Organisatie | Arnhem |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Inspraakverordening gemeente Arnhem 2006 |
Citeertitel | Inspraakverordening gemeente Arnhem 2006 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Inspraakverordening van 6 december 1993.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
05-10-2006 | nieuwe regeling | 25-09-2006 Arnhemse Koerier, 04-10-2006 | B&W12-09-2006, nr CS/KABCR/2006/3 |
Artikel 3: Inspraakgerechtigden
Inspraak op grond van deze verordening wordt verleend aan ingezetenen en belanghebbenden.
Algemene toelichting op de Inspraakverordening gemeente Arnhem 2006
(Raadsbesluit 25 september 2006, nr. CS/KABCR/2006/3.)
Inspraak is een fase in het totale besluitvormingsproces.
Inspraak kan worden onderscheiden van andere mogelijkheden die burgers hebben om - vóóraf - invloed uit te oefenen op het gemeentebestuur en de besluitvorming door het gemeentebestuur.
Mogelijkheden om vooraf invloed uit te oefenen, zijn bijvoorbeeld:
Soms is bij wet bepaald dat het gemeentebestuur burgers moet informeren en/of in de gelegenheid moet stellen zienswijzen naar voren te brengen. Het belang van het betrekken van burgers bij de besluitvorming is dan – voor de rechtsbescherming van die burgers - zó groot dat de wetgever die betrokkenheid verplicht stelt. Het niet voldoen aan die verplichting kan er in een beroepsprocedure toe leiden dat een beslissing van een gemeentelijk bestuursorgaan wordt vernietigd. Bekende voorbeelden van deze wettelijk verplichte inspraak:
Bij wet van 24 januari 2002 (= Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb) zijn de Algemene wet bestuursrecht, de Provinciewet en de Gemeentewet gewijzigd.
Het nieuwe artikel 150 Gemeentewet, dat op 1 juli 2006 in werking treedt, komt als volgt te luiden:
Dit artikel uit de Gemeentewet is uitgewerkt in de voorliggende ontwerpverordening. De verordening is gebaseerd op de modelverordening van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten.
De verordening schept een beknopt algemeen kader voor inspraak. Buiten kijf staat dat wettelijk geregelde en dus verplichte inspraak altijd moet worden gevolgd. Bij wettelijk verplichte inspraak controleert een hogere instantie (bijvoorbeeld Gedeputeerde Staten bij goedkeuring van een bestemmingsplan) of de wettelijke inspraakprocedure correct is gevolgd.
De voorliggende verordening heeft betrekking op de niet-wettelijk verplichte vormen van inspraak. Het betreft de inspraak in gevallen die artikel 150 van de Gemeentewet beoogt te regelen. Inspraak kán bijvoorbeeld verleend worden over gemeentelijke beleidsplannen zoals Arnhem op weg naar 2015, Stad in balans, Buiten Gewoon Beter, een Groenplan of over een voorgenomen reconstructie van een weg.
Elk gemeentelijk bestuursorgaan (gemeenteraad, college, burgemeester) kan in principe over elk beleidsvoornemen dat tot zijn of haar bevoegdheid behoort inspraak organiseren.
Bij deze vrijwillige inspraak is het in de regel de gemeenteraad die - achteraf - beoordeelt of over een bepaalde aangelegenheid wel voldoende inspraak heeft plaatsgevonden, te weten:
Standaard geldt de inspraakprocedure zoals aangegeven in afdeling 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht. Het betreffende bestuursorgaan mag echter ook zelf een afwijkende procedure bepalen. Er is dan immers geen sprake van een wettelijk geregelde inspraak. Naar gelang de omstandigheden kan het bestuursorgaan dan bijvoorbeeld besluiten om al dan niet een hoorzitting te organiseren of een korte of lange termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen aan te houden.
De uniforme openbare voorbereidingsprocedure uit de Algemene wet bestuursrecht geeft voor het naar voren brengen van zienswijzen een termijn van zes weken. Uit oogpunt van uniformiteit en rechtszekerheid voor de burgers zal bij inspraakprocedures zo min mogelijk van deze termijn worden afgeweken. Alleen als het om lichte zaken gaat, zal met een termijn van minder dan zes weken kunnen worden volstaan.
