Organisatie | Arnhem |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Reglement van orde van de politieke maandag van de gemeente Arnhem 2007 |
Citeertitel | Reglement van orde politieke maandag |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
De verordening is primair vastgesteld bij Rb 30 juni 2007; cie VOAB nr 2007.0.074.427.
1e wijziging betreft regeling interrupties tijdens meningsvormende en besluitvormende fase, alsmede regeling indiening moties tijdens behandeling mondelinge vragen raadsleden.
2e wijziging betreft toevoeging "politieke groepering" in de relevante artikelen en beperking van het inspreekrecht (nieuw 10e lid art. 23).
3e wijziging betreft vervallen art. 34, lid 8 inzake spreekregels voor in lopende bestuursperiode afgesplitste (nieuwe) fractie.
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
06-12-2011 | 02-09-2014 | nadere regeling spreekrecht afgesplitste fracties. | 06-12-2011 | Agendacie 26 september 2011 nr 2011.0.128.555 | |
07-10-2009 | 06-12-2011 | nadere regeling inspreekrecht. | 28-09-2009 | Agendacie 30 juni 2009 nr 2009.0.055.570 | |
10-07-2008 | 07-10-2009 | nieuwe regeling | 30-06-2008 | Agendacienr 2008.0.052.657 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In dit reglement wordt verstaan onder:
Politieke Maandag: aanduiding voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad en de raadscommissies van de gemeente Arnhem;
politieke groepering: groep mensen die zich organiseert en afspraken maakt op basis van gemeenschappelijke politieke uitgangspunten, met als doel deel te nemen aan het poiltiek bestuur;
raadscommissie: een commissie als bedoeld in artikel 82 van de Gemeentewet;
Artikel 2 De Politieke Maandag; tijd, plaats en inhoud
Artikel 3 De fases van besluitvorming
Artikel 5 Oproep en Agenda Politieke Maandag
De voorzitter van de Agendacommissie zendt ten minste vijf dagen voor een Politieke Maandag de leden van de raad, de commissieleden niet raadslid zijnde, de burgemeester, de wethouders, de gemeentesecretaris en de fracties een schriftelijke oproep onder vermelding van dag, plaats en tijdstip van de Politieke Maandag.
De griffier draagt er zorg voor dat de oproep, de agenda en de daarbij behorende stukken, alsmede stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, direct ter inzage worden gelegd in de visiekamer van de gemeenteraad en op de in de gemeente gebruikelijke wijze ter openbare kennis worden gebracht.
Artikel 6 Aanwezigheid burgemeester, wethouders en gemeentesecretaris
Hoofdstuk 3 De Rondvraag voor raads- en commissieleden en de mededelingen van het college en de burgemeester
Hoofdstuk 4 De raadscommissies
Er zijn de volgende raadscommissies:
Artikel 12 Leden van de raadscommissies
Artikel 13 De Commissievoorzitter
De commissievoorzitter wordt door de raad uit zijn midden benoemd.
De commissievoorzitter is belast met:
Bij verhindering van de commissievoorzitter voorziet de Agendacommissie in zijn vervanging.
Artikel 16 Leden van de Raad; toelating en beëdiging; benoeming wethouders
Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie voor de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter van de Agendacommissie mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren.
1° één of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden;
2° twee of meer fracties als één fractie gaan optreden;
3° één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie;
wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter van de Agendacommissie.
b.Met de onder a beschreven veranderde situatie wordt rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering van de raad na de mededeling daarvan.
Artikel 18 Voorzitter van de Raad
Artikel 19 De Vicevoorzitter van de Raad
Artikel 20 Het seniorenconvent
Hoofdstuk 6 De fases van besluitvorming
PARAGRAAF 1 DE INFORMATIEVE FASE
Artikel 23 Spreekrecht voor burgers in de informatieve fase
Van het ingesprokene wordt een verslag gemaakt.
9. Politieke groeperingen kunnen geen gebruik maken van het inspreekrecht.
10. De voorzitter van de raadscommissie kan in het belang van een goede vergaderorde of vanwege het ontbreken van voldoende belang besluiten een verzoek om in te spreken af te wijzen. De voorzitter doet daarvan aan het begin van de behandeling van het onderwerp mededeling aan de vergadering.
Artikel 24 Beëindiging informatieve fase
Van een informatieve vergadering wordt, behoudens het bepaalde in het achtste lid van artikel 23, geen verslag gemaakt; een afsprakenlijst wordt opgesteld.
PARAGRAAF 2 DE MENINGSVORMENDE FASE
In de eerste termijn zetten de fracties hun standpunten uiteen en is (zijn) de indiener(s) van het voorstel in de gelegenheid hierop te reageren. In de tweede termijn reageren de fracties op de standpunten van andere fracties en op het standpunt van de indieners van het voorstel. In de eerste termijn zijn geen interrupties toegestaan.
Per onderwerp wordt het woord door maximaal 1 vertegenwoordiger per fractie gevoerd.
Artikel 29 Beëindiging meningsvormende fase
Van een meningsvormende vergadering wordt een verslag gemaakt. Tevens wordt een commissieadvies opgesteld.
Paragraaf 3.1 Algemene bepalingen
de fractievoorzitters dragen er zorg voor, dat ten minste tweemaal 24 uur voor de eerste vergadering van de nieuw benoemde raad de samenstelling van hun fracties, evenals de volgorde waarin de leden van de fractie zullen zitten, schriftelijk aan de voorzitter van de Agendacommissie wordt medegedeeld;
Artikel 35 Sluiting beraadslaging en beslissing
Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht door middel van een korte verklaring zijn uit te brengen stem te motiveren binnen de aan diens fractie toegekende spreektijd.
Artikel 37 Stemming over zaken
Alvorens tot hoofdelijke stemming over te gaan deelt de voorzitter mede, bij welk lid van de raad de hoofdelijke stemming zal beginnen. Daartoe wordt bij loting een volgnummer van de presentielijst aangewezen; de hoofdelijke stemming heeft plaats naar de volgorde van de presentielijst, beginnend bij het lid dat bij loting daartoe is aangewezen.
Artikel 38 Stemming over amendementen en moties
Bij verschil van gevoelen over de strekking beslist de raad.
Artikel 39 Stemming over personen
Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Een verkregen meerderheid van stemmen geldt niet wanneer de raad beslist, dat daarop een tussen het aantal briefjes en dat van de bij de stemming medegewerkt hebbende leden bestaand verschil van invloed heeft kunnen zijn.
Komen meer personen in aanmerking, die een gelijk aantal stemmen verkregen, dan heeft tussen hen herstemming plaats, waarbij het lid dat de meeste stemmen verkregen heeft, verkozen is.
Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de Gemeentewet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden die geen behoorlijk stembriefje hebben ingeleverd. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:
In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de voorzitter van de raad op voorstel van de voorzitter van het stembureau.
6.Ieder stembriefje wordt door de voorzitter van het stembureau voorgelezen.
De beide andere leden zien de stembriefjes na en houden aantekening van de inhoud van de briefjes.
De voorzitter van het stembureau overhandigt de stembriefjes aan de voorzitter van de raad, die de uitslag van de stemming vaststelt. De voorzitter van de raad brengt deze ter kennis van de raad. Zijn meer benoemingen of voordrachten van personen te doen, dan kan de voorzitter meer dan één stembureau, samengesteld op de wijze als in dit artikel is aangegeven, benoemen.
