Organisatie | Helmond |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene plaatselijke verordening Helmond 2008 |
Citeertitel | Algemene plaatselijke verordening Helmond 2008 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Externe bijlagen | exb-2018-12217 Bijlagen |
Deze regeling vervangt de 5e wijziging Algemene plaatselijke verordening Helmond 2008
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
07-09-2013 | 17-02-2014 | 6e wijziging | 03-09-2013 | Raadsbesluit, 2013, 1306506 | |
01-07-2012 | 07-09-2013 | 5e wijziging | 29-06-2012 | Raadsbesluit, 2012, 1202705 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan dan wel mede verstaan onder:
Artikel 1.5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.
Artikel 1.6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
De vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.
De vergunning of ontheffing kan door het daartoe bevoegde gezag of het bevoegde bestuursorgaan worden geweigerd in het belang van:
Afdeling 1 Orde en veiligheid op openbare plaatsen
Paragraaf 1 Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2.1.1.1 Samenscholingen en ongeregeldheden
Degene die op een openbare plaats aanwezig is bij enig voorval waardoor er wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan, of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor er ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel
zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
Artikel 2.1.1.2 Verbod veroorzaken gevaar, hinder en overlast op openbare plaatsen
Het is verboden een beplanting, stof of voorwerp te plaatsen of te hebben waardoor de veiligheid, de bruikbaarheid of het normaal en doelmatig gebruik van de openbare plaats in gevaar komt, dan wel hinder of overlast ontstaat voor omwonenden.
Artikel 2.1.1.2a Gebiedsontzeggingen
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde of openbare veiligheid aan degene die zich gedraagt in strijd met de wettelijke bepalingen, als in de bijlage bij deze verordening genoemd, een verbod opleggen zich te bevinden in een door het college aangewezen gebied en de daarin gelegen voor het publiek toegankelijke gebouwen en
Voor zover de carnavalsdagen, nieuwjaarsdag, eerste en tweede paasdag, hemelvaartsdag, eerste en tweede pinksterdag en eerste kerstdag en tweede kerstdag, niet samenvallen met het in het tweede lid genoemde tijdvak, kan de burgemeester het verbod om zich in
een door het college aangewezen gebied en daarin gelegen voor publiek toegankelijke gebouwen en inrichtingen te bevinden tevens opleggen voor deze dagen;
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde of openbare veiligheid aan diegene aan wie eerder een verbod als bedoeld in het eerste lid is opgelegd en ten aanzien van wie binnen zes maanden na het opleggen van dit verbod wordt geconstateerd dat hij zich opnieuw gedraagt in strijd met de in het eerste lid bedoelde wettelijke bepalingen, een verbod opleggen zich te bevinden in een door het college aangewezen gebied en in de daarin gelegen voor het publiek toegankelijke gebouwen en inrichtingen op de door de burgemeester aangewezen tijdstippen voor een tijdvak van ten hoogste twaalf weken.
Artikel 2.1.2.2 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, Waaronder begrepen een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Wet openbare manifestaties, geeft daarvan vóór de openbare aankondiging en ten minste 48 uur voor dat de betoging
wordt gehouden, schriftelijk kennis geven aan de burgemeester.
Paragraaf 5 Bruikbaarheid en aanzien van de weg
Artikel 2.1.5.1 b Uitzonderingen en afbakeningsbepaling
Het verbod in het eerste lid van artikel 2.1.5.1 a geldt niet voor:
uitstallingen bij winkelpanden voor zover:
1º de uitstallingen worden aangebracht op het trottoir of een voetgangersgedeelte;
2º de uitstallingen niet verder dan 1 meter uit de gevel worden geplaatst;
3º (nood)uitgangen niet worden belemmerd;
4º er minimaal 1.5 meter trottoir- of voetgangersgedeelte overblijft om de vrije doorgang van verkeer te waarborgen;
5º de gebruikte ruimte niet meer bedraagt dan:
70% van de totale gevelbreedte indien het hoofdproduct bloemen, planten, groente of fruit betreft;
6º de uitstallingen niet hoger zijn dan 2.2 meter respectievelijk 1.5 meter indien het bloemen, planten, groente of fruit betreft;
7º de uitstalingen niet buiten de vastgestelde openingstijden van het pand worden geplaatst;
8º er niet meer dan één reclameobject wordt geplaatst en dat object niet groter is dan 1.5 meter hoog en 0.8 meter breed;
hoogwerkers, steigers, stortbakken en containers in verband met particuliere (bouw) werkzaamheden die tijdelijk op de weg worden geplaatst voor zover:
1º deze niet op wijkontsluitingswegen en fietspaden worden geplaatst;
2º degene die de werkzaamheden verricht of doet verrichten ervoor zorgdraagt dat de in de aanhef genoemde zaken zich daar niet langer bevinden dan zeven achtereenvolgende dagen;
3º deze niet binnen een afstand van 5 meter vanaf een kruising worden geplaatst;
4º bij plaatsing op trottoir- of voetgangersgedeelte er minimaal 1.5 meter wordt vrijgehouden;
5º de ruimte die in beslag wordt genomen niet meer bedraagt dan de gevelbreedte van de (eigen) woning;
6º bij plaatsing op de rijbaan er minimaal 3.5 meter rijbreedte wordt vrijgehouden;
7º (nood)uitgangen niet belemmerd worden;
8º het verkeer niet in gevaar wordt gebracht;
9º de in de aanhef genoemde zaken permanent goed zichtbaar zijn voor verkeersdeelnemers en afdoende zijn gemarkeerd.
voorwerpen anders dan bedoeld onder e of stoffen in verband met particuliere (bouw)werkzaamheden die tijdelijk op de weg worden geplaatst voor zover:
1º deze op het trottoir, voetgangersgedeelte of in een parkeervak worden geplaatst;
2º degene die de werkzaamheden verricht of doet verrichten ervoor zorgdraagt dat de voorwerpen of stoffen zich daar niet langer bevinden dan drie achtereenvolgende dagen;
3º er minimaal 1.5 meter trottoir- of voetgangersgedeelte wordt vrijgehouden;
4º de ruimte die in beslag wordt genomen niet meer bedraagt dan de gevelbreedte van de (eigen) woning;
5º de hoogte van de voorwerpen of stoffen niet meer bedraagt dan 1.5 meter;
6º (nood)uitgangen niet belemmerd worden;
7º het verkeer niet in gevaar wordt gebracht;
8º na verwijdering van de voorwerpen of stoffen de weg onmiddellijk wordt gereinigd door degene die de werkzaamheden verricht of doet verrichten.
(verwijs)borden voor de verkoop van (zelfverbouwde) agrarische streekproducten voor zover:
1º deze worden geplaatst buiten de bebouwde kom als bedoeld in artikel 1.1 van deze verordening;
2º deze niet groter zijn dan 1.5 m2, niet hoger dan 1 meter boven het maaiveld uitkomen en via een paal deugdelijk worden bevestigd in de grond;
3º plaatsing geschiedt met inachtneming van het bepaalde in artikel 3, eerste lid onder h van de Landschapsverordening Noord-Brabant;
4º de verkeersveiligheid - ter beoordeling van het college - niet in het geding is en
5º deze gedurende een periode van maximaal 3 maanden worden geplaatst of zoveel korter wanneer het seizoen van het desbetreffende streekproduct voorbij is.
Het college kan, in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, plaatsen aanwijzen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, in het belang van de voorkoming of opheffing van overlast, in het belang van de bruikbaarheid van de weg of het veilig gebruik
daarvan, verboden is bepaalde, door het college nader in die aanwijzing te bepalen voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben of verboden is bepaalde, door het college nader in die aanwijzing te bepalen voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door haar
Artikel 2.1.5.2 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen of veranderen van een weg
Het verbod in het eerste lid geldt niet voor het openbreken van de verharding en het graven en spitten in de weg ten behoeve van een huisaansluiting indien deze werkzaamheden een maximale lengte hebben van 25 meter, mits die werkzaamheden schriftelijk bij het bevoegd gezag zijn gemeld en wordt voldaan aan de door het bevoegd gezag gestelde nadere regels.
Het verbod in het eerste lid geldt voorts niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, het Provinciaal
wegenreglement Noord-Brabant, de Waterschapskeur, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening Helmond 2010.
Paragraaf 6 Veiligheid op de weg
Artikel 2.1.6.3 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk, vanwege en overeenkomstig de aanwijzingen van het college, voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het openbaar verkeer of de openbare verlichting worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.
Afdeling 2 Toezicht op evenementen
Artikel 2.2.1.1 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze paragraaf wordt verstaan onder:
groot evenement: elke voor het publiek toegankelijke verrichting op het gebied van kunst of vermaak, welke een stedelijke dan wel regionale uitstraling heeft en is gericht op een relatief groot publiek, dan wel elke voor het publiek toegankelijke verrichting waarbij voorzienbaar extra maatregelen door de overheid, de organisator of derden moeten worden getroffen, met uitzondering van:
2º markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid onder h, van de Gemeentewet en artikel 5.2.4 van deze verordening;
3º het in een inrichting in de zin van de Drank- en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;
4º kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;
5º betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;
6º activiteiten als bedoeld in artikel 2.1.4.1 van deze verordening;
7º wedstrijden betaald voetbal als bedoeld in paragraaf 2 van deze afdeling;
8º sportwedstrijden in georganiseerd verband voor zover deze plaatsvinden onder toezicht van een koepelorganisatie die is aangesloten bij het NOC*NSF en niet plaatsvinden op of aan de weg.
klein evenement: elke voor het publiek toegankelijke verrichting op het gebied van kunst of vermaak, welke geen stedelijke dan wel regionale uitstraling heeft en in beginsel is gericht op een van tevoren vast te stellen groep van maximaal honderd personen en waarbij geen voorzienbare extra maatregelen door de overheid, de organisator of derden hoeven te worden getroffen.
Artikel 2.2.1.2 a Groot evenement
Voor zover een groot evenement gepaard gaat met inzet van politiecapaciteit of met het afsluiten van een weg of meerdere wegen en een verkeersbesluit vereist is, is de organisator - in afwijking van de in
het tweede lid genoemde termijn - verplicht ten minste twaalf weken voor de datum waarop het groot evenement plaats zal vinden, een aanvraag voor vergunning bij de burgemeester in te dienen. Deze
termijn geldt tevens voor organisatoren van vechtsportgala’s.
Artikel 2.2.1.2 c Nadere regels kleine evenementen
Met het oog op de belangen als vermeld in het vierde lid van artikel 2.2.1.2 b van deze verordening, kan het college nadere regels stellen.
Paragraaf 2 Wedstrijden betaald voetbal
Artikel 2.2.2.8 Verwijderingsplicht voetbalsupporters
Personen die zich door kleding, uitrusting of gedragingen manifesteren als voetbalsupporters en niet in het bezit zijn van een geldig toegangsbewijs voor de voetbalwedstrijd dan wel tegen wie het vermoeden bestaat dat zij voornemens zijn de orde te verstoren zijn verplicht zich op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie met inachtneming van diens aanwijzingen naar een in het bevel aangeven plaats, dan wel buiten de gemeentegrenzen te begeven.
Artikel 2.2.2.9 Stadionomgevingsverbod
De burgemeester kan overgaan tot het opleggen van het in het eerste lid bedoelde verbod nadat vast is komen te staan dat de persoon de openbare orde in het stadion of in de omgeving van het stadion heeft verstoord op een dag dat een voetbalwedstrijd wordt gespeeld. Tevens kan dit verbod worden opgelegd aan personen aan wie een
Afdeling 3 Toezicht op openbare inrichtingen
Paragraaf 1 Toezicht op openbare inrichtingen e.d.
Artikel 2.3.1.1 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
openbare inrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden verstrekt of bereid, met uitzondering van een afhaalcentrum. Onder een openbare inrichting wordt in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis.
Artikel 2.3.1.4 Nadere regels terrassen
Met het oog op de belangen als vermeld in artikel 1.8 van deze verordening kan het college nadere regels stellen.
Artikel 2.3.1.8 Intrekkingsgronden
De burgemeester trekt de vergunning in, indien:
een leidinggevende in de laatste vijf jaar voorafgaande aan het nemen van het intrekkingsbesluit onherroepelijk is veroordeeld tot een gevangenisstraf, dan wel een geldboete van € 500,-- of meer, terzake van handel in harddrugs, vuurwapenhandel, verboden wapenbezit, geweldpleging, heling, discriminatie, betrokkenheid bij of deelname aan een criminele organisatie of groothandel in (soft)drugs.
Artikel 2.3.1.13 Het college als bevoegd bestuursorgaan
Indien een openbare inrichting geen voor het publiek openstaand gebouw of bijbehorend erf is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt het college bij de toepassing van de artikel 2.3.1.2, 2.3.1.3 en 2.3.1.10 op als bevoegd bestuursorgaan.
Paragraaf 2 Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
Artikel 2.3.2.2 Kennisgeving exploitatie
Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of het houden van een inrichting staakt, is verplicht binnen drie dagen daarna daarvan schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.
Artikel 2.3.2.3 Verschaffing gegevens nachtregister
Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt of de kampeerder is verplicht de houder van die inrichting volledig en naar waarheid naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats, betrekking, dag van aankomst, alsmede de dag van vertrek te verstrekken.
Paragraaf 3 Toezicht op speelgelegenheden
Artikel 2.3.3.1 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
Artikel 2.3.3.2 Aanwezigheid kansspelautomaten in inrichtingen
In een hoogdrempelige inrichting zijn twee kansspelautomaten toegestaan.
In laagdrempelige inrichtingen zijn kansspelautomaten niet toegestaan.
In een speelautomatenhal als bedoeld in artikel 2.3.3.1, onder f, van deze verordening, zijn maximaal honderd kansspelautomaten toegestaan.
Artikel 2.3.3.3 Aanwezigheidsvergunning en tenaamstelling
De aanwezigheidsvergunning wordt uitsluitend verleend ten behoeve van de plaatsing van speelautomaten die in eigendom toebehoren aan personen die in het bezit zijn van een exploitatievergunning als bedoeld in artikel 30h van de wet en die voorzien zijn van een merkteken als bedoeld in artikel 30r van de wet.
Artikel 2.3.3.4 Overname inrichting
Indien de inrichting waarvoor de aanwezigheidsvergunning is verleend, wordt overgenomen door een nieuwe ondernemer, vervalt de aan de vorige ondernemer verleende aanwezigheidsvergunning van rechtswege.
Artikel 2.3.3.7 Aanvraag exploitatievergunning speelautomatenhal
De ondernemer dient de exploitatievergunning aan te vragen onder overlegging van:
Artikel 2.3.3.10 Weigeringsgronden aanvraag exploitatievergunning speelautomatenhal
De exploitatievergunning wordt geweigerd indien:
Artikel 2.3.3.11 Andere beheerder speelautomatenhal
Indien een overeenkomstig artikel 2.3.3.8, tweede lid in de vergunning vermelde beheerder de hoedanigheid van beheerder heeft verloren, dient de ondernemer onder overlegging van de in artikel 2.3.3.7 genoemde bescheiden een nieuwe vergunning aan te vragen
binnen twee weken nadat de in artikel 2.3.3.7 onder c bedoelde verklaring omtrent het gedrag aan hem is verzonden.
