Organisatie | Rotterdam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening voorzieningen bij werkloosheid |
Citeertitel | Verordening voorzieningen bij werkloosheid |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | 2008-82 gecons |
Geen
Ambtenarenwet, art. 125, tweede juncto eerste lid
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
11-12-2008 | 01-04-2013 | 2008-199 wijz. 2 | 09-12-2008 Gemeenteblad 2008-199 | Voorstel wethouder Verkeer, Vervoer en Organisatie 9 december 2008; kenmerk: 216762 | |
11-09-2008 | 01-07-2008 | Art. 2, 9, 21, 24 en paragraaf 7 | 09-09-2008 Gemeenteblad 2008-135 | Voorstel wethouder Verkeer, Vervoer en Organisatie 9 september 2008; kenmerk 158878 | |
01-07-2008 | nieuwe regeling | 24-06-2008 Gemeenteblad 2008-82 | Voorstel wethouder Verkeer, Vervoer en Organisatie 24 juni 2008; kenmerk 150538 |
Paragraaf 1 Werkingssfeer en begripsbepalingen
Deze regeling is van toepassing op de ambtenaar die op grond van artikel 89 (reorganisatie), 90bis (gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid) of 91 (functionele ongeschiktheid) Ambtenarenreglement ontslagen wordt en op de ambtenaar die op deze gronden ontslagen is.
Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:
Artikel 5 Re-integratiefase voor ontslag
De re-integratiefase is afhankelijk van de duur van het dienstverband bij de gemeente, waaruit ontslag plaatsvindt. Hierbij wordt de duur van het dienstverband gerekend vanaf de datum van indiensttreding bij de gemeente, waaruit ontslag plaatsvindt, tot de datum van de start van de re-integratiefase.
Artikel 6 Einde re-integratiefase
De re-integratiefase eindigt eerder en het ontslag op grond van artikel 89 of 91 Ambtenarenreglement gaat direct in, indien de ambtenaar zich tijdens de re-integratiefase niet houdt aan de afspraken uit het re-integratieplan. Burgemeester en wethouders nemen hierbij de algemene beginselen van behoorlijk bestuur in acht.
In het re-integratieplan worden afspraken gemaakt over de kosten voor de verschillende activiteiten uit het re-integratieplan. De kosten voor de activiteiten uit het re-integratieplan komen, mits redelijk en billijk, volledig voor rekening van burgemeester en wethouders, met een maximum van € 7.500,=.
Paragraaf 5 Aanvullende uitkering
Artikel 11 Hoogte aanvullende uitkering bij ontslag
Gedurende de tweede fase bedraagt de aanvullende uitkering:
voor ambtenaren met een bezoldiging van € 4.375,= tot een bedrag van € 5.250,= 10% van de bezoldiging naar rato van het aantal uren dat de ambtenaar werkloos is; voor ambtenaren met een bezoldiging van € 5.250,= tot een bedrag van € 6.560,= 20% van de bezoldiging naar rato van het aantal uren dat de ambtenaar werkloos is;
Paragraaf 6 Na-wettelijke uitkering
Artikel 17 Duur na-wettelijke uitkering
De duur van de na-wettelijke uitkering is één maand per dienstjaar in de gemeentelijke sector maal een correctiefactor. De correctiefactor is
Artikel 19 Sancties na-wettelijke uitkering
Burgemeester en wethouders kunnen een sanctiebeleid vaststellen, op grond waarvan sancties worden toegepast op de uitbetaling van de na-wettelijke uitkering. Onderdeel van de sanctieregeling is de plicht die de ambtenaar heeft om burgemeester en wethouders te informeren over alles wat van invloed kan zijn op de duur en hoogte van de na-wettelijke uitkering.
Paragraaf 7 Bijzondere uitkering bij ontslag of definitieve herplaatsing ingeval van minder dan 35% arbeidsongeschiktheid
Artikel 21 Bijzondere uitkering bij ontslag of definitieve herplaatsing ingeval van minder dan 35% arbeidsongeschiktheid
De ambtenaar die voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is en die gedurende het derde ziektejaar, bedoeld in artikel 57, derde lid Ambtenarenreglement, is ontslagen op grond van artikel 90bis dan wel definitief is herplaatst op grond van artikel 57 Ambtenarenreglement, heeft recht op een bijzondere uitkering indien en voor zolang hij arbeid heeft voor ten minste de restverdiencapaciteit, zoals deze door UWV definitief is vastgesteld.
