Organisatie | Heerlen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Sociaal Medisch Geïndiceerden gemeente Heerlen 2012 |
Citeertitel | Verordening Sociaal Medisch Geïndiceerden gemeente Heerlen 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Gemeentewet, Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-08-2012 | 01-01-2015 | Nieuwe regeling (tevens intrekking van de Verordening Wet Kinderopvang gemeente Heerlen) | 03-07-2012 Weekblad Parkstad | 2012/19748 |
Tot de doelgroep van deze verordening behoort:
de ouder van een kind dat een lichamelijke, psychische of verstandelijke beperking heeft en voor wie kinderopvang nodig is om zich goed en gezond te kunnen ontwikkelen. Daarbij dient er een verband te bestaan tussen de door het kind ondervonden beperkingen en de noodzaak tot het gebruik maken van kinderopvang.
Te verstrekken gegevens bij aanvraag
Een aanvraag voor een vergoeding op grond van deze verordening bevat in ieder geval de volgende gegevens:
Het besluit naar aanleiding van een aanvraag voor een vergoeding op sociaal medische gronden bevat in ieder geval de volgende gegevens:
Verrekening met de voorschotten
Onder verrekening van de betaalde voorschotten wordt de tegemoetkoming binnen 4 weken na vaststelling betaald.
Het dagelijks bestuur kan in bijzondere gevallen ten gunste van een belanghebbe
de uit de doelgroepen afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien
toepassing van deze bepalingen tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Sociaal Medisch Geïndiceerde
kinderopvang Gemeente Heerlen 2012.
Aldus besloten tijdens de vergadering van de raad der gemeente Heerlen van 3 juli 2012 .
Naast de doelgroepen zoals omschreven in artikel 1.6 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wkkp) in samenhang met artikel 1.22 Wkkp, kan de gemeente eigen doelgroepen aanwijzen die buiten de Wkkp om ook aanspraak kunnen maken op een tegemoetkoming van de gemeente. In de Wkkp is immers geen uitputtende regeling getroffen voor het verlenen van subsidies in de kosten van kinderopvang. Derhalve zijn gemeenten bevoegd uit eigen middelen doelgroepen, die niet worden genoemd in de Wkkp, tegemoet te komen. Hoewel deze vorm van subsidiëring niet valt onder de reikwijdte van de Wkkp, kunnen gemeenten desgewenst aansluiten bij de systematiek van deze wet. De gemeente kan dus een tegemoetkoming toekennen aan specifiek gemeentelijke doelgroepen.
Dit geldt ook ten aanzien van de doelgroep 'sociaal-medische indicatie'. De artikelen in de Wkkp met betrekking tot de doelgroep met een sociaal-medisch indicatie (artikel 1.6 lid 1 onderdeel k Wkkp, artikel 1.6 lid 1 onderdeel l Wkkp en artikel 1.23 Wkkp) treden vooralsnog niet in werking. De wetgever heeft het benodigde budget toegevoegd aan de algemene middelen van het gemeentefonds voor kinderopvang voor de doelgroep 'sociaal-medische indicatie'. Gemeenten worden daardoor in staat gesteld naar eigen inzicht huishoudens met sociaal-medische problematiek financieel te ondersteunen in het benodigde kinderopvanggebruik. Deze regeling voor een tegemoetkoming voor kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie wordt vanaf 2010 structureel voortgezet.
Het college is van mening dat het niet wenselijk is de aanzienlijke kosten van kinderopvang geheel voor eigen rekening te laten komen voor personen die op sociaal medische gronden op kinderopvang zijn aangewezen. Om ervoor te zorgen dat ouders wel gestimuleerd worden zoveel mogelijk gebruik te maken van goedkopere alternatieven is gekozen voor 100% vergoeding voor ouders met een inkomen tot 110% van het wettelijk minimumloon en een systematiek van inkomensafhankelijke vergoedingen voor inkomens hoger dan 100% van het wettelijk minimumloon.
De vergoeding op grond van deze verordening is een subsidie in de zin van artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), te weten: een aanspraak op financiële middelen door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op een bepaalde activiteit van de aanvrager. Titel 4.2 van de Awb die regels stelt over subsidies is van toepassing op de vergoedingen.
De meeste gemeenten beschikken over een subsidieverordening. De vraag die gesteld kan worden is als volgt. Wat de verhouding is tussen de Verordening Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente Heerlen 2012 en eventuele andere subsidieverordeningen en in het bijzonder of de subsidieverordening ook van toepassing is op vergoedingen voor de kosten van sociaal medisch geïndiceerde kinderopvang. Deze verordening is zo opgezet dat deze geheel los staat van andere subsidieverordeningen. Andere subsidieverordeningen zijn daarom niet van toepassing op vergoedingen voor de kosten van sociaal medisch geïndiceerde kinderopvang.