7.Onder de zorg van de griffier worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslag en sluiting van de vergadering vernietigd.
Artikel 40 Herstemming over personen
Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd (herstemming). Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.
Artikel 41 Beslissing door het lot
De leden, de burgemeester, de wethouders, de griffier en de secretaris hebben het recht, een voorstel tot verandering aan de raad te doen, indien de besluitenlijst onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeeft hetgeen besloten is. Een voorstel tot verandering dient vóór het vaststellen van de besluitenlijst bij de griffier te worden ingediend.
Paragraaf 3.2 Rechten van de leden van de raad
Artikel 43 Gelegenheid tot het stellen van mondelinge vragen door raadsleden
De vragen moeten kort en duidelijk geformuleerd, schriftelijk worden ingediend bij de voorzitter van de Agendacommissie, uiterlijk op de dag van de besluitvormende vergadering om 12:00 uur. De voorzitter van de Agendacommissie brengt de vragen onverwijld ter kennis aan degene(n), aan wie de vragen zijn gericht.
De voorzitter van de Agendacommissie kan vragen die betrekking hebben op een onderwerp dat reeds in behandeling is bij een van de raadscommissies, doorzenden naar de betreffende commissie. De behandeling en beantwoording van deze vragen geschieden in dat geval in de commissie die het onderwerp behandelt. De voorzitter van de Agendacommissie brengt de doorgezonden vragen ter kennis van de leden en maakt deze openbaar.
Artikel 44 Schriftelijke vragen door raadsleden
Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen twee maanden, nadat de vragen zijn binnengekomen. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, krijgt de vragensteller daarvan gemotiveerd schriftelijk bericht, waarbij aangegeven wordt binnen welke termijn beantwoording zal plaats vinden.
Ieder lid van de raad kan tot het sluiten van de beraadslagingen een wijziging (amendement) voorstellen op het voorgestelde besluit of op een amendement dat door een lid is ingediend (subamendement). Er kan alleen beraadslaagd worden over amendementen die ingediend zijn door leden van de raad die in de vergadering aanwezig zijn. Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden.
Elk amendement of subamendement moet om in behandeling genomen te worden, schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend en dient zodanig geformuleerd te zijn dat het geschikt is om in het voorgestelde besluit te worden verwerkt. De voorzitter kan toestaan dat, met het oog op het eenvoudige karakter van het amendement of subamendement, met een mondelinge indiening wordt volstaan.
Artikel 48 Initiatiefvoorstellen
De beraadslagingen in de raad over het initiatiefvoorstel vinden op de gebruikelijke wijze plaats, met dien verstande dat de indiener in beide termijnen in kan gaan op de beschouwingen van de leden, alvorens het lid van het college tot wiens portefeuille het onderwerp behoort dan wel de burgemeester, ingaat op het betoogde.
PARAGRAAF 4 ALGEMENE BEPALINGEN OVER DE VERGADERINGEN VAN DE RAAD EN DE RAADSCOMMISSIES
Artikel 49 Handhaving orde; schorsing
Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker in eerste termijn interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter van de vergadering tot de orde geroepen. Indien de spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter van de vergadering hem gedurende de vergadering, waarin dat plaats vindt, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.
De commissievoorzitter kan een raadscommissie voorstellen aan een lid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de commissievergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het lid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig laat de commissievoorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan de raadscommissie het lid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering ontzeggen.
Artikel 50 Voorstellen van orde
Artikel 52 Deelname aan de vergadering door anderen
Artikel 54 Besloten vergadering
Artikel 55 Besluitenlijst besloten vergadering
Deze besluitenlijst en/of het verslag worden in een volgende vergadering vastgesteld. Tijdens deze vergadering neemt de raad of de raadscommissie een besluit over het al dan niet openbaar maken van deze stukken. Indien de besluitenlijst en/of het verslag aanleiding geven tot bespreking, vindt deze bespreking plaats in beslotenheid.
Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raad of de raadscommissie overeenkomstig de artikelen 25, eerste lid of 86, eerste lid van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De raad of de raadscommissie kan besluiten de geheimhouding op te heffen.
Artikel 57 Opheffing geheimhouding
Indien de raad op grond van gestelde in de artikelen 25, derde en vierde lid, of 55, tweede en derde lid, of 86, tweede lid, van de Gemeentewet, voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het betreffende orgaan overleg gevoerd.
Artikel 58 Verbod gebruik mobiele communicatieapparatuur
In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering het gebruik, alsmede het stand-by houden van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen die inbreuk kunnen maken op de orde van de vergadering, zonder toestemming van de voorzitter van de vergadering niet toegestaan.
Artikel 59 Toehoorders en pers
Artikel 60 Geluid- en beeldregistraties
Degenen die in de vergaderzaal tijdens de raadsvergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken vragen toestemming aan de voorzitter van de vergadering en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.
Artikel 61 Maatregelen van orde
Indien de voorzitter van de vergadering dit nodig oordeelt, kan hij de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen ter handhaving van de orde op de publieke tribune.
Hoofdstuk 7 Begroting en rekening
Artikel 62 Procedure begroting
Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding, het onderzoek, de behandeling en de vaststelling van de begroting volgens een procedure die de raad vaststelt.
Artikel 63 Procedure jaarrekening
Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding en het onderzoek van de jaarrekening en het jaarverslag, alsmede de vaststelling van de jaarrekening en van een eventueel indemniteitsbesluit volgens een procedure die de raad vaststelt.
Hoofdstuk 8 Lidmaatschap van andere organisaties
Artikel 64 Verslag; verantwoording
Een lid van de raad, een wethouder, de burgemeester, de griffier of de secretaris, die door de gemeenteraad is aangewezen tot lid van het algemene bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen doet verslag met een minimum van 1 keer per jaar, hetzij mondeling, hetzij schriftelijk over zaken die in het algemeen bestuur als bedoeld aan de orde zijn.
In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel over de toepassing van het reglement, beslist de raad of raadscommissie op voorstel van de voorzitter van de vergadering.
Dit reglement treedt in werking nadat het op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Het reglement van orde voor de vergaderingen van de raad van de gemeente Arnhem vastgesteld bij raadsbesluit van 13 februari 2003 nr. CS/CTRJ/2003/13 en de verordening op de raadscommissies 2003 vastgesteld bij raadsbesluit van 13 februari 2003 nr. CS/CTRJ/2003/12 worden op dat tijdstip ingetrokken.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van raad van de gemeente Arnhem d.d. 26 november 2007.
Artikelsgewijze toelichting Reglement van Orde Politieke Maandag
Artikelsgewijze toelichting Reglement van Orde Politieke Maandag
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Om te voorkomen dat de omschrijving van terugkerende begrippen in de verordening moet worden herhaald, zijn in deze bepaling een aantal begrippen eenmalig gedefinieerd.
Artikel 2 De Politieke Maandag; tijd, plaats en inhoud
Dit artikel introduceert het begrip Politieke Maandag als verzamelbegrip voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad en de raadscommissies. De nieuwe term Politieke Maandag wordt gehanteerd om de nieuwe werkwijze van de Arnhemse gemeenteraad te aan te duiden.
Artikel 3 De fases van besluitvorming
In dit artikel is de scheiding in het besluitvormingsproces vastgelegd. Besluiten van de raad worden voorbereid door de raadscommissies in achtereenvolgens de informatieve en meningsvormende fase.
