Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Roerdalen

Verordening maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen gemeente Roerdalen 2012

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Roerdalen
Officiële naam regelingVerordening maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen gemeente Roerdalen 2012
CiteertitelVerordening maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen Roerdalen 2012
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 147 lid 1
  2. Wet werk en bijstand, artikel 8 lid 1, onderdeel g, en artikel 35 lid 5
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-07-201231-01-2013Nieuwe regeling

28-06-2012

Geen

2012/06/28 09

Tekst van de regeling

De raad van de gemeente Roerdalen heeft;

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 1 mei 2012,

gelet op artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet;

gelet op artikel 8, eerste lid 1, onderdeel g, en artikel 35, vijfde lid van de Wet werk en bijstand;

overwegende dat het gemeentebestuur op grond van de Wet werk en bijstand bij verordening regels dient te stellen over de verlening van categoriale bijstand voor de kosten in verband met de maatschappelijke participatie van ten laste komende kinderen die onderwijs of een beroepsopleiding volgen

het volgende besluit genomen:

Besluit

de Verordening maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen gemeente Roerdalen 2012 vast te stellen.

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    • a.

      Wet: de Wet werk en bijstand (Wwb);

    • b.

      Belanghebbende: de belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb);

    • c.

      Bijzondere bijstand: de bijstand als bedoeld in artikel 5, onderdeel d van de wet;

    • d.

      Het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roerdalen;

    • e.

      Laag inkomen: een inkomen tot 110 % van de toepasselijke bijstandsnorm als bedoeld in de wet;

    • f.

      Vermogen: het in aanmerking te nemen vermogen, als bedoeld in artikel 34 van de Wwb;

    • g.

      Schoolgaande kinderen: ten laste komende kinderen als bedoeld in de wet in de leeftijd van 4 tot 18 jaar, voor wie de aanvrager aanspraak kan maken op kinderbijslag;

    • f.

      Voorziening: een vorm van financiële ondersteuning of ondersteuning in natura, gericht op de maatschappelijke participatie van schoolgaande kinderen van ouders met een laag inkomen ter bevordering van maatschappelijke participatie.

    • f.

      Ouders: ouders met een laag inkomen en één of meer ten laste komende schoolgaande kinderen;

    • g.

      Maatschappelijke participatie: het deelnemen aan activiteiten met een sportief, educatief, sociaal dan wel cultureel karakter.

  • 2.

    Alle begrippen in deze verordening worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Artikel 2. Doelstelling

  • 1. De gemeenteraad wil de maatschappelijke participatie bevorderen en het aantal schoolgaande kinderen dat belemmeringen ondervindt in die participatie door de financiële positie van hun ouders terugdringen.

  • 2. Deze verordening stelt regels over de wijze waarop de in het eerste lid genoemde taak door het college wordt uitgevoerd, met inbegrip van de wijze waarop de invulling wordt gegeven aan het begrip maatschappelijke participatie.

Artikel 3 Verantwoordelijkheid college

  • 1. Het college biedt voorzieningen en ondersteuning aan die gericht zijn opmaatschappelijke participatie.

  • 2. Het college werkt bij het bevorderen van maatschappelijke participatie samen met natuurlijke en rechtspersonen, voor zover die samenwerking naar het oordeel van het college daaraan bijdraagt.

Artikel 4 Minimabeleid en beleidsverslag

  • 1. In het gemeentelijk minimabeleid zet het college uiteen:

    • a.

      welke voorzieningen door het college beschikbaar worden gesteld;

    • b.

      voor welke doelgroepen die voorzieningen zijn bedoeld;

    • c.

      welke vorm die voorzieningen hebben;

    • d.

      welke resultaten met die voorzieningen worden nagestreefd

  • 2. In het gemeentelijk minimabeleid zet het college uiteen op welke wijze door individuele of categoriale bijzondere bijstand wordt bijgedragen aan de maatschappelijke participatie.

  • 3. Het college brengt om de twee jaar verslag uit aan de gemeenteraad in hoeverre de in het minimabeleid gestelde doelen zijn bereikt.

Artikel 5. Voorzieningen

Het college geeft uitvoering aan het volgende beleid ter bevordering van de

maatschappelijke participatie van schoolgaande kinderen:

  • a.

    het college treft een voorziening waardoor schoolgaande kinderen gebruik kunnen maken van sociale, culturele, sportieve en recreatieve activiteiten.

  • b.

    een voorziening waardoor ouders van schoolgaande kinderen aanspraak kunnen maken op een tegemoetkoming in de kosten die samenhangen met het feit dat voortgezet onderwijs wordt gevolgd.

  • c.

    een voorziening waardoor schoolgaande kinderen in het voortgezet onderwijs in staat worden gesteld om gebruik te maken van een computer.

  • d.

    de doelgroepen en de beoogde resultaten van de in de leden a tot en met c beschreven voorzieningen worden door het college in de nota minimabeleid opgenomen.

Artikel 6. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juli 2012.

Artikel 7. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen Roerdalen 2012”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 28 juni 2012.

De gemeenteraad van Roerdalen,

De griffier, De voorzitter,

R.J.J. Notermans drs. C.A.M. Hanselaar – van Loevezijn

Toelichting bij de verordening maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen Roerdalen 2012

Op 1 januari 2012 zijn de Wet werk en bijstand (Wwb) en de Wet investeren in jongeren samengevoegd. Daartoe is de Wwb op een aantal onderdelen aangepast . Een van de aanpassingen betreft een verordeningsplicht voor gemeenten met betrekking tot het verlenen van categoriale bijzondere bijstand voor de kosten in verband met maatschappelijke participatie van ten laste komende kinderen die onderwijs of een beroepsopleiding volgen (conform artikel 35, vijfde lid, van de Wwb).

De tweede kamer heeft de regering in een motie gevraagd om gemeenten financieel af te rekenen die onvoldoende bijdragen aan de doelstelling om het aantal kinderen uit arme gezinnen dat maatschappelijk niet meedoet om financiële redenen terug te dringen.

Bij de uitvoering van deze motie heeft de regering echter gekozen voor een uitwerking die recht doet aan het uiteindelijk doel van de motie: meer nadruk leggen op het stimuleren van gemeenten om het aantal kinderen uit arme gezinnen dat niet meedoet om financiële redenen terug te dringen. Daartoe voorziet de wet in een verordeningsplicht voor gemeenteraden ten aanzien van artikel 35, vijfde lid van de Wet werk en bijstand.

De gemeenteraden zijn gehouden om in ieder geval in de verordening invulling te geven aan het begrip maatschappelijke participatie. Deze vorm van categoriale bijstand wordt - met de eveneens in de wet opgenomen inkomensnormering – alleen verstrekt aan personen of huishoudens met maximaal een inkomen tot 110 % van de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

Kinderen moeten in hun kansen en mogelijkheden niet worden belemmerd door de slechte financiële positie van hun ouders. Maatschappelijke participatie van een kind is van groot belang met het oog op zijn of haar kansen op een zelfredzame toekomst.

In het gemeentelijk minimabeleid van Roerdalen zijn reeds een aantal voorzieningen opgenomen die sociale uitsluiting van kinderen uit arme gezinnen moet voorkomen dan wel tegengaan, zodat zij een beter toekomstperspectief krijgen.

Met de verplichting om regels te stellen in een verordening wordt beoogd het vastleggen van regels gericht aan het college met het oogmerk dat het college verder vorm geeft aan de door de gemeenteraad voorgeschreven opdracht om voorzieningen te treffen die kinderparticipatie bevorderen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Hierbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de begripsbepalingen in de Wet werk en bijstand

Artikel 2 Doelstelling

In dit artikel is verduidelijkt wat de gemeenteraad als zijn taak aanmerkt. In het tweede lid is aangegeven wat gegeven die taken het doel is van deze verordening. Dat is het stellen van regels voor het bestuursorgaan dat belast is met de uitvoering van deze verordening, het college. Het is vervolgens aan het college om die opdracht ten uitvoer te leggen bij voorbeeld met beleidsplannen, - regels of ander instrumenten zoals samenwerkingsovereenkomsten.

Artikel 3 Verantwoordelijkheid college

Maatschappelijke participatie is niet een exclusieve taak van de overheid. Ook allerlei maatschappelijke instellingen dragen daaraan bij. Het college krijgt de opdracht om te zoeken naar wegen om de dienstverlening van dergelijke instellingen te ondersteunen zodat de participatie wordt bevorderd.

Artikel 4 Minimabeleid en verslag

Het college regelt in het armoedebeleid onder welke voorwaarden recht bestaat op de voorzieningen als bedoeld in artikel 3 van deze verordening. Deze voorwaarden gaan onder andere over de wijze waarop de voorziening wordt toegekend en de hoogte en duur van de voorziening .Aan een voorziening kunnen nadere verplichtingen worden verbonden, zoals bijvoorbeeld om de voorziening te gebruiken voor het doel waarvoor het is bestemd.

Artikel 5 Voorzieningen

Dit artikel regelt de specifieke voorzieningen die het college in het minimabeleid opneemt om maatschappelijke participatie van schoolgaande kinderen uit gezinnen met een laag inkomen te stimuleren. De vermelde vergoedingen worden betaalbaar gesteld aan de wettelijk vertegenwoordiger.

Artikel 6 Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting

Artikel 7 Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting