Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Zaanstad

Beleidsplan Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving. 2012-2015, Deel 1.

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieZaanstad
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsplan Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving. 2012-2015, Deel 1.
CiteertitelBeleidsplan Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving. Deel 1.
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpbeleid op gebied van vergunningverlening, handhaving en toezicht.

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

12-04-201201-01-2016Onbekend

05-04-2012

Gemeenteblad 2012, nummer 4

2012/63187

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsplan Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving. Deel 1.

Samenvatting

 

Het Zaanse Beleidsplan Vergunningverlening Toezicht en Handhaving 2012-2015 beschrijft de gehele keten van vergunningverlening, toezicht en handhaving. Het omvat de regels voor openbaar water, bebouwde en onbebouwde omgeving en beschrijft het beleid voor de periode 2012-2015. Het fundament voor het beleidsplan is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Ook zijn toezicht- en handhavingstaken, die niet direct onder de Wabo vallen, meegenomen.

 

Waarom nieuw beleid?

Met de komst van de Wabo, de overheveling van taken naar de gemeente en landelijke kwaliteiteisen is het nodig het bestaande beleid te herzien. De bestaande beleidsplannen “Handhaven is keuzes maken 2008-2011” (milieu, bestaande bouw en ruimtelijke ordening), Openbare ruimte 2008-2011 en het Bouwbeleidsplan 2009 zijn niet meer actueel. De Wabo en de landelijke kwaliteiteisen vereisen samenhang en een integrale aanpak in de keten vergunningverlening, toezicht en handhaving. Dit beleidsplan beschrijft deze aanpak voor Zaanstad. Het legt vast hoe wij als gemeente vergunningen afgeven, toezicht houden en handhaven in de gehele keten.

 

Uitgangspunten

 

De uitgangspunten vormen de basis voor het verlenen van vergunningen, toezicht en handhaving en de keuzes die de gemeente daarbinnen maakt. De uitgangspunten en de keuzes leiden ertoe, dat Zaanstad, binnen de juridische kaders, op basis van bestuurlijk gemaakte keuzes, planmatig, meetbaar en volgens vaste uitgangspunten haar taken uitvoert.

 

De Zaanse uitgangspunten zijn:

  • .

    transparantie op basis van risico gestuurd werken;

  • .

    inzet afgestemd op de capaciteit waarover de gemeente beschikt;

  • .

    samenwerking in de keten met andere overheidsinstanties;

  • .

    programmatisch werken via een cyclisch proces;

  • .

    inwoners en bedrijven hebben een eigen verantwoordelijkheid voor het naleven van de wet- en regelgeving.

 

Naast de algemene uitgangspunten zijn voor vergunningverlening, toezicht en handhaving ook specifieke ambities, uitgangspunten en doelstellingen geformuleerd. Deze liggen vast in de gemeentelijke visie: “het leveren van een bijdrage aan een schone, hele en veilige gemeente”. Het leveren van deze bijdrage vindt plaats door:

 

  • .

    Het beoordelen van vergunningaanvragen en meldingen aan de wettelijke toetsingskaders. Daarbij wordt, indien nodig, in overleg getreden met aanvragers om te komen tot zo goed mogelijk uitgewerkte aanvragen en meldingen;

  • .

    Toezicht en handhaving op de naleving van de wettelijke regels en voorschriften, ten einde een normconform gedrag te bevorderen. Bij niet of onvoldoende naleven van de regels, zal de gemeente bestuursrechtelijk of strafrechtelijk optreden.

 

De nalevingstrategie (uitvoering beleid)

In de nalevingstrategie beschrijft Zaanstad op welke wijze en met de inzet van welke instrumenten naleving van wet- en regelgeving wordt bereikt. De nalevingstrategie bestaat uit een preventiestrategie, een toetsingstrategie en een handhavingstrategie.

 

De preventiestrategie richt zich op het vergroten van de bewustwording bij burgers enbedrijven. Via voorlichting en een goed vooroverleg probeert de gemeente te bereiken dat burgers en bedrijven een complete vergunningaanvraag indienen. Binnen de preventiestrategie hanteert Zaanstad vier doelgroepen. Het gaat hierbij om burgers en bedrijven die:

  • 1.

    spontaan en bewust naleven;

  • 2.

    onbewust de regels overtreden;

  • 3.

    pas de regels naleven wanneer de gemeente controleert;

  • 4.

    bewust de regels overtreden.

De gemeente benadert elke doelgroep op een eigen Zaanse manier.

 

De toetsingstrategie geeft op hoofdlijnen aan, op welke wijze de gemeente vergunningaanvragen en meldingen beoordeelt. Bij het beoordelen maakt de gemeente gebruik van verschillende werkniveaus. Zo kan een aanvraag intensief of juist beperkt worden beoordeeld. Soms vindt zelfs geen beoordeling plaats. De keuze van niveaus is afhankelijk van de risico’s.

 

De Zaanse handhavingstrategie is nog verder onderverdeeld in een toezichtstrategie, een sanctiestrategie en een gedoogstrategie.

 

In de toezichtstrategie is vastgelegd welke verschillende controlevormen de gemeente inzet om toezicht te houden. De gemeente maakt onderscheid in toezicht in de realisatie – en sloopfase van een bouwwerk en in toezicht in de gebruiksfase van een bouwwerk. Hoe actief of passief de gemeente de contoles uitvoert, is afhankelijk van de ingeschatte risico’s.

 

In de afgelopen jaren hebben we in Zaanstad al de nodige ervaring opgedaan met integraal toezicht. Bij controles op bedrijfsterreinen gaan toezichthouders van verschillende vakdisciplines samen op pad. Soms gaat zelfs een collega van de politie, brandweer of belasting mee. Bij controles van kleine bedrijven kiest Zaanstad voor signaaltoezicht. Via checklisten nemen gemeente en de brandweer eenvoudig waarneembare zaken voor elkaar mee.

 

In de sanctiestrategie staat beschreven wanneer de gemeente welke instrumenten inzet bij een geconstateerde overtreding. Voor de keuze van het instrument is de potentiële schade, gevaar of hinder die de overtreding veroorzaakt of kan veroorzaken en de aard van de overtreding bepalend.

Als bestuurlijke maatregel kan de gemeente een verleende vergunning intrekken, een bestuursdwang toepassen of een last onder dwangsom opleggen. Zaanstad kiest waar dat mogelijk is, voor het opleggen van een dwangsom. Soms is het nodig om bestuursdwang toe te passen. Dit doet de gemeente bij spoedeisende situaties.

 

De Zaanse sanctiestrategie bestaat uit twee verschillende (algemene) strategieën: één voor de realisatiefase en één voor de gebruiksfase. De beide strategieën bestaan ieder uit een stappenplan met beslismomenten. Elk beslismoment heeft een eigen aanpak. De strategieën kennen de volgende drie afwegingmomenten:

  • 1.

    Is bestuurlijke handhaving aan de orde?

  • 2.

    In welke (groep of blok) valt de bestuurlijke overtreding of afwijking van de vergunning?

  • 3.

    Welke sanctie wordt ingezet?

 

Zaanstad kent ook nog drie bijzondere sanctiestrategieën:

  • 1.

    gericht op de horeca (gemeente werkt samen met de politie Zaanstreek-Waterland);

  • 2.

    voor de kinderopvang;

  • 3.

    voor funderingen.

 

Niet in alle gevallen is handhavend optreden de gepaste bestuurlijke reactie. Er kunnen zich omstandigheden voordoen waarin handhavend optreden niet op zijn plaats is. De uitzonderingsituaties en randvoorwaarden waaronder Zaanstad afziet van optreden, staat in de gedoogstrategie omschreven.

 

Uitvoering van de taken van de gemeente

De gemeentelijke taken van vergunningverlening, toezicht en handhaving zijn talrijk en divers. Zaanstad wil haar taken uitvoeren op basis van de beschikbare capaciteit. Keuzes zijn daarom nodig. Dit houdt in, dat we als gemeente kiezen ‘wat doen we eerst en wat later. De gemeente gebruikt een risicoanalyse om deze keuzes te maken. In het Zaanse risicomodel wordt een risico bepaald door twee factoren, namelijk:

  • 1.

    De negatieve effecten die kunnen optreden als gevolg van overtreding van wetten en regels;

  • 2.

    De kans dat burgers en bedrijven de regels overtreden.

 

Op grond van de uitgevoerde risicoanalyse krijgt de gemeente inzicht in welke taken een hoog, gemiddeld of laag risico hebben. Door de risico’s op deze manier in kaart te brengen, is het voor de gemeente mogelijk om prioriteiten te stellen en vergunningverlening, toezicht en handhaving te sturen. In deel 2 van het beleidsplan zijn de risicoanalyses terug te vinden.

 De gemeente zet haar beschikbare toezicht- en handhavingcapaciteit in op die taken waar de risico’s het grootst zijn. In het uitvoeringsprogramma vergunningverlening en toezicht realisatiefase en het handhavingprogramma laat het college zien, welke onderwerpen zij gaat controleren, hoe dat gebeurt en welke capaciteit daarvoor nodig is. Beide programma’s zijn separaat opgesteld en ter besluitvorming aangeboden.

 

Hoofdstuk 1. Inleiding

Voor u ligt het beleidsplan Vergunningen, toezicht en handhaving 2012-2015 van de gemeente. Hierin is het beleid voor de gehele keten van vergunningverlening, toezicht en handhaving van de regels voor bebouwde, onbebouwde omgeving en het openbare water voor de periode 2012-2015 vastgelegd. Met dit beleidsplan geeft de gemeente invulling aan de wettelijke verplichting om te laten zien hoe zij vergunningen afgeeft, toezicht houdt en handhaaft. Dit beleidsplan is voor een belangrijk deel gebaseerd op de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en wetten die hierbij aanhaken. Eveneens zijn gemeentelijke toezicht- en handhavingstaken, die niet direct onder het regime van de Wabo vallen, zoveel mogelijk meegenomen. 1 In het beleidsplan beschrijft de gemeente de beleidsmatige keuzes voor de genoemde taken in de komende vier jaar. Ook wordt inzicht geboden in de instrumenten die de gemeente inzet om naleving van de regels te bereiken en te bevorderen. De concrete uitvoering van dit beleidsplan wordt geregeld in een uitvoeringsprogramma. De uitvoeringprogramma’s voor vergunningverlening en toezicht in de realisatiefase en het uitvoeringprogramma (handhavingprogramma) voor toezicht en handhaving in de gebruiksfase, worden separaat opgesteld en ter besluitvorming aangeboden.

 De onderwerpen die in de delen 1 en 2 worden besproken en de volgorde waarin zij worden besproken, zijn afgeleid van de Gids voor ‘Programmatisch handhaven’ en leidraad ‘Handhaven met effect’. Het gaat dan om een breed scala aan wet- en regelgeving o.a.: de Wet milieubeheer en hieruit voortvloeiende besluiten, de Wet bodembescherming, de Wet ruimtelijke ordening, de Monumentenwet, de Woningwet (inclusief bouwverordening, Welstandsnota), de Algemene Plaatselijke Verordening (APV), de Drank- en horecawet en de Wet op de Kansspelen, Bouwbesluit (inclusief Gebruiksbesluit), Wet Kinderopvang en peuterspeelzalen.

1.1 Begrippen

De gemeente Zaanstad is op basis van wet- en regelgeving verplicht op het gebied van de leefomgeving vergunningverlening en handhaving vorm en inhoud te geven.

 

Wat betekent het begrip vergunningverlening?

Onder vergunningverlening wordt verstaan: het nemen van een beslissing op een aanvraag van een burger, ondernemer of instantie om een bepaalde activiteit in de fysieke leefomgeving te mogen uitvoeren. Onder het nemen van een beslissing op een aanvraag wordt ook verstaan: het wel of niet instemmen met een melding. Een melding is een wettelijk verplicht bericht dat een activiteit wordt gestart of gewijzigd.

 

Wat betekenen het begrip handhaving?