De vergunning vervalt indien de beslissing op een aanvraag voor een nieuwe vergunning voor het vestigen dan wel exploiteren van een speelautomatenhal in hetzelfde pand onherroepelijk is geworden dan wel indien geen aanvraag is ingediend binnen acht weken na het verlies van de hoedanigheid als bedoeld in het eerste lid.
Artikel 2.3.3.13 Intrekkingsgronden exploitatievergunning speelautomatenhal
In afwijking van het bepaalde in artikel 1.6, kan de burgemeester de exploitatievergunning intrekken:
Afdeling 4 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2.4.10 Hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen of te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd. Onder deze ruimte wordt in elk geval begrepen: portalen, telefooncellen, wachtlokalen voor het openbaar vervoer, parkeergarages en rijwielstallingen.
Artikel 2.4.11 Neerzetten van fietsen e.d.
Het is verboden op een openbare plaats een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw dan wel in de ingang van een portiek indien:
Artikel 2.4.12 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d.
Het is verboden op de door het college of de burgemeester aangewezen uren en plaatsen zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.
Artikel 2.4.17 Loslopende honden
De verboden als gesteld in het eerste lid onder a en b gelden niet voor zover de eigenaar of houder van een hond zich vanwege zijn handicap door een geleidehond laat begeleiden en de hond als zodanig aantoonbaar gekwalificeerd is of indien een eigenaar of houder van een hond deze aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond.
Artikel 2.4.18 Verontreiniging door honden
Het gebod zoals gesteld in het eerste lid en de verplichting zoals gesteld in het vierde lid gelden niet voor zover de eigenaar of houder van een hond zich vanwege zijn handicap door een geleidehond laat begeleiden en de hond als zodanig aantoonbaar gekwalificeerd is of voor zover een eigenaar of houder van een hond deze aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond.
Artikel 2.4.19 Gevaarlijke honden
In het eerste lid wordt verstaan onder:
muilkorf: een van stevig kunststof, of van stevig leer of van beide stoffen, vervaardigd toestel dat door middel van een stevige leren riem rond de hals zodanig is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is en dat zodanig is ingericht
dat de drager geen mens of dier kan bijten, waarbij de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en waarbij geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn;
Artikel 2.4.20 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren
Het is verboden op een krachtens het eerste lid aangewezen plaats een daarbij aangeduid dier of daarbij aangeduide dieren aanwezig te hebben, dan wel aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door het college gestelde regels, dan wel aanwezig te hebben tot een groter aantal dan door het college is aangegeven.
Afdeling 5 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
Artikel 2.5.3 Voorschriften als bedoeld in artikel 437 ter van het Wetboek van Strafrecht
De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:
de burgemeester binnen drie dagen schriftelijk in kennis te stellen:
1º dat hij het beroep van handelaar uitoefent met vermelding van zijn woonadres en het adres van de bij zijn onderneming behorende vestiging;
2º van een verandering van de onder a, sub 1º, bedoelde adressen;
3º als hij het beroep van handelaar niet langer uitoefent;
4º dat hij enig goed kan verkrijgen dat redelijkerwijs van een misdrijf afkomstig is of voor de rechthebbende verloren is gegaan;
Artikel 2.6.1 Begripsomschrijving
In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk: hetgeen daaronder wordt versstaan in het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit).
Artikel 2.6.2 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens verkoopdagen
Het is verboden in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf consumentenvuurwerk ter beschikking te stellen dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig te houden, zonder een vergunning van het college van de gemeente waar het bedrijf is of zal worden gevestigd.
Artikel 2.7.1 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Afdeling 8 Bestuurlijke ophouding
Artikel 2.8.1 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in artikel 2.1.1.1, 2.1.1.2, 2.1.5.1a, 2.1.5.2, 2.2.2.7, 2.4.7, 2.4.8, 2.4.9, 2.4.10, 2.4.10a, 2.6.3 en 5.5.1 van deze verordening groepsgewijs niet naleven.