Dit artikel introduceert de Agendacommissie. De Agendacommissie neemt een centrale plaats in bij de organisatie van de Politieke Maandag. Als dagelijks bestuur van de Politieke Maandag beslist de Agendacommissie over de agendering en overige procedurele kwesties. De Agendacommissie is een commissie als bedoeld in artikel 84 van de Gemeentewet. Dit in afwijking van de raadscommissies. Deze zijn commissies ex artikel 82 van de Gemeentewet. De aard van (een deel van) de taken van de agendacommissie vergt de mogelijkheid om een meer toegesneden openbaarheidsregeling te hanteren. Artikel 84 van de Gemeentewet schept de mogelijkheid daartoe.
Een volledige beschrijving van taken, samenstelling, werkwijze etc. van de Agendacommissie is vastgelegd in de Verordening Agendacommissie 2004.
Artikel 5 Oproep en Agenda Politieke Maandag
Raads- en commissieleden maar ook de Arnhemse burger behoren tijdig op de hoogte gesteld te worden van dag, tijdstip, plaats en inhoud van de Politieke Maandag. In lid 2 wordt bepaald dat de oproep voor een raadsvergadering door de burgemeester wordt gedaan. Artikel 19 van de Gemeentewet schrijft dit voor.
In het vijfde lid is de expliciete wens van de raad vastgelegd om in het kader van een zorgvuldige voorbereiding van raadsbesluiten minimaal tien dagen voor de eerste (informatieve) bespreking te kunnen beschikken over de betreffende documenten.
Het zesde lid markeert de verantwoordelijkheid van de griffie zorg te dragen voor een adequate bekendmaking van de inhoud van de Politieke Maandag. Het ter openbare kennis brengen heeft niet slechts betrekking op het plaatsen van de agenda op het internet of in de Arnhemse Koerier, maar het omvat ook de taak van de griffier en zijn medewerkers om hen die belanghebbende zijn bij onderwerpen die behandeld worden op de Politieke Maandag, uit te nodigen aanwezig te zijn en hen te wijzen op de mogelijkheid gebruik te maken van het recht om in te spreken.
Artikel 6 Aanwezigheid leden van het college van burgemeester en wethouders en gemeentesecretaris
Met dit artikel wordt tot uitdrukking gebracht dat de leden van het college van burgemeester en wethouders als vanzelfsprekende partners betrokken worden bij de beraadslagingen op de Politieke Maandag. Zij worden uitgenodigd om bij iedere vergadering aanwezig te zijn. De kern van de dualisering is geweest om de raad en het college van burgemeester en wethouders te ontvlechten, maar het is niet de bedoeling geweest raad(scommissie) en het college in een positie te brengen waarin ze elkaar kunnen uitsluiten. De raad en het college zijn immers samen verantwoordelijk voor een goed bestuur in de gemeente. Overigens blijft het mogelijk dat de raad of een raadscommissie zonder leden van het college vergadert, als daar in een bijzonder geval aanleiding voor is. Met de tekst van dit artikel wordt ook reeds geanticipeerd op de bij de Tweede Kamer aanhangige wetsvoorstel tot wijziging van de artikel 21 van de Gemeentewet.
Artikel 7 Het vrije inspreekrecht voor burgers
Dit artikel en de plaats ervan geeft uitdrukking aan de wens van de gemeenteraad om de Arnhemse burger een prominente plaats te geven binnen de nieuwe werkwijze. Het gaat om het zo te noemen vrije inspreekrecht dat kan worden onderscheiden van het inspreekrecht dat is gebonden aan een specifiek onderwerp (zie artikel 23). De voorzitter van de Agendacommissie heeft als taak te zorgen voor een goede inpassing van het vrije inspreekrecht tijdens de Politieke Maandag. Daarbij kan de voorzitter in het belang van een goede vergaderorde of vanwege het ontbreken van voldoende belang het vrije inspreekrecht beperken. De voorzitter kan dit bijvoorbeeld doen als de raad of een raadscommissie het onderwerp nog maar kort geleden besproken heeft of als het onderwerp binnen afzienbare tijd op de agenda komt, bijvoorbeeld door middel van een voorstel van het college. In een dergelijke situatie is het om vergadereconomische redenen beter om het inspreken gelijktijdig met de (informatieve) behandeling van het voorstel te laten plaatsvinden.
Artikel 9 Mededelingen van het college en de burgemeester
De artikelen 8, 9 en 10 spreken voor zich en behoeven geen verdere inhoudelijke toelichting.
De raad heeft op 24 april 2006 de commissiestructuur vastgelegd. In dat besluit zijn tevens de werkvelden van de commissies beschreven. De commissie stadsprojecten is een bijzondere commissie. De projecten die momenteel onder deze commissie vallen zijn: Rijnboog, Arnhem Centraal, Presikhaaf, Malburgen, Schuytgraaf, Centrum Zuid, Stadsblokken.
Op grond van artikel 82 Gemeentewet kan de raad de zogenaamde raadscommissies instellen. De raad moet de taken, bevoegdheden, de samenstelling en de werkwijze regelen.
Met betrekking tot de samenstelling schrijft de Gemeentewet voor dat de raad, om uitsluiting van raadsminderheden te voorkomen, moet zorgen voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de in de raad vertegenwoordigde groeperingen.
De Gemeentewet schrijft niet (uitdrukkelijk) voor, dat de commissieleden door de raad moeten worden benoemd. De fracties kunnen zelf de leden aanwijzen.
De fracties melden de aanwijzing van een (nieuw) lid schriftelijk aan de voorzitter van de agendacommissie, omdat een lid, dat niet tevens lid is van de raad, in handen van de voorzitter van de raad de eed of belofte moet afleggen. Voorts is het gewenst, dat de voorzitter van de raadscommissie op de hoogte is van de komst of mogelijke aanwezigheid van een (nieuw) lid (verwelkoming, plaatsing op de verzendlijst).
Afgezien van het feit, dat een nieuw lid door de voorzitter van de raad moet worden beëdigd is het gewenst, dat de aanwijzing tot lid niet eerder van kracht wordt dan ten minste tien dagen na de schriftelijke melding van de aanwijzing. Op deze wijze kan ook aan het nieuwe lid de agenda met stukken tijdig worden toegezonden.
Op grond van het derde lid moeten de commissieleden, niet-raadslid zijnde, een eed of belofte afleggen. De commissieleden, tevens raadsleden zijnde, hebben de eed of belofte al bij de installatie als raadslid afgelegd en deze geldt ook voor hun werk als commissielid.
Op grond van het vierde lid moeten de leden, evenals raadsleden, voldoen aan hetgeen is bepaald in de artikelen 10, 11, 12, 13 en 15 van de Gemeentewet. Dit betekent onder andere dat zij achttien jaar moeten zijn, over een geldige verblijfstitel moeten beschikken, hun nevenfuncties openbaar moeten maken, geen van de met het raadslidmaatschap onverenigbare betrekkingen mogen vervullen (= artikel 13) en geen verboden handelingen mogen verrichten (= artikel 15), zoals bijvoorbeeld het aannemen van werk ten behoeve van de gemeente.
Teneinde de grootte van de commissies niet onbeperkt te laten zijn en de stukkenstroom niet tot zeer omvangrijke proporties te laten groeien, is in het tweede lid bepaald dat er maximaal drie commissieleden per fractie tegelijkertijd in één commissie kunnen plaatsnemen.