Met de verordening wordt beoogd een goed evenwicht te vinden tussen enerzijds het optimaal en efficiënt betrekken van burgers en bedrijven in de voorbereiding van gemeentelijk beleid en anderzijds de besluitvormingsprocedure en het daarmee realiseren van projecten niet onnodig te vertragen. Een overdosis aan inspraak in verhouding tot het beoogde resultaat roept bij burgers en bedrijven vraagtekens op en soms ook verontwaardiging. Of het betekent een onnodige belasting of tijdstoeslag voor de burger.
De verordening gaat uit van maatwerk: bij elk beleidsvoornemen moet vóóraf worden bepaald of - en zo ja, in welke omvang en vorm - inspraak gewenst is. Zoals hiervoor al is aangegeven, zal de gemeenteraad achteraf kunnen beoordelen of in het concrete geval de gehouden inspraak voldoende is geweest.
Het college en de burgemeester overwegen in dit verband om in standaardsituaties voor bepaalde beleidsterreinen beleidsregels vast te stellen over hoe om te gaan met de inspraak. Zij zullen de door hen vast te stellen beleidsregels met de betreffende raadscommissie bespreken.
De systematiek van de verordening dwingt bestuursorganen bij elk beleidsvoornemen zich vooraf terdege te beraden op de vraag of, en zo op welke wijze en in welke omvang, inspraak zal plaats- vinden. De raad kan het college en de burgemeester hiervoor achteraf ter verantwoording roepen.
De nieuwe verordening wijkt op de volgende punten af van de geldende verordening van de gemeente Arnhem.
a.De nieuwe afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (= Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb, in werking getreden op 1 juli 2005) is op de inspraak van toepassing verklaard. Het bestuursorgaan echter een afwijkende procedure vaststellen.
De huidige verordening schrijft voor dat op een aantal beleidsvoornemens inspraak moet worden verleend, te weten de voorbereiding of herziening van ruimtelijke plannen, de stadsvernieuwing, de voorbereiding van het gemeentelijke milieubeleidsplan en de welzijnsvoorzieningen. De WRO schreef voor wat betreft de ruimtelijke plannen voor om in de gemeentelijke inspraakverordening de verplichting tot inspraak op te nemen, in aanvulling op de inspraakregeling uit de WRO. Deze verplichting is sinds 1 juli 2005 uit de WRO verdwenen.
Daarom ook ontstaat nu de mogelijkheid om extra inspraakmogelijkheden te vermijden.
Als gevolg van de dualisering van bevoegdheden besluit elk bestuursorgaan zelf of ten aanzien van zijn of haar bevoegdheden inspraak wordt verleend. De raad kan derhalve niet meer beslissen over het houden van inspraak door het college of de burgemeester over onderwerpen, waarvoor het college of de burgemeester bevoegd is. De raad kan wel opdracht geven om over zaken, waarvoor de raad het competente bestuursorgaan is, inspraak te organiseren. De raad kan voorts het college en de burgemeester ter verantwoording roepen over het door hen gevoegde bestuur (i.c. over het al dan niet houden van inspraak).
Het aantal gevallen, waarin géén inspraak wordt verleend, is met drie toegenomen. Het betreffen de gevallen, genoemd in artikel 2, lid 3, onder d, e en f. De genoemde gevallen spreken voor zich. Ook hier kan de de raad – voor zover het een bevoegdheid van het college of de burgemeester betreft - achteraf toetsen of al dan niet terecht een beroep op deze uitzonderingssituaties is gedaan.
Mogelijkheid tot bezwaar maken
Het besluit om al dan niet inspraak te verlenen, is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Hiertegen kan dus bezwaar worden gemaakt. Het is ook om deze reden noodzakelijk dat een bestuursorgaan zich steeds expliciet beraadt en besluit omtrent het houden van inspraak en de wijze waarop daarvan openbare kennisgeving wordt gedaan (bijvoorbeeld info op de gemeentepagina van de Arnhemse Koerier).