Onder handhaving wordt in deze beleidsnota verstaan: elke handeling van de gemeente die er op gericht is de naleving van de regelgeving te bevorderen. Handhaving wordt – in deze brede definitie – opgevat als een keten van activiteiten bestaande uit voorlichting, communicatie, het uitoefenen van toezicht, het uitvoeren van controles en het opleggen van bestuurlijke en strafrechtelijke sancties. Met de invoering van de Wabo is de beginselplicht tot handhaven wettelijk vastgelegd. Uitgangspunt van de gemeente is, dat in principe alle overtredingen van wet- en regelgeving via handhaving worden beëindigd. Essentieel is hierbij een onderscheid te maken tussen handhaving in de realisatiefase en handhaving in de gebruikfase

 

Keten vergunningverlening, toezicht en handhavingVergunningverlening, toezicht en handhaving vormen een keten. Een vergunning wordt aangevraagd. Vervolgens beoordeelt de gemeente vergunningsaanvragen en meldingen en houdt zij toezicht op de uitvoerende werkzaamheden naar aanleiding van een afgegeven toestemming (de realisatiefase) en tijdens het reguliere gebruik (de gebruiksfase).

1.2 Waarom nieuw beleid

De opstelling van beleid voor deze keten is om een aantal redenen noodzakelijk. Ten eerste heeft zich de laatste jaren op het gebied van wet- en regelgeving een aantal ontwikkelingen voorgedaan die van invloed zijn op vergunningverlening, toezicht en handhaving. Ten tweede loopt de geldigheid van de huidige bestaande beleidsplannen in 2012 af.

 

Huidige beleidsplannen

In 2008 zijn het handhavingbeleidsplan ‘Handhaven is keuzes maken 2008-2011’ (milieu, bestaande bouw en ruimtelijke ordening) en het beleidsplan ‘Openbare ruimte 2008-2011’ opgesteld. In deze beleidsplannen staat het algemene kader weergegeven waarbinnen de handhaving in Zaanstad plaats vindt. In 2010 is de handhavingstrategie Zaanstad opgesteld, die als hoofdstuk is toegevoegd aan de beide beleidsplannen. In 2009 is het Bouwbeleidsplan Zaanstad opgesteld. Met dit plan is een eerste stap gezet om te komen tot verdere uitwerking van de beleidsruimte op het gebied van het beoordelen van de landelijke technische regels en voorschriften bij (ver)bouwen en slopen.

 

Vernieuwen beleidskader De actualiteit van de beleidsplannen is ingehaald door diverse ontwikkelingen zoals de komst van de Wabo, taken die naar de gemeente zijn overgekomen en de landelijke kwaliteitcriteria. De Wabo en de landelijke kwaliteitcriteria vragen om afstemming in de keten van vergunningverlening, toezicht en handhaving. Voor de keten is het van belang om in samenhang beleid te ontwikkelen. Tot op heden heeft dit binnen de gemeente nog niet plaatsgevonden. Met het beleidsplan Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving 2012 – 2015 komt hier verandering in. Vergunningverlening en handhaving zijn geen doel op zich, maar een middel om beleidsdoelen te realiseren. Met de opstelling van het beleidsplan Vergunningenverlening, Toezicht en Handhaving 2012 – 2015 actualiseert de gemeente het beleidskader

1.3 Ontwikkelingen vergunningverlening, toezicht en handhaving

De afgelopen periode is er veel veranderd en zijn er veel ontwikkelingen geweest waarop ingespeeld moest of moet worden. Dit beleidsplan is dan ook vormgegeven tegen de achtergrond van de voordurende ontwikkelingen. De onderstaande ontwikkelingen dragen bij aan de noodzaak om te komen tot een nieuw Zaans beleidsplan. Voor een uitgebreide beschrijving van de ontwikkelingen zie bijlage 1.

 

Meer algemene regels, meer meldingen, minder vergunningen

De afgelopen jaren laten zien, dat binnen de wet- en regelgeving steeds meer een verschuiving plaat

svindt van vergunningen naar meldingen. Door de deregulering worden toestemmingen van gemeentewege steeds vaker geschrapt en vervangen door algemene regels. Door de uitbreiding van het aantal meldingen is de focus aan het verschuiven naar toezicht en handhaving in de gebruiksfase.

 

Meer vergunningsvrij

Met de inwerkingtreding van de Wabo zijn op het gebied van (ver)bouwen nieuwe regels voor vergunningsvrij bouwen in werking getreden. Enerzijds zijn meer (ver)bouwactiviteiten vergunningsvrij geworden, anderzijds zijn voor andere, niet risicovolle, (ver)bouwactiviteiten de regels juist weer aangescherpt. Op 1 januari 2012 wordt een deel van deze ontwikkeling ook doorgetrokken naar monumenten en rijksbeschermde stads- en dorpsgezichten.

 

Privaat wat kan, publiek wat moet

Het beoordelen van vergunningsaanvragen en meldingen is op dit moment nog een publieke taak.

Landelijk zijn er echter voornemens om de beoordeling aan bepaalde kaders onder certificering ook door de markt mogelijk te maken. De gemeente Zaanstad krijgt op dat moment een andere rol door alleen na te gaan of de beoordeling door een instantie is gedaan met de juiste papieren.

 

Wet bevordering integriteitbeoordeling (Bibob)

Als de gemeente twijfelt over de integriteit van aanvragers kan zij voor een uitgebreid onderzoek een Bibob- advies aanvragen bij het Bureau Bibob. Per 1 januari 2012 wordt de wet uitgebreid en kan de gemeente bij meer activiteiten een Bibob- advies aanvragen.

 

Wet Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG)

De BAG is een registratie, waarin gemeentelijke basisgegevens over alle gebouwen en adressen in Nederland zijn verzameld. De basisregistraties dragen bij aan effectievere fraudebestrijding, openbare orde en veiligheid en kostenbesparing. De Zaanse toezichthouders zijn verplicht bij afwijkingen van de gegevens over alle gebouwen en adressen nu de ook zelf de beheerder BAG te informeren.

 

Herverdeling van handhavingstakenRegelgeving is continu in beweging en leidt de laatste tijd steeds vaker tot een herverdeling van bevoegdheden op het gebied van handhaving. Dit betekent dat de gemeente daarop zal moeten inspelen. Voorbeelden zijn: wijziging van de Drank- en Horecawet (DHW), invoering van nationale politie, wijziging Gemeentewet en Opiumwet.

1.4 Wettelijke kwaliteitcriteria

Na de rampen in Enschede en Volendam is een proces op gang gekomen om wettelijke eisen te stellen aan het beleid en de organisatie van vergunningverlening, toezicht en handhaving. De Wet algemene omgevingsbepalingen (Wabo), het Besluit omgevingsrecht (Bor), de Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor) en de KPMG criteria stellen een aantal kwaliteitseisen. Bij het opstellen en uitwerken van dit beleidsplan is hiermee rekening gehouden.

1.5 Leeswijzer

Dit beleidsplan bestaat uit twee delen:

Deel 1 een kaderstellend algemeen deel vergunningverlening, toezicht en handhaving,

Deel 2 een uitwerking van het beleid in de vorm van risico’s en prioriteiten.

 

Het kaderstellend deel 1 betreft de hoofdstukken 2 tot en met 4. Hoofdstuk 2 beschrijft de visie, ambities en uitgangspunten van de gemeente op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving. Zij sturen uiteindelijk de te maken keuzen. De keuzen moeten op een groot aantal terreinen worden gemaakt. Vergunningverlening, toezicht en handhaving van de bebouwde en onbebouwde omgeving is breed. Hoofdstuk 3 beschrijft de instrumenten die er zijn om uitvoering te geven aan vergunningverlening, toezicht en de handhaving. De nalevingstrategie wordt toegelicht. Hoofdstuk 4 geeft een korte toelichting op de risico’s, prioriteiten en uitvoeringsprogramma’s.

 

In deel 2 wordt gestart met het in kaart brengen van de gemeentelijke taken op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving. Vervolgens is voor alle taken een risicoanalyse uitgevoerd. De resultaten zijn terug te vinden in de zogenaamde risicomatrices. Deze matrices maken zichtbaar hoe de verschillende taken zijn beoordeeld op effecten en overtredingkans en hoe hieruit de prioriteiten hoog, gemiddeld en laag zijn vastgelegd.

Hoofdstuk 2 Visie, ambities en uitgangspunten

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de visie, ambities, uitgangspunten en doelstellingen van vergunningverlening en handhaving. Eerst zijn de bestuurlijke kaders beschreven en de visie van de gemeente op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving, Vervolgens volgt een aantal gemeenschappelijke uitgangspunten. Daarna wordt specifiek ingegaan op vergunningverlening en handhaving. De inhoud van het beleidsplan wordt gestuurd door de visie en uitgangspunten. Zij bepalen de strategie en het beleid.

2.1 Beleidsdoelen en beleidskader sturen vergunningverlening en handhaving

Het beleidkader voor dit onderhavige beleidsplan wordt primair gevormd door:

 

  • .

    Collegeakkoord en het Zaans Evenwicht;

  • .

    Integraal Veiligheidsplan 2012-2014;

  • .

    Ruimtelijke Milieuvisie;

  • .

    Integraal Klimaatprogramma Zaanstad 2010-2020;

  • .

    Resultaat onderzoek Rekenkamer;

  • .

    Regionale Uitvoeringsdienst (RUD);

 

De belangrijkste ontwikkelingen worden hieronder kort aangestipt.

 

Collegeakkoord en het Zaans Evenwicht

Volgens Zaans Evenwicht is: 'Niets doen geen optie’ en moeten we investeren in de kwaliteit van de stad. Het collegeprogramma “Wederzijds Aanspreekbaar” zet in op het op orde brengen en houden van een schone, hele en veilige stad is hierbij het uitgangspunt. In beide programma’s draait het om participatie. Zichtbaar en aanspreekbaar zijn de principes. Deze principes zijn overgenomen in dit beleidsplan.

 

De participatie is terug te vinden in het plan om vergunningverlening, toezicht en handhaving uit te voeren vanuit samenhang en samenwerking. Deskundigheid in onze uitvoering is een vereiste. De bijdrage van vergunningverlening, toezicht en handhaving bij de dienstverlening bestaat vooral uit snelheid, afspraken nakomen en helder communiceren. Daarnaast is het onderling afstemmen tussen vergunningverleners en toezichthouders enerzijds en de verschillende toezichthouders anderzijds een belangrijk element om het aantal toezichtmomenten bij ondernemers te beperken.

 

Van de burgers en ondernemers, dus ook van de medewerkers wordt verwacht dat ze verantwoordelijkheid nemen en ondernemend zijn. Dit vraagt van de vergunningverleners en toezichthouders selectiviteit: waar het kan wordt de verantwoordelijkheid gelegd bij de burger en ondernemer. Daar waar de consequenties voor de omgeving groot zijn of de burgers en ondernemers niet hun eigen verantwoordelijkheid nemen, treedt de gemeente op.

 

Het college van Zaanstad wil graag een schoon, heel en veilig Zaanstad. In overeenstemming met het college akkoord zijn veiligheid en leefbaarheid de thema’s waarop vergunningverlening en handhaving actief worden ingezet. Dit geldt ook voor het thema duurzaamheid. De inhoudelijke accenten vloeien voort uit de doelen van landelijke regelgeving en algemeen geformuleerde beleidsdoelen. Zo is het doel van de Wet milieubeheer (landelijke regelgeving) de bescherming van het milieu en geeft de gemeentelijke milieuvisie de accenten voor Zaanstad aan. Dit geldt ook voor gemeentelijke verordeningen en beleid, zoals het Horecabeleid of Evenementenbeleid. Uit dit beleid vloeit voort waar vergunningverlening en handhaving - als beleidsinstrument - worden ingezet.

 

Integraal Veiligheidsplan 2012-2014

Het in 2012 vast te stellen veiligheidsplan beschrijft hoe de gemeente Zaanstad in deze periode het veiligheidsbeleid in de openbare orde oppakt. In het plan zijn drie prioriteiten benoemd:

  • 1.

    high impact crimes

  • 2.

    jeugdoverlast

  • 3.

    brandveiligheid.

