Organisatie | Sint Eustatius |
---|---|
Organisatietype | Caribisch openbaar lichaam |
Officiële naam regeling | Eilandsverordening inhoudende bepalingen ter bevordering van de openbare orde, rust, zedelijkheid, veiligheid en reinheid (Eilandsverordening bevordering openbare orde en bescherming gemeenschap 1993) |
Citeertitel | Eilandsverordening bevordering openbare orde en bescherming gemeenschap 1993 |
Vastgesteld door | Eilandsraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
De wijziging van 20 april 2018 (A.B. 2018, no. 5) is krachtens de Tijdelijke wet verwaarlozing Sint Eustatius vastgesteld door de regeringscommissaris voor Sint Eustatius.
De Memorie van Toelichting is van toepassing op de laatste wijziging van deze regeling.
De Memorie van Toelichting van de wijziging van 20 april 2018 (A.B. 2018, no. 5) is van overeenkomstige toepassing op de wijziging van de Eilandsverordening afvalstoffen 2016 (A.B. 2018, no. 5).
De gegevens van inwerkingtreding van de op 7 juli 2016 vastgestelde wijziging (A.B. 2016, no. 21) zijn ontleend aan de bron van afkondiging van de tekstplaatsing.
Deze regeling is vastgesteld en in werking getreden vóór 10-10-2010, maar op grond van artikel 7 van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en de Positieve lijst regelgeving Eilandsraad Sint Eustatius (AB 2010, no. 19) tevens vastgesteld voor het openbaar lichaam Sint Eustatius en derhalve met ingang van 10-10-2010 in het openbaar lichaam Sint Eustatius van toepassing.
De oorspronkelijke grondslag(en) kan men vinden door de regeling te zoeken op 09-10-2010.
Deze verordening vervangt de Eilandsverordening bevordering openbare orde en bescherming gemeenschap van 17 maart 1992 (A.B. 1992, no. 1).
Eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, ter uitvoering van artikel 2.2.12, lid 7, van de Eilandsverordening bevordering openbare orde en bescherming gemeenschap 1993
Eilandsbesluit van 25 oktober 1994, houdende mandatering van de bevoegdheid ex artikel 6.8, eerst en tweede lid, van de Eilandsverordening bevordering openbare orde en bescherming gemeenschap Sint Eustatius 1993 aan de bijzondere opsporingsambtenaren van de GGD en GKMB te Sint Eustatius
Eilandsverordening gevaarlijke honden
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
21-04-2018 | artt. 4.4.1a tot en met 4.4.1c, 5.1.4, en 6.1 | 20-04-2018 | Onbekend | ||
16-07-2016 | 21-04-2018 | art. 2.2.12 | 07-07-2016 A.B. 2016, no. 21 | Onbekend | |
10-10-2010 | 16-07-2016 | Bestendiging eilandsregeling in het openbaar lichaam | 08-10-2010 A.B. 2010, no. 19 | Onbekend | |
11-10-1994 | 10-10-2010 | Art. 6.8 | 07-10-1994 A.B. 1994, no. 5 | Onbekend | |
08-06-1993 | 11-10-1994 | Nieuwe regeling | 02-06-1993 A.B. 1993, no. 8 | Onbekend |
HOOFDSTUK I Algemene Bepalingen
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan dan wel mede verstaan onder:
alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande straten, wegen, stegen, gangen, paden, pleinen, kaden, bruggen, stoepen, trottoirs, plantsoenen, bermen, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen of andere voor het publiek toegankelijke open plaatsen en, voorzover de bij de betrekkelijke artikelen bedoelde feiten daarop kunnen plaatshebben, ook alle watervlakten, die - al dan niet met enige beperking - voor het publiek bevaarbaar of anderszins toegankelijk zijn.
min of meer aaneengesloten bebouwingen als zodanig aangewezen bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen.
een ieder die over enig goed enige zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht.
alle rij- en voertuigen; met rijtuigen tot het vervoer van personen bestemd worden in deze eilandsverordening gelijk gesteld rijtuigen tot het vervoer van goederen bestemd, mits op veren en van een vaste zitplaats voor de bestuurder (bok) voorzien.
eenhoevige dieren, herkauwende dieren en varkens.
Honden, katten, pluimvee, eenden en ganzen.
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden in, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
elk bouwwerk dat een voor personen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
Artikel 1.2 Aanvraag vergunning of ontheffing
Voor het verkrijgen van een vergunning of ontheffing als bedoeld in deze verordening moet een schriftelijke aanvraag worden ingediend bij het bevoegde orgaan.
Artikel 1.4 Vorm van vergunning of ontheffing
Een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing is slechts van kracht, indien zij schriftelijk is gegeven.