In afwijking van artikel 17 is de duur van de na-wettelijke uitkering voor de ambtenaar die:
gelijk aan (0,25 + (0,195 + 0,015 * (X-21)) * (X - Y) - (X-18) / 12 -2) jaar, met dien verstande dat de factor (X-18) gemaximeerd wordt op 38. Factor X staat hierbij voor de leeftijd in hele jaren op de dag van ontslag; factor Y voor de indiensttreedleeftijd in de gemeentelijke sector.
In deze verordening worden de voorzieningen bij werkloosheid geregeld zoals deze gelden per 1 juli 2008.
Deze regeling bevat bepalingen voor ambtenaren die op grond van artikel 89 (reorganisatie) of 91 Ambtenarenreglement (ongeschiktheid/onbekwaamheid) ontslagen worden. Ook is in deze regeling een bijzondere uitkeringsregeling opgenomen voor ambtenaren die op grond van artikel 90bis (gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid) ontslagen worden, waarbij sprake is van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid voor minder dan 35%.
Dit betekent dat voor de overige ontslaggronden geen bovenwettelijke (uitkerings)rechten gelden.
In artikel 1 wordt onderscheid gemaakt tussen ontslagen worden en ontslagen zijn op grond van artikel 89, 90bis, 91 of 96 Ambtenarenreglement. Het onderscheid tussen “worden” en “zijn” ziet op de re-integratiefase voor ontslag (als medewerkers worden ontslagen) en de (uitkerings)rechten na ontslag (als medewerkers zijn ontslagen).
Wanneer de ambtenaar tijdens zijn werkloosheidsuitkering een baan krijgt, eindigt zijn werkloosheid en daarmee zijn recht op een WW-uitkering. Wanneer ook deze baan weer eindigt, kan de ambtenaar onder bepaalde voorwaarden in aanmerking komen voor een herleving van zijn werkloosheidsuitkering. Waar in deze regeling gesproken wordt over de werkloosheidsuitkering, wordt ook gedoeld op deze herleefde uitkering.
In dit artikel wordt ingegaan op de relatie met eventuele locale afspraken, voor het geval deze ruimer zijn dan in deze verordening. Wij kennen in onze gemeente het Sociaal Statuut Rotterdam 2005 (SSR 2005), waarin een aantal afspraken is gemaakt over gezamenlijke inspanningen om bij boventalligheid (binnen en buiten) de gemeente te zoeken naar een andere passende functie. Het SSR 2005 geldt tot 1 januari 2010, inclusief de afspraak dat reorganisatie-ontslag binnen Rotterdam alleen mogelijk is als de medewerker onvoldoende meewerkt aan het vinden van een andere passen functie.
Wanneer elders gemaakte afspraken ruimer zijn, gelden deze in plaats van de bepalingen uit deze regeling.
Het doel van de re-integratiefase is werkloosheid te voorkomen. De re-integratiefase geldt alleen voor de medewerkers met een dienstverband van langer dan 2 jaar. Dit blijkt ook uit de tekst van het vijfde lid.
Het ontslagbesluit bevat de datum waarop het ontslag ingaat. Doordat eerst nog de re-integratiefase doorlopen moet worden, is dit een datum die in de toekomst ligt. De ontslagdatum wordt bepaald op de eerstvolgende datum die na afloop van de re-integratiefase mogelijk is. Wanneer voor de ambtenaar een re-integratiefase van bijvoorbeeld 4 maanden geldt, noemt het ontslagbesluit een datum, gelegen 4 maanden na de verzending of overhandiging van het ontslagbesluit. In artikel 6 worden de mogelijkheden genoemd, op grond waarvan het ontslag eerder dan de einddatum van de re-integratiefase kan ingaan.
Als de re-integratiefase door middel van levensloopverlof verlengd wordt (artikel 8), moet het oorspronkelijke ontslagbesluit worden ingetrokken en worden vervangen door een nieuw ontslagbesluit met een latere ontslagdatum.
Op het moment waarop het ontslagbesluit is genomen is, gaat de re-integratiefase in. Tijdens deze re-integratiefase wordt intern en extern gezocht naar een nieuwe baan voor de medewerker.
Het ontslagbesluit met de ontslagdatum kan worden genomen als aan de noodzakelijke voorwaarden voor ontslag op grond van artikel 89 of 91 Ambtenarenreglement is voldaan.