Artikelsgewijze toelichting op de Inspraakverordening gemeente Arnhem 2006
(Raadsbesluit 25 september 2006, nr. CS/KABCR/2006/3.)
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Om te voorkomen dat de omschrijving van terugkerende begrippen in de verordening moeten worden herhaald, zijn in deze bepaling een aantal begrippen eenmalig gedefinieerd.
Bij de in dit artikel opgenomen formulering is aangesloten bij de (oude en nieuwe) tekst van artikel 150 van de Gemeentewet.
Inspraak is een onderdeel van de voorbereiding en uitvoering van het gemeentelijke beleid en heeft de volgende doelen:
De verordening regelt de niet-wettelijk verplichte inspraak. Aan de wettelijk vereiste vormen van inspraak - bijvoorbeeld het reageren op een aanvraag om milieuvergunning - kan immers niet worden getornd.
Het is wel mogelijk dat in een inspraakprocedure de formeelwettelijk vereiste inspraak wordt aangevuld met inspraak op grond van deze verordening.
De verantwoordelijkheid voor het maken van een regeling over inspraak ligt ingevolge artikel 150 van de Gemeentewet bij de raad.
Standaard geldt in deze verordening de procedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Maar het bestuursorgaan heeft de mogelijkheid om zelf een andere procedure vast te stellen.
Het bestuursorgaan is immers verantwoordelijk voor de uitvoering, de nadere regeling en de organisatie van de inspraak. In de Memorie van toelichting op de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb is vermeld dat in de inspraakverordening zowel geheel als gedeeltelijk van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht kan worden afgeweken.
De wijze, waarop invulling aan de inspraak wordt gegeven is dus – met uitzondering van de wettelijk voorgeschreven inspraak - van geval tot geval ter beoordeling van het bestuursorgaan:
ook op grond van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht bestaat de mogelijkheid zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen naar voren te brengen. Mondeling kan door middel van een hoorzitting of telefonisch. Het spreekt voor zich dat mondeling ingebrachte zienswijzen door het bestuursorgaan op schrift worden gesteld, tenminste in het eindverslag;
het bestuursorgaan kan de mogelijkheid bieden om schriftelijk naar voren gebrachte zienswijzen mondeling toe te lichten. Dit zal bijvoorbeeld het geval kunnen zijn, indien de strekking van de zienswijze voor het bestuursorgaan niet volstrekt duidelijk is. Het horen, kan in deze situatie zowel individueel (ook telefonisch) als door middel van een hoorzitting plaatsvinden. Ook in deze situatie worden de mondelinge toelichtingen door het bestuursorgaan op schrift gesteld.
Bestuursorganen van de gemeente zijn de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders, de burgemeester en ingestelde bestuurscommissies.
Het begrip beleidsvoornemen is gedefinieerd als het voornemen van het bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid. Het gaat hierbij om het vaststellen van beleid (bijvoorbeeld subsidiebeleid) waarop – na definitieve vaststelling door het bevoegde bestuursorgaan - concrete besluiten of maatregelen voortvloeien.
Artikel 2 Onderwerp van inspraak
In het eerste lid is bepaald dat elk bestuursorgaan ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden besluit of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid.
Elk bestuursorgaan van de gemeente kan zijn eigen beleidsvoornemens aan inspraak onderwerpen. Indien méér dan één bestuursorgaan bij de besluitvorming over een beleidsvoornemen is betrokken, is het vanwege de eenduidigheid voor de burgers gewenst de inspraak- en besluitvormingsprocedures op elkaar af te stemmen.
In het tweede lid, onder a, is – wellicht ten overvloede - bepaald dat inspraak altijd wordt verleend, indien een wettelijk voorschrift daartoe verplicht. De wettelijke verplichting om burgers te horen, staat buiten kijf. De inspraakprocedure is in dit geval in de wet geregeld en is dus niet gebaseerd op deze inspraakverordening. Verplichtingen om burgers te horen c.q. gelegenheid te bieden, vooraf hun zienswijze kenbaar te maken, staan bijvoorbeeld in de Wet milieubeheer (milieuvergunningen) en in de Wet op de Ruimtelijke Ordening (bestemmingsplannen).
Het derde lid somt de gevallen op, waarin inspraak niet behoeft plaats te vinden. Het bestuursorgaan beoordeelt in eerste instantie of zich een zodanige uitzondersituatie voordoet. Volledigheidshalve is in het vierde lid bepaald dat beslissingen over het niet verlenen van inspraak, als bedoeld in het derde lid, altijd gemotiveerd genomen moeten worden (de Algemene wet bestuursrecht verplicht reeds om besluiten te motiveren).
Artikel 3 Inspraakgerechtigden
De omschrijving van inspraakgerechtigden vloeit rechtstreeks voort uit de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet, namelijk de ingezetenen en de belanghebbenden.
Het begrip 'belanghebbende” is in artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht gedefinieerd en deze definitie geldt ook voor deze verordening.
Het bestuursorgaan kan voor elk beleidsvoornemen een afzonderlijke inspraakprocedure vaststellen.
Indien het geen afzonderlijke inspraakprocedure vaststelt, is automatisch de standaardinspraakprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Ten aanzien van het maken van een verslag van de inspraakprocedure bepaalt de Algemene wet bestuursrecht slechts (artikel 3:17) dat een verslag wordt gemaakt van hetgeen tijdens de inspraakprocedure mondeling naar voren is gebracht.
In de verordening wordt, aanvullend op de wettelijke bepalingen, een drietal onderwerpen genoemd die in het integrale eindverslag in elk geval aan de orde moeten komen.
Onder het in het tweede lid, onderdeel a, genoemde overzicht van de gevolgde inspraakprocedure wordt ondermeer verstaan: hoe is de procedure feitelijk verlopen? Is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht onverkort toegepast? Wanneer is het beleidsvoornemen ter inzage gelegd?
Het tweede lid, onderdeel b, betekent dat de eindrapportage een volledig overzicht dient te bevatten van zowel de mondelinge als de schriftelijke inspraakreacties. De schriftelijke inspraakreacties kunnen aan het verslag worden gehecht. In het verslag kan worden volstaan met een korte zakelijke weergave van de naar voren gebrachte opvattingen en vermelding van de personen die hun opvatting naar voren hebben gebracht.
In het tweede lid, onderdeel c, wordt als het sluitstuk van inspraak voorgeschreven dat het bestuursorgaan aangeeft wat met de zienswijzen wordt gedaan. Gemotiveerd zal worden aangegeven welke keuzes uiteindelijk zijn gemaakt.
In het derde lid is bepaald dat het bestuursorgaan het eindverslag op de gebruikelijke wijze openbaar maakt. Het ligt voor de hand dat degenen die hebben ingesproken een exemplaar van het eindverslag ontvangen, tenzij het aantal insprekers te omvangrijk is. Daarnaast kan het eindverslag worden gepubliceerd in de Arnhemse Koerier en op de gemeentelijke website.
In het vierde lid wordt de burgemeester verplicht om het eindverslag te vermelden in het burgerjaarverslag, als bedoeld in artikel 170, tweede lid, aanhef en onder b van de Gemeentewet, zodat duidelijk wordt over welke zaken in het betreffende jaar inspraak heeft plaatsgevonden.
De richtlijnen voor de behandeling van klachten (raadsbesluit 14 maart 2005) is van toepassing op klachten die voortvloeien uit de toepassing van deze inspraakverordening. In het uiterste geval kan de Nationale ombudsman zich omtrent een ingediende klacht uitspreken.
Artikel 6 Intrekking oude verordening en overgangsbepaling
Met deze bepaling wordt de bestaande inspraakverordening ingetrokken. De datum waarop de oude verordening vervalt, is de datum waarop de nieuwe verordening in werking treedt.
Er is een overgangsbepaling opgenomen, inhoudende dat inspraakprocedures die ten tijde van het inwerkingtreden van de nieuwe verordening nog lopen, volgens de oude verordening worden afgewikkeld.
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die waarop zij op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt (= publicatie in de Arnhemse Koerier en plaatsing op de internetsite van de gemeente).