 

Deze prioriteiten zijn als taken opgenomen in dit beleidsplan. Zie hiervoor deel 2. Daarnaast komen er vier (strategische) thema’s in het Integraal Veiligheidsplan naar voren: uitgaan, evenementen, verkeersoverlast en georganiseerde misdaad. De bijdrage van de gemeentelijke vergunningverlening en handhaving op deze vier thema’s is terug te vinden in het uitvoeringprogramma.

Regionale Uitvoeringsdienst

Het Rijk heeft in samenspraak met IPO en VNG in 2008 en 2009 ingezet op versterking van de vergunningverlening en handhaving van het omgevingsrecht. De afspraken zijn in juni 2009 vastgelegd in een zogenaamde “Packagedeal”. Hierin staan onder andere afspraken over het oprichten van RUD’s, waar minimaal een landelijk afgesproken basistakenpakket moet worden uitgevoerd die minimaal moet voldoen aan bepaalde kwaliteitseisen. Inmiddels is de verplichting om tot RUD’s te komen omgezet in een bottom-up proces. Op 24 juni 2010 heeft de Bestuurdersconferentie RUD-NZKG+ plaatsgevonden. Daar is de intentie uitgesproken om als Kopgroep NZKG+, bestaande uit de provincie Noord-Holland en de gemeenten Amsterdam, Haarlemmermeer, Velsen en Zaanstad, concrete stappen te zetten in de verdere voorbereiding van de beoogde Regionale Uitvoeringsdienst (RUD) vanaf 1 januari 2013.

 

Intern wordt onderzocht welke taken mogelijk zouden kunnen worden overgedragen aan de RUD en welke personele consequenties dat heeft. Hierbij zijn er drie varianten aan de orde:

  • 1.

    overdracht basistaken;

  • 2.

    overdracht basistaken+;

  • 3.

    overdracht WABO-taken.

Voor de betrokken sectoren (Milieu en Bouwvergunningen en Handhaving) heeft de vorming van de RUD ook gevolgen. Er gaan medewerkers mee over naar de RUD. Hoeveel medewerkers mee overgaan, is afhankelijk van de te kiezen variant. Dit beleidsplan is een belangrijke onderlegger voor de gemeente bij de vorming van de RUD.

2.2 Visie gemeente Zaanstad

De visie ten aanzien van vergunningverlening, toezicht en handhaving van de gemeente Zaanstad is:

 

“het leveren van een bijdrage aan een schone, hele en veilige gemeente”.

 

Het leveren van deze bijdrage vindt plaats door:

  • °

    het beoordelen van vergunningaanvragen en meldingen aan de wettelijke toetsingskaders. Daarbij wordt, indien nodig, in overleg getreden met aanvragers of hun adviseurs om te komen tot zo goed mogelijk uitgewerkte aanvragen en meldingen.

  • °

    toezicht en handhaving op de naleving van de wettelijke regels en voorschriften, ten einde een norm conform gedrag te bevorderen. Bij niet of onvoldoende naleven van de regels, zal de gemeente niet om bestuursrechtelijk of strafrechtelijk op te treden.

2.3 Gemeenschappelijke uitgangspunten

Het leveren van de bijdrage vindt plaats op basis van een aantal gemeenschappelijke uitgangspunten.

 

Risico gestuurd werken

Het beoordelen van vergunningsaanvragen en meldingen vindt risicogericht plaats. Dat wil zeggen, dat steeds wordt gekeken waar de risico’s zich bevinden en op basis daarvan de diepgang van beoordeling plaatsvindt. De beoordeling wordt gekoppeld aan het mogelijk te behalen maatschappelijk rendement zoals verwoord in bijvoorbeeld de eerder genoemde beleidsdoelen op het gebied van veiligheid, duurzaamheid en leefbaarheid. De beoordelingsresultaten worden afhankelijk van het te behalen rendement, daar waar mogelijk, vertaald in voorschriften verbonden aan de vergunning of melding. Ook de handhaving vindt risicogericht plaats. In beginsel treedt de gemeente Zaanstad tegen iedere overtreding op. Gelet op de hoeveelheid aan handhavingstaken, kan de gemeente Zaanstad echter niet tegen elke overtreding met evenveel prioriteit optreden. Dit betekent, dat er keuzes moeten worden gemaakt. De keuze welke taken worden uitgevoerd, is voor een belangrijk deel gebaseerd op een risicoanalyse en de daaruit voortvloeiende prioriteiten. De handhaving richt zich daarom vooral op die activiteiten waar de risico’s het grootste zijn of daar waar het naleefgedrag laag is. Kortom: handhaven met verstand.

 

Bestaande capaciteit

De gemeente realiseert zich terdege dat beleidsveranderingen en het afstemmen van uitvoering op dat beleid de nodige personele en/of financiële consequenties met zich mee kunnen brengen. De gemeente heeft echter – mede als gevolg van de huidige economische situatie – een bezuinigingstaakstelling. De organisatie zal zich dan ook richten op een zo goed mogelijke invulling van het beleid met de bestaande middelen. Dit betekent, dat vergunningverlening en handhaving vooralsnog met de beschikbare capaciteit zal moeten worden gerealiseerd. Uitgangspunt daarbij is een “evenwichtig beleid”, dat wil zeggen: mensen en middelen moeten in verhouding zijn met de taken op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving.

Dit betekent, dat keuzes moeten worden gemaakt. Een eerste instrument voor deze keuze is prioritering. Daarnaast zal winst behaald moeten worden door een efficiëntere werkwijze. Daarbij wordt geïnvesteerd in het leveren van kwaliteit: doe het goede goed door slimmer en beter te werken.

 

Het voorgaande geldt niet alleen voor toezicht en handhaving op bestaande regelingen, maar zeker ook voor nieuw beleid dat wordt ontwikkeld. Wanneer de gemeente nieuwe regels voor haar burgers vaststelt, is het immers van belang dat deze regels worden nageleefd en dat de gemeente daar toezicht op houdt. In alle beleidstukken zal daarom een toezicht- en handhavingparagraaf moeten worden opgenomen. Hierin zal staan op welke wijze het beleid wordt gehandhaafd en hoeveel (extra) capaciteit (uren) voor toezicht- en handhaving hiervoor beschikbaar is.

 

Inwoners en bedrijven hebben een eigen verantwoordelijkheid

De gemeente vindt van groot belang, dat inwoners en bedrijven zelf hun verantwoordelijkheid nemen ten aanzien van naleving van de voor hen geldende regels en zij zal hen hier nadrukkelijk op aanspreken. Bij vergunningverlening speelt dit vooral bij de mate waarin aanvragen en meldingen zijn voorbereid: de manier van uitwerken en de wijze van presentatie. De gemeente zal hierop actief sturen. Bij de keuze welke handhavinginstrumenten worden ingezet, laat de gemeente zich leiden door die instrumenten die tegen zo laag mogelijk kosten het meeste rendement opleveren. Om die reden kiest de gemeente - waar dat mogelijk en verantwoord is – dan ook voor oplegging van een last onder dwangsom in plaats van een last onder bestuursdwang. De bestuurlijke kosten zijn bij dit instrument lager, terwijl de verantwoordelijkheid voor het ongedaan maken van de overtreding bij de overtreder ligt.

 

Samenwerken in de keten

Vergunningverlening legt de basis voor de rest van de keten. Vandaar dat expliciet de samenwerking met anderen wordt gezocht om te komen tot een kwalitatief goed besluit dat handhaafbaar is en alle relevante aspecten in de besluitvorming zijn betrokken.

De gemeente is niet als enige overheidsinstantie verantwoordelijk voor het handhaven van regels. Ook bijvoorbeeld de politie, de belastingdienst, de provincie en het waterschap zijn op dit terrein actief. Samenwerking met deze organisaties is van groot belang voor een goede handhaving. De gemeente zal meer dan tot nu toe de samenwerking opzoeken. Uitwerking van de afspraken in de samenwerking wordt beschreven in het uitvoeringsprogramma.

 

Programmatisch werken is de basis van het beleid

De gemeente stelt zich tot doel de vergunningverlening en handhaving programmatisch, planmatig en cyclisch op te pakken. Dit resulteert in een jaarlijks uitvoeringsprogramma met prioriteitsstelling en werkwijze bij vergunningverlening en de handhaving van regelgeving die van invloed zijn op de directe leefomgeving. Daarbij worden de resultaten van de uitvoering jaarlijks aan het bestuur gerapporteerd. Dit proces is ook bekend als de ‘de grote acht’.

 

Naast de zojuist genoemde algemene uitgangspunten, kennen vergunningverlening en handhaving ook hun eigen dynamiek tot uiting komend in ambities, uitgangspunten en doelstellingen. De volgende twee paragrafen gaan hierop in.

2.4 Vergunningverlening

2.4.1 Ambitie

Met het vergunningenbeleid streeft Zaanstad de komende jaren de volgende ambities na.

 

Vergunningverlening maakt het mogelijk

Wet- en regelgeving wordt vaak als een keurslijf ervaren om initiatieven in de fysieke leefomgeving te ontplooien. Bij vergunningverlening is het vertrekpunt het initiatief van burger, ondernemer of instantie en niet de wet- en regelgeving. Er wordt nagegaan, als sprake is van strijdigheden met de regels, in hoeverre initiatieven toch mogelijk te maken zijn.

 

Vergunningverlening is voor een deel flitsen

Voor bepaalde vergunningsaanvragen wordt een versnelde procedure / werkwijze ingevoerd om binnen enkele werkdagen een beslissing te kunnen nemen.

 

Vergunningverlening laat los

Het streven is om in bepaalde situaties niet alle onderdelen meer te beoordelen. De gemeente wil het zogenaamde nulniveau introduceren op ondergeschikte thema’s en de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van deze thema’s leggen bij burgers, ondernemers of instanties.

 

Vergunningverlening is gericht op de totale klantvraag

Voor een initiatief in de fysieke leefomgeving kan een burger, ondernemer of instantie meerdere toestemmingen nodig hebben. Deze toestemmingen kunnen door verschillende afdelingen moeten worden afgegeven. Als hiervan sprake is, wordt de aanvrager zo goed mogelijk geïnformeerd over wat allemaal benodigd is, zodat aan het einde van het proces van vergunningverlening geen sprake kan zijn van verrassingen, omdat bepaalde toestemmingen nog ontbreken door onwetendheid.

2.4.2 Uitgangspunten

Vergunningverlening biedt een vangnet

De aanwezige risico’s en tal van andere factoren leiden tot een duidelijke prioritering van werkzaamheden vastgelegd in beleid: de gemeente heeft een vangnetfunctie op het gebied van de wet- en regelgeving fysieke omgeving. Deze vangnetfunctie is gekoppeld aan kernbepalingen; onderdelen van wet- en regelgeving met een relatief groot maatschappelijk belang. Deze kernbepalingen zijn leidend. De kernbepalingen moeten een bepaalde basiskwaliteit waarborgen, zodat risico’s tot een aanvaardbaar minimum worden beperkt. De gemeente ziet hierop consequent, onafhankelijk en objectief toe.

 

Vergunningverlening levert binnen de wettelijke termijn

Voor veel vergunningsaanvragen gelden wettelijke termijnen waarbinnen tot een besluit moet worden gekomen. Overschrijding leidt tot vergunningen van rechtswege of mogelijke aansprakelijk stellingen. De gemeente streeft ernaar, als geen sprake is van een flitsvergunning, deze binnen de beslistermijnen te verlenen. Daar waar geen wettelijke termijnen gelden, hanteert de gemeente een fatsoenstermijn. Deze is afgestemd op de algemene spelregels vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

 

Vergunningverlening controleert in principe op hoofdlijnen

De beoordeling van aanvragen en meldingen kan op verschillende manieren plaatsvinden: met meer of minder diepgang. Het vertrekpunt van de gemeente is het landelijke niveau 2: beoordeling op basis van algemene documenten. Een beoordeling door onderdelen van plannen intensief (op onderdelen) na te rekenen, vindt alleen plaats als de aanvraag of melding onvoldoende vertrouwen geeft of een hoog risico kent op verschillende issues. In de nalevingstrategie, zie hoofdstuk 8, wordt ingegaan op de relatie tot diepgang van werken en de risico’s.