Zo moet bij ontslag op grond van artikel 91 Ambtenarenreglement de conclusie kunnen worden onderbouwd dat de ambtenaar ongeschikt of onbekwaam is om zijn functie te blijven uitoefenen.
Bezwaar tegen een ontslagbesluit schort de werking van het ontslagbesluit en de intreding van de re-integratiefase niet op.
Ook bij het aanvaarden van een deeltijdbetrekking eindigt de re-integratiefase. Op grond van artikel 72a WW heeft de gemeente voor zijn oud-medewerkers een plicht om de re-integratie in de arbeid te bevorderen. Zolang de re-integratie nog niet volledig is gelukt en heeft geleid tot volledige opheffing van de werkloosheid (minder dan 5 uur werkloos), blijft deze plicht van de gemeente bestaan. In dat verband kan het zinvol zijn om afspraken uit het re-integratieplan voort te zetten.
Tijdens de re-integratiefase worden afspraken gemaakt over de inspanningen die van de gemeente en de ambtenaar verlangd worden. Deze afspraken worden door de werkgever vastgesteld en vastgelegd in het re-integratieplan. Dit kunnen onder meer afspraken zijn over sollicitatieactiviteiten, opleidingen of outplacementtraject (zie artikel 9). Wanneer de ambtenaar zich niet houdt aan de gemaakte afspraken, zoals het niet starten van een cursus of onvoldoende sollicitaties verrichten, gaat het ontslag op grond van artikel 89 of 91 Ambtenarenreglement eerder in dan pas na afloop van de re-integratiefase. Uiteraard gelden hierbij de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, zoals het zorgvuldigheidsbeginsel (belangenafweging) en proportionaliteitsbeginsel (de sanctie moet niet zwaarder zijn dan op grond van het gedrag te rechtvaardigen is). In dat geval moet een besluit genomen worden waarin, gemotiveerd en onder verwijzing naar artikel 6, de nieuwe ontslagdatum is opgenomen.
Tijdens de re-integratiefase kunnen ook afspraken worden gemaakt over de eisen die de ambtenaar mag stellen aan de aangeboden functie. Wanneer de ambtenaar een functie die aan dergelijke eisen voldoet niet accepteert, kan eveneens vóór het aflopen van de re-integratietermijn ontslag plaatsvinden op grond van artikel 89 of 91 Ambtenarenreglement.
Naarmate de re-integratiefase langer duurt, mag een bredere oriëntatie op arbeid verwacht worden. Op grond van jurisprudentie kan dat, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, betekenen dat van de ambtenaar na verloop van tijd verwacht mag worden dat deze een functie aanvaardt, waaraan een salaris is verbonden dat maximaal 2 schalen lager is.
Eerdere beëindiging van de re-integratiefase leidt tot het vervallen van het recht op een aanvullende uitkering en na-wettelijke uitkering.
Ook de werkgever moet zich houden aan de afspraken uit het re-integratieplan. Doet de werkgever dit niet, dan wordt de re-integratiefase met minimaal één maand en maximaal de helft van de oorspronkelijke re-integratiefase verlengd. Binnen deze termijn dient de nalatigheid te worden hersteld, voor zover dit naar redelijkheid en billijkheid mogelijk is.
Als de ambtenaar levenslooptegoed opneemt voor zijn volledige arbeidsduur, kan zijn dienstverband worden voortgezet. Dit betekent in ieder geval dat zijn ontslag en recht op WW pas later ingaan. Belangrijker is dat hij van werk naar werk kan overstappen, wat het vinden van een baan over het algemeen eenvoudiger maakt. De verlenging van de re-integratiefase wordt slechts toegestaan, wanneer de ambtenaar tijdens die fase aan zijn re-integratie blijft werken.
De werkgever stemt alleen in met een verzoek tot verlenging van de re-integratiefase, wanneer de ambtenaar tijdens de re-integratiefase niet volledig aan zijn re-integratieverplichtingen heeft kunnen voldoen, bijvoorbeeld vanwege de zorg voor een ernstig zieke partner.
Lid 4 geeft aan dat de bepalingen over een eerdere beëindiging van de aanstelling van overeenkomstige toepassing zijn. Wanneer de ambtenaar zich tijdens de verlenging niet houdt aan de afspraken over de re-integratieactiviteiten wordt voor het aflopen van de verlengde re-integratiefase ontslag verleend op grond van artikel 89 of 91 Ambtenarenreglement.