Afdeling 9 Veiligheidsrisicogebieden
Artikel 2.9.1 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, escortbedrijven, sekswinkels, straatprostitutie e.d.
Afdeling 1 Begripsomschrijvingen
Artikel 3.1.1 Begripsomschrijvingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting
worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
Afdeling 2 Seksinrichtingen, escortbedrijven, straatprostitutie, sekswinkels e.d.
Artikel 3.2.2 Gedragseisen exploitant en beheerder
Naast de gestelde eisen in het eerste lid, is de exploitant en de beheerder niet:
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
1º bepalingen gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet en de Wet arbeid vreemdelingen;
2º de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 240a, 240b, 242 tot en met 249, 250, 252, 250a (oud) / 273f, 300 tot en met 303, 416, 417, 417bis, 426, 429quater en 453 van het Wetboek van Strafrecht;
3º de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 juncto artikel 8 of juncto artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994;
4º de artikelen 1, onder a, b en d, 13, 14, 27 en 30b van de Wet op de kansspelen;
De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3.2.1, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem terzake geen verwijt treft.
Artikel 3.2.5 Aanwezigheid en toezicht door exploitant en beheerder
De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe dat in de seksinrichting:
geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie; en
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin een sekswinkel te exploiteren in door het college in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving aangewezen gebieden of delen van de gemeente.
Artikel 3.2.8 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen e.d.
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
Afdeling 3 Beslistermijn en weigeringsgronden
Artikel 3.3.2 Weigeringsgronden
Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Afdeling 1 Geluid- en lichthinder
Artikel 4.1.2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
Op de dagen als bedoeld in het eerste lid dient het ten gehore brengen van extra muziek - hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4.1.4a van deze verordening - uiterlijk om 24.00 uur te worden beëindigd en op dagen
dat een zaterdag, zondag of erkende feestdag volgt uiterlijk om 01.00 uur.
Artikel 4.1.3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Het is een houder van een inrichting gelegen binnen een horecaconcentratiegebied als bedoeld in artikel 4.1.6 van deze verordening toegestaan maximaal zes incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden en maximaal tien incidentele festiviteiten per jaar elders in de gemeente waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en
Het is een houder van een inrichting toegestaan om tijdens maximaal twaalf incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Op de dagen als bedoeld in het eerste lid wordt het ten gehore brengen van extra muziek – hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4.1.4a van deze verordening - uiterlijk om 24.00 uur beëindigd en op dagen dat een
zaterdag, zondag of erkende feestdag volgt uiterlijk om 01.00 uur. De geluidsnorm is exclusief 10 dB(A) aftrek vanwege muziekcorrectie. Tevens wordt de bedrijfsduurcorrectie buiten beschouwing gelaten.
Artikel 4.1.4 a Onversterkte muziek
Voor de duur van 8 uur in de week is onversterkte muziek, vanwege het oefenen door muziekgezelschappen zoals orkesten, harmonie- en fanfaregezelschappen, in een inrichting gedurende de dag- en avondperiode uitgezonderd van de genoemde geluidsniveaus in het
eerste lid. Indien versterkte elementen worden gecombineerd met onversterkte elementen, wordt het hele samenspel beschouwd als versterkte muziek en is het Besluit van toepassing.
Artikel 4.1.4b (Geluid)hinder door dieren
Degene die buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer de zorg heeft voor een dier moet voorkomen dat dit voor een omwonende of overigens voor de omgeving (geluid)hinder veroorzaakt.
Afdeling 3 Het bewaren van houtopstanden
Artikel 4.3.1 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
Artikel 4.3.2 Aanwijzing elementen
Het college kan puntelementen, lijnelementen en vlakelementen aanwijzen op grond van leeftijd, conditie, zeldzaamheid en locatie van de houtopstand, Voorts kan aanwijzing plaats vinden in verband
met de beeldbepalende, cultuurhistorische, dendrologische, economische, ecologische of milieuwaarde van de houtopstand.