 

Vergunningverlening werkt nauwgezet

Besluiten waartegen bezwaar of beroep wordt aangetekend, zullen zo min mogelijk door gebreken in het administratieve proces onderuit worden gehaald.

2.4.3 Doelstellingen

Bovenstaande visie en beleidsuitgangspunten leiden tot concrete doelstellingen die de gemeente wil bereiken.

De volgende doelstellingen ten aanzien van vergunningverlening zijn geformuleerd:

 

  • 1.

    Het stimuleren dat bouwwerken op de juiste plek worden gerealiseerd, voldoen aan redelijke eisen van welstand en veilig zijn. Bouwwerken waar langere tijd mensen verblijven, moeten ook gezond, bruikbaar en energiezuinig zijn.

  • 2.

    Het stimuleren dat sloopwerkzaamheden veilig verlopen in relatie tot de directe omgeving en gevaarlijke stoffen (zoals asbest).

  • 3.

    Het stimuleren dat bij activiteiten voldoende rekening wordt gehouden met aanwezige cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden.

  • 4.

    Het stimuleren dat bouwwerken zodanig worden gebruikt en activiteiten zodanig worden uitgevoerd dat zij zo min mogelijk belastend zijn voor hun omgeving.

  • 5.

    Het stimuleren dat bouwwerken brandveilig worden gebruikt en activiteiten een bijdrage leveren aan brandveiligheid.

  • 6.

    Het stimuleren dat bouwwerken en gronden worden gebruikt conform de regels opgenomen in bestemmingsplannen.

  • 7.

    Het stimuleren van een veilige openbare weg.

 

Naast deze omgevingsdoelstellingen (maatschappelijk effect) is een belangrijke doelstelling ook het verbeteren van het naleefgedrag door burgers, bedrijven en maatschappelijke instanties. De zorg voor een veilige en leefbare gemeente is immers een gezamenlijke verantwoordelijkheid.

2.5 Handhaving

2.5.1 Ambitie

Met het handhavingbeleid streeft Zaanstad de komende jaren de volgende ambities na.

 

De handhaving kent een innovatief karakter

Om tegemoet te komen aan de veranderende verhouding tussen overheid en burger/bedrijven gaat de gemeente komende jaren verder met het experimenteren van nieuwe vormen van toezicht. Het stimuleren van de eigen verantwoordelijkheid van burgers en ondernemers staat bij deze experimenten centraal. Dit ‘slim’ toezicht houden wil zeggen, dat de gemeente de controlefrequentie afstemt op het potentiële risico van de betreffende activiteit en de aard en ligging van het bedrijf. Voorbeelden waaraan gedacht moet worden, zijn zelfcontrole en minder hercontroles bij bedrijven. De experimenten zullen in projectvorm worden uitgevoerd.

 

Fout gedrag wordt daadkrachtig aangepakt, goed gedrag wordt beloond

Regels, die zorgvuldig tot stand zijn gekomen, moeten worden nageleefd. Wanneer dat niet gebeurt, treedt de gemeente op. Handhaving kan op vele manieren, bijvoorbeeld door het stilleggen van illegale bouw of het geven van een bekeuring voor het laten loslopen van honden. In alle gevallen zal handhaving daadkrachtig gebeuren De daadkracht blijkt enerzijds uit het feit, dat het handhavingtraject pas wordt afgesloten, nadat de overtreding is opgeheven. Anderzijds uit het feit, dat een slecht nalevend bedrijf vaker wordt gecontroleerd. De bedrijven in Zaanstad die tijdens controles laten zien dat ze de regels goed naleven, worden beloond met minder controles. Ook burgers die tijdens handhavingacties laten zien dat zij de regels goed naleven, worden beloond met bedankkaartjes 2 .

 

Het voorkomen van overtredingen verdient prioriteit

De gemeente zet in de beleidsperiode sterk in op preventie. Het voorkomen van overtredingen heeft prioriteit, omdat het handhaving achteraf voorkomt. Preventie begint bij helder en duidelijk beleid en regelgeving met een groot draagvlak. Goede en tijdige communicatie met burgers is dan ook een absolute noodzaak. Door handhavingacties van tevoren aan te kondigden en de controleresultaten publiekelijk bekend te maken, zal het naleefgedrag positief beïnvloed worden. Handhaving-communicatie zet de gemeente dan ook als volwaardig instrument in. Handhavingcommunicatie is daarbij gericht op zeggen wat je gaat doen, doen wat is gezegd en tenslotte laten weten wat is gedaan. Naast de toezichthouders zijn daarom ook beleidsmedewerkers en communicatie-medewerkers betrokken.

Voorbeelden van bedankkaartjes zijn, hondenkoekjes aan een kaartje bij hondencontrole acties en fietsreflectoren aan een kaartje bij een fietsparkeeractie.

2.5.2 Uitgangspunten

Bovenstaande visie en ambities zijn vertaald naar een aantal beleidsuitgangspunten. Deze punten gelden als richtinggevend bij de uitvoering van de handhavingstaken van de gemeente.

 

De gemeente voert regie op de handhaving

De regiefunctie komt tot uiting in de gemotiveerde keuzes die de gemeente maakt met betrekking tot de aard, omvang en intensiteit van toezicht en handhaving. Voor de komende jaren wil de gemeente behalve de regie voeren bij de uitvoering van de wettelijk verplichte taken, ook op proactieve wijze met toezicht en handhaving een bijdrage leveren aan de omgevingskwaliteit.

 

De handhaving is consequent en transparantDe gemeente Zaanstad wil duidelijk zijn over wat wel en niet is toegestaan. Eenduidigheid betekent, dat de gemeente bij geconstateerde overtredingen consequent en voorspelbaar handelt. Vergelijkbare situaties handelt de gemeente (in principe) op vergelijkbare wijze af. Hiermee worden willekeur en rechtsongelijkheid voorkomen.

 

Waar mogelijk wordt integraal gehandhaafd

De gemeente levert deze beleidsperiode een bijdrage aan de vermindering van de toezichtlast voor bedrijven door zoveel mogelijk integraal te controleren, langs de opklimmende schaal van signaleren, samen controleren en voor elkaar controleren. De gemeente probeert zoveel als mogelijk en noodzakelijk controles op elkaar af te stemmen in één controlemoment. Ook controleaspecten worden via signaaltoezicht voor collega’s meegenomen.Het streven om meer integraal te werken, is ingegeven door invoering van de Wabo. Onder deze wet dient de gemeente het toezicht te coördineren en te zorgen voor één handhavingtraject.

 

Toezicht enhandhaving vinden informatie gestuurd plaats en is afgestemd met wijkgericht werken

Toezicht en handhaving in de Zaanse openbare ruimte zijn zo ingericht, dat snel kan worden gereageerd op de problematiek die zich in de kernen en wijken voordoet. Voor een belangrijk deel bepalen signalen van burgers en bedrijven – al dan niet door tussenkomst van wijkmanagers – in welke wijken toezicht handhaving in de openbare ruimte wordt ingezet. Deze manier van werken is verder uitgewerkt in het handhavingprogramma.

 

De komende periode wil de gemeente een extra impuls geven aan de samenwerking met politie, Havens en Vaarwegen en wijkgericht werken om het toezicht in het openbare gebied nog meer gestructureerd te laten plaatsvinden. Hierdoor kan aan de ene kant een verdere professionalisering van het toezicht en aan de andere kant een betere bewustwording bij burgers/bedrijven worden gerealiseerd, waardoor een verbetering van het naleefgedrag wordt gerealiseerd.

 

Uitvoering toezicht en handhaving via eenduidige strategie

Bij toezicht en handhaving worden acties ondernomen die moeten leiden tot naleving van de regels. Vanuit het gelijkheidbeginsel moeten deze acties voor derden gelijkheid en uniformiteit vertonen. Daarom gebruikt de gemeente een nalevingstrategie. Deze strategie maakt inzichtelijk welke overtredingen op welke wijze worden voorkomen, opgespoord en gehandhaafd om normconform gedrag (naleven) te bewerkstellingen.

 

Handhavingacties/procedures volledig en tijdig afronden

Zodra een handhavingactie wordt opgestart, wordt deze actie ook afgerond. Als het college een last onder dwangsom oplegt, heeft dat een nalevingdoel. Als niet voldaan wordt aan de naleving, dan worden de verbeurde dwangsommen ook daadwerkelijk geïnd. Voor de gemeente is dit een belangrijk element in een succesvolle handhaving omdat zij hierdoor het rechtszekerheid, en -gelijkheidsprincipe waarborgt. De burgers en bedrijven weten dat de gemeente doorpakt en handhaaft.

2.5.3 Doelstellingen

Bovenstaande visie en beleidsuitgangspunten leiden tot drie doelstellingen die de gemeente wil bereiken.

 

1. Hoofddoelstelling; Stad schoon, heel en veilig

De gemeente Zaanstad streeft naar een leefbare omgeving door de stad schoon, heel en veilig te houden. Door toezicht en handhaving van de regels wordt hieraan een bijdrage geleverd. Door het optreden van handhaving moet het aantal overtredingen dat burgers en bedrijven begaan, verminderen.

 

De gemeente stelt zich hierbij in deze beleidsperiode het volgende doelen:

  • °

    In 2015 voldoet 80% van de bedrijven die in de categorie hoog risico vallen, na de eerste controle aan de geldende regels;

  • °

    In 2015 voldoet 95% van de bedrijven die in de categorie hoog risico vallen, na de eerste hercontrole aan de geldende regels.

 

2. Verbeteren van de dienstverlening naar burgers en bedrijven

De gemeente zal de komende vier jaar, de meldingen binnen de gestelde termijn afhandelen. De gemeente stelt zich hier bij de volgende doelen:

  • °

    In 2015 is op 90% van de binnen gekomen meldingen binnen 5 werkdagen gereageerd.

  • °

    In 2015 is op 100 % van de binnen gekomen meldingen binnen 10 werkdagen gereageerd.

 

3. Verbeteren van het naleefgedrag

Eén van de belangrijkste doelen die de gemeente met de handhaving willen bereiken is het verbeteren van het naleefgedrag. Zaanstad wil niet alleen de handhavinginspanningen daar inzetten waar het nodig is, maar ook de juiste handhavinginspanningen en daarmee de juiste mix van instrumenten inzetten. De gemeente stelt zich hierbij het volgende doel:

  • °

    In 2015 is het aantal meldingen van de meest voorkomende ergernissen in vergelijking met 2011 constant gebleven.

Hoofdstuk 3 Zaanse nalevingsstrategie

Dit hoofdstuk beschrijft de strategieën die de gemeente Zaanstad hanteert om naleving van de regels door burgers en bedrijven te bereiken. In hoeverre de gestelde regels ook daadwerkelijk worden nageleefd, wordt bepaald door een groot aantal factoren. Dit varieert van kennis van de regels, via het nut en de noodzaak er van inzien, tot het bewust overtreden er van. Een aantal van deze factoren is door de gemeente te beïnvloeden door consequent te toetsen, toezicht te houden en handhavend op te treden.

 

De Zaanse nalevingstrategie bestaat uit drie strategieën: een preventiestrategie, een toetsingstrategie en een handhavingstrategie. Deze laatste bestaat weer uit een toezichtstrategie, een sanctiestrategie en een gedoogstrategie.

3.1 Preventiestrategie

De preventiestrategie richt zich op het vergroten van de bewustwording bij burgers enbedrijven met als resultaat het verbeteren van het spontane naleefgedrag. Het gevolg is dat er minder toezicht en repressieve handhaving hoeft plaats tevinden, omdat er minder overtredingen worden begaan. Om spontane naleving mogelijk temaken moeten regels aan een tweetal voorwaarden voldoen: ze moeten duidelijk, eenduidigen dus handhaafbaar zijn en voor iedereen kenbaar zijn.