In het vijfde en zesde lid is, conform het besluit van de gemeenteraad van 24 april 2006, een maximum gesteld aan het aantal personen dat gedurende een zittingsperiode tegelijkertijd en in totaal als commissielid, zijnde niet raadslid kan worden aangewezen. De agendacommissie kan een afwijking toestaan, bijvoorbeeld in geval van overlijden of langdurige ziekte, aldus het bepaalde in het zevende lid. In verband met de werkdruk van de leden van de Agendacommissie is een afwijking ook toegestaan voor die fracties waarvan een of meerdere leden tevens lid zijn van de Agendacommissie.
Artikel 13 Commissievoorzitter
Op grond van artikel 82, lid 4 Gemeentewet moet de voorzitter van een raadscommissie lid van de raad zijn. De overige leden vergen geen toelichting.
Artikel 14 Zittingsduur en vacatures
Dit artikel vergt geen nadere toelichting
Hoewel aan iedere commissie in principe een eigen commissiegriffier is gekoppeld, is het een gevolg van de nieuwe vergaderwijze dat het soms niet mogelijk zal zijn dat een commissievergadering wordt bijgewoond door de ‘eigen’ commissiegriffier. Om deze reden is in beide leden van dit artikel gekozen voor gebruik van het lidwoord ‘een’ in plaats van het lidwoord ‘de’.
Artikel 16 Leden; toelating en beëindiging
Met de geloofsbrief geeft de voorzitter van het centrale stembureau aan de benoemde kennis van zijn benoeming (artikel V1 Kieswet). Voor dit benoemingsbesluit is bij ministeriële regeling een model vastgesteld. De benoemde geeft schriftelijk aan of hij de benoeming aanneemt (artikel V2 Kieswet). Tegelijk met de mededeling dat hij zijn benoeming aanneemt worden aan de raad stukken overlegd waaruit blijkt dat de benoemde voldoet aan de eisen om als lid van de raad toegelaten te worden. Dit omvat de volgende stukken: een ondertekende verklaring met de openbare betrekkingen die hij bekleedt, een uittreksel uit de GBA met zijn woonplaats, geboorteplaats en -datum, en (indien niet-Nederlander) stukken waaruit blijkt dat hij voldoet aan de vereisten van artikel 10, lid 2 Gemeentewet (artikel V3 Kieswet). Het onderzoek van de geloofsbrieven moet in een openbare vergadering gebeuren. Bij het onderzoek zal ook de gedragscode (artikel 15, derde lid Gemeentewet) betrokken worden. In deze code zijn onder meer bepalingen opgenomen over al dan niet toegestane nevenfuncties. De commissie welke de geloofsbrieven onderzoek brengt verslag uit. Dit kan zowel mondeling als schriftelijk.
De formulering van het eerste lid benadrukt dat de raad en niet de voorzitter een commissie instelt, die het zogenaamde geloofsbrievenonderzoek verricht nadat de voorzitter van het centrale stembureau nieuwe leden heeft benoemd. Het onderzoek van het proces verbaal (onderzoek naar het verloop van de verkiezing of de vaststelling van de uitslag) gebeurt alleen in de eerste samenkomst van de nieuwe raad na verkiezingen. Het onderzoek van de geloofsbrief strekt zich niet uit tot de geldigheid van de kandidatenlijsten en van de lijstverbindingen.
Ingevolge artikel V4 van de Kieswet beslist de raad over de toelating van zijn leden. Daarbij is er een verschil in de procedure bij de samenstelling van een nieuwe raad of bij de vervulling van een tussentijdse vacature. Na een raadsverkiezing kunnen de raadsleden op de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling de eed of verklaring en belofte afleggen. De voorzitter zal hen hiervoor oproepen. Bij tussentijdse vacaturevervulling kan de eed of verklaring en belofte aansluitend aan de beslissing van de raad over de toelating van het betrokken raadslid plaatsvinden. De tekst van de eed of verklaring en belofte die een raadslid bij het aanvaarden van het raadslidmaatschap moet afleggen, is in artikel 14 van de Gemeentewet vastgelegd.
Het vijfde lid geeft invulling aan een leemte in de Gemeentewet. Uit de Kieswet vloeit het geloofsbrieven onderzoek van raadsleden voort. Aangezien de wethouder geen gekozen volksvertegenwoordiger is, is hierover niets in de Kieswet geregeld. De Gemeentewet geeft wel aan welke formele eisen gesteld worden aan een wethouder maar niet op welk moment deze getoetst worden. De formele eisen voor het wethouderschap zijn grotendeels vergelijkbaar met de vereisten voor het raadlidmaatschap (Gemeentewet artikel 36a, 36b, 41b en 41c). Het ligt voor de hand om voor het benoemen van wethouders ook een commissie voor het onderzoek naar de geloofsbrieven in te stellen. Vandaar dat er een vijfde lid aan dit artikel is toegevoegd. Dit artikel is ook van toepassing als er geen wethouder van buiten maar uit de raad wordt benoemd, de incompatibiliteiten en nevenfuncties dienen immers opnieuw beoordeeld te worden.
Een raadslid dat benoemd wordt tot wethouder mag raadslid blijven totdat de geloofsbrieven van zijn opvolger zijn goedgekeurd (artikel 36b, lid 2 Gemeentewet). In het geval de coalitie in de raad een meerderheid heeft van één stem kan het verstandig zijn eerst als raadslid ontslag te nemen en een nieuw raadslid te benoemen. De beoogde wethouder mag immers niet meestemmen over zijn eigen benoeming. Het vooraf ontslag nemen als raadslid is wel een risico. Het kan immers gebeuren dat deze persoon of niet tot wethouder wordt benoemd of dat de geloofsbrieven niet worden goedgekeurd.
In een aantal gevallen blijkt behoefte te bestaan aan een regeling van wat onder een fractie moet worden verstaan. De Gemeentewet kent een dergelijk begrip niet maar gaat onder andere in artikel 33, tweede lid, wel uit van het bestaan van in de raad vertegenwoordigde groeperingen (recht op fractieondersteuning).
Bij de aanvang van de eerste zitting van de nieuwe raad na de verkiezingen, worden de leden die op dezelfde lijst hebben gestaan, als één fractie beschouwd. De fractie gebruikt in de vergadering van de raad de aanduiding die zij boven de kandidatenlijst hadden staan. Op deze wijze is de relatie tussen de fractie in de raad en de fractie op de kandidatenlijst voor de burger duidelijk. Het kan echter voorkomen dat een fractie geen aanduiding boven de kandidatenlijst heeft staan. In een dergelijk geval deelt de fractie voor de eerste vergadering de aanduiding mee aan de Agendacommissie.