Artikel 4.3.5 Herplantplicht zonder ontheffing en instandhoudingsplicht
Indien de houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in artikel 4.3.3 van toepassing is, zonder ontheffing van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop
zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hem te geven aanwijzingen en binnen een door haar te stellen termijn.
Indien het voortbestaan van de houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in artikel 4.3.3 van toepassing is ernstig wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene
die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen en binnen een door hem te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die dreiging wordt weggenomen.
Artikel 4.3.6 Schadevergoeding
Het bevoegd gezag beslist op verzoeken om schadevergoeding overeenkomstig artikel 17 van de Boswet.
Artikel 4.3.7 Bestrijding iepziekte
De rechthebbende op een terrein waarop zich een of meerdere iepen bevinden die naar het oordeel van het bevoegd gezag gevaar opleveren voor verspreiding van de iepziekte of voor vermeerdering van
iepenspintkevers, is - na daartoe door het bevoegd gezag te zijn aangeschreven en binnen de in de aanschrijving genoemde termijn - verplicht:
Afdeling 4 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4.4.1 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest e.d.
Het is verboden op een door het college aangewezen plaats buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht en buiten de weg gelegen in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel
voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
Artikel 4.4.2 Vergunningplicht handelsreclame
Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag op of aan een onroerende zaak en zichtbaar vanaf een openbare plaats dan wel op of aan een openbare plaats, handelsreclame te maken of te voeren, of te laten maken of voeren met behulp van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook.
Het verbod als vermeld in het eerste lid geldt niet voor onverlichte opschriften of aankondigingen die:
betrekking hebben op de naam of aard van in uitvoering zijnde bouwwerken of op de namen van degenen die bij het ontwerp of de uitvoering van het bouwwerk betrokken zijn voor zover deze
geplaatst zijn op eigen terrein en binnen het tijdvak van vier maanden voor aanvang van de werkzaamheden en een maand na het gereed komen van het bouwwerk of bouwwerken;
Afdeling 5 Kamperen buiten kampeerterreinen
Artikel 4.5.1 Begripsomschrijving
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: Een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen in de zin van artikel 2.1, eerste lid onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding van de gemeente
Artikel 5.1.3 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 5.1.5a Bevestigen vervoermiddelen aan straatmeubilair e.d.
Het is verboden een fiets, snorfiets, bromfiets of een ander voertuig te bevestigen aan niet daarvoor bestemd straatmeubilair, verkeersmeubilair en gemeentelijke groenvoorzieningen.
Artikel 5.1.6 Parkeren van reclamevoertuigen
Het is verboden een voertuig dat is voorzien van een aanduiding van handelsreclame, op de weg te parkeren met het kennelijk doel om daarmee handelsreclame te maken.
Artikel 5.1.7 Parkeren van grote voertuigen
Het is verboden binnen de bebouwde kom een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2.4 meter te parkeren, behoudens op de door het college aangewezen plaatsen, waar dit parkeren naar zijn oordeel niet schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente of niet buitensporig is met het oog op de verdeling van beschikbare parkeerruimte.
Artikel 5.1.8 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2.4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt
belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Afdeling 2 Collecteren, venten, standplaatsen en snuffelmarkten
Artikel 5.2.1 Inzameling van geld of goederen
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen
wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Artikel 5.3.1 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Het is verboden op, in of boven openbaar water voorwerpen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien deze door hun omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar opleveren voor de
bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
De verboden in het eerste en derde lid gelden niet voor zover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de
Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerdeTelecommunicatieverordening.
Artikel 5.3.3 Aanwijzingen ligplaats woonschepen
Onverminderd het krachtens het tweede lid van artikel 5.3.2 bepaalde kan het college aan de rechthebbende op een woonschip aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.