 

Handhaafbare regelgeving

Veel van de regels die de gemeente Zaanstad moet handhaven zijn wettelijk bepaald. Voorbeelden hiervan zijn de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Woningwet, het Bouwbesluit, de Wet milieubeheer, de Wet ruimtelijke ordening. De gemeente kan de handhaafbaarheid van deze regels niet direct beïnvloeden. De regels die de gemeente zelf vaststelt zijn bijvoorbeeld verordeningen (Algemene plaatselijke verordening, bouwverordening), beleid (welstand) en bestemmingsplanvoorschriften. Hierop heeft de gemeente wel invloed.

 

Regels zijn handhaafbaar wanneer ze voldoen aan een aantal criteria:

  • °

    Actueel, op basis van geldende wetgeving en beleid;

  • °

    Eenduidig, op één manier uit te leggen en niet tegenstrijdig.

Met deze criteria voor ogen zal vanuit vergunningverlening, toezicht en handhaving in de beleidsperiode actief worden getoetst of nieuw op te stellen regels actueel en eenduidig – en dus werkbaar – zijn. Aanvullend daarop zullen vergunningverleners en handhavers voorafgaand aan de afgifte van bepaalde omgevingsvergunningen overleggen over de handhaafbaarheid van de te stellen voorschriften.

Kenbare regelgeving

Regels moeten daarnaast voor alle burgers en bedrijven bekend zijn. Niet alleen uit het oogpunt van preventie, maar ook om burgers en bedrijven in de gelegenheid te stellen om zich goed te kunnen informeren. De gemeente maakt bij het communiceren over nieuwe gemeentelijke regels gebruik van de gemeentelijke pagina in het Zaanstad Journaal en van de gemeentelijke website. De gemeente gebruikt deze media ook als er nieuwe landelijke wetgeving wordt ingevoerd waarvoor zij bevoegd gezag is.

 

De preventie strategie en vergunningverlening

Bij vergunningverlening is de preventiestrategie gericht op het zo compleet mogelijk indienen van aanvragen en meldingen en het zo goed mogelijk uitwerken van presentatie en inhoud. Via onder meer voorlichting en vooroverleg wordt dit bereikt. Er wordt naar gestreefd om het opvragen van aanvullende gegevens en buiten behandeling laten van een aanvraag of melding zoveel mogelijk te voorkomen. Ook het voorkomen van ‘failure demand’, het onnodig indienen van een aanvraag of melding, wordt als een onderdeel van de preventiestrategie beschouwd.

 

De preventiestrategie en handhaving

Zaanstad hanteert vier doelgroepen binnen de preventiestrategie:

  • 1.

    Spontane en bewuste nalever: kent de regels en leeft die ook spontaan of bewust na ongeacht wel of geen toezicht en handhaving;

  • 2.

    Onbewuste overtreder; burger of bedrijf overtreedt per ongeluk de regels;

  • 3.

    Afgedwongen nalever (handhavingafgeschrikte): leeft de regels na, omdat hij afgeschrikt wordt door controles en sancties;

  • 4.

    Bewuste overtreder: iemand die willens en wetens overtreedt en daarbij bewust het risico neemt om gepakt te worden.

 

De achtergrond van deze doelgroepen is terug te vinden in bijlage 2.

 

Bij alle doelgroepen gaat de gemeente uit van de eigen verantwoordelijkheid die zij hebben voor een hele, schone en veilige woonomgeving. Daarnaast hanteert Zaanstad daar waar mogelijk een klantvriendelijke en positieve benadering. Dat betekent dat de benadering zich richt op de voordelen van naleven, benadrukken van het nut van de regels, voorbeeldgedrag en sociale norm en voorkomen van overtredingen. De volgende tabel maakt de Zaanse benadering per doelgroep zichtbaar.

 

Tabel 1.

Doelgroep

Zaanse benadering en inzet instrumenten

Spontane en bewuste nalever

Informeren over nieuwe regels, waarbij de focus ligt op argumenten en feiten en hen begeleiden in regelgeving (makkelijker maken bij de uitvoering van de geldende regels).

Onbewuste overtreder

Motiveren om de regels op te volgen, waarbij de focus ligt op gewenst gedrag en bewustwording van eigen gedrag. Bekendmaken met de geldende regels en inzet van positieve handhavingacties 3 . De inzet van positieve acties is zodanig de aandacht trekken dat mensen erover gaan spreken, elkaar erop aanspreken en uiteindelijk het gewenste gedrag gaan vertonen

Afgedwongen nalever

Bekendmaken met het nut van geldende regels.

Informeren over de pakkans en sanctiedreiging en benadrukken vcan nadelen van niet-nakeven.

Bewuste overtreder

Inzetten van handhavingsinstrumenten

3.2 Toetsingsstrategie

De toetsingstrategie geeft op hoofdlijnen aan op welke wijze de gemeente vergunningsaanvragen en meldingen beoordeelt. Hierbij zijn in wezen twee invalshoeken te onderscheiden, namelijk het hanteren van werkniveaus en het hanteren van een indeling van bedrijven die wel of niet speciale aandacht krijgen.

3.2.1 Werkniveaus

 

De eerste invalshoek heeft betrekking op aanvragen voor zogenaamde aflopende activiteiten als bouwen, slopen en uitvoeren van een werk. De vergunning wordt aangevraagd en afgegeven, hierna vindt de uitvoering plaats en de activiteit is gereed. Er is geen sprake van een beheer- of gebruiksfase.

 

Voor het beoordelen van aanvragen aan de weigeringscriteria worden afhankelijk van de risico’s verschillende werkniveaus gehanteerd. Deze methodiek is overgenomen van het project Collectieve Kwaliteitsnormering Bouwvergunningen dat enkele jaren geleden door de grotere gemeenten in Nederland is geïnitieerd. Beoordeling kan plaatsvinden op de volgende niveaus:

 

Niveau

Titel

Omschrijving

4

integraal

controle door alle onderdelen diepgaand na te rekenen of meten

3

representatief

controle door aantal representatieve onderdelen van een tekening en/of berekening rekenkundig te controleren

2b

intensief

Conform niveau 2a maar dan op een gedetailleerder niveau worden tekeningen en berekeningen bekeken. Bij twijfel over de juistheid wordt een kritisch onderdeel rekenkundig gecontroleerd door narekenen of invoer van gegevens in een specifieke applicatie

2a

beperkt

Controle of uitgangspunten uit tekeningen / berekeningen zijn te halen door maten of meten, controle andere specificaties of controle rekenmethode

1

marginaal

Controle op aanwezigheid tekeningen / berekeningen en controle op eventuele gebreken, dat wil zeggen (a) als er niets op tekening staat dan geen verdere controle, (b) als er wel zaken op tekening staan, maar maten of andere specificaties ontbreken dan beoordeling op niveau 1, (c) als er wel maten of specificaties op tekening staan dan op niveau 2, omdat maten en specificaties op tekening altijd moeten kloppen.

0

geen

het onderdeel is volgens wet- en regelgeving niet relevant

figuur 2

 

Het werkniveau van toetsing dat in het uitvoeringsprogramma wordt vastgelegd, betreft het aanvangsniveau. Het principe dat is gekoppeld aan de werkniveaus, is het principe van ‘opbouwen van vertrouwen’. Afhankelijk van het vertrouwen dat uit de eerste beoordelingen op aanvangsniveau blijkt, kan voor repeterende elementen het werkniveau worden verlaagd of verhoogd.

Aan het werkniveau kunnen aanvullende regels worden gekoppeld:

  • .

    Indieningvereisten: In het Besluit omgevingsrecht (Bor) wordt aangegeven welke bescheiden aanwezig moeten zijn op het moment van indiening van een aanvraag. De Bor biedt de ruimte om bescheiden die niet nodig zijn ook niet te vragen. Vandaar dat in relatie tot het werkniveau wordt bepaald hoe wordt omgegaan met de landelijke vereisten.

  • .

    Op basis van het werkniveau wordt geformuleerd dat uitwerking van de thema’s correct op de vergunningstekening moet plaatsvinden en dat voorwaarden niet mogelijk zijn. Indien de aanvrager onvoldoende aannemelijk maakt dat wordt voldaan aan wet- en regelgeving, wordt bij bepaalde werkniveaus gevraagd om tekeningen en berekeningen, voordat vergunningverlening plaatsvindt aan te passen. Hiervoor zal voor zover noodzakelijk het instrument van verdaging /verlenging van het besluit worden ingezet.

  • .

    Op basis van het werkniveau worden expliciet regels geformuleerd voor de overdracht van het dossier aan de toezichthouder.

 

3.2.2. Aandachtsbedrijven

 

De tweede invalshoek heeft betrekking op activiteiten met een meer doorlopend karakter. Het zijn activiteiten, die ook een beheer- of gebruiksfase kennen. Het betreft dan vooral de activiteiten: exploiteren van een milieu-inrichting en het brandveilige gebruik van bouwwerken. Bij deze activiteiten wordt niet gewerkt met werkniveaus op basis van risico’s. Op basis van risico’s c.q. criteria voor

maatschappelijk rendement wordt vastgesteld of sprake is van een aandachtsbedrijf of niet. Wanneer geen sprake is van een aandachtsbedrijf vindt geen beoordeling plaats, maar direct overdracht naar de toezichthouder voor de beheer- of gebruiksfase. In het algemeen betreft het meldingen.

Als er wel sprake is van een aandachtsbedrijf vindt op basis van nadere afwegingen een tweede onderscheid plaats: wel of geen complex bedrijf. Bij een complex bedrijf vindt een uitgebreidere procedure plaats en wordt gewerkt met maatwerkvoorschriften. Zoals reeds eerder aangegeven is een integraal onderdeel van de vergunningverlening het bespreken van de voorschriften met de toezichthouders die na realisatie de volgende schakel in de keten zijn.

3.3 Handhavingstrategie

De gemeente houdt toezicht op voorschriften, vergunningen of algemene regels en treedt handhavend bij overtredingen. De handhavingstrategie is primair gericht op het herstellen van de situatie, op het ontmoedigen van de overtreder of om soortgelijke overtredingen (nogmaals) te begaan. Kortom het beëindigen van de illegale situatie. De Zaanse handhavingstrategie bestaat uit een toezichtstrategie, sanctiestrategie en gedoogstrategie.

3.4 Toezichtstrategie

Onder toezicht wordt verstaan: het controleren of en in hoeverre wette;lijke bepalingen worden nageleefd. Doel hiervan is de (vrijwillige) naleving van wet- en regelgeving. Toezicht vindt plaats op basis van verleende vergunningen, ontheffingen, naar aanleiding van meldingen en calamiteiten. Om effectief te werk te gaan is het nodig om verschillende vormen van tioezicht te hanteren. Deze vormen van toezicht vinden zowel aangekondigd als onaangekondigd plaats.

 

In de toezichtstrategie staat de vraag centraal hoe de gemeente als bevoegd gezag het toezicht uitoefent. Hoe komt de gemeente er achter dat een overtreding plaatsvindt? Hoe actief is de gemeente om een overtreding op te sporen? Het aantal wetten en regels waar de gemeente toezicht

op houdt, is groot en divers. In de toezichtstrategie is vastgelegd, welke verschillende vormen van toezicht de gemeente onderscheidt en wat de basiswerkwijze daarbij is.

3.4.1 Wijze van toezicht

De wijze waarop het toezicht wordt uitgevoerd, hangt af van de prioriteit die aan een taak is toegekend. De risicoanalyse van de gemeente verdeelt de taken in hoge, gemiddelde en lage prioriteit. Afhankelijk van de prioriteit wordt een vorm van toezicht gekozen. In onderstaande tabel staat weergegeven hoe het toezicht op de prioriteiten doorgaans plaatsvindt.

Prioriteit

Mate van toezicht

hoog

Het toezicht op naleving van de regels vindt actief plaats. In het

kader van vergunningverlening zal hier sprake zijn van een

intensief of representatief toetsniveau.

gemiddeld

Het toezicht vindt minder intensief en vooral steekproefsgewijs

plaats, dan wel door gebiedsgerichte controles of door

surveillances (via programmatisch toezicht). In het kader van

vergunningverlening zal hier sprake zijn van een beperkt

toetsniveau: beoordeling op basis van (algemene) uitgangspunten.

laag

Het toezicht vindt niet actief plaats. In principe wordt alleen naar

aanleiding van meldingen of handhavingverzoeken toegezien op

naleving van de regels. Toezicht wordt ook projectmatig opgepakt.

In het kader van vergunningverlening zal hier sprake zijn van een marginaal toetsniveau of zal zelfs geen toetsing plaatsvinden.

Tabel 3.

De prioritering is niet bedoeld om een bepaalde volgorde in de handhaving aan te geven. Het is dus niet zo, dat eerst de hoge prioriteiten worden gecontroleerd, daarna de prioriteit gemiddeld en ten slotte de prioriteit laag. Voorop staat namelijk dat de gemeente op alle prioriteiten toezicht houdt. De intensiteit van het toezicht is echter verschillend. Hoe hoger de prioriteit, hoe actiever er wordt gecontroleerd.

 

Fasen in het toezicht

Sinds de invoering van de Wabo wordt een steeds groter aantal afgegeven vergunningen op meerdere activiteiten tegelijkertijd gecontroleerd. In het omgevingstoezicht worden de onderstaande fasen gehanteerd:

  • 1.

    Realisatiefase: in deze fase gaat het om het toezicht op het realiseren van een in de vergunning omschreven activiteit. Te denken valt aan bouwen van een bouwwerk, vellen van houtopstanden, wijzigingen van de bestemming, etc.

  • 2.

    Gebruikfase: in deze fase vindt toezicht op het gebruik van de staat van een object plaats. De gemeente houdt toezicht of het bouwwerk in overeenstemming is met de in een vergunning of andere wettelijke kaders omschreven bouw- en gebruiksvoorschriften. Te denken valt aan het controleren van inrichtingen en constructieve staat van funderingen e.d.

  • 3.

    Sloopfase: In deze fase vindt toezicht plaats met betrekking tot het afbreken, verwijderen en saneren van objecten, in overeenstemming met eventuele vergunningvoorschriften.

 

3.4.2. Toezicht realisatie- en sloopfase

Tijdens de realisatie- en sloopfase kan sprake zijn van een drietal type controles, namelijk:

Type controle

Toelichting

1. Reguliere controle

 

Controle ter plekke tijdens de uitvoering. Hierbij wordt onderscheid tussen controles met en zonder wachtmoment (waarbij de uitvoerder niet verder kan nadat de controle is uitgevoerd).

2. Opleveringscontrole

Controle ter plekke na uitvoering voordat de gebruiksfase start.

3. Administratieve controle

Controle op basis van gegevens aangeleverd door de uitvoerder of vergunninghouder.

Tabel 4.

De intensiteit of zwaarte van een reguliere controle wordt afhankelijk gesteld van ingeschatte risico’s en het geformuleerde werkniveau bij de toetsing. Er wordt, net zoals bij de toetsingsstrategie gewerkt met vooraf gedefinieerde werkniveaus. Deze zijn afgeleid van het landelijke project Toezichtprotocol.

Ook het principe van opbouwen van vertrouwen dat gehanteerd wordt bij de toetsingsstrategie, wordt hier gebruikt.

Niveau

Titel

Omschrijving

4.

Integraal

Beoordeling van alle onderdelen op detailniveau: op het oog en met de benodigde hulpmiddelen worden controles tot op detailniveau uitgevoerd. Alle projectspecifieke tekeningen en detailtekeningen

worden geraadpleegd.

3.

Representatief

Beoordeling op hoofdlijnen en kenmerkende details: op het oog en met eenvoudige hulpmiddelen worden elementaire controles uitgevoerd. Daarnaast worden enkele kritische detailleringen in detail beoordeeld. Er worden algemene projectspecifieke tekeningen

geraadpleegd en detailtekeningen van kritische detailleringen.

2.

Beperkt

Beoordeling op hoofdlijnen: op het oog en met eenvoudige hulpmiddelen worden elementaire controles uitgevoerd. Er worden alleen algemene projectspecifieke tekeningen geraadpleegd. Bij

twijfel vindt raadpleging van detailtekeningen plaats.

1.

Marginaal

Visuele controle: een vluchtige beoordeling op het oog op basis van kennis en ervaring zonder projectspecifieke tekeningen of details te

raadplegen en of hulpmiddelen (bijvoorbeeld meetlat) te gebruiken.

0.

Geen

Er vindt geen inspectie plaats.

Tabel 5.

3.4.3. Toezicht gebruiksfase

Bij de gebruiksfase is allereerst sprake van planmatige (on)aangekondigde controles; de zogenaamde bedrijfsbezoeken. Deze controles kunnen wat betreft diepgang en reikwijdte verschillen. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen een aspect-controle en een volledige controle. Het betreft beide visuele controles.

Type controle

Toelichting

Volledige controle

Controle op meerdere controle thema’s en onderdelen van de regels.

Aspect controle

Controlegericht op een beperkt aantal controle thema’s of onderwerpen. Hercontroles vallen hier ook onder.

Administratieve controle

Controle op basis van gegevens (bijvoorbeeld rapportages, certificaten) aangeleverd door de vergunninghouder of eigenaar bouwwerk.

Tabel 6.

Naast de bedrijfsbezoeken kent de gemeente ook zogenaamde planmatige (surveillances) controles in gebieden. Het toezicht is dan op basis van direct opvallende zaken tijdens een algemene toezichtronde (met auto, scooter, lopend of fiets).

Controles in de gebruiksfase kunnen op verschillende manieren worden ‘georganiseerd’. Zoals al is aangegeven, kan dit per bedrijf, bouwwerk of gebied. Een andere invalshoek is bijvoorbeeld een bepaald thema of onderwerp.

3.4.4. Integraal toezicht

De gemeente levert deze beleidsperiode een bijdrage aan de vermindering van de toezichtlast voor bedrijven door zoveel mogelijk integraal te controleren. Dit betekent dat de gemeente controles zoveel als mogelijk en noodzakelijk in één controlemoment op elkaar afstemt en dat toezichthouders controleaspecten via signaaltoezicht voor collega’s meenemen. Bedrijven hebben dan in principe maar één controle en overleggen ook maar een keer gegevens. Het streven om meer integraal te

werken, is onder meer ingegeven door invoering van de Wabo. Onder deze wet dient de gemeente het toezicht te coördineren en te zorgen voor één handhavingtraject.

 

Integraal controleren vindt in Zaanstad plaats langs de opklimmende schaal van signaleren, samen controleren en voor elkaar controleren.

 

1. Signaaltoezicht:

Dit is de meest eenvoudige integrale vorm. Toezichthouders controleren eenvoudig waarneembare zaken voor elkaar aan de hand van checklisten. Een voorbeeld van signaaltoezicht is, dat de milieutoezichthouder bij kleine

bedrijven een aantal brandveiligheidaspecten voor de brandweer meeneemt. Denk hierbij aan controle van vrije vluchtroutes en aanwezigheid van certificaten. Of omgekeerd neemt de brandweer bij haar controles een aantal milieuaspecten mee.

De gemeente en de brandweer hebben in diverse projecten met signaaltoezicht ervaring opgedaan.

 

2. Samen op pad:

Toezichthouders vanuit verschillende disciplines (bijvoorbeeld, milieu, brandveiligheid, bouw en RO) voeren gezamenlijk controles uit. Dit is vooral van belang in complexere situaties waar milieu, bouw en andere relevante

aandachtspunten meerdere specialismen vragen voor een goede beoordeling. Een goed voorbeeld zijn de controles van bedrijven op industrieterreinen, waarbij de milieutoezichthouder samen met de toezichthouder van gebruikstoezicht op pad gaat. Of de controles van de brandweer aandachtsbedrijven, waarbij de milieutoezichthouder samen met de brandweer op pad gaat.

 

3. Toezicht door een integrale specialist:

Dit is de meest vergaande integrale vorm. Eén toezichthouder controleert op alle aspecten in relatief eenvoudige situaties waar geen bijzondere of specialistische kennis van bouwen, milieu of andere facetten wordt gevraagd.

Het is hierbij niet de bedoeling dat elke toezichthouder generalist wordt, maar wel dat hij met een breder scoop controles kan uitvoeren. De gemeente gaat de komende jaren op experimentele basis met deze integrale manier van werken. Hierbij wordt opgemerkt, dat de kennis om integraal te kunnen controleren (nog) niet voldoende bij alle toezichthouders aanwezig is.

3.4.5. Vernieuwde toezichtvormen

Om tegemoet te komen aan de veranderende verhouding tussen overheid en burger/bedrijven gaat de gemeente komende jaren verder met experimenteren met nieuwe vormen van toezicht. Het stimuleren

van de eigen verantwoordelijkheid van burgers en ondernemers staat bij deze experimenten centraal.

Dit ‘slim’ toezicht houden wil zeggen, dat de gemeente de controlefrequentie afstemt op het potentiële risico van de betreffende activiteit en de aard van het bedrijf. De gemeente hanteert voor bedrijven drie vernieuwde vormen van toezicht:

1. Zelfcontrole: geselecteerde bedrijven kunnen zichzelf controleren op de naleving van regelgeving. De bedrijven ontvangen een checklist met controleonderwerpen. Bij bedrijven vinden nog wel streekproeven plaats 4

2. Administratieve hercontrole: als tijdens een controlebezoek overtredingen worden geconstateerd, volgt standaard een hercontrole. In plaats van een fysieke hercontrole, kunnen bedrijven een ingevulde kaart met een foto van het eindresultaat ter controle aan de gemeente sturen. Deze vorm van controle kan goed worden gebruikt bij het aanleveren van

administratieve gegevens, zoals keuringscertificaten van installaties.

3. Systeemtoezicht: bij bedrijven die zorgsystemen in hun bedrijfsvoering hebben opgenomen, wordt beoordeeld of naleving van voorschriften in het zorgsysteem is geborgd in plaats van het fysiek controleren van de voorschriften. 5

 

Deze drie toezichtvormen bieden meer flexibiliteit voor de gemeente om toezicht uit te oefenen. Elk bedrijf is verschillend en daarom is niet op voorhand vast te stellen welk combinatie van toezicht optimaal is. Afhankelijk van het bedrijf en de situatie bepaalt de gemeente welke toezichtvorm bij de bedrijven wordt ingezet.

3.4.6. Reageren op signalen, meldingen en verzoeken om handhaving

Naast de planmatige programmatische inspanning van de gemeente, wordt er eveneens toezicht gehouden en, indien noodzakelijk, handhavend opgetreden naar aanleiding van klachten, meldingen en verzoeken tot handhaving. Klachtentoezicht vindt plaats naar aanleiding van een klacht of melding van burgers en bedrijven (extern) of van andere afdelingen/collega’s (intern). Klachten en meldingen kunnen per telefoon, schriftelijk of per e-mail binnenkomen.

 

Per klacht, melding of verzoek tot handhaving wordt nagegaan, of het gaat om een situatie die behoort bij de realisatiefase of de gebruiksfase. Daarna wordt onderzocht of er daadwerkelijk sprake is van een overtreding. Voorts wordt bekeken welke prioriteit de overtreding heeft conform de Zaanse

prioriteitenmatrix. 6

Afhankelijk van de prioriteit zal worden opgetreden. Overtredingen met een hoge of gemiddelde prioriteit zullen zo snel als mogelijk in behandeling worden genomen. Indien het onderwerp van de klacht, de melding of het verzoek tot handhaving een lage prioriteit heeft, is het mogelijk dat niet onmiddellijk wordt opgetreden tegen de overtreding en dat de afhandeling van de overtreding op een later moment plaats vindt. 7 Indien er sprake is van gevaar of ernstige hinder zal, ongeacht de prioriteit van de overtreding, onmiddellijk worden opgetreden.

Afhankelijk van het soort klacht of melding en de situatie wordt de klacht of melding telefonisch behandeld, of volgt een controle bezoek ter plaatse. Verzoekers tot handhaving zullen schriftelijk over het standpunt van de gemeente worden geïnformeerd.

 

Reactie klachten, signalen, meldingen milieuovertredingen

De meeste klachten, meldingen en signalen worden binnen een week afgehandeld. De afhandeling van geluid- en geurklachten neemt meer tijd in beslag. Vaak moet daarvoor eerst een meting worden verricht.

