Aanpak van overtredingen en misstanden (schorsen Wegnemen van belemmeringen bij de sanering van |
Onderstaande checklist moet worden ingevuld door de toepasser van de grond. De vragen hebben betrekking op de locatie waar de grond is of wordt ontgraven.