In de verordening Wet kinderopvang gemeente Heerlen 2004 was het hoofdstuk Sociaal Medische Indicatie (SMI) opgenomen. Dit op grond van een nog niet in werking getreden artikel namelijk artikel 23 van de wet. De verwachting was destijds dat het artikel op korte termijn in werking zou treden. In 2012 is het artikel nog niet in werking getreden, omdat de overheid in 2009 tot de conclusie kwam dat het onmogelijks is om te komen tot een landelijke indicatiestelling. Om maatwerk te blijven verlenen heeft de overheid gekozen om jaarlijks geld aan het gemeentefonds toe te voegen voor deze doelgroep. Op grond van voorgenoemde hebben de Partstadgemeenten besloten een verordening Sociaal Medische Indicatie te maken.
Hoofdlijnen van het proces van verstrekking van de vergoedingen
In deze verordening worden de hoofdlijnen van het proces van verstrekking van de tegemoetkomingen door gemeente Heerlen vastgelegd. Daarbij zijn twee uitgangspunten gehanteerd. Het eerste uitgangspunt is dat de uitvoeringslasten voor zowel gemeente Heerlen als de aanvragers van de tegemoetkoming zo beperkt mogelijk moeten zijn. Het tweede uitgangspunt is dat de gemeentelijke uitgaven die gemoeid zijn met de verstrekking van de tegemoetkomingen zo goed mogelijk beheersbaar is.
De verstrekking van de vergoeding vindt plaats in twee stappen Hiermee wordt aangesloten bij de Awb. De eerste stap is de beschikking tot het verlenen van de vergoeding. Deze beschikking geeft de ontvanger van de vergoeding een voorwaardelijke aanspraak op de vergoeding tot een bepaald bedrag. De aanspraak is voorwaardelijk omdat op het moment dat de beschikking wordt afgegeven vaak nog niet zeker is of de aanvrager daadwerkelijk gebruik zal maken van kinderopvang en zich aan de opgelegde verplichtingen zal houden. Ondanks het voorwaardelijke karakter schept de subsidieverlening wel een rechtens afdwingbare aanspraak.
De tweede stap is de beschikking tot het vaststellen van de tegemoetkoming. In deze beschikking wordt vastgesteld in hoeverre de ontvanger aan de gestelde voorwaarden heeft voldaan en hoeveel het uiteindelijke bedrag van de vergoeding is. Met het vaststellen van de vergoeding wordt de vergoeding definitief. Voordat de vergoeding wordt vastgesteld kan gemeente Heerlen onderzoek doen naar de rechtmatigheid van de tegemoetkoming door gegevens van de ouders te controleren en eventuele inlichtingen bij de houders van een kinderopvangorganisatie op te vragen.
Artikelsgewijze toelichting Verordening sociaal medisch geïndiceerde kinderopvang gemeente Heerlen 2012
De artikelsgewijze toelichting is beperkt tot die artikelen die ook daadwerkelijk toelichting behoeven.
Een vergoeding op grond van deze verordening wordt alleen verstrekt indien is gebleken dat er sprake is van een lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking van een ouder of diens kind. De beperking moet van dien aard zijn dat het kind waarvoor een vergoeding wordt aangevraagd zich zonder de inzet van kinderopvang niet goed en gezond zou kunnen ontwikkelen.
artikel 3 aanspraak op een vergoeding
Een vergoeding wordt slechts verstrekt indien vast staat dat de inzet van kinderopvang noodzakelijk is. Indien blijkt dat er ook kosteloze of goedkopere alternatieven zijn die passend zijn dan is er geen sprake van noodzakelijke kinderopvang. Daarbij kan gedacht worden aan familieleden of kennissen die het kind kunnen opvangen of peuterspeelzalen. Ook kan bezien worden, indien er sprake is van een partner, of er mogelijkheden zijn voor de partner om zijn of haar werktijden te wijzigen zodat hij of zij het kind in de betreffende uren kan opvangen.
Desgewenst kan een onafhankelijke instantie worden ingeschakeld om een advies te geven met betrekking tot de noodzaak, frequentie, omvang en eventuele alternatieven te onderzoeken.
artikel 4 de omvang en de duur van de opvang
Het college heeft de mogelijkheid om een vergoeding toe te kennen voor minder uren dan de aangevraagde uren indien het van mening is dat de noodzaak zich tot minder uren beperkt.
Daarnaast heeft het college de mogelijkheid de vergoeding voor een kortere periode dan de aangevraagde periode toe te kennen wanneer het van mening is dat de noodzaak zich tot een kortere periode beperkt. De toekenning van een vergoeding kan echter nooit het kalenderjaar overschrijden. Dit vanwege het feit dat een vergoeding steeds voorlopig wordt toegekend en in het volgende kalenderjaar definitief dient te worden vastgesteld. Wanneer de opvang het kalenderjaar overschrijdt, dient de ouder en diens eventuele partner aan het begin van het nieuwe kalenderjaar een nieuwe aanvraag in te dienen.
artikel 5 te verstrekken gegevens bij een aanvraag
Naast de genoemde gegevens kan het college ook andere gegevens vragen die het nodig acht om een besluit op de aanvraag te kunnen nemen. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een verklaring met betrekking tot de werktijden van een ouder, bewijsstukken met betrekking tot de ondervonden beperkingen en bewijsstukken met betrekking tot mogelijke behandelingen van de ondervonden beperkingen die van invloed zouden kunnen zijn op de noodzaak tot het afnemen van kinderopvang. Dit is geen limitatieve opsomming.
artikel 8 de bevoorschotting van de tegemoetkoming
Voorschotten worden maandelijks uitbetaald tussen de 10de en 15de van de maand.
Ieder kwartaal dient de ouder de facturen van het kwartaal waarover de voorschotten verleend zijn te overleggen. Uit deze facturen blijken kan dat de ouder minder uren opvang afneemt dan de uren waarvoor een tegemoetkoming werd toegekend. Dit vormt aanleiding om te onderzoeken of de ouder wel heeft voldaan aan zijn inlichtingenplicht.
artikel 9 ingangsdatum van de vergoeding
Aanvragen van een vergoeding met terugwerkende kracht is in beperkte zin mogelijk. Hiervoor is aansluiting gezocht bij de bepalingen die de Belastingdienst hanteert met betrekking tot het aanvragen van de kinderopvangtoeslag en de bepalingen die voor gemeente Heerlen van toepassing zijn voor de aanvraag van een reguliere tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang op grond van de Verordening Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente Heerlen 2012.
Gemeente Heerlen is verantwoordelijk voor de 100% tegemoetkoming van kosten Kinderopvang voor de ouders met een inkomen tot maximaal 110% de toepasselijke bijstandsnorm. Voor deze systematiek is gekozen om het belang en de ontwikkeling van het kind, die op grond van een sociaal medische indicatie aangewezen is op kinderopvang, te waarborgen. Voor de ouders die een inkomen
hebben die hoger is dan 110% van de toepasselijke bijstandsnorm wordt het model tegemoetkoming Belastingdienst gehanteerd (daar een van de ouders niet werkzaam is hebben zij geen recht op een tegemoetkoming van de Belastingdienst). Op deze wijze worden ouders gestimuleerd om er zelf alles aan te doen om het aantal uren en de periode waarin kinderopvang wordt afgenomen zo beperkt mogelijk te houden. Omdat de noodzaak tot het afnemen van kinderopvang geen verband houdt met het verrichten van arbeid in dienstbetrekking, wordt het percentage uit de belastingtabel verhoogd met het zogenaamde 'werkgeversdeel' van 33,33%. Indien de ouders bijvoorbeeld studenten zouden zijn die in verband met het volgen van onderwijs gebruik zouden maken van kinderopvang, zou gemeente Heerlen dit bedrag op grond van de wet ook voor haar rekening moeten nemen. Op deze wijze resteert er een realistische eigen bijdrage, voor de ouders die een inkomen hoger dan 110% hebben, die voldoende rekening houdt met de draagkracht van de ouder.
De hoogte van het toetsingsinkomen wordt bepaald aan de hand van het bruto inkomen vermeerderd met de vakantietoeslag en eventuele eindejaarsuitkeringen.
artikel 11 het besluit tot vaststelling van de vergoeding
Middels het overzicht van de feitelijke kosten van de kinderopvang kan beoordeeld worden of er in de loop van het jaar minder opvang of over een kortere periode is afgenomen dan het aantal uren en/of periode waar ten tijde van de voorlopige toekenning werd uitgegaan. Middels de jaaropgave kan beoordeeld worden of de vergoeding correcte is verstrekt. Mogelijk is het inkomen van de ouder en diens eventuele partner achteraf toch hoger of juist lager dan verwacht.
In artikel 38 lid 2 van de WKO worden de artikelen 58 t/m 60 van de Wet Werk en Bijstand (WWB) van overeenkomstige toepassing verklaard. Dat houdt in dat de werkwijze voor de Kinderopvang, met betrekking tot terugvordering, aangesloten wordt bij de WWB. Het college ziet af van terugvordering wanneer het bedrag minder bedraagt dan €25,00. Vast dient te staan dan er geen sprake is van fraude.
De ouder en diens eventuele partner zijn verplicht zelf al het mogelijke te doen om ervoor te zorgen dat de noodzaak tot het afnemen van kinderopvang zowel in omvang als in duur zo beperkt mogelijk is. Hierbij kan gedacht worden aan het meewerken aan noodzakelijke behandelingen of het gebruik maken van mogelijkheden om de eventuele werktijden aan te passen.
artikel 17 overleggen facturen
In verband met de periodieke betaling zal er één maal per kwartaal een controle plaatsvinden op de facturen. Voor het verstrijken van het kwartaal verstrekt het college een inlichtingenformulier aan de ouder waarbij de ouder verzocht wordt de facturen uiterlijk op het door het college vastgestelde tijdstip te overleggen.