 

Reactie klachten, signalen, meldingen overtredingen in de openbare ruimte

De klachten, meldingen en signalen worden zoveel als mogelijk dezelfde dag nog opgepakt.

 

Reactie klachten, signalen, meldingen bouw- en ruimtelijke ordening overtredingen

In het geval dat er sprake is van gevaar of ernstige hinder zal, ongeacht de prioriteit van de overtreding, onmiddellijk worden opgetreden. De klachten, meldingen en verzoeken tot handhaving die betrekking hebben op overtredingen met een hoge of gemiddelde prioriteit worden binnen een

week in behandeling genomen. Indien sprake is van een overtreding met een lage prioriteit, is het mogelijk dat niet onmiddellijk wordt opgetreden tegen de overtreding en dat de afhandeling op een later moment plaats vindt. De klager, melder of verzoeker zal hierover zo spoedig mogelijk in kennis worden gesteld. Wanneer de overtreding op basis van lage prioriteit niet direct wordt opgepakt, zal deze op een lijst worden gezet. Aan het einde van ieder jaar zal de gemeente alle zaken op deze lijst langs lopen en opnieuw beoordelen. Een deel van deze overtredingen zal dan alsnog projectmatig worden afgehandeld.

Paragraaf 3.5 Sanctiestrategie

De gemeente handelt op grond van een sanctiestrategie, waarin de basisaanpak voor het bestuursrechtelijke en strafrechtelijke optreden bij overtredingen is vastgelegd.

Deze sanctiestrategie omvat ten minste:

· Een op elkaar afgestemd bestuursrechtelijk en strafrechtelijk optreden tegen overtreding van de gestelde

· Een passende reactie op geconstateerde overtredingen en een stringente reactie bij voortduring van de overtreding.

· Een regeling voor handhavend optreden tegen overtredingen door de eigen organisatie.

· Transparante termijnen voor het opheffen van (standaard-) overtredingen en over de zwaarte van sancties daarvoor.

 

In deze strategie staat beschreven wanneer de gemeente welke instrumenten inzet bij een geconstateerde overtreding. De intentie van het toepassen van de sanctiestrategie is het ongedaan maken van de overtreding. Voor de keuze van het instrument is de potentiële schade, gevaar of hinder die de overtreding veroorzaakt of kan veroorzaken en de aard van de overtreding bepalend.

3.5.1 Bestuursrecht en strafrecht in Zaanstad

De keuze tussen bestuursrecht en strafrecht hangt af van factoren die samenhangen met de overtreding en de overtreder. Indien een overtreding en de gevolgen ervan niet meer ongedaan te maken zijn, is het bestuursrecht niet effectief. Dan is de enige keuze strafrechtelijk optreden. De beslissingsbevoegdheid tot het al dan niet gebruik maken van het strafrecht ligt bij het Openbaar Ministerie (OM). In de gevallen waar het nuttig en effectief is, wordt naast bestuursrecht gebruik gemaakt van het strafrecht. Het OM past het strafrecht toe in geval van:

“ernstige en/of onherstelbare schade, eenmalige reeds voltooide overtreding, ernstige schade voor de volksgezondheid, acuut gevaar, onduldbare hinder, opzet, grove schuld of herhaling door de

overtreder”.

Of strafrecht door het OM wordt ingezet, verschilt echter wel per wet- en regelgeving. Op het gebied van de milieuhandhaving is dat zonder meer het geval. Bij de handhaving van bijvoorbeeld bouwregelgeving en ruimtelijk bestuursrecht is dat niet het geval. Daar ligt het primaat bij het

bestuursrecht.

 

Samenwerking met de politei Zaanstreek-Waterland en het Functioneel Parket

Belangrijke partners van de gemeente bij het strafrecht zijn het Functioneel Parket en de politie Zaanstreek-Waterland. De gemeente werkt nauw met hen samen bij de onderstaande thema’s:

· bestuurlijke strafbeschikking;

· horeca (onder andere op basis van de bestuurlijke rapportages);

· uitwisselen administratieve documenten. 8

3.5.2 Privaatrecht en fiscale handhaving in Zaanstad

Naast de keuze tussen bestuursrecht en strafrecht kan de gemeente ook nog kiezen voor het toepassen van privaatrecht en fiscale handhaving.

 

APV en de Afvalstoffenverordening

De gemeente zet privaatrecht in bij handhaving van afval(dumpingen) en onjuist aanbieden van huishoudelijk afval. 9 Burgers die hun huishoudelijk afval verkeerd aanbieden, ontvangen van de

gemeente een zogenaamde ‘127 euro brief’. Dit is een brief waarmee de gemeente de gemaakte kosten (€127) voor het opruimen van het afval op de eigenaar verhaalt. 10 Uitzondering: indien de overtreder aangeeft het afval zelf op te ruimen, ontvangt de overtreder een proces-verbaal van de

gemeente. Ruimt de overtreder het afval vervolgens toch niet zelf op, dan doet de gemeente dit. De overtreder ontvangt dan ook een € 127 brief van de gemeente.

Parkeren

De gemeente treedt zelf strafrechtelijk op bij verkeersovertredingen (Wet Mulder). Bevoegd hiervoor zijn de buitengewone opsporingsambtenaren (Boa’s). Bij verkeersovertredingen 11 (bijvoorbeeld fout en hinderlijk parkeren, parkeren zonder vergunning) ontvangt de overtreder een proces-verbaal van de gemeente. Wanneer de burgers hun auto parkeren op een betaalparkeerplaats (in een betaald parkeren zone) zonder te betalen, dan krijgen zij ook een bekeuring (dit is dan fiscale naheffingaanslag).

3.5.3. De bestuursrechtelijke handhavingsinstrumeneten in Zaanstad

De gemeente Zaanstad gebruikt de onderstaande bestuurlijke instrumenten om een overtreding te beëindigingen of te voorkomen:

· Opleggen van een (preventieve) last onder dwangsom;

· Toepassen (last onder) bestuursdwang;

· Intrekken van een verleende vergunning of ontheffing;

· Meditatiën en buurtbemiddeling;

· Bestuurlijke strafbeschikking.

In bijlage 3 worden deze instrumenten nader toegelicht.

Bij keuze kijkt de gemeente naar: wat willen we bereiken, welk middel is het meest geschikt en het minst ingrijpend om een normconforme situatie te verkrijgen. Zaanstad kiest waar dat mogelijk is voor het instrument ‘last onder dwangsom’. De verantwoordelijkheid om de overtreding te beëindigen, ligt bij dit instrument bij de overtreder. Het proces om te komen tot het uitvoeren en effectueren van bestuursdwang is erg arbeidsintensief. Om die reden heeft de dwangsom de voorkeur van de gemeente boven het toepassen van bestuursdwang. In sommige situaties past geen last onder

dwangsom:

· De overtreder kan er immers voor kiezen om de last onder dwangsom te laten verbeuren zonder verdere actie te ondernemen. In dat geval blijft de overtreding vooralsnog voortbestaan. Bij spoedeisende situaties kiest de gemeente in principe voor een last onder bestuursdwang. Ook bij een lozing van zeer gevaarlijke stoffen is bestuursdwang het best passende instrument. De gemeente wil hier niet het risico lopen dat de overtreding, ondanks de last onder dwangsom, wordt voortgezet.

· In situaties waarin een overtreding van vergunningvoorschriften alleen ongedaan kan worden gemaakt door de inrichting te sluiten, is een last onder dwangsom ook niet het juiste instrument. Dit is bijvoorbeeld bij overtreding van geluidsvoorschriften door een horeca onderneming. De gemeente kiest ook in dat geval voor het opleggen van bestuursdwang.

 

Zaanse uitwerking inzet bestuurlijke handhavingsinstrumenten

In deze paragraaf beschrijft Zaanstad via een aantal voorbeelden welk handhavinginstrument zij bij beleidsthema’s inzet.

Bouwen en Ruimtelijke ordening

· Wanneer overtredingen van de Woningwet/ Wabo voorschriften en/ of

bestemmingsplanvoorschriften worden geconstateerd, legt de gemeente in de regel een last onder dwangsom op als de overtreding niet tijdig is opgeheven. Te denken valt dan aan situaties waarbij sprake is van instortingsgevaar, asbestovertredingen of brandgevaarlijke

situaties.

· Wanneer gebouwd wordt in afwijking van of zonder vergunning, kan een ‘bouwstop’ worden opgelegd. Dit kan zowel in de vorm van een last onder dwangsom als in de vorm van een last onder bestuursdwang.

 

Algemeen Plaatselijke Verordening (APV), Drank- en Horecawet (DHW) en Wet op de kansspelen

· Indien er gevaar dreigt voor de openbare orde (drugs, wapens enz.) treedt de gemeente handhavend op door middel van een bevel van de burgemeester of via toepassing van spoedeisende bestuursdwang (onmiddellijke sluiting van de horeca-inrichting voor een korte

periode).

· Bij bijvoorbeeld sluitingstijden en overtredingen van de Drank- en Horecawet 12 (afwezigheid van de vergunninghouder) legt de gemeente in beginsel een last onder dwangsom op. In geval van een herhaalde overtreding dan wel indien er geen zicht op verbetering is (bijvoorbeeld als de vergunninghouder aangeeft niet meer aanwezig te zijn), trekt de

gemeente de vergunning in. Na de intrekking sluit de gemeente de horeca- inrichting onmiddellijk tot er nieuwe een vergunning is.

· In het geval dat er exploitatie van een horeca-inrichting plaatsvindt zonder vergunning of er wordt in een horeca-inrichting alcoholhoudende dranken geschonken zonder DHWvergunning wordt handhavend opgetreden in de vorm van bestuursdwang (sluiting van de horeca- inrichting).

 

Bodem

· Voor de grotere saneringen is het noodzakelijk dat er een saneringsplan wordt ingediend.

· Bij een geconstateerde afwijking van het saneringplan, legt de gemeente een last onder dwangsom op en eventueel voorafgegaan door een bevel.

· Hiernaast kan men voor eenvoudige/kleinschalige bodemsaneringen een melding indienen op grond van het Besluit uniforme saneringen. Bij overtredingen legt de gemeente een last onder dwangsom op. Hiernaast kan indien noodzakelijk een last onder bestuursdwang worden opgelegd indien de sanering (tijdelijk) moeten worden stilgelegd gebeurt dit met

bestuursdwang.

· Bij overtreding van de voorschriften of de meldingplicht voor het toepassen van grond en baggerspecie op of in de bodem, legt de gemeente meestal een last onder dwangsom op.

 

Bedrijven

Bij een geconstateerde overtreding van de milieuvoorschriften of de meldingplicht door bedrijven uit het Activiteitenbesluit 13 , legt de gemeente een last onder dwangsom op.

 

Gebruiksbesluit (gaat in 2012 over naar Bouwbesluit 2012)

In het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken zijn regels opgenomen voor het brandveilige gebruik van bouwwerken. Bouwwerken waarin meer dan 50 personen tegelijk aanwezig zullen zijn, het kamergewijze verhuur en gelijkwaardige oplossingen op artikelen algemeen gebruik moeten voor in

gebruik name worden gemeld bij de gemeente Zaanstad. Bij een geconstateerde overtreding van de voorschriften of de meldingplicht, legt de gemeente een last onder dwangsom op.

 

Openbaar Zaans water

De gemeente heeft ook toezicht taken op de grotere vaarwegen en zeehavens. De gemeente treedt alleen bestuursrechtelijk op in situaties waar schade aan personen en goederen kan ontstaan. Deze acute bestuursdwang wordt bijvoorbeeld toegepast bij losgeslagen vaartuigen.

3.5.4. Handhaving eigen overtredingen door de gemeente zelf

Een belangrijke kwaliteitseis van de Wabo is, dat de gemeente beschrijft hoe zij handhavend optreedt als zij zelf of een andere overheid als vergunninghouder de wet- en regelgeving overtreedt. De sanctiestrategie is dan niet altijd passend. De inrichtingen van de gemeente worden in de reguliere controlecyclus meegenomen. Gemeentelijke inrichtingen worden niet anders benaderd dan externe.