Van de in artikel 1.2 en 1.4 gestelde eis mag worden afgeweken indien de nakoming daarvan in verband met het spoedeisende karakter van de zaak in redelijkheid niet kan worden gevergd. In daartoe geëigende gevallen kan van de mondeling gegeven en meegedeelde vergunning of ontheffing binnen redelijke tijd een schriftelijke bevestiging worden gegeven aan degene aan wie zij is verleend.
Artikel 1.7 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.
Artikel 1.9 Inzage vergunning of ontheffing
De houder van een vergunning of ontheffing is verplicht deze op eerste vordering van een ambtenaar belast met de zorg voor de naleving van een of meer bepalingen van deze verordening ter inzage af te geven aan deze ambtenaar.
Afdeling 1 Orde en veiligheid op de weg
Bij ernstige vrees voor verstoring van de openbare orde, rust en veiligheid bij openbare feesten, vermakelijkheden, optochten, orkaan, brand en andere buitengewone omstandigheden moet een ieder zich onderwerpen aan de voorschriften in het belang van de openbare orde, rust en veiligheid, bij iedere gelegenheid vastgesteld door de gezaghebber.
Het is verboden de geregelde gang of de volgorde van een begrafenisstoet, marcherende troep of optocht te belemmeren of te verstoren.
Artikel 2.1.4 Samenscholing en ongeregeldheden
Na het eindigen van openbare vermakelijkheden, of waar een grote volksmenigte samengestroomd is of zich bijeen bevindt, of wanneer de orde of rust verstoord of bedreigd wordt, is ieder die zich op de openbare weg bevindt verplicht gevolg te geven aan de bevelen ter plaatse door de politie gegeven in het belang van het verkeer op die weg.
Artikel 2.1.5 Vertoningen e.d. op of aan de weg
Het is verboden zonder vergunning van de gezaghebber op of aan de openbare weg:
Artikel 2.1.6 Veilig gebruik van de weg
op daken, buiten aan gevels, muren of wanden van aan de openbare weg grenzende gebouwen of getimmerten enig werk te verrichten of aan de openbare weg te bouwen, gebouwen, muren of getimmerten af te breken, zonder dat op een van die weg zichtbare plaats aan of bij het gebouw, de muur of het getimmerte ter hoogte van 2½ a 3 meter boven de begane grond een rode driehoek met gelijke zijden van tenminste 0.3 meter uithangt en overeenkomstig bij vergunning van het bestuurscollege, het Hoofd van de Dienst Openbare Werken gehoord, te stellen voorwaarden zodanige maatregelen zijn genomen dat gevaar voor voorbijgangers uitgesloten is en tussen zonsondergang en zonsopgang bovendien behoorlijke verlichting ter plaatse aangebracht is;
afsluitingen, muren, percelen of houtwerk aan de openbare weg grenzende palen, kiosken of andere voorwerpen op de openbare weg staande binnen een verticale afstand van 2 meter boven de begane grond te beschilderen of te teren, zonder maatregelen te nemen om zowel bij dag als bij nacht voorbijgangers te waarschuwen, zolang het beschilderde of geteerde nog niet droog is.
Artikel 2.1.7 Voorwerpen of stoffen op, aan of boven de weg
Het is verboden zonder vergunning van het bestuurscollege:
Artikel 2.1.9 Bruikbaarheid van de weg
Rechthebbenden op erven die aan de openbare weg liggen, doch die iets hoger zijn gesitueerd zijn verplicht indien zij muren, heiningen of iets anders bouwen, erop toe te zien dat de stenen of andere voorwerpen die van bedoelde muren of heiningen worden geworpen niet de openbare weg blokkeren of het verkeer belemmeren.
Artikel 2.1.10 Uitzichtbelemmerende beplanting of voorwerp
Rechthebbenden op bomen of struiken waarvan de takken over de openbare weg hangen of groeien, zijn verplicht, ter plaatse, waar dit het verkeer belemmert of gevaar oplevert, op de eerste aanzegging door of vanwege het bestuurscollege zodanige takken af te snoeien.
Artikel 2.1.11 Beschadigen en veranderen van een weg
Het is behalve ter uitvoering van werken ten behoeve of onder toezicht van de overheid verboden zonder vergunning van het bestuurscollege de bestrating of het wegdek op te breken of te beschadigen of in de openbare weg te graven.
Artikel 2.1.12 Open putten e.d.
Het is verboden een van openingen voorziene put, kelder, regenbak of soortgelijk reservoir te hebben, dat niet op zodanig deugdelijke wijze is gesloten dat er geen gevaar voor personen of dieren kan ontstaan.