Tijdens de re-integratiefase geldt de reguliere rechtspositieregeling. Dit houdt onder meer in dat de verlofopbouw van de ambtenaar ongewijzigd wordt voortgezet. Voor activiteiten in het kader van het re-integratieplan hoeft de medewerker in principe geen verlof op te nemen.
Het is zinvol om met het opstellen van het re-integratieplan te beginnen, zodra duidelijk is dat de ambtenaar ontslagen gaat worden en daarmee dus niet te wachten tot het ontslagbesluit formeel is genomen.
Het re-integratieplan moet in ieder geval binnen 1 maand na ingang van de re-integratiefase zijn opgesteld.
De gemeente maakt een kosten-batenanalyse van de voorgenomen re-integratieactiviteiten en stelt vast welke kosten redelijkerwijs voor rekening van de gemeente komen.
Wanneer besloten wordt dat volledige vergoeding van de kosten door de gemeente niet redelijk is of wanneer de kosten uitstijgen boven het bedrag van € 7.500,=, kan van de ambtenaar verlangd worden dat hij zelf ook financieel bijdraagt aan de activiteiten uit het re-integratieplan.
Wanneer de re-integratiefase eerder is geëindigd, omdat de ambtenaar zich niet heeft gehouden aan de afspraken die in het re-integratieplan zijn neergelegd, vervalt het recht op een aanvullende en een na-wettelijke uitkering.
Voor het recht op een aanvullende uitkering moet de ambtenaar niet alleen formeel recht hebben op een werkloosheidsuitkering, maar deze ook daadwerkelijk ontvangen.
Bij de te overleggen gegevens kan gedacht worden aan de betalingsberichten van UWV, gegevens over werkhervatting (ter bepaling van het aantal uren dat iemand werkloos is) en sanctiebesluiten van UWV. Hiervoor wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de procedure van gegevenslevering zoals deze bij UWV geldt (zie voor meer informatie www.uwv.nl). Deze gegevens zijn noodzakelijk voor de bepaling van de hoogte van de aanvullende uitkering (artikel 11) en ter controle van sancties, die door UWV kunnen zijn opgelegd (artikel 13).
In artikel 2 is de bezoldiging gedefinieerd als de bezoldiging die iemand in de 12 maanden voorafgaand aan de re-integratiefase gemiddeld ontving.
De genoemde grensbedragen zijn feitelijke bezoldigingsbedragen. Hiermee wordt dus niet de bezoldiging bij een volledige aanstelling bedoeld, die voor deeltijders naar rato geldt.
De zinsnede “naar rato van het aantal uren dat de ambtenaar werkloos is” houdt in dat wanneer iemand voor 18 uur is ontslagen uit een baan met een arbeidsduur van 36 uur, hij een aanvullende uitkering ontvangt van 18/36 maal het voor hem geldende percentage van zijn bezoldiging. Als deze persoon vervolgens een baan aanvaardt van 10 uur per week, wordt de hoogte van zijn aanvullende uitkering 8/36 maal dat percentage.
Wanneer de WW-uitkering op een later moment is ingegaan dan direct na de ontslagdatum eindigt het recht op de eerste fase van de aanvullende uitkering 12 maanden na de datum van ontslag en niet 12 maanden na de dag van ingang van de WW-uitkering.
Iedere sanctie die door UWV wordt opgelegd, leidt tot een evenredige sanctie op de aanvullende uitkering. Dit betekent dat als UWV voor de duur van 3 maanden een sanctie oplegt van 10%, ook de aanvullende uitkering voor de duur van 3 maanden gekort wordt met 10%. Beëindiging van de WW-uitkering voor bijvoorbeeld 6 maanden leidt ook tot beëindiging van de aanvullende uitkering voor 6 maanden.
Een sanctie die door UWV wordt opgelegd, kán leiden tot het vervallen van het recht op een na-wettelijke uitkering. Dit is een facultatieve bepaling en is afhankelijk van de aard en ernst van het gedrag dat heeft geleid tot de sanctie die door UWV is opgelegd.
Omdat de aanvullende uitkering gekoppeld is aan de uitkering op grond van de Werkloosheidswet, eindigt de aanvullende als de WW-uitkering eindigt.
Herleving aanvullende uitkering
Het recht op de aanvullende uitkering herleeft, wanneer de werkloosheidsuitkering herleeft. De duur van de eerste fase van de aanvullende uitkering vangt aan op de dag van ontslag. Bij herleving van de aanvullende uitkering wordt de duur van de eerste fase niet opgeschort met de periode, waarin geen werkloosheidsuitkering is ontvangen.
Na afloop van de werkloosheidsuitkering moet nog steeds sprake zijn van werkloosheid, zoals gedefinieerd in artikel 1.
Hiervoor wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de procedure van gegevenslevering zoals deze bij UWV geldt. Deze gegevens zijn nodig ter bepaling van de hoogte van de na-wettelijke uitkering (artikel 16) en het door de gemeente te voeren sanctiebeleid (artikel 19).
Bij ontslag op grond van artikel 91 Ambtenarenreglement ontstaat alleen recht op een na-wettelijke uitkering als het ontslag gelegen is in omstandigheden binnen de werksfeer. Dit betekent dat de ambtenaar geen overwegend aandeel moet hebben gehad in het ontstaan en voortbestaan van de situatie die geleid heeft tot de ongeschiktheid of onbekwaamheid voor zijn functie.
De duur van de na-wettelijke uitkering is afhankelijk van de diensttijd bij de gemeenten. Voorbeeld: als iemand 45 jaar is op de dag van ontslag en hij heeft vanaf zijn 25e in de gemeentelijke sector gewerkt, ontvangt hij een na-wettelijke uitkering voor de duur van (15 x 1,4) + (5 x 2) = 31 maanden.
Recht op een werkloosheidsuitkering bestaat als iemand meer dan 5 uur of meer dan de helft van zijn oorspronkelijke arbeidsduur per week verliest. Als door werkhervatting een werkloosheid resteert van minder dan 5 uur (of minder dan de helft van zijn oorspronkelijke arbeidsduur) eindigt de werkloosheid en eindigt het recht op de na-wettelijke uitkering.
De na-wettelijke uitkering eindigt altijd op 62 jaar en 9 maanden. Op dat moment kan de ambtenaar zijn ouderdomspensioen laten ingaan.
Er bestaat geen recht op afkoop van de na-wettelijke uitkering. De werkgever kan echter op verzoek van de ambtenaar besluiten tot afkoop van de na-wettelijke uitkering. Deze bepaalt daarbij de voorwaarden en de hoogte van het afkoopbedrag.
Als partijen het niet eens worden over de hoogte van het afkoopbedrag, wordt de periodieke betaling van de na-wettelijke uitkering voortgezet.
De ambtenaar die minder dan 35% arbeidsongeschikt is, kan in het derde ziektejaar worden herplaatst in een functie, waarin hij ten minste 100% van zijn restverdiencapaciteit verdient. Wanneer een dergelijke functie buiten de gemeente wordt gevonden, kan ontslag op grond van artikel 90bis, tiende lid Ambtenarenreglement plaatsvinden.
In dat geval ontvangt de ambtenaar, zolang hij arbeid verricht waarmee hij ten minste in 100% van de restverdiencapaciteit kan voorzien, een bijzondere uitkering.
Er is overgangsrecht overeengekomen voor de ambtenaar die
Het overgangsrecht houdt in dat de duur van de na-wettelijke uitkering overeenkomt met de aansluitende uitkering uit de Verordening bovenwettelijke werkloosheidsuitkering, zoals deze tot 1 juli 2008 luidde.
Vanaf 1 juli 2008 valt iedereen onder de nieuwe regeling, inclusief de bepalingen over de re-integratiefase. Het overgangsrecht betreft alleen de duur van de na-wettelijke uitkering.
De berekening van het overgangsrecht is wel eenvoudiger gemaakt. In lid 2 is een tabel opgenomen waaruit afgelezen kan worden hoe lang de na-wettelijke uitkering maximaal kan duren. De na-wettelijke uitkering gaat in na afloop van de WW-uitkering.
Omdat de na-wettelijke uitkering in ieder geval eindigt op de leeftijd van 62 jaar en 9 maanden, komt de potentiële uitkeringsduur bij ontslag op de leeftijd van 50 jaar en ouder niet volledig tot uitkering. Samen met de wettelijke WW komt de duur van deze uitkering immers boven de leeftijd van 62 jaar en 9 maanden uit.
Bij ontslag op een leeftijd van 62 jaar of ouder voorziet de WW al in een uitkering tot minimaal de leeftijd van 62 jaar en 9 maanden. Daarom stopt de tabel bij ontslag op de leeftijd van 61 jaar.