Er wordt op dezelfde wijze toezicht gehouden en gehandhaafd.

Uitzondering hierop vormt de communicatie naar de andere afdeling, waaronder het beheer van de desbetreffende inrichting valt: fysieke en digitale afschriften van correspondentie betreffende het opleggen van sancties worden ook naar afdelingshoofd gezonden. Hiermee is de handhaving van overtredingen van een andere overheid of door de eigen organisatie van de gemeente niet anders dan handhaving tegen burgers.

3.5.5. Transparantie in hoogte sancties en lengte hersteltermijnen gemeente Zaanstad

Hoogte dwangsom

De gemeente heeft bij het bepalen van de hoogte van de dwangsom en het maximum van het te verbeuren bedrag een ruime mate van beleidsvrijheid. In ieder geval moet het dwangsombedrag zodanig hoog zijn dat er voor de overtreder een prikkel vanuit gaat om de overtreding te beëindigen of

te voorkomen. Het moet aantrekkelijker zijn om de overtreding ongedaan te maken dan om de dwangsom te betalen. Bij de hoogte van de dwangsommen houdt de gemeente rekening met:

· de kosten die moeten worden gemaakt om de overtreding ongedaan te maken;

· de aard en de ernst van de overtreding;

· de omvang van de schade;

· de draagkracht van de overtreder;

· voordeel / opbrengst voor de overtreder;

· de waarde van het illegale bouwwerk.

Om transparant te zijn naar de burgers en bedrijven en willekeur tegen te gaan, heeft de gemeente voor verschillende standaardovertredingen de hoogte van dwangsommen vastgelegd. De hoogte van de dwangsommen zijn gebaseerd op de ‘Landelijke leidraad handhavingacties en begunstigingtermijn’ van Infomil. De hoogte van dwangsommen neemt de gemeente op in haar handhavingprogramma.

De genoemde bedragen zijn een algemene richtlijn. In de handhavingbeschikking wordt de hoogte van de dwangsom gemotiveerd. Het vaststellen van de hoogte en de maximaal te verbeuren dwangsom is altijd afhankelijk van de overtredingsituatie. Aan de lijst kunnen dan ook geen rechten worden ontleend. In voorkomende gevallen kan het noodzakelijk zijn om, gezien de omstandigheden van een geval, dwangsom vast te stellen in afwijking van de genoemde bedragen.

 

Begunstigingstermijn

Een begunstigingstermijn is de termijn die de overtreder krijgt om de overtreding te beëindigen. De begunstigingstermijn is op een zorgvuldige wijze tot stand gekomen. Dat houdt in, dat de termijn voldoende lang is om als overtreder de opgelegde verplichtingen uit te kunnen voeren en gezien de omstandigheden van de situatie redelijk is.

Een begunstigingstermijn mag niet langer zijn dan noodzakelijk. Hiermee wordt een open einde van het handhavingtraject voorkomen of dat de lengte van de begunstigermijn zodanig lang is dat sprake is van het gedogen van de overtreding. De gemeente hoeft geen rekening te houden met de termijnen van bezwaar en beroep. De begunstigingstermijn gaat lopen op de dag na dagtekening van de handhavingbeschikking. De gemeente heeft voor de meest voorkomende overtredingen de

begunstigingstermijnen vastgelegd. De termijnen zijn gebaseerd op de ‘Landelijke leidraad handhavingacties en begunstigingtermijnen’ van Infomil. De begunstigingstermijn neemt de gemeente op in haar handhavingprogramma.

 

De gemeente Zaanstad verlengt in principe vastgestelde begunstigingstermijnen in handhavingbeschikkingen niet. Er kan echter een gegronde reden zijn waarom Zaanstad de begunstigingstermijn verlengt of opschort. Dit kan onder meer het geval zijn wanneer:

· de overtreder zelf aangeeft meer tijd nodig te hebben om de overtreding op te heffen. Hierbij moet de overtreder de gemeente een concrete redelijke termijn geven waarbinnen hij de opgelegde last alsnog zal uitvoeren.

· bezwaar is ingediend en sprake is van bijzondere omstandigheden. In dergelijke situaties doet de afdeling JZ een verzoek om opschorting van de begunstigingstermijn. Na intern overleg met de portefeuillehouder beslist de sector Handhaving of de begunstigingstermijn wordt verlengd of opgeschort.

 

Wanneer de begunstigingstermijn wordt verlengd, is dit een nieuw besluit waartegen voor alle belanghebbenden bezwaar en beroep openstaat.

 

Het indienen van bezwaar of instellen van beroep schort de werking van de handhavingbeschikking niet op. Dit betekent dat de bezwaarmaker bij de rechtbank een verzoek om een voorlopige voorziening 14 moet indienen om bijvoorbeeld te voorkomen dat dwangsommen verbeuren. De begunstigingstermijn zal in de regel niet enkel worden opgeschort omdat een verzoek om een voorlopige voorziening is ingediend. De voorlopige voorzieningenrechter kan beslissen de begunstigingstermijn te schorsen tijdens bezwaar/ beroepsprocedures.

 

3.5.6. Zaans bestuursrechtelijk handhavingstraject

De sanctiestrategie bestaat uit twee verschillende strategieën: een voor de realisatiefase en een voor de gebruiksfase. De twee strategieën zijn wat betreft de bestuursrechtelijke handhaving schematisch weergeven in figuren 2 en 3.

Sanctiestrategie gebruiksfase

Zaanstad maakt onderscheid in drie groepen overtredingen: acute, bedreigende en overige overtredingen. De te ondernemen acties verschillen per groep en worden in deze paragraaf nader toegelicht.

Groep 1 Acute overtredingen

Het gaat om urgente, ernstige overtredingen die direct dienen te worden beëindigd. Er is sprake van een dusdanige ernstige situatie dat voortzetting van de overtreding zal leiden tot onomkeerbare schade of zeer hoge herstelkosten achteraf. Er is sprake van acuut gevaar voor bijvoorbeeld

veiligheid, volksgezondheid, natuur, milieu of openbare ruimte. Er is snelheid vereist om tot beëindiging van de overtreding te komen. Het kan hier bijvoorbeeld gaan om instortingsgevaar, explosiegevaar, brandgevaarlijke situaties, schade ontstaan bij evenementen. Ook gevolgen die niet meer terug te draaien zijn, zoals bedreiging van waardevolle natuur of het illegaal slopen van een monument.

 

Groep 2 Bedreigende overtredingen

Het gaat hier om ernstige overtredingen, maar er is geen sprake is van een acute (gevaar)situatie. Er is sprake van een bedreigende situatie als de overtreding bijvoorbeeld:

· Directe schade voor de mens, bijvoorbeeld door gevaarlijke situaties in een pand.

· Directe schade voor het milieu, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteit, bijvoorbeeld door illegale lozing van afvalwater en bodemverontreiniging.

· Directe schade voor de bewegingsruimte van de mens (wonen, bedrijfsvoering, voorziening in eerste levensbehoeften), bijvoorbeeld door ernstige hinder en overlast in relatie tot functie gebied / gebouw (stof, trillingen, geluid, geur) of onbereikbaarheid van bouwwerken en open

erven / terreinen (parkeren, opslag goederen).

· Constructieve en brandonveilige situaties, die alleen met veel moeite achteraf zijn te corrigeren, bijvoorbeeld de aantasting van funderingen door betonrot, het blokkeren van vluchtwegen en niet goed functionerende brandmeldinstallaties.

 

Er is eveneens sprake van een bedreigende overtreding als van aantoonbaar en verwijtbaar handelen sprake is. Hiervan is sprake in de volgende omstandigheden:

· Er is sprake van herhalingen of blijvende overtreding;

· De geloofwaardigheid van de gemeente staat op het spel;

· Er is sprake van aantasting van het normbesef (grote kans op navolging, benadeling van concurrentiepositie derden of economische voordeel);

· Er is sprake van recidive (herhaling);

· De overtreding veroorzaakt veel overlast voor de leefomgeving;

· aantasting van de toezichtmogelijkheden door het niet naleven van meet- of registratievoorschriften.

· Er is sprake van doelbewust handelen (zoals opzettelijke verwijtbaarheid, grove nalatigheid, een calculerende en onbetrouwbare instelling van de overtreder);

· Betrokkene is in een eerder stadium op de hoogte gebracht van de voorschriften.

 

Groep 3 overige overtredingen

Dit zijn overtredingen van minder belangrijke aard en die geringe overlast veroorzaken voor de Zaanse woonomgeving. Hierbij valt te denken aan illegaal geplaatste kleine bouwwerken of geringe hinder die optreedt naar aanleiding van strijdig gebruik.

De Zaanse sanctiestrategie is voor wat betreft de bestuursrechtelijke handhaving weergegeven in het schema op de volgende pagina.

In principe is de handhavingstrategie zoals die is weergegeven in figuur 3 leidend. Afwijken van de strategie is mogelijk want handhaving op maat is de norm, mits dit gemotiveerd wordt. De gemeente handelt in overeenstemming met de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen (Artikel 4:84 Awb).

Toelichting figuur 3 Zaanse sanctiestrategie gebruiksfase

Bij overtredingen die in groep 1 vallen, past de gemeente direct bestuursdwang toe. De overtreder krijgt geen of een zeer korte begunstigingstermijn. Indien de overtreding milieu gerelateerd is stuurt de

gemeente nog een afschrift van de dwangbeschikking aan het Regionaal Milieu Team (RMT).

 

Bij overtredingen die in groep 2 vallen, krijgt de overtreder na het eerste controlebezoek een bestuurlijke zienswijze brief. In deze zienswijze brief wordt aangekondigd, dat de gemeente handhavend zal optreden indien de overtreder niet uit eigen beweging de overtreding beëindigt. In de

zienswijze brief wordt een termijn gesteld waarbinnen de overtreder zijn zienswijze ten aanzien van het voornemen tot handhavend optreden kan indienen en er zal een termijn gesteld worden waarbinnen de overtreding opgeheven dient te worden. Indien de overtreding milieu gerelateerd is,

stuurt de gemeente nog een afschrift van de brief naar het RMT. Indien na verstrijken van deze termijn blijkt, dat de overtreding nog steeds voortduurt, zal een handhavingbeschikking worden opgelegd. Dit

kan een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang zijn.

 

Bij overtredingen die in groep 3 vallen zal de toezichthouder de geconstateerde overtreding in een controlerapport vermelden. De toezichthouder maakt afspraken met de overtreder over het ongedaan

maken van de overtreding. Indien blijkt dat de overtreder de gemaakte afspraken niet naleeft en de overtreding voortduurt, zal er een zienswijze brief verstuurd worden aan de overtreder. In de zienswijze brief wordt een termijn gesteld, waarbinnen de overtreder zienswijze ten aanzien van het

voornemen tot handhavend optreden kan indienen en er zal een termijn gesteld worden, waarbinnen de overtreding opgeheven dient te worden. Indien na verstrijken van deze termijn blijkt dat de overtreding nog steeds voortduurt, zal een handhavingbeschikking worden opgelegd. Dit kan een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang zijn. Indien sprake is van een overtreding met een lage prioriteit, is het mogelijk dat niet onmiddellijk wordt opgetreden tegen de overtreding en dat de afhandeling op een later moment plaats vindt. Wanneer de overtreding op basis van lage prioriteit niet direct wordt opgepakt, zal deze op een lijst worden gezet. Aan het einde van ieder jaar zal de gemeente alle zaken op deze lijst langs lopen en opnieuw beoordelen. Een deel van deze overtredingen zal dan alsnog projectmatig worden afgehandeld. Het minder pro actief handhaven op overtredingen met een lage prioriteit, kan als gevolg hebben dat er een afname ontstaat in de bereidheid van burgers om overtredingen aan de gemeente te melden. De gemeente houdt rekening met dit effect.

5.3.7. Bijzondere sanctiestrategie

De gemeente kent naast de algemene sanctiestrategie drie bijzondere sanctiestrategieën ten behoeve van:

1. funderingen;

2. kinderopvang;

3. horeca.

De eerