Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Drenthe

Subsidieverordening jeugdzorg Drenthe 2012

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDrenthe
OrganisatietypeProvincie
Officiële naam regelingSubsidieverordening jeugdzorg Drenthe 2012
CiteertitelSubsidieverordening jeugdzorg Drenthe 2012
Vastgesteld doorprovinciale staten
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De verordening blijft van toepassing voor zover dat nodig is voor het vaststellen van voor 1-1-2015 op grond van verordening verstrekte subsidies.

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 6-6-2012

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Provinciaal blad, 2012, 26

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet op de jeugdzorg,

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-07-201201-01-2015nieuwe regeling

06-06-2012

Provinciaal blad, 2012, 26

2012003987

Tekst van de regeling

Intitulé

Subsidieverordening jeugdzorg Drenthe 2012

 

 

Inhoud

HOOFDSTUK 1, INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1, Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.    de wet: de Wet op de jeugdzorg;

b.    provinciaal beleidskader: het beleidskader, als bedoeld in artikel 31 van de wet;

c.    uitvoeringsprogramma: het Uitvoeringsprogramma jeugdzorg, als bedoeld in artikel 32 van de wet;

d.    stichting: de in de provincie Drenthe gevestigde stichting die een Bureau Jeugdzorg, als bedoeld in artikel 4 van de wet, in stand houdt;

e.    zorgaanbieder: een aanbieder van zorg als bedoeld in artikel 1, onder g, van de wet;

f.     doeluitkering Bureau Jeugdzorg: de uitkering, als bedoeld in artikel 37, eerste lid, onder a, van de wet;

g.    doeluitkering zorgaanbod: een uitkering, als bedoeld in artikel 37, eerste lid, onder b, van de wet;

h.    tarief: het door gedeputeerde staten vastgestelde bedrag, bedoeld voor de financiering van het uitoefenen van een taak, functie of een bekostigingseenheid;

i.     zorgeenheid: een organisatie-eenheid waarbinnen een zorgaanbieder een afgebakend geheel aan jeugdzorg verleent, als bedoeld in artikel 1, onder i, van de wet;

j.     bekostigingseenheid: een eenheid van zorg waarop op grond van de wet en het Besluit jeugdzorgaanspraken aanspraak bestaat en die door gedeputeerde staten als eenheid voor bekostiging van jeugdzorgaanbod is aangewezen;

k.    steunfunctie: een steunfunctie, als bedoeld in artikel 1, onder j, van de wet;

l.     experiment: een experiment, als bedoeld in artikel 1, onder k, van de wet;

m.   vertrouwenspersoon: een vertrouwenspersoon als bedoeld in artikel 1, onder w, van de wet;

n.    indicatiebesluit: een besluit als bedoeld in artikel 3, derde lid, van de wet;

o.    minister: de Minister van Justitie en/of de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

p.    ASV: de Algemene subsidieverordening Drenthe 2012;

q.    gedeputeerde staten: het college van gedeputeerde staten van Drenthe

r.     onderaannemer: een kleine zorgaanbieder die in opdracht en op kosten van een door de provincie gesubsidieerde zorgaanbieder op incidentele basis zorg, niet zijnde crisisopvang, verleent waarin de zorgaanbieder zelf redelijkerwijs niet kan voorzien;

s.    HKZ-certificering: certificering van de stichting en de zorgaanbieder, alsmede zijn onderaannemer(s), volgens de normen van de Stichting Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector (HKZ).

Artikel 2, Toepasselijkheid ASV

1.    Voor zover daarvan in deze verordening niet wordt afgeweken, zijn op de aanvraag, de verlening, de bevoorschotting en de vaststelling van subsidies op grond van deze verordening de bepalingen van de ASV van kracht.

2.    De verlening, bevoorschotting en vaststelling van subsidies op grond van deze verordening geschiedt voorts in overeenstemming met bij of krachtens de wet gegeven voorschriften.

3.    Gedeputeerde staten kunnen nadere regels stellen voor de uitvoering van deze verordening.

HOOFDSTUK 2, PRESTATIESUBSIDIES PER BOEKJAAR

Titel 1, Op grond van de wet verplicht te verlenen subsidies

 

 

Artikel 2a, Certificering

1.    Subsidies op grond van dit hoofdstuk worden slechts verleend aan aanvragers die HKZ-gecertificeerd zijn. De verplichting tot certificering geldt niet voor aanvragers als bedoeld in de artikelen 10 en 11.

2.    Het bepaalde in het eerste lid heeft ook betrekking op onderaannemers van zorgaanbieders.

3.    Gedeputeerde staten kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid.

Artikel 3, Subsidies ten behoeve van de stichting en de zorgaanbieder(s)

1.    Gedeputeerde staten verlenen aan de stichting een prestatiesubsidie per boekjaar voor de uitoefening van taken zoals genoemd in de artikelen 5, 10 en 12 van de wet.

2.    Gedeputeerde staten verlenen aan een of meer zorgaanbieders een prestatiesubsidie per boekjaar voor het uitvoeren van een of meer zorgeenheden. Zij kunnen hierbij bepalen dat een deel van de subsidie wordt bestemd voor door een of meer onderaannemers te leveren zorg, indien de onderaannemer beter toegerust is om aan de specifieke zorgvraag te voldoen.

3.    De hoogte van de in het eerste en tweede lid bedoelde subsidies wordt bepaald op basis van de door gedeputeerde staten vastgestelde tarieven.

4.    Subsidies als bedoeld in het eerste en tweede lid worden alleen verleend voor taken ten behoeve van cliënten die bij aanvang van de bemoeienis van de stichting duurzaam verblijven in de provincie Drenthe.

5.    Gedeputeerde staten kunnen afwijken van het in het vierde lid bepaalde, wanneer zij dit noodzakelijk achten.

Artikel 4, Aanvraag subsidie

1.    Naast de vereisten waaraan een aanvraag voor een prestatiesubsidie per boekjaar ingevolge de ASV moet voldoen, omvat de aanvraag om subsidie van de stichting informatie over:

a.    het bedrag van de aangevraagde subsidie, de opbouw daarvan op basis van de tarieven overeenkomstig artikel 3, derde lid, en de onderbouwing daarvan;

b.    de wettelijke taken die de stichting zal uitvoeren;

c.    de geraamde aantallen cliënten voor het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft per taak als bedoeld in de artikelen 5 en 10, eerste lid, van de wet;

d.    het aantal cliënten per taak waarvoor de betreffende taak is uitgevoerd in het tweede jaar voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft;

e.    de activiteiten die zullen worden uitgevoerd voor de taken als bedoeld onder artikel 10, derde lid, van de wet;

f.     de locaties waar de taken zullen worden uitgeoefend;

g.    de HKZ-certificering van de stichting.

2.    Naast de vereisten waaraan een aanvraag voor een prestatiesubsidie per boekjaar ingevolge de ASV moet voldoen, omvat de aanvraag om subsidie van een zorgaanbieder informatie over:

a.    de verschillende zorgeenheden waarop de aanvraag betrekking heeft;

b.    het bedrag waarvoor de zorgaanbieder de verschillende zorgeenheden wil uitvoeren;

c.    per zorgeenheid de onderscheiden aantallen bekostigingseenheden waarvoor de zorgaanbieder subsidie aanvraagt;

d.    de locatie(s) waar de zorg zal worden uitgevoerd;

e.    de HKZ-certificering van de zorgaanbieder(s) en zijn of hun onderaannemers;

f.     de vaste onderaannemers van de zorgaanbieder(s) en de aard van de door deze onderaannemers te leveren incidentele zorg.

3.    De aanvragen als bedoeld in het eerste en tweede lid gaan vergezeld van een Meerjarenbeleidsplan en een Meerjarenbegroting voor het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft en de daarop volgende 3 jaar.

4.    Aanvragen van nieuwe zorgaanbieders worden beoordeeld aan de hand van de criteria van het landelijke Protocol nieuwe zorgaanbieders.

Artikel 5, Maximale omvang subsidie

1.    Gedeputeerde staten nemen in het uitvoeringsprogramma de maximaal voor de stichting en de zorgaanbieder(s) beschikbare subsidie en de te hanteren tarieven als bedoeld in artikel 3, derde lid, op.

2.    De subsidie als bedoeld in het eerste lid kan worden aangepast wanneer de doeluitkeringen worden aangepast als gevolg van de ontwikkeling van de lonen en/of de prijzen of door overige maatregelen van het Rijk.

Artikel 5a, Tussentijdse rapportage

In afwijking van de ASV kunnen gedeputeerde staten de stichting en de zorgaanbieder(s) vragen tussentijds te rapporteren over de uitvoering van hun activiteitenplannen.

Artikel 6, Subsidie-egalisatiereserve

Gedeputeerde staten vormen een subsidie-egalisatiereserve als bedoeld in artikel 10 van het Tijdelijk besluit uitkeringen jeugdzorg.

Artikel 7, Vermogensvorming

Reserves die met provinciale subsidie zijn opgebouwd, mogen alleen worden besteed aan kosten die direct verband houden met de uitoefening van de wettelijke taken van de stichting en de zorgaanbieder(s), voor zover deze niet bestreden kunnen worden uit de voor dat jaar verleende subsidie.

Artikel 8, Financiële verantwoording

1.    Onverminderd het bepaalde in de ASV biedt de Jaarrekening van de stichting inzicht in:

a.    het totaalaantal jeugdigen dat zich in het boekjaar bij de stichting heeft gemeld, alsmede het aantal jeugdigen waarvoor de onderscheiden taken als bedoeld in de artikelen 5 en 10, eerste lid, van de wet zijn uitgevoerd;

b.    per onderscheiden zorgeenheid het totaalaantal indicatiebesluiten dat in het boekjaar is afgegeven;

c.    per onderscheiden zorgeenheid het aantal indicatiebesluiten dat in het boekjaar is afgegeven, voor zover deze in het desbetreffende jaar zijn uitgevoerd door zorgaanbieders die daartoe niet door de provincie Drenthe zijn gefinancierd, alsmede het totaalaantal cliënten waarop dit betrekking heeft;

d.    de aard en omvang van de op grond van artikel 10, derde lid, van de wet uitgevoerde taken.

2.    Onverminderd het bepaalde in de ASV biedt de jaarrekening van de zorgaanbieder per onderscheiden zorgeenheid inzicht in:

a.    het totaalaantal bekostigingseenheden zorg dat op basis van indicatiebesluiten is uitgevoerd;

b.    het aantal van de onder a bedoelde bekostigingseenheden dat door de zorgaanbieder is uitgevoerd ten behoeve van cliënten die voorafgaand aan het bieden van jeugdzorg niet duurzaam verbleven in de provincie Drenthe, alsmede het totaalaantal cliënten waarop deze zorgeenheden betrekking hebben;

c.    de in het desbetreffende jaar feitelijk gerealiseerde kostprijs per bekostigingseenheid zorg;

d.    het totaalaantal cliënten voor wie de onder sub a bedoelde zorgeenheden zijn uitgevoerd.

3.    Aanvragen tot vaststelling van subsidie van de stichting en de zorgaanbieder(s) zijn voorzien van een accountantsverklaring. De accountantsverklaring is opgesteld in overeenstemming met het Controleprotocol jeugdzorg Drenthe. De accountantsverklaring van de stichting geeft tevens een oordeel over de uitvoering van de melding van jeugdzorg waarvoor een ouderbijdrage verschuldigd is, als bedoeld in artikel 12 van de wet.

Artikel 9, Vaststelling subsidie

Gedeputeerde staten kunnen de subsidie lager vaststellen dan het verleende bedrag wanneer de maximaal verleende subsidie voor de uitoefening van de taken meer dan 5% hoger is dan het bedrag dat resulteert bij vermenigvuldiging van het onderscheiden aantal jeugdigen waarvoor de taken, als bedoeld in artikel 5 en 10, eerste en tweede lid, van de wet, daadwerkelijk zijn uitgevoerd met het voor die taken vastgestelde tarief. In dit geval vindt subsidieverlaging plaats ter hoogte van het positieve verschil tussen 95% van de maximaal verleende subsidie enerzijds en het tarief per taak vermenigvuldigd met het aantal jeugdigen waarvoor de taken zijn uitgevoerd.

Artikel 10, Vertrouwenspersoon

Gedeputeerde staten verlenen aan een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid subsidie voor de werkzaamheden van de vertrouwenspersoon, die de rechtspersoon ten behoeve van hun cliënten beschikbaar stelt aan de stichting en de zorgaanbieder(s) en hun onderaannemer(s).

Titel 2, Overige prestatiesubsidies per boekjaar

 

 

Artikel 11, Steunfunctie

Gedeputeerde staten kunnen aan een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid subsidie verlenen voor de uitvoering van een steunfunctie ten behoeve van de stichting en/of de zorgaanbieder(s).

HOOFDSTUK 3, INCIDENTELE PRESTATIESUBSIDIES

Artikel 12, Experimenten

1.    Gedeputeerde staten kunnen aan de stichting en aan de zorgaanbieder(s) een incidentele prestatiesubsidie verlenen ten behoeve van experimenten.

2.    Gedeputeerde staten beoordelen bij het verlenen van de subsidie, zoals bedoeld in het eerste lid, of en in welke mate de experimenten bijdragen aan de uitvoering van het door de provincie gevoerde beleid op het terrein van de jeugdzorg.

3.    Bij de verlening van een subsidie, als bedoeld in het eerste lid, kunnen de hoogte van de subsidie-egalisatiereserve en de vermogenspositie van de aanvrager worden betrokken.

HOOFDSTUK 4, SLOTBEPALINGEN

Artikel 13

 

Artikel 14, Hardheidsclausule

Gedeputeerde staten kunnen, indien hiervoor naar hun oordeel dringende redenen zijn, gemotiveerd afwijken van deze verordening.

Artikel 15, Slotbepalingen

1.    In gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslissen gedeputeerde staten.

2.    De verordening treedt in werking op 1 juli 2012.

TOELICHTING

OP DE SUBSIDIEVERORDENING JEUGDZORG DRENTHE

1, ALGEMEEN

De provincie is op grond van de Wet op de jeugdzorg verantwoordelijk voor de bekostiging van het Bureau Jeugdzorg (de "stichting") en het zorgaanbod in de provincie Drenthe. De provincie ontvangt hiervoor van het Rijk doeluitkeringen. Op grond van artikel 41, vijfde lid, van de wet dienen provinciale staten bij verordening regels vast te stellen omtrent de subsidiëring van de stichting en de zorgaanbieder(s) ten laste van de doeluitkeringen. Voor subsidiëring vanuit autonome provinciale middelen is de ASV het kader.

2, BEKOSTIGING VAN HET BUREAU JEUGDZORG

Wettelijke taken van het Bureau Jeugdzorg

De door de provincie verplicht te bekostigen taken van de stichting zijn vastgelegd in de artikelen 5, 10 en 12 van de wet. Artikel 5 betreft de indicerende taak van het bureau. In het eerste lid van artikel 10 zijn de justitiële taken van de stichting vastgelegd (jeugdbescherming en jeugdreclassering), alsmede de taak om te fungeren als advies- en meldpunt kindermishandeling. In het derde lid van artikel 10 zijn de overige taken van de stichting vastgelegd (advisering, deskundigheidsbevordering, verlening van ambulante, niet-geïndiceerde jeugdzorg etc.). Op grond van artikel 12 heeft de stichting voorts tot taak aan het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen melding te doen van (aanvang en beëindiging van) jeugdzorg waarvoor een ouderbijdrage ingevolge artikel 69 van de wet verschuldigd is.

Bekostigingssystematiek

Voor de onderscheiden taken bestaan nu nog verschillende bekostigingssystematieken. De justitiële taken (jeugdbescherming en jeugdreclassering) worden bekostigd op grond van landelijk vastgestelde normbedragen. Voor de niet-justitiële taken wordt een bedrag toegevoegd aan de Doeluitkering Bureau Jeugdzorg. Voor de jaren na 2006 wordt voor de niet-justitiële taken een zelfde bekostigingsgrondslag ontwikkeld als voor de justitiële taken.

Bekostiging van justitiële taken

Ten behoeve van de financiering van de justitiële taken door de provincie wordt aan de Doeluitkering Bureau Jeugdzorg een bedrag toegevoegd dat tot stand komt door vermenigvuldiging van deze landelijke normprijzen (P) met het aantal uitgevoerde eenheden justitiële taken (Q) in het tweede jaar voorafgaand aan het jaar waarop de doeluitkering betrekking heeft.

Bekostiging van niet-justitiële taken

Voor de niet-justitiële taken van de stichting wordt voor het jaar 2006 een bedrag aan de doeluitkering toegevoegd dat is gebaseerd op de middelen die hiervoor in het jaar voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wet voor deze taken beschikbaar waren op grond van de Wet op de jeugdhulpverlening. Voor deze taken geldt derhalve nog een gesloten budgetfinanciering. Met ingang van 1 januari 2007 zal voor de financiering van de doeluitkering voor deze overige taken eenzelfde financieringsgrondslag gelden als voor de justitiële taken. Dit betekent dat hiervoor ook landelijke normbedragen zullen worden vastgesteld.

De provincie volgt bij de subsidiëring van de stichting in hoofdlijnen de landelijk gehanteerde systematiek bij vaststelling van de Doeluitkering Bureau Jeugdzorg. Echter, de provincie kan op basis van de regionale situatie en in het kader van haar verantwoordelijkheid voor een zo efficiënt mogelijke inzet van de Doeluitkering Bureau Jeugdzorg bij de subsidiëring van de stichting besluiten tot de vaststelling van een afwijkend taakstellend tarief per taak. Daarbij wordt een marge aangehouden van ten hoogste 3%. Zolang er nog geen sprake is van landelijk vastgestelde normbedragen voor de niet-justitiële taken van de stichting, zullen gedeputeerde staten de omvang van het subsidie voor de te hanteren eenheden vaststellen. Deze overgangsregeling is neergelegd in artikel 14 van de verordening.

Voor de taken als bedoeld in artikel 10, derde lid, van de wet geldt een afwijkende financieringssystematiek. Net zoals dit het geval is bij de vaststelling van de doeluitkering voor dit deel, zal door de provincie voor deze taak een subsidie worden vastgesteld op basis van een bedrag per jeugdige inwoner van de provincie.

3, BEKOSTIGING VAN HET ZORGAANBOD

Bekostigingssystematiek

Voor de subsidiëring van het zorgaanbod ontvangt de provincie een doeluitkering van het Rijk. Het Tijdelijk Besluit Uitkeringen Jeugdzorg vormt hiervoor gedurende de eerste 2 jaar na inwerkingtreding van de wet de basis. In deze overgangsperiode is nog sprake van vooraf vastgesteld budget voor de provinciale Doeluitkeringen Bureau Jeugdzorg en Zorgaanbod. Een en ander vloeit voort uit het Bestuursakkoord financieel kader Wet op de jeugdzorg, zoals dit in 2003 tussen provincies, grootstedelijke regio's, de Staatssecretaris van VWS en de Minister van Justitie is overeengekomen.

In het Bestuurlijk Overleg Jeugdzorg zijn afspraken gemaakt over de implementatie van deze landelijke bekostigingssystematiek voor het zorgaanbod*. Het streven is erop gericht de nieuwe bekostigingssystematiek met ingang van 2007 volledig te hebben ingevoerd.

De doeluitkering zorgaanbod wordt gebaseerd op de te verwachten geïndiceerde zorgeenheden vermenigvuldigd met een landelijke normprijs voor die zorgeenheden: prijs (P) x benodigde kwantiteit (Q). Deze zorgeenheden worden landelijk vastgesteld en omschreven en vormen de basis voor de provinciale subsidiëring van de bekostigingseenheden zorg.

Door de zorgaanbieder(s) te verlenen zorg wordt slechts door de provincie bekostigd indien de stichting daarvoor een indicatiebesluit heeft afgegeven. Door het aan elkaar koppelen van de vraag naar jeugdzorg op basis van prognoses van de stichting voor het aantal af te geven indicatiebesluiten en het aanbod op basis van de PxQ-systematiek, zal de omvang van de doeluitkering zorgaanbod aansluiten op de kwantiteit van de aanspraken van cliënten uit de eigen provincie op geïndiceerde zorg.

*     Op basis van het advies "Naar een nieuw stelsel voor de financiering van het jeugdzorgaanbod" van Deloitte.

Marktwerking

De Wet op de jeugdzorg beoogt onder meer dat er meer marktwerking komt in het zorgaanbod, opdat middelen zo efficiënt en effectief mogelijk worden besteed. Teneinde die marktwerking mogelijk te maken, zijn de landelijke normprijzen voor de te leveren zorgeenheden richtinggevend, maar niet bindend voor de provincie bij de subsidiëring van het zorgaanbod. De uiteindelijk door de provincie gehanteerde tarieven kunnen dan ook per zorgaanbieder verschillen. Hiermee wordt een prikkel gegeven voor een zo efficiënt mogelijke uitvoering van zorg. De landelijke normprijzen vormen wel de basis voor de vaststelling door het Rijk van het provinciale budget voor het zorgaanbod. Binnen het financiële kader van de doeluitkering dient de provincie een op de vraag afgestemd zorgaanbod te bekostigen. Binnen de doeluitkering dient de provincie voldoende zorgaanbod in te kopen bij zorgaanbieders teneinde de aanspraken op zorg van cliënten te kunnen borgen. Voorwaarde daarvoor is dat de provincie over adequate informatie beschikt over de omvang van de door de stichting geïndiceerde zorgeenheden en over de trendmatige ontwikkelingen hierin.

Verder betekent het principe van marktwerking dat de provincie met andere zorgaanbieders dan de reeds bestaande subsidierelaties kan aangaan om te voorzien in de behoefte aan jeugdzorg. Uiteraard dienen nieuwe zorgaanbieders te voldoen aan de wettelijke kwaliteitseisen.

Implementatie van de nieuwe bekostigingssystematiek

De nieuwe landelijke bekostigingssystematiek vormt het vertrekpunt in de onderhavige verordening. In het implementatietraject zal via pilots nader worden bezien hoe de uiteindelijke zorgeenheden in het kader van de financiering het best kunnen worden toegepast en zal een praktijktoets plaatsvinden op de geadviseerde normprijzen voor de verschillende zorgeenheden. Een en ander zal in de eerste 2 jaar na inwerkingtreding van de wet zijn beslag krijgen.

In de eerste 2 jaar na inwerkingtreding van de wet kunnen de landelijk te hanteren normprijzen voor zorgeenheden nog niet de grondslag vormen voor de bekostiging van het zorgaanbod. In verband hiermee geeft de verordening gedeputeerde staten de mogelijkheid vast te stellen welke eenheden voor de bekostiging van het zorgaanbod worden gehanteerd. Tot aan de invoering van de nieuwe landelijke bekostigingssystematiek kunnen gedeputeerde staten dus ook zelf andere bekostigingseenheden vaststellen. Het ligt in de rede daarbij aan te sluiten op de bekostigingseenheden die werden gehanteerd in het jaar voorafgaand aan de invoering van de wet.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1, onder i en j

Ter verduidelijking van de begrippen "zorgeenheid" en "bekostigingseenheid" is in navolgend schema een voorbeeld opgenomen van de relatie tussen beide begrippen.

Tabel zorgeenheid en bekostigingseenheid

Zorgeenheid

 

 

 

Bekostigingseenheid

Verblijf in vervangend pedagogisch klimaat

Pleegzorg

Dag en nacht

Permanent

Bedrag per etmaal pleegzorg

Tijdelijk

Bedrag per etmaal pleegzorg

 

 

Residentiële zorg

Dag

Tijdelijk

Bedrag per eenheid dagopvang

De mate van detaillering van de zorgeenheden c.q. bekostigingseenheden kan afwijken van de landelijk vastgestelde of vast te stellen eenheden. In afwijking van de landelijke eenheden te hanteren eenheden dienen wel op een transparante en controleerbare wijze vertaald te kunnen worden naar het niveau van de landelijke eenheden.

Artikel 1, onder r

Om te voorkomen dat de middelen uit de doeluitkering zorgaanbod versnipperd worden ingezet, is ervoor gekozen om, indien de zorgaanbieder zeer specifieke zorg niet of niet doelmatig kan leveren, de zorgaanbieder de mogelijkheid te bieden om de zorg uit te besteden aan een of meer onderaannemers.

Artikel 1, onder s

Zie toelichting onder artikel 2a.

Artikel 2

In aanvulling op c.q. in afwijking van de ASV is in de verordening voor wat betreft de subsidiëring van de wettelijke taken van de stichting en de zorgaanbieder(s) een aantal bepalingen opgenomen. Op de overige subsidies (vertrouwenspersoon, steunfunctie en experimenten) is de ASV integraal van toepassing.

Onverlet het bepaalde in de Subsidieverordening jeugdzorg Drenthe en de ASV dient de subsidiëring in overeenstemming te zijn met de Wet op de jeugdzorg en daarop gebaseerd besluiten, ministeriële regelingen etc.

Artikel 2a

Het openen van de markt voor jeugdzorg heeft geleid tot enige wildgroei in het aanbod. Er hebben zich in het meer en minder recente verleden situaties voorgedaan waarin jeugdzorg werd aangeboden door daarvoor niet gekwalificeerde aanbieders. Om misstanden zoveel mogelijk te voorkomen is een artikel opgenomen dat HKZ-certificering van de stichting en zorgaanbieders (inclusief hun onderaannemers) verplicht stelt. Op grond van het derde lid van dit artikel kunnen gedeputeerde staten ontheffing verlenen van de verplichting tot certificering. Hierbij moet gedacht worden aan een tijdelijke ontheffing voor zorgaanbieders die het certificeringstraject bijna doorlopen hebben.

Artikel 3, tweede lid

Voor een toelichting op de laatste zin van dit artikellid zie de toelichting op artikel 1, onder r.

Artikel 3, vijfde lid

De provincie kan desgewenst zorg inkopen bij zorgaanbieders buiten haar grenzen. Daarmee ligt financiering van zorg ten behoeve van cliënten uit andere provincies niet langer in de rede. Echter, gedurende de overgangsperiode naar de nieuwe financieringssystematiek, zal er nog sprake zijn van een vorm van gesloten budgetfinanciering van de doeluitkeringen. In verband hiermee wordt voor die periode een overgangsregeling gehanteerd op grond waarvan in uitzonderingssituaties zorgaanbieders de verleende subsidie, onder bepaalde voorwaarden, tevens kunnen aanwenden voor het verlenen van zorg ten behoeve van cliënten die voorafgaand aan de jeugdzorg duurzaam verbleven in een andere provincie.

Artikel 4, tweede lid

Een reeks van incidenten, zowel binnen als buiten de provincie Drenthe, bij vooral kleine zorgaanbieders heeft ons ertoe gebracht om voor alle jeugdzorg die onder de verantwoordelijkheid van de provincie wordt verleend, te eisen dat de aanbieder HKZ-gecertificeerd is.

Artikel 4, derde lid

De bepaling in dit artikellid sluit aan bij de planningssystematiek ingevolge de Wet op de jeugdzorg. De verordening wijkt op dit punt af van de ASV.

Artikel 4, vierde lid

Voor de toetsing van aanvragen van nieuwe zorgaanbieders is landelijk een Protocol nieuwe zorgaanbieders ontwikkeld. Dit protocol definieert de kwaliteitseisen waaraan aanbieders en de door hen te leveren zorg moeten voldoen.

Artikel 5a

De systematiek van het rijksbrede subsidiekader laat niet toe dat er voor subsidies met een looptijd van 1 jaar (de boekjaarsubsidies) tussentijds een rapportage wordt gevraagd. Gelet op de omvang van de subsidies in deze sector en de landelijke regelgeving met betrekking tot verantwoording van subsidies, is het nodig op dit punt af te wijken van de ASV.

Artikel 6

Op grond van artikel 10 van het Tijdelijk besluit uitkeringen jeugdzorg is de provincie verplicht een egalisatiereserve jeugdzorg te vormen. De reserve is bedoeld om verschillen tussen de doeluitkeringen en subsidies te neutraliseren. Artikel 10 bepaalt tevens dat de van de egalisatiereserve genoten rente aan de egalisatiereserve wordt toegevoegd en dat de egalisatiereserve uitsluitend wordt besteed voor een van de doeleinden waarvoor de uitkeringen zijn verstrekt. Hoewel het Tijdelijk besluit uitkeringen jeugdzorg inmiddels is ingetrokken, wordt de egalisatiereserve gehandhaafd.

Artikel 7

De stichting en de zorgaanbieder(s) worden bekostigd uit de doeluitkeringen die de provincie van het Rijk ontvangt. De rijksregelgeving laat niet toe dat middelen worden besteed aan andere dan wettelijke taken van de stichting en de zorgaanbieder(s). Op dit punt moet derhalve worden afgeweken van de ASV. Indien dat nodig mocht blijken kunnen gedeputeerde staten op grond van artikel 2, derde lid, nadere regels stellen voor de besteding van met subsidie opgebouwd vermogen.

Artikel 8, eerste lid

Dit artikellid is, door het opnemen van de bepaling onder d, in overeenstemming gebracht met artikel 4, eerste lid.

Artikel 9

Op grond van de rijksregelgeving mogen de stichting en de zorgaanbieder(s) buiten de in artikel 6 bedoelde subsidie-egalisatiereserve zelf vermogen opbouwen tot een bepaald maximum (5%).

Artikel 13

Dit artikel kan vervallen, omdat de overgangsregeling waarin de wet voorzag niet meer actueel is.