In de loop van een zittingsperiode kan het voorkomen dat leden de raad verlaten. Het beëindigen van de zitting in de raad kan verschillende oorzaken hebben. In een dergelijk geval vindt er een verandering in de samenstelling van de fractie plaats. Als dit het geval is, deelt de fractie dit aan de voorzitter van de Agendacommissie mede. Het is ook mogelijk dat een raadslid zijn lidmaatschap niet opzegt maar uit een fractie stapt. Hij kan als zelfstandige fractie verdergaan of zich aansluiten bij een bestaande fractie. Uitgangspunt van ons kiesstelsel is dat volksvertegenwoordigers op persoonlijke titel worden verkozen (een kandidaat wordt door de voorzitter van het stembureau benoemd). De Kieswet gaat niet uit van politieke partijen, een zetel 'hoort' dan ook niet bij een partij maar is verbonden aan de volksvertegenwoordiger die daardoor ook de mogelijkheid heeft om tussentijds van fractie te veranderen of zelfstandig verder te gaan. Ook kan een fractie besluiten om haar naam te veranderen. Dit staat de fractie vrij om te doen. Op grond van deze bepalingen heeft de raad geen zeggenschap over wijzigingen in de samenstelling, fusies en splitsingen van fracties en de naamvoering. De raad kan hier dus geen besluit over nemen. Een mededeling aan de voorzitter van de Agendacommissie is voldoende. De raad is gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering nadat hiervan mededeling is gedaan rekening te houden met de nieuwe situatie.
Gevolg van fractieafsplitsing en ontstaan nieuwe fractie is ook dat de nieuwe fractie leden dient voor te dragen voor commissies, lid wordt, als fractievoorzitter van het seniorenconvent, fractieondersteuning, etc.
De burgemeester is voorzitter van de raad. Artikel 125, derde lid, van de Grondwet en artikel 9 van de Gemeentewet schrijven dit dwingend voor. De burgemeester heeft het recht op grond van artikel 21 van de Gemeentewet in de vergadering aan de beraadslaging deel te nemen. Als voorzitter zorgt hij onder andere voor de handhaving van de orde in de vergadering.
In artikel 77 eerste lid van de Gemeentewet is bepaald dat de raad mag bepalen welk lid van de raad belast wordt met de waarneming van het voorzitterschap van de raad. Dit artikel is een uitwerking van deze bevoegdheid.
Het is van belang dat in het seniorenconvent elke partij een stem heeft die even zwaar weegt. Op deze wijze wordt de positie van minderheidsfracties in een dualistisch stelsel versterkt. .
De griffier is bij elke vergadering van het seniorenconvent aanwezig, omdat de griffier voor de ondersteuning van de raad zorgt.
De raad is verplicht een griffier te benoemen (artikel 100 Gemeentewet). De griffier is in eerste instantie verantwoordelijk voor de bijstand aan de raad. Hij is in principe in elke vergadering van de raad aanwezig. De Gemeentewet eist dat de raad de vervanging van de griffier regelt (artikel 107d, eerste lid). In het tweede lid is daarover een bepaling opgenomen. In verband met artikel 22 Gemeentewet (verschoningsrecht) is in het derde lid een bepaling opgenomen met betrekking tot het deelnemen van de griffier aan de beraadslaging. Rechtspositionele bepalingen omtrent de beëdiging, woonplaats etcetera zijn niet in dit reglement opgenomen. Dit is geregeld in de ambtsinstructie voor de griffier, die de raad vaststelt. In de instructie voor de griffier zijn de taken van de griffier uitgewerkt.
Artikel 22 Doel en vorm informatieve fase
Deze fase heeft het karakter van oriëntatie en inhoudelijke voorbereiding. Tijdens deze fase kunnen voorstellen worden toegelicht door burgers, betrokken belanghebbenden, raadsleden, de burgemeester, wethouders, ambtenaren en anderen.
Kernbegrippen die passen bij de informatiefase zijn begrippen als: toelichting, open vragen, verduidelijkingsvragen, verkenningsvragen, uitleg.
Artikel 23 Spreekrecht burgers
Het nieuwe Arnhemse vergadermodel is ingegeven door de wens van de gemeenteraad om meerburgergericht te gaan besluiten. Uitgangspunt hierbij is dat de Arnhemse burger de gelegenheid moet krijgen om zijn zegje te kunnen doen. Dit moet plaatsvinden op een zodanig moment dat de gemeenteraad er ook echt iets mee kan. Gelet op het vergadermodel ligt het dan ook voor de hand om de inbreng van de burger aan het begin van de besluitvorming te plaatsen, te weten in de informatiefase.
Hiermee is niet gezegd dat burgers tijdens de meningsvormende en besluitvormende fase niet allerlei wegen mogen bewandelen om hun wensen en gezichtspunten kracht bij te zetten. Daar hebben zich in de praktijk ook tal van mogelijkheden voor ontwikkeld (invloed uitoefenen op hun vertegenwoordigers in de fracties, uitingen in de vrije pers, demonstratie, petitie e.a.).
Er is mee gezegd dat er geen reden is om tijdens de meningsvorming en besluitvorming extra inspraakmogelijkheden te organiseren die suggereren dat de inbreng van burgers tijdens die besluitvormingsfases nog een rol van betekenis zou kunnen hebben. Bij een goede voorbereiding van beide genoemde fases zal er in werkelijkheid geen sprake meer zijn van effectieve beïnvloeding van de besluitvorming door de burger via de inspraak omdat de fractiestandpunten op dat moment al zijn bepaald. Het is daarom beter om de burger van meet af aan duidelijk te maken dat zijn inbreng tijdens de informatiefase (en tijdens de voorbereiding van de fractiestandpunten door zijn gekozen vertegenwoordigers) de meeste kans op succes biedt .
In het tweede lid zijn een aantal onderwerpen opgenomen, waar het spreekrecht niet voor geldt. Als een besluit van de raad of het college vatbaar is voor bezwaar en de burger belanghebbende is, kan de burger een bezwaarschrift indienen. Ook kan een burger beroep instellen bij de rechtbank. Verder zijn de benoemingen, keuzen, voordrachten en aanbevelingen van personen uitgesloten van het spreekrecht van burgers. Omdat inspraak over de benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen - de belangen van - kandidaten al dan niet in de uitoefening van hun ambt of functie kan schaden, kunnen burgers hierover geen uitlatingen doen. Ook kunnen burgers zich ook niet uitlaten over onderwerpen, waar zij op grond van artikel 9:2 Algemene wet bestuursrecht een klacht over kunnen indienen. Deze procedure gaat voor het spreekrecht van burgers. Tot slot is het inspreekrecht ook niet bedoeld om gebruikt te worden voor het maken van reclame.
Artikel 24 Beëindiging informatieve fase
Pas wanneer geconcludeerd is dat de meerderheid van de aanwezige fracties alle benodigde informatie heeft verzameld kan een voorstel naar de volgende fase worden doorgeleid.
Dit artikel vergt geen nadere toelichting.
Artikel 26 Doel en vorm meningsvormende fase
Deze fase is bij uitstek politiek van karakter. Fracties hebben al een voorlopig standpunt voorbereid op grond waarvan ze de discussie met elkaar aangaan in de verschillende commissies. Tijdens de meningsvormende fase zijn fracties bereid om op basis van de argumentenuitwisseling tijdens de discussie nog van standpunt te wijzigen of tot bijstelling van hun standpunt te komen.
Kernbegrippen die passen bij deze fase zijn: draagvlakpeiling, meningsuitwisseling, discussie, onderhandeling, consensusvorming.
Wanneer blijkt dat alle partijen het roerend met elkaar eens zijn krijgt het voorstel het karakter van een hamerslag in de besluitvormende gemeenteraad. Wanneer er sprake is van verdeeldheid dan wordt besloten om er in de raad over te debatteren.
Om tijdens de meningsvormende fase de discussie in ordelijke banen te kunnen leiden, voert namens elke fractie één woordvoerder het woord.
Artikel 20 van de Gemeentewet regelt het vergaderquorum van de raad. Voor de meningsvormende vergaderingen van de raadscommissies ontbreekt een dergelijke bepaling in de Gemeentewet. Dit artikel voorziet hierin. Indien de meerderheid van het aantal fracties aanwezig is kan worden vergaderd.
Het tweede lid voorziet in een regeling voor een nieuwe vergadering indien het quorum niet aanwezig is, anders zou de afwezigheid van fracties de voortgang van werkzaamheden kunnen belemmeren. Uiteraard staat op het moment dat de Agendacommissie bepaalt op welke datum en tijdstip, nog niet vast op welk moment de schriftelijke oproep uitgaat.
Artikel 29 Beëindiging meningsvormende fase
Het doorgeleiden van een voorstel naar de besluitvormende fase moet kunnen schragen op een meerderheid in de raad. Voorkomen moet worden dat een voorstel in de besluitvormende fase wordt gebracht indien het nog niet voldragen is.
De verslaglegging en het commissieadvies worden verzorgd door de griffie.
Artikel 31 Doel en vorm besluitvormende fase
Dit is de fase waarin onderwerpen aan de orde komen waarover tijdens de meningsvorming verschil van mening is blijven bestaan tussen partijen. Fracties verantwoorden hun keuzes en onderbouwen hun keuzes met argumenten. Het debat tijdens deze fase vindt in beginsel plaats met het oog op een derde partij (de burger, de verschillende partijen e.a.). In het debat vindt uiteindelijk de legitimatie van het besluit plaats.
Kernbegrippen die passen bij deze fase zijn: debat, amendement, subamendement, meerderheid, minderheid, raadsbesluit.
Naast besluitvorming staat in deze fase ook de controle van het gevoerde bestuur centraal. Teneinde de controlerende taak van de raad gestalte te geven staan de leden van de raad een aantal instrumenten ten dienste die verder in deze paragraaf aan de orde komen.
De agendacommissie bepaalt hoe de agenda eruit komt te zien (zie artikel 5). Het versturen van de agenda en stukken is ook geregeld in dit artikel. Dit is echter een voorlopige agenda. In de dagelijkse praktijk van de gemeente zal het niet altijd mogelijk zijn om een week voor de vergadering een agenda op te stellen, die ook zicht heeft op de 'waan' van de dag. In een dergelijke situatie kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep zo nodig een aanvullende agenda en stukken rondsturen. Dit kan echter niet tot op het laatste moment, maar tot uiterlijk twee dagen voor de aanvang van de vergadering. Het eerste lid heeft tot doel om de raad een actievere rol te geven in de opstelling van de raadsagenda.
De verplichting tot het hebben van een presentielijst vloeit voort uit artikel 20 Gemeentewet. In dit artikel wordt de procedure vastgelegd. De handtekeningen op de presentielijst zijn bedoeld om formeel vast te stellen, dat het vergaderquorum aanwezig is. De lijst kan niet dienen om het stemquorum vast te stellen; daarvoor geldt artikel 29 van de Gemeentewet.
De griffier geeft de ambtelijke ondersteuning die de raad nodig heeft. Daarom stelt hij samen met de voorzitter de presentielijst vast en ondertekent deze. Deze ondertekening dient te waarborgen dat de lijst volledig is en het quorum aanwezig was.
Met ingang van de datum van inwerkingtreding van dit reglement wijzigt ook de opstelling van de presentielijst. Voorheen was deze geordend naar de wijze waarop de leden zitting hebben in de raadzaal. In de toekomst zal de presentielijst gerangschikt worden op basis van alfabetische volgorde. Doel hiervan is de hoofdelijke stemmingen te organiseren op een wijze die aansluit bij de wijze die in vele gemeenten en parlementen gebruikelijk is (zie ook de toelichting op artikel 37).
Indien de raad van mening is, dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan hij daartoe uitdrukkelijk besluiten. Het tweede lid benadrukt dat de voorzitter elke spreektermijn afsluit
Een verzoek van een raadslid na afloop van de tweede termijn om nog een korte reactie te geven, wordt niet gehonoreerd.
Het achtste lid strekt ertoe te benadrukken dat de raad ook uit eigen initiatief regels kan stellen over de spreektijd van de leden. De voorzitter hoeft dit niet voor te stellen. De voorzitter kan in het kader van zijn taak tot het handhaven van de orde tijdens de vergadering wel wijzigingen voorstellen in de omvang van de spreektijd
Artikel 35 Sluiting beraadslaging en beslissing
De voorzitter kan de beraadslaging sluiten, als hij vaststelt dat een onderwerp voldoende is toegelicht, tenzij de raad anders beslist. De voorzitter formuleert daarna de te nemen eindbeslissing. Indien geen stemming wordt gevraagd, is het voorstel aangenomen op grond van artikel 32, derde lid, van de Gemeentewet.
Stemverklaringen zullen kort moeten zijn en mogen niet het karakter krijgen van een derde termijn, als laatste reactie op de vorige spreker. De stemverklaringen worden gegeven vóór de stemming begint.
Artikel 37 Stemming over zaken
Indien een lid te kennen geeft een hoofdelijke stemming te wensen, moet de stemming plaatsvinden. De raad heeft niet de bevoegdheid om van deze bepaling van artikel 32 van de Gemeentewet af te wijken. Vraagt niemand stemming, dan wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen. Wellicht ten overvloede wordt hierbij nog verwezen naar artikel 209, tweede lid Gemeentewet, welke een hoofdelijke stemming verplicht.
De regeling in het eerste deel van het tweede lid kan toepassing krijgen, indien de uitkomst van de stemming tevoren duidelijk is en slechts enkele leden zouden tegenstemmen.
Een raadslid kan zich alleen onthouden van stemming op grond van artikel 28 Gemeentewet. In alle andere gevallen is een raadslid verplicht stelling in te nemen en te stemmen. Stemmingen zijn in principe ook openbaar. Een volksvertegenwoordiger dient duidelijk te zijn in zijn of haar rol. Door de openbaarheid is het voor de achterban (kiezers) duidelijk hoe ze vertegenwoordigd worden.
Bij staking van stemmen is het bepaalde in artikel 32 van de Gemeentewet van toepassing. Indien de vergadering voltallig is, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Is de vergadering niet voltallig, dan wordt het nemen van het besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Als ook dan de stemmen staken, wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.
Een hoofdelijke stemming verloopt op basis van de volgorde van de presentielijst. De stemming begint bij het lid dat daartoe bij loting is aangewezen. De volgorde van de presentielijst is alfabetisch. Dit wijkt af van de tot op heden gehanteerde volgorde van de lijst - en dus ook van de tot op heden gehanteerde volgorde waarin de hoofdelijke stemmingen plaatsvonden - die werd opgesteld op basis van de volgorde waarin de leden in de raadzaal zitten. Het verloop van een hoofdelijke stemming in de oude situatie kwam in feite (bijna) neer op een fractiegewijs verloop van de stemming. Dit laat zich minder goed verenigen met het gebruik om een hoofdelijke stemming in een volstrekt willekeurige volgorde te laten verlopen, hetgeen de situatie is in veel Nederlandse gemeenten, in de Eerste en Twee Kamer en in het Europese Parlement.
Artikel 38 Stemming over amendementen en moties
Voor meer informatie over een amendement of een motie wordt verwezen naar de artikelen 1, 46 en 47 van dit reglement.