Artikel 2.1.13 Verwijdering verlichting
Het is verboden de verlichting bij de voorwerpen of de plaatsen, in de artikelen 2.1.7 en 2.1.11 bedoeld, aangebracht gedurende de tijd gelegen tussen zonsondergang en zonsopgang te doven, te verwijderen, te wijzigen, te beschadigen, de werking ervan te beletten of te belemmeren.
Artikel 2.1.15 Vervoer gevaarlijke stoffen
Het is verboden meer dan vijf kilo vuurwerk, explosieven of andere ontploffingsgevaarlijke stoffen te vervoeren zonder vergunning van het bestuurscollege.
Artikel 2.1.16 Verbod tot afsteken van vuurwerk
Het is verboden op of aan de openbare weg of op een andere voor het publiek toegankelijke plaats, vuurwerk af te steken of daarmede te werpen, buskruit of andere ontplofbare stoffen aan te steken of op andere wijze te doen ontploffen, fakkels of teertonnen te branden en vuur aan te leggen of te hebben.
Indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven kan door het bestuurscollege, dan wel indien de bijzondere omstandigheid verband houdt met een openbare vermakelijkheid, door de gezaghebber van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing worden verleend voor andere data en tijden dan de in het tweede lid genoemde.
Afdeling 2 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Paragraaf 1 Hinderlijk gedrag door personen
Artikel 2.2.1 Hinderlijk gedrag op of aan de weg
Personen die zich op of aan de openbare weg zodanig ophouden dat zij overlast of hinder veroorzaken bij weggebruikers of bij bewoners van nabij de weg gelegen woningen, zijn, als hun door de politie gelast wordt zich daarvan te onthouden of zich vandaar te verwijderen, verplicht onmiddellijk aan deze last te voldoen.
Artikel 2.2.2 Hinderlijk gedrag bij gebouwen
Het is verboden zonder redelijk doel tussen zonsondergang en zonsopgang op of aan de openbare weg te liggen of zonder daartoe gerechtigd te zijn tegen enig perceel te leunen of op stoepen of treden te zitten of post te vatten.
Artikel 2.2.4 Overige gedragingen
Het is verboden op de openbare weg:
te vechten, te schreeuwen, stenen of andere voorwerpen voort te schoppen, straatvuurtjes te stoken, in bomen of palen, op hekken, muren, afsluitingen, op een in beweging zijnd rijtuig, motorrijtuig of handkar te klimmen, daaraan te hangen of lopende zich achter of terzijde daarvan vast te houden, tegen kiosken, paviljoenen of muziektenten te leunen, daarop te klimmen, daaraan te hangen of op enig gedeelte daarvan te zitten, te liggen of te staan;
Artikel 2.2.5 Hinderlijke werkzaamheden
Het is verboden zonder vergunning van het bestuurscollege:
Artikel 2.2.9 Verplichte opgave onbewoond pand
De eigenaar of gebruiker van lokalen of percelen, niet voor bewoning bestemd zijnde, is indien en voor zover daarin niemand van 18.00 tot 8.00 uur onafgebroken aanwezig pleegt te zijn, verplicht aan de gezaghebber of een door deze aan te wijzen ambtenaar schriftelijk opgave te doen van de naam, het adres en zo mogelijk het telefoonnummer van tenminste één onmiddellijk bereikbare persoon, die in het bezit is van de sleutels van het lokaal of perceel.
Paragraaf 2 Het houden van dieren
Artikel 2.2.14 Blaffende honden
Eigenaars en houders van honden zijn verplicht te zorgen dat deze tussen tien uur 's avonds en vijf uur 's ochtends door blaffen huilen of janken geen overlast of hinder aan de omgeving veroorzaken.
Artikel 2.2.15 Gevaarlijke honden
Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen op of aan de weg of op het terrein van een ander anders dan kort aangelijnd, nadat het bestuurscollege de eigenaar of houder schriftelijk heeft medegedeeld dat zij die hond gevaarlijk of hinderlijk acht en zij een aanlijngebod in verband met het gedrag van de hond noodzakelijk vindt.
Afdeling 3 Toezicht op inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren
Artikel 2.3.3 Toegang ambtenaren van politie
De houder van een inrichting is verplicht ervoor te zorgen dat ambtenaren van politie vanaf de openbare weg onmiddellijk en onbelemmerd toegang hebben tot zijn inrichting:
Artikel 2.3.4 Afwijking sluitingsuur, algehele sluiting
De gezaghebber kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid, of in geval van bijzondere omstandigheden, te zijner beoordeling, bij openbaar bekend te maken besluit tijdelijk een ander dan het in artikel 2.3.2. genoemd sluitingsuur vaststellen of tijdelijk algehele sluiting van een of meer inrichtingen bevelen. Hij brengt het besluit terstond ter kennis van de houder van de inrichting die het betreft.
Artikel 2.3.5 Aanwezigheid in gesloten inrichting
Het is verboden gedurende de tijd dat een inrichting ingevolge artikel 2.3.2 of krachtens een op grond van artikel 2.3.4 door de gezaghebber genomen besluit voor bezoekers gesloten dient te zijn, zich als bezoeker of aldaar te bevinden.
Artikel 2.3.7 Drankverstrekking op terras
Het verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse is toegestaan op die gedeelten van de openbare weg, welke zijn gelegen in de onmiddellijke nabijheid van een inrichting als bedoeld in artikel 2.3.1 en voor welke gedeelten een vergunning is verleend ingevolge artikel 2.1.7 tot het hebben van een terras.
Afdeling 4 Toezicht op evenementen
Artikel 2.4.1 Begripsomschrijving
In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:
Artikel 2.4.3 Voorschriften en verbod
De gezaghebber kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid voorschriften geven omtrent het houden van een evenement dan wel een evenement verbieden.
Artikel 2.4.4 Verboden evenement
Het is verboden evenementen te organiseren, toe te laten, feitelijk te leiden of daaraan deel te nemen indien:
HOOFDSTUK III Openbare zedelijkheid en volksgezondheid
Afdeling 1 Openbare zedelijkheid
Artikel 3.1.1 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden op of aan de openbare weg, buiten de door het bestuurscollege als waterplaatsen of secreten aangewezen plaatsen, datgene te verrichten, waartoe zodanige inrichtingen bestemd zijn.
Artikel 3.1.2 Kwetsen openbare zedelijkheid
Het is verboden naakt of ongenoegzaam gekleed te zwemmen of te baden of zich naakt of ongenoegzaam gekleed in het openbaar of op een plaats zichtbaar vanaf de openbare weg te begeven.
Artikel 3.13 Uitlokken ontucht
Het is aan personen van wie redelijkerwijze kan worden aangenomen dat zij zich aan prostitutie of andere ontucht overgeven, verboden met kennelijke ontuchtige bedoelingen op of aan de openbare weg, op een andere voor publiek toegankelijke plaats of op een van de openbare weg waarneembare plaats iemand door handelingen, houding, gebaren, woorden, geluiden of op enigerlei andere wijze aan te lokken.
Artikel 3.2.1 Plicht tot schoonhouden erf
Rechthebbenden op erven zijn verplicht er voor te zorgen dat hun erf altijd schoon is en indien door of namens het bestuurscollege opdracht is gegeven om hopen mest en vuil in bedoelde erven te verwijderen zijn zij verplicht hieraan onmiddellijk gevolg te geven.
Artikel 3.2.4 Toestand van putten
De toestand van putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen:
Artikel 3.2.5 Beer- of zinkputten
Onverminderd hetgeen daaromtrent is bepaald in de Bouw- en Woningverordening 1984 zijn rechthebbenden op een onroerend goed verplicht ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, ervoor te zorgen dat de afstand tussen hun beer- of zinkput ten opzichte van een in de omgeving aanwezige watervoorziening tenminste 10 meter bedraagt.
Artikel 3.2.6 Deugdelijk afdekken van eetwaren
Het is verboden op of aan de openbare weg suikergoed, brood en andere eetwaren, bestemd om ongekookt of ongeschild genuttigd te worden dan wel om ter plekke bereid te worden, anders dan behoorlijk en zindelijk gedekt te vervoeren, te koop aan te bieden of ten verkoop in voorraad te hebben.
Artikel 3.2.7 Ondeugdelijke eet- en drinkwaren
Het is verboden eet- en drinkwaren waarvan de uiterste houdbaarheids- of verkoopdatum is verstreken, verpakte of onverpakte eetwaren waarin zich insecten bevinden dan wel eet- of drinkwaren die door hun ondeugdelijkheid de gezondheid of veiligheid van de mens in gevaar kunnen brengen, te koop aan te bieden, uit te stallen, ten verkoop in voorraad te hebben, af te leveren, te bereiden of te serveren:
HOOFDSTUK IV Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van het eiland
Artikel 4.1.1 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
gevaar, schade of hinder als gevolg van geluid;
een apparaat bestemd of mede bestemd voor het voortbrengen van geluid, te weten:
een geluidsapparaat, dan wel een toestel dat bij gebruik anders dan door menselijke energie geluidhinder kan veroorzaken, een luchtvaartuig daaronder niet begrepen;
een inrichting in de zin van artikel 2.3.1 van deze verordening;
hij die als eigenaar, bedrijfsleider, beheerder of anderszins een inrichting inricht of drijft.
Artikel 4.1.2 Het gebruik geluidsapparaten in inrichtingen
Het is de houder van een inrichting verboden daarin of in de aanhorigheid ervan zonder vergunning van het bestuurscollege ten behoeve van het publiek een geluidsapparaat in werking te hebben, of toe te laten dat daarin een geluidsapparaat in werking is gebracht.
Artikel 4.1.3 Sluiting van een inrichting
Het bestuurscollege kan ter bestrijding van geluidhinder de gehele of gedeeltelijke sluiting bevelen van een inrichting als bedoeld in artikel 2.3.1, indien de houder van die inrichting in strijd handelt met het bepaalde in artikel 4.1.2. Het bestuurscollege maakt de sluiting bekend door het aanbrengen van een afschrift van het bevel op of nabij de toegang of toegangen van de inrichting. De sluiting wordt van kracht op het moment dat bedoeld afschrift is aangebracht.
Afdeling 3 Bodem- weg- en milieuverontreiniging
Artikel 4.3.1 Verontreiniging van de weg en van terreinen
afval of vuilnis of enig andere dergelijke stof of voorwerp, die/dat aanleiding kan geven tot verontreiniging, beschadiging of onvoldoende afwatering van de weg, dan wel aanleiding kan geven tot hinder of nadelige beïnvloeding van het milieu, op of in de bodem, buiten een daarvoor bestemde verzamelplaats, te plaatsen, te storten, te werpen, uit te gieten, te laten vallen of lopen of te houden;
Artikel 4.3.2 Verbod schadelijke lozingen
Het is verboden afvalwater of water dat doortrokken is met of vuil is van ruwe olie dan wel olieprodukten, ruwe olie of chemicaliën te doen of te laten afvloeien, te storten of te werpen in de openbare rioleringen of zeewateren of op de openbare wegen.
Artikel 4.3.5 Afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren
De houder of beheerder van een inrichting bedoeld in het eerste lid is verplicht te zorgen dat dagelijks, uiterlijk een uur na sluiting van de inrichting, doch in ieder geval terstond op eerste aanzegging van een ambtenaar, belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde in dit artikel, in de nabijheid van de inrichting op de weg achtergebleven stoffen of voorwerpen, voor zover kennelijk uit of van die inrichting afkomstig, worden verwijderd.
Afdeling 4 Maatregelen tegen ontsiering
Artikel 4.4.1 Ontsierende of hinderlijke reclames e.d.
Onder reclame wordt in het vorige lid mede verstaan propaganda, voor welk doel dan ook gevoerd, met uitzondering van propaganda in verband met een op handen zijnde verkiezing van een openbaar lichaam met dien verstande dat deze uitzondering toepasselijk is gedurende zestig dagen onmiddellijk voorafgaande aan de door het bevoegd gezag vastgestelde dag der stemming tot acht dagen na deze.
Het in het eerste lid vervatte verbod is niet van toepassing:
op reclame voor zaken, die worden vervaardigd of verhandeld dan wel voor bedrijven, die worden uitgeoefend op of in het onroerend goed, voor zover het bestuurscollege niet in een aanschrijving aan de eigenaar of gebruiker van het onroerend goed heeft verklaard, dat de reclame naar zijn mening de welstand op ontoelaatbare wijze schaadt. Deze aanschrijving wordt niet verzonden alvorens vier weken zijn verlopen nadat het bestuurscollege de eigenaar of de gebruiker schriftelijk mededeling heeft gedaan van zijn bezwaren;
op reclame, aanwezig op het tijdstip na het vaststellen van deze eilandsverordening gedurende een jaar na de inwerkingtreding van deze eilandsverordening, mits de eigenaar of gebruiker van het onroerend goed binnen drie maanden na de inwerkingtreding hiervan ontheffing van het in het eerste lid vervatte verbod heeft aangevraagd.
Artikel 4.4.1b Geplaatst houden van aan hun gebruik onttrokken bovengrondse installaties.
Het is verboden op een voor het publiek zichtbare plaats geheel of gedeeltelijk bovengrondse installaties aanwezig te hebben, als die niet meer gebruikt worden en kennelijk ook niet meer gebruikt zullen worden voor het doel waarop zij zijn opgericht.
HOOFDSTUK V Andere onderwerpen betreffende de huishouding van het eilandgebied
Artikel 5.1.1 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
A Wegen: alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande straten, wegen, stegen, gangen, paden, pleinen, kaden, bruggen, stoepen, trottoirs alsmede de tot de wegen behorende bermen of zijkanten;
B Voertuigen: alle rij- en voertuigen, met uitzondering van:
C Parkeren: het doen of laten staan van voertuigen, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen.