Artikel 5.3.4 Verbod innemen ligplaats woonschepen
Het is verboden een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen in strijd met het krachtens de artikelen 5.3.2, tweede lid, en 5.3.3 bepaalde.
Artikel 5.3.5 Beschadigen van waterstaatswerken
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde vaarten, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.
Artikel 5.3.6 Reddingsmiddelen
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.
Als plaats geschikt voor ongeklede openbare recreatie als bedoeld in artikel 430a van het Wetboek van Strafrecht, wordt een met borden als zodanig aangeduid terrein langs de noordelijke oever van de plas Berkendonk aangemerkt.
Afdeling 4 Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onderdeel z, en een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onderdeel i van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Artikel 5.4.2 Beperking verkeer in natuurgebieden
Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onder z, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onder i, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of met een fiets of een paard.
Afdeling 6 Verstrooiing van as
Artikel 5.6.1 Begripsomschrijving
In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
Hoofdstuk 6 Straf- en overgangsbepalingen
Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en de op grond van artikel 1.4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast:
ambtenaren van de gemeentelijke dienst Stedelijke ontwikkeling & Beheer, de gemeentelijke afdeling Bestuurs- en Juridische Zaken, de afdeling Preventie van de Veiligheidsregio Brabant Zuid-Oost en de Milieudienst Regio Eindhoven, voor zover het zaken betreft waarvan het toezicht aan hen is toevertrouwd.
Artikel 6.3 Binnentreden van woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Artikel 6.5 Overgangsbepalingen
Vergunningen en ontheffingen - hoe ook genaamd - verleend krachtens verordeningen bedoeld in artikel 6.4, tweede lid, blijven - indien en voor zover het gebod of verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening
en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken - nog gedurende vijf jaren na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht.
Aanvragen om vergunning zoals bedoeld in de artikelen 2.1.5.1a, derde lid, 2.1.5.2, 2.1.5.3 en 4.4.2 of een ontheffing zoals bedoeld in artikel 4.3.3, die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van het besluit tot derde wijziging van deze verordening, worden afgehandeld volgens het recht zoals dat gold voor het tijdstip waarop artikel 2.2. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in werking is getreden.
Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens verordeningen bedoeld in artikel 6.4, tweede lid, blijven - indien en voor zover de bepalingen ingevolge welke deze voorschriften en bepalingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening en voor zover zij niet
eerder zijn vervallen of ingetrokken - nog gedurende vijf jaren na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht.
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing - hoe ook genaamd - op grond van een verordening bedoeld in artikel 6.4, tweede lid, is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze
verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van de onderhavige verordening toegepast.
Op een aanhangig beroep- of bezwaarschrift, betreffende een vergunning of ontheffing, bedoeld in het eerste lid, dan wel een voorschrift of beperking bedoeld in het tweede lid dat voor of na het tijdstip bedoeld in artikel 6.4, eerste lid, is ingekomen binnen
de voordien geldende beroepstermijn, wordt beslist met toepassing van de verordening bedoeld in artikel 6.4, tweede lid.
In afwijking van het in het eerste lid bepaalde, blijft een vergunning of ontheffing - hoe ook genaamd - van kracht, totdat onherroepelijk is beslist op een aanvraag voor een, krachtens een in deze verordening overeenkomstig opgenomen gebod of verbod vereiste,
vergunning of ontheffing, indien deze aanvraag ten minste acht weken voor afloop van de in het eerste lid genoemde termijn bij het bevoegde bestuursorgaan is ingediend.
De intrekking van de verordeningen bedoeld in artikel 6.4, tweede lid, heeft geen gevolgen voor de geldigheid van op basis van die verordeningen genomen nadere regels, beleidsregels en aanwijzingsbesluiten, indien en voor zover de rechtsgrond waarop deze besluiten van algemene strekking zijn gebaseerd ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.