Artikel 39 Stemming over personen
Het reglement van orde gaat uit van een stemming doormiddel van een behoorlijk ingevuld stembriefje. Een blanco stembriefje wordt niet aangemerkt als een behoorlijk ingevuld stembriefje. In geval van een schriftelijke stemming wordt dan ook geen rekening gehouden met blanco stembriefjes. Een blanco of verkeerd ingevuld stembriefje telt wel mee bij de bepaling van het quorum. De raad oordeelt of een stembriefje behoorlijk is ingevuld. Wat onder een (niet) behoorlijk ingevuld stembriefje moet worden verstaan, is in de wet niet geregeld.
Bij een benoeming stelt de raad een specifieke persoon aan in een bepaald ambt (raadslid, wethouder). Op het stembiljet wordt de naam van de te benoemen persoon (of personen in geval van meerdere vacatures) met daarachter de opties 'voor' en 'tegen' vermeld. Het gaat hier overigens niet over de benoeming tot raadslid, dit is een heel ander soort benoeming dat in artikel 16 van dit reglement wordt toegelicht. Onder voordracht wordt verstaan het als kandidaat voorstellen van een persoon voor een bepaald ambt. Een voordracht is voor de raad bindend, op de stembiljetten dienen de namen van de voorgedragen perso(o)n(en) te worden vermeld met daarachter de opties 'voor' en 'tegen'. Bij een aanbeveling wordt voorgesteld om bepaalde personen voor een bepaald ambt voor te dragen, de raad mag van de aanbevelingen afwijken.
Artikel 40 Herstemming over personen
Dit artikel is een nadere uitwerking van artikel 31, tweede lid van de Gemeentewet
Artikel 41 Beslissing door het lot
In dit artikel wordt een nadere uitwerking gegeven van hetgeen in artikel 31, derde lid van de Gemeentewet is voorgeschreven.
Dit artikel regelt de verslagleggende taak van de griffier en de wijze waarop het verslag wordt vastgesteld. Het maken van een verslag is niet verplicht. In de Gemeentewet wordt alleen gesproken over de verplichting een besluitenlijst openbaar te maken (artikel 23, vijfde lid Gemeentewet).
De besluitenlijst wordt tegelijkertijd met de schriftelijke oproep verstuurd. Omdat wethouders, de burgemeester, de griffier en de secretaris ook het woord kunnen voeren in de vergadering, kunnen zij tevens een voorstel tot verandering van het verslag aan de raad doen.
De griffier verleent de ambtelijke ondersteuning van de raad. Daarom is de griffier aangewezen om voorstellen tot wijzigingen van de besluitenlijst in ontvangst te nemen, het verslag op te stellen en deze, tezamen met de voorzitter, te ondertekenen Het is aan de raad om te beslissen of een voorgestelde wijziging of aanvulling geaccepteerd wordt.
Artikel 43 Gelegenheid tot het stellen van mondelinge vragen door raadsleden
Deze bepaling vormt een aanvulling op het vragenrecht als bedoeld in artikel 155, lid 1 van de Gemeentewet. Het vragenrecht is een van de instrumenten waarmee raadsleden uitvoering kunnen geven aan hun controlerende taak.
Artikel 44 Schriftelijke vragen door raadsleden
Het vragenrecht geeft aan de leden van de raad het recht informatie te vragen over aangelegenheden die tot de bevoegdheid van het college of de burgemeester behoren. Het karakter van deze vragen is primair van informatieve strekking.
Dit artikel stelt nadere regels aan artikel 155, lid 2 van de Gemeentewet. Het interpellatierecht ligt in het verlengde van het mondelinge vragenrecht. Het gaat om een recht van een volksvertegenwoordiger om tijdens een vergadering over een niet-geagendeerd onderwerp inlichtingen aan het college of de burgemeester te vragen. Daarvoor is verlof van de raad voor nodig.
Een interpellatie is een zwaarder, vaak politiek meer beladen controle-instrument van de raad. Het kan, uitmonden in een motie en kan derhalve bestuurlijk/politieke consequenties hebben.
Een verzoek om een interpellatie te houden moet ten minste vier dagen voorafgaande aan de raadsvergadering worden aangevraagd. Dat betekent in de praktijk dat indien de raadsvergadering, zoals gebruikelijk, op de maandagavond plaatsvindt, het verzoek op de voorafgaand donderdag 12.00 uur ingediend moet zijn.
In het eerste artikel van dit reglement is de definitie van het begrip motie gegeven. Een motie is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijke, politieke, procedurele aard), het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen of om het doen van een verzoek Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolg is gericht; een motie heeft geen juridische, maar een politieke betekenis. Daarom zijn burgemeester en wethouders formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Wel kan het naast zich neerleggen van een motie door het college leiden tot een vertrouwensbreuk tussen raad en college en hieruit kan het college dan zijn consequentie trekken. Voor wat betreft de besluitvormingsprocedure omtrent een motie wordt opgemerkt, dat over een motie een apart besluit wordt genomen. Voor de beraadslaging over een motie over een aanhangig onderwerp geldt, dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het onderwerp, waarop de motie betrekking heeft.
Leden van de raad kunnen aan de raad wijzigingen op het voorstel van het college voorstellen, de zogenaamde amendementen. Wanneer een amendement is ingediend, kan dit voor een ander raadslid aanleiding zijn, op dit amendement nog weer een wijziging voor te stellen, het subamendement.
Een (sub)amendement kan ingediend worden op een voorgesteld besluit, dat aanhangig is. De beraadslaging over het (sub)amendement vindt plaats in ten hoogste twee termijnen. Indien (in uitzonderlijke situaties) een ingediend amendement verdere beraadslaging noodzakelijk maakt, kan de raad besluiten tot een derde termijn.
Voor wat betreft de stemming over amendementen wordt verwezen naar artikel 38.
Voorstel tot splitsing van een voorgestelde beslissing kan, indien aangenomen, meebrengen, dat één onderdeel van een besluit wel en een ander niet wordt aanvaard.
Het recht van amendement is neergelegd in artikel 147b van de Gemeentewet. Dit artikel verplicht de raad nadere regels te stellen. Deze nadere regels staan in het tweede tot en met het vierde lid. Op basis van artikel 147b van de Gemeentewet is de raad verplicht een amendement te behandelen.
Artikel 48 Initiatiefvoorstellen
Het is de taak van burgemeester en wethouders aan de raad de nodige voorstellen te doen. Maar raadsleden kunnen ook zelf een voorstel voor een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing doen. Hiervoor is het recht van initiatief toegekend.
Een voorstel voor een ontwerpverordening moet de raad in behandeling nemen. Voor andere initiatiefvoorstellen is geen verplichte behandeling voorgeschreven.
Dit betekent dat de raad (aanvullende) voorwaarden kan stellen aan het in behandeling nemen van een ander initiatiefvoorstel.
Artikel 49 Handhaving orde; schorsing
Het eerste lid verzekert dat raadsleden vrijelijk kunnen spreken. Wel zijn interrupties toegestaan voor zover de voorzitter bij een overvloed aan interrupties of in het belang van de voortgang van de beraadslagingen niet bepaalt dat een spreker zijn betoog zonder verdere interrupties afrondt. In de artikelen 26 en 34 is geregeld dat interrupties in de eerste termijn niet zijn toegestaan. Om te bevorderen dat leden van de raad zich niet belemmerd voelen om hun mening te uiten, is in artikel 22 Gemeentewet bepaald dat zij niet in rechte te vervolgd kunnen worden, aan te spreken zijn of verplicht zijn getuigenis af te leggen over hetgeen zij in de vergadering zeggen of schriftelijk overleggen. Het tweede lid heeft naast de leden die het woord voeren, ook betrekking op de wethouders, de secretaris, de griffier of andere personen, die het woord voeren. De voorzitter kan hen tot de orde roepen. Indien zij hieraan geen gehoor geven, kan hen het woord worden ontzegd.
De bevoegdheid die in het tweede lid aan de voorzitter wordt gegeven om een spreker over een aanhangig onderwerp het woord te ontzeggen, gaat minder ver dan de mogelijkheid die artikel 26, derde lid, van de Gemeentewet biedt om aan dat lid, dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, de toegang tot de vergadering te ontzeggen. De laatstgenoemde bevoegdheid van de voorzitter blijft echter onverlet. Artikel 49 is slechts een aanvulling op de Gemeentewet.
Onder interruptie is overigens niet te verstaan het geven van tekenen van goed- of afkeuring; deze uitingen worden beschouwd als verstoringen van de orde. Voor wat betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar de artikel 61 van dit reglement.
Artikel 50 Voorstellen van orde
De voorzitter legt aan de raad ter beslissing voor of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door de raad. Bij staken van stemmen is het voorstel niet aangenomen, (artikel 32, lid 4 Gemeentewet is hierop niet van toepassing). Een voorstel van orde betreft bijvoorbeeld het schorsen van de vergadering voor nader overleg binnen het college.
Teneinde de vergaderduur niet te zeer te verlengen is in het tweede en derde lid bepaald dat de schorsingsduur vooraf bepaald wordt en dat na afloop daarvan de vergadering direct wordt voortgezet.
Artikel 52 Deelname aan de vergadering door anderen
Deze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel 22 Gemeentewet geregelde verschoningsrecht.
Omtrent de (aan de raad gerichte) ingekomen stukken worden alleen voorstellen gedaan en besluiten genomen van procedurele aard, bijvoorbeeld ter kennisneming, steunen, afwijzen, in behandeling nemen, doorsturen naar een raadscommissie, doorsturen naar het college etc. Inhoudelijke discussie over de stukken kan de voorzitter buiten de orde verklaren. Wanneer een ingekomen stuk leidt tot inhoudelijke discussie en besluitvorming, dient dit op de gebruikelijke wijze te worden voorbereid.
Artikel 54 Besloten vergadering
Een besloten vergadering van de raad is een officiële vergadering, waarbij de vergaderregels van het reglement van orde in acht genomen dienen te worden, voor zover de bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering. In de artikelen 23 en 82 van de Gemeentewet zijn procedurevoorschriften opgenomen voor ‘het sluiten van de deuren’, de wijze waarop een vergadering een besloten vergadering wordt.
Dit artikel bepaalt dat de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing zijn op een vergadering achter gesloten deuren. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan de bepalingen omtrent het tijdig verzenden van stukken, het recht van amendement, het recht van motie, het maken van het verslag.
De bepalingen van het reglement zijn echter niet van toepassing, voor zover het toepassen van die bepalingen strijdig is met het besloten karakter van de vergadering. Zo zullen er bijvoorbeeld geen beeld- en geluidsregistraties voor openbaar gebruik gemaakt kunnen worden. Ten aanzien van de stukken die betrekking hebben op een besloten vergadering en het behandelde zal de raad moeten besluiten of geheimhouding als bedoeld in de artikelen 25, 55 en 86 van de Gemeentewet wordt opgelegd dan wel opgeheven.
Artikel 55 Besluitenlijst besloten vergadering
Artikel 55 Besluitenlijst besloten vergadering
In dit artikel wordt uitwerking gegeven aan artikel 23, vierde lid van de Gemeentewet, waarin wordt bepaald, dat van een besloten vergadering afzonderlijk een besluitenlijst wordt opgemaakt, die niet openbaar wordt gemaakt, tenzij de raad anders beslist.
Hetgeen besproken wordt in een besloten vergadering, valt niet van rechtswege onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 25 of 86 van de Gemeentewet nodig.
Artikel 57 Opheffing geheimhouding
In de aangehaalde artikelen wordt aan de raad de mogelijkheid geboden de geheimhouding van stukken op te heffen; stukken die niet per se aan de raad behoeven te zijn overgelegd. Het kan dus (zie bijvoorbeeld artikel 86, tweede lid, van de Gemeentewet) gaan om de situatie dat de burgemeester geheimhouding heeft opgelegd ten aanzien van stukken die hij/zij aan de raadscommissie heeft overgelegd. De raadscommissie kan dan aan de raad verzoeken de geheimhouding op te heffen (indien de burgemeester daar niet toe bereid is). In het onderhavige artikel is nu ter zake een overlegverplichting opgenomen waardoor recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.
Artikel 58 Verbod gebruik mobiele communicatieapparatuur
Dit artikel heeft betrekking op het mobiele telefoonverkeer. Het mobiele telefoonverkeer werkt verstorend tijdens de vergadering. Dit laat echter onverlet, dat indien zwaarwegende redenen dit noodzakelijk maken, de voorzitter aanwezigen toestemming kan geven mobiele telefoons wel stand-by te laten staan.
Artikel 59 Toehoorders en pers
De hier aangeven procedurebepalingen zijn gebaseerd op de in artikel 26, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet gegeven bevoegdheid aan de voorzitter van de raad om toehoorders die de orde verstoren, te doen vertrekken en bij volharding in hun gedrag de toezegging te ontzeggen.
Artikel 60 Geluid- en beeldregistraties
Aangezien de vergaderingen van een de raad in principe openbaar zijn, kunnen radio- en tv-stations geluids- en beeldregistraties maken. Dit is uiteraard niet het geval als het een besloten vergadering betreft
Artikel 61 Maatregelen van orde
Dit artikel vergt geen nadere toelichting.
Artikel 62 Procedure begroting
In deze artikelen wordt de procedure voor de begroting en jaarrekening vastgelegd. De desbetreffende procedure kan jaarlijks of in zijn algemeenheid voor een langere periode worden bepaald. In de financiële verordeningen en controleverordeningen is dit nader uitgewerkt.
Artikel 63 Procedure jaarrekening
Zie toelichting bij artikel 62.
Artikel 64 Verslag; verantwoording
Leden van de raad (of in voorkomende gevallen de burgemeester, een wethouder, de griffier of de gemeentesecretaris), die lid zijn van een algemeen bestuur van een gemeenschappelijke regeling, verrichten aldaar hun taak zowel als leden van dat bestuur en als vertegenwoordiger van en in naam van de gemeente. Voor de wijze, waarop zij in het bestuur van de gemeenschappelijke regeling functioneren, zijn zij verantwoording verschuldigd aan de raad, die hen heeft aangewezen.
Ook de gemeenschappelijke regeling dient over deze verantwoordingsplicht en over de informatieverstrekking aan de raad bepalingen te bevatten. In het eerste lid van dit artikel is de verantwoordingsplicht expliciet vastgelegd. In het tweede lid wordt de mogelijkheid tot het stellen van schriftelijke vragen aangegeven, overeenkomstig de regels, daarvoor gesteld in artikel 44 van dit reglement van orde. Het derde lid bevat de procedure voor de ter verantwoording roeping, die aansluit bij de regels voor het vragen van inlichtingen (artikel 45).