Artikel 5.1.3 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmede als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan 48 uur op de weg te parkeren.
Het is verboden een kampeerwagen, caravan, magazijnwagen, keetwagen of ander dergelijk voertuig dat voor de recreatie dan wel anderszins uitsluitend of mede voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebezigd langer dan op drie achtereenvolgende dagen te doen of laten staan op een door het bestuurscollege bij persoonlijke aanschrijving aangewezen plaats, waar dit naar zijn oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van het eiland.
Artikel 5.1.7 Parkeren van uitzichtbelemmerde voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Afdeling 2 Collecteren, venten en standplaatsen
Artikel 5.2.1 Inzameling van geld
Het is, behalve ter uitvoering van een van overheidswege opgedragen taak, verboden zonder vergunning van het bestuurscollege op de openbare weg of huis aan huis inzamelingen van geld te houden.
Artikel 5.2.4 Standplaatsen; uitstallingen op de weg
Artikel 5.2.5 Schadelijke of gevaarlijke voorwerpen
Het is verboden op de openbare weg:
bij het venten, bij het doen van omroepingen of bij het verspreiden, aanbevelen, aankondigen of bekendmaken van gedrukte of geschreven stukken of afbeeldingen zodanig te roepen, rond te gaan of te rijden met zodanige reclamemiddelen of zodanige geluidmakende middelen dat daardoor de openbare orde verstoord of bedreigd, of de goede zeden aanstoot gegeven wordt.
Afdeling 3 Perceelnummers, straatnaamborden, waarschuwingsborden en verkeerstekens
De rechthebbende op een bouwwerk, gebouw of getimmerte is verplicht te zorgen dat:
het voorzien is van een duidelijk zichtbare, bij de ambtenaar van het bevolkingsregister tegen betaling verkrijgbare plaat, welke het nummer vermeldt door die ambtenaar voor het gebouw of getimmerte bepaald met dien verstande, dat elke woning om zelfstandig tot huisvesting te worden ingericht een plaat, vermeldende een afzonderlijk nummer, zal moeten verkrijgen. Na aankoop van bedoelde plaat wordt zij zo spoedig mogelijk, vanwege de ambtenaar in het vorige lid genoemd, op een daarvoor geschikte plaats aangebracht, welke ter hoogte van tenminste anderhalve meter en ten hoogste drie meter boven de begane grond gelegen, zo mogelijk van de openbare weg zichtbaar zijn;
Afdeling 4 Maatregelen ter bescherming van dieren
Artikel 5.4.1 Mishandelen van dieren
op de openbare weg een trekdier te besturen, dat gewond of door een uiterlijk waarneembare ziekelijke aandoening is aangetast, tenzij het dier in die toestand is geraakt tijdens het gebruik dat er van gemaakt werd op het ogenblik dat het feit geconstateerd werd en het nog niet mogelijk is geweest het buiten gebruik te stellen;
Artikel 5.4.2 Vastleggen van honden en katten
Het is verboden een hond vast te leggen, te doen vastleggen of vastgelegd te hebben of te houden, tenzij de hond is voorzien van een halsband, waarvan de lengte en breedte zodanig zijn dat de band voor hem niet schadelijk is en op zodanige wijze is vastgelegd dat hij zich ongehinderd kan bewegen.
Binnen het bereik van de vastgelegde hond moeten zich een schaduwrijke plek en/of ruimte bevinden waar het dier beschutting heeft tegen weersomstandigheden zoals zon en regen.
HOOFDSTUK VI STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Overtreding van enige bepaling van deze eilandsverordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie, al dan niet met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
Artikel 6.2 Opsporingsambtenaren
Met het opsporen van de overtredingen van deze verordening zijn belast de de opsporingsambtenaren bedoeld in artikel 8 van het Wetboek van Strafvordering van de Nederlandse Antillen.
Artikel 6.3 Bijzondere opsporingsambtenaren
Behalve de in artikel 8 van het Wetboek van Strafvordering genoemde personen zijn met de opsporing van overtredingen van de in Hoofdstuk III, afdeling 2 en Hoofdstuk IV, afdeling 2 en afdeling 3 gestelde voorschriften belast de daartoe door het bestuurscollege aangewezen ambtenaren van de gezondheidsdienst.
Zij zijn bevoegd van de overtreding van bedoelde voorschriften proces-verbaal op te maken en zenden deze processen-verbaal zo spoedig mogelijk naar de officier van justitie dan wel de hulp-officier van justitie.
Deze processen-verbaal hebben bewijskracht indien zij zijn opgemaakt op de eed of de belofte voor de aanvaarding van de betrekking afgelegd.
Artikel 6.4 Betreden dan wel binnentreden woningen, andere gebouwen en terreinen
Zo dikwijls de zorg voor de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde dit vereist, wordt hierbij de last verstrekt al dan niet besloten ruimten en plaatsen - woningen en vaartuigen daaronder mede verstaan -, desnoods tegen de wil van de rechthebbende, bewoner of gebruiker te betreden:
Voor zoveel de in het eerste lid bedoelde last woningen betreft, wordt deze verstrekt met inachtneming van de landsverordening van 23 juli 1955 (PB 1955, nr.79), en uitsluitend indien de zorg voor de naleving een voorschrift betreft dat strekt tot handhaving van de openbare rust of veiligheid of tot bescherming van het leven of de gezondheid van personen.
Artikel 6.5 Onderzoeksbevoegdheden
De krachtens artikel 6.3 aangewezen ambtenaren zijn bevoegd waren aan een onderzoek ter plaatse te onderwerpen of mede te nemen om deze zaken elders aan een onderzoek te doen onderwerpen, een en ander voor zover dit redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is. Ten behoeve van zodanig onderzoek kunnen zij verpakkingen openen, dan wel vorderen dat verpakkingen worden geopend.
Een ieder die betrokken is bij de handhaving van Hoofstuk III, afdeling 2 en Hoofdstuk IV, afdeling 2 en afdeling 3, en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijk karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift terzake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voor zover enig ander wettelijk voorschrift hem tot bekendmaking verplicht of uit zijn taak bij de uitvoering van deze wet de noodzaak tot bekendmaking voortvloeit.
Het bestuurscollege dan wel de gezaghebber is, ieder voor zoveel het zijn bevoegdheid betreft, bevoegd om, zo nodig op kosten van de overtreders van deze eilandsverordening te doen wegnemen, beletten, verrichten of in de vorige toestand te herstellen hetgeen in strijd met de bepalingen in of krachtens deze eilandsverordening is of wordt gehouden, gemaakt of gesteld, ondernomen, weggelaten, beschadigd of weggenomen.
Het bestuurscollege kan, indien het belang van de bescherming van de volksgezondheid dan wel het milieu zich daartegen niet verzet, bepalen dat de overtreder van de in Hoofdstuk III, afdeling 2 en Hoofdstuk IV, afdeling 2 en afdeling 3 gestelde bepalingen een door het bestuurscollege vastgestelde dwangsom verbeurt voor elke dag dat de overtreding voortduurt.
Het vastgestelde bedrag moet in redelijke verhouding staan tot de zwaarte van het gelaedeerde belang en de beoogde werking van het opleggen van de dwangsom.
Artikel 6.9 Overgangsbepalingen
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing - hoe ook genaamd - op grond van de in het eerste lid genoemde verordening is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvrage is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van de onderhavige verordening toegepast.
De Eilandsverordening afvalstoffen 2016 gaat over de bescherming van het milieu tegen afvalstoffen en zoveel mogelijk beperken van afvalstoffen.
Vaststelling van een afvalstoffenverordening is verplicht op grond van artikel 4.7 van de Wet volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer BES. Overtreding van de verordening is strafbaar gesteld in artikel 10.13 van die wet.
Hoofdstuk IX bevat tot dusverre een regeling uitsluitend voor autowrakken. Door deze wijzigingsverordening geldt dit hoofdstuk nu ook voor wrakken van tractors, vaartuigen, vliegtuigen, motoren, scooters en bromfietsen. Ook verwaarloosde en onbruikbare landbouw- en andere werktuigen worden aangemerkt als ‘wrak’.
Het is volgens de gewijzigde verordening verboden om een wrak op een voor het publiek zichtbare plaats aanwezig te hebben. Dat kan dus ook een plaats zijn op een particulier terrein, als die plaats voor het publiek zichtbaar is. De eigenaar mag wel een wrak hebben maar dan moet hij iets doen zodat het wrak niet zichtbaar is voor het publiek. Hij kan het wrak bijvoorbeeld in een garage of een schuur stallen of andere maatregelen treffen.
De enige legale wijze om van een wrak af te komen, is afgifte aan de inzameldienst of aan iemand die vergunning heeft om wrakken in te nemen.
Of er sprake is van een wrak, is niet in hoofdstuk IX vastgelegd. De meeste mensen weten wel wanneer er sprake is van een wrak. Het gaat dan om een voer-‚ vaar- of vliegtuig dat in onvoldoende staat van onderhoud verkeert en in een kennelijk verwaarloosde toestand verkeert. Het ontbreken van een kentekenplaat en het onverzekerd zijn, vormen eveneens sterke aanwijzingen dat het gaat om een wrak.
Het bestuurscollege is belast met de uitvoering van de verordening. Niet de eigenaar maar het bestuurscollege beoordeelt dus of er sprake is van een wrak. Als de eigenaar het met dat oordeel niet eens is, kan hij een bezwaarschrift indienen en/of in beroep gaan bij de rechter.
Artikel I lid B Desolate zeecontainers
Als een container nergens goed meer voor is en als afval moet worden aangemerkt, kan die worden aangeboden worden aan de inzameldienst of aan iemand die vergunning heeft om containers in te nemen.
Het ‘zo maar’ ergens achterlaten of laten staan om zich daarvan te ontdoen is echter niet acceptabel. Dat dit is verboden wordt nu uitdrukkelijk opgenomen in de Eilandsverordening afvalstoffen. Daartoe wordt een nieuw hoofdstuk IXa toegevoegd aan de verordening.
Artikel II lid A Zeecontainers en bovengrondse installaties
Ook zeecontainers vormen een ontsiering voor het landschap. Een onderscheid moet daarbij gemaakt worden tussen containers die in gebruik of in elk geval nog bruikbaar zijn voor enig redelijk doel en containers die dat niet meer zijn. Containers die aan hun normale gebruik onttrokken zijn en die nergens geschikt meer voor zijn, moeten als “afval” aangemerkt worden. Afval moet op een milieu-hygiënisch verantwoorde wijze afgevoerd te worden.
Voor containers die nog in gebruik zijn of in elk geval nog ergens bruikbaar voor zijn maar die wel ontsierend zijn, wordt in de Eilandsverordening bevordering openbare orde en bescherming gemeenschap 1993 een nieuw artikel 4.4.1a opgenomen in afdeling 4.4. Die afdeling gaat over maatregelen tegen ontsiering.
In afdeling 4.4. “Maatregelen tegen ontsiering” wordt eveneens een nieuw artikel 4.4.1b opgenomen. Dit artikel verbiedt het om geheel of gedeeltelijk bovengrondse installaties, die niet meer gebruikt worden en kennelijk ook niet meer gebruikt zullen worden, op een voor het publiek zichtbare plaats aanwezig te hebben. Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan niet meer werkende, verroeste benzinepompinstallaties.
Wanneer een dergelijke installatie aanwezig is, geldt het verbod ook voor de ondergrondse, niet zichtbare gedeelten. Bijvoorbeeld een eventueel aanwezige ondergrondse fundering zal ook moeten worden verwijderd.
In de Eilandsverordening bevordering openbare orde en bescherming gemeenschap, Hoofdstuk V Andere onderwerpen betreffende de huishouding van het eilandgebied, is in Afdeling 1 het onderwerp ‘Parkeerexcessen’ geregeld.
In artikel 5.1.4 is bepaald dat het verboden is een voertuigwrak op de weg of op een plaats zichtbaar vanaf de weg te plaatsen of te hebben.
Onder het begrip ‘weg’ wordt in afdeling 5.1 verstaan alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande straten, wegen, stegen, gangen, paden, pleinen, kaden, bruggen, stoepen, trottoirs alsmede de tot de wegen behorende bermen of zijkanten.
Het gebruik van de weg voor het plaatsen van autowrakken is een ongewenst, oneigenlijk gebruik van de weg. Maar deze bepaling worden geschrapt omdat artikel 33.1 van de Eilandsverordening afvalstoffen 2016 bepaalt dat het verboden is een of meer autowrakken op een voor het publiek zichtbare plaats aanwezig te hebben. Dus om autowrakken aanwezig te hebben zowel op als buiten de weg.
Het is minder gewenst om één handeling – het hebben van een autowrak op de weg - in twee verordeningen te verbieden. Als artikel 5.1.4 gehandhaafd zou worden, kan dit bovendien ten onrechte de indruk wekken dat het wel toegestaan zou zijn een autowrak te hebben op voor het publiek zichtbare plaatsen ‘buiten de weg’.
Artikel 5.1.3 bepaalt dat het verboden is om een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan 48 uur op de weg te parkeren.
Hierbij gaat het dus niet om autowrakken maar om defecte auto’s. Dit artikel dient daarom wel gehandhaafd te blijven in de afdeling ‘Parkeerexcessen’.
Artikel II lid C Wijziging strafbepaling
Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om artikel 6.1, de strafbepaling, in overeenstemming met artikel 157 van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba te brengen. Als gevolg hiervan zijn leden die zwaardere straffen en/of andere straffen voorschrijven vervallen.