Organisatie | Gennep |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit nadere regels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Gennep 2012 |
Citeertitel | Besluit nadere regels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gennep 2012 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | maatschappelijke ondersteuning, hulp bij het huishouden, woningaanpassing, persoonsgebonden budget, vervoermiddel |
ingetrokken bij besluit van 23 december 2014
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-08-2012 | 01-01-2012 | 01-01-2015 | nieuwe regeling | 10-04-2012 Gemeenteblad 2012, nr 11 | 2012/1295 |
Burgemeester en wethouders van de gemeente Gennep:
gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning (Staatsblad 2006, nummer 351); de Amvb en gelet op artikel 147 van de Gemeentewet;
overwegen, dat het noodzakelijk is om met betrekking tot het verlenen van voorzieningen op het gebied van maatschappelijke ondersteuning nadere regels te stellen;
besluiten vast te stellen het volgende
Besluit nadere regels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Gennep 2012:
Hoofdstuk 2. Algemene regels over het persoonsgebonden budget en de financiële tegemoetkoming
Het (bruto-)persoonsgebonden budget wordt geacht in ieder geval toereikend te zijn voor een periode overeenkomend met de normale afschrijvingstermijn die, voor zover van toepassing, geldt voor de met het persoonsgebonden budget te verwerven voorziening.
Artikel 3 Weigeringsgronden persoonsgebonden budget
Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt in ieder geval niet plaats indien:
De verantwoording van het persoonsgebonden budget dan wel de financiële tegemoetkoming aan het college vindt desgevraagd plaats:
Hoofdstuk 4. Hulp bij het huishouden
Artikel 9 Beleidsregels gebruikelijke zorg en hulp bij het huishouden
Hulp bij het huishouden wordt verstrekt met inachtneming van de bepalingen in de Beleidsregels gebruikelijke zorg en Beleidsregels hulp bij het huishouden, zoals opgenomen in Bijlage I en Bijlage II van dit besluit.
Artikel 10 Keuzevrijheid bij hulp bij het huishouden in natura
Een persoon met beperkingen heeft de vrijheid om bij hulp bij het huishouden in natura te kiezen uit meerdere aanbieders, zoals gecontracteerd door het college.
Artikel 11 Hoogte persoonsgebonden budget
Het persoonsgebonden budget bedraagt € 15,00 per uur voor hulp bij het huishouden geleverd door een particulier en € 18,89 voor hulp bij het huishouden geleverd door een zorgaanbieder.
Artikel 12 Bijzondere verplichtingen persoonsgebonden budget
Bij de verlening van een persoonsgebonden budget worden de budgethouder de volgende bijzondere verplichtingen opgelegd:
de budgethouder sluit een schriftelijke overeenkomst met de persoon of instantie bij wie hij de hulp bij het huishouden betrekt, waarin ten minste de volgende afspraken zijn opgenomen:
een declaratie van een instantie bij wie de budgethouder de hulp bij het huishouden betrekt, bevat het BTW-nummer van die instantie, een overzicht van de dagen waarop is gewerkt, het uurtarief, het aantal te betalen uren, alsmede de naam en het adres van de instantie en wordt namens de instantie ondertekend.
na afloop van het kalenderjaar wordt desgevraagd door de budgethouder een daartoe bestemd formulier aan het college ter beschikking gesteld, waarop hij naam, adres en burgerservicenummer van de huishoudelijke hulp(en) respectievelijk naam, adres en BTW-nummer en/of inschrijvingsnummer Kamer van Koophandel van de hulpverlenende instantie heeft aangetekend, alsmede het in dat kalenderjaar aan die persoon of die instantie betaalde bedrag. Deze verplichting is niet van toepassing indien de persoon met beperkingen verplicht is tot loonheffing.
Binnen zes weken na afloop van ieder kwartaal waarin een voorschot is verstrekt legt de persoon met beperkingen verantwoording af over het gebruik van het voorschot door middel van het ter beschikking stellen aan het college van kopieën van de declaraties. De declaraties dienen ingevuld te worden op een door het college ter beschikking gesteld formulier.
Hoofdstuk 5. Woonvoorzieningen
Artikel 14 Hoogte financiële tegemoetkoming in kosten van verhuizing en inrichting
De hoogte van de door het college te verlenen financiële tegemoetkoming in de kosten van verhuizing en inrichting bedraagt € 2.500,00.
Artikel 15 Niet toepassen primaat verhuizing
Als de kosten van noodzakelijke woonvoorzieningen minder bedragen dan € 7.500,- wordt het verhuisprimaat niet toegepast.
Artikel 16 Kosten onderhoud, keuring en reparatie
1.De hoogte van de te verlenen voorziening voor onderhoud en keuring voor woonvoorzieningen is gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten, met een maximum van de hierna genoemde bedragen:
Artikel 17 Kosten van tijdelijke huisvesting
De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting is gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten, met een maximum van het bedrag genoemd in artikel 13 lid 1 onder a van de Wet op de Huurtoeslag.
Een financiële tegemoetkoming in verband met de derving van huurinkomsten wordt slechts verstrekt indien de betreffende woonruimte is aangepast voor meer dan € 5.000,-.
De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming in de kosten van huurderving is gelijk aan de kale huur van de woonruimte, met een maximum van het bedrag genoemd in artikel 13 lid 1 onder a van de Wet op de Huurtoeslag. Betaling vindt plaats aan de eigenaar van de woning.
Artikel 19 Verwijderen van voorzieningen
De hoogte van een financiële tegemoetkoming voor het verwijderen van voorzieningen is gelijk aan de kosten zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte.
Artikel 20 Kosten bezoekbaar maken
Het bedrag dat als maximum verstrekt wordt bij het bezoekbaar maken bedraagt €5.000,-. Betaling vindt plaats aan de eigenaar van de woning.
Artikel 22 Persoonsgebonden budget voor niet-bouwkundige of niet-woontechnische woonvoorzieningen
Indien een niet-bouwkundige of niet-woontechnische woonvoorziening bestaat uit een woningsanering, wordt bij de bepaling van de hoogte van het persoonsgebonden budget rekening gehouden met de ouderdom van de te vervangen vloerbedekking en gordijnen. Hierbij wordt een afschrijvingstermijn van 8 jaar gehanteerd.
Artikel 24 Bijzondere bepalingen persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen
Indien een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening en een uitraasruimte in de vorm van een persoonsgebonden budget is verleend, gelden de volgende bijzondere bepalingen:
Artikel 25 Afschrijvingsschema
1.Het terug te betalen bedrag bij verkoop van de woning wordt gebaseerd op het in lid 2 bepaalde percentage van het verstrekte persoonsgebonden budget dan wel de waarde van de verstrekte woonvoorziening in natura, uitgedrukt in een geldbedrag. Het percentage als bedoeld in lid 1 bedraagt:
100% in het eerste jaar na verlening van de voorziening
90% in het tweede jaar na verlening van de voorziening
80% in het derde jaar na verlening van de voorziening
70% in het vierde jaar na verlening van de voorziening
60% in het vijfde jaar na verlening van de voorziening
50% in het zesde jaar na verlening van de voorziening
40% in het zevende jaar na verlening van de voorziening
30% in het achtste jaar na verlening van de voorziening
20% in het negende jaar na verlening van de voorziening
10% in het tiende jaar na verlening van de voorziening
2.Ter uitvoering van het eerste lid is de eigenaar van de woning verplicht om binnen een maand na het passeren van de akte het college hiervan schriftelijk op de hoogte te stellen.
Hoofdstuk 6. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel
Artikel 27 Hoogte financiële tegemoetkoming vervoer per (eigen) auto of (rolstoel)taxi
Indien de persoon met beperkingen langer dan zes maanden in een AWBZ-instelling verblijft en in aanmerking komt voor een vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 27 onderdeel c en d Verordening, bedraagt de hoogte van de financiële tegemoetkoming maximaal 50 procent van de normbedragen als weergegeven in lid 1.
Artikel 29 Persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen
Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen als bedoeld in artikel 27 onderdeel e, f, g en h Verordening, wordt vastgesteld op het bedrag van de tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening, inclusief kosten van onderhoud, zoals dat aan de leverancier betaald zou worden. De persoon met beperkingen is verplicht minimaal twee offertes te overleggen.
Artikel 30 Financiële tegemoetkoming autoaanpassing
De financiële tegemoetkoming die verstrekt wordt voor de kosten van aanpassing van een auto, een gesloten buitenwagen, een scootmobiel of een ander verplaatsingsmiddel is gelijk aan de door het college geaccepteerde offerte. De persoon met beperkingen is verplicht minimaal twee offertes te overleggen.
Hoofdstuk 7.Verplaatsen in en rond de woning
Artikel 32 Persoonsgebonden budget voor rolstoel
Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld op het bedrag van de tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening, inclusief kosten van onderhoud, zoals dat door het college aan de leverancier betaald zou worden.
Artikel 33 Kosten onderhoud en reparatie
De hoogte van de op verzoek te verlenen financiële tegemoetkoming voor de kosten van onderhoud, keuring en reparatie van een (sport)rolstoel, is gelijk aan de door het college geaccepteerde offerte.
Artikel 34 Financiële tegemoetkoming voor sportrolstoel
De hoogte van een financiële tegemoetkoming voor een sportrolstoel bedraagt ongeacht het inkomen, maximaal € 4.000,-, welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf, onderhoud en reparatie van een sportrolstoel voor een periode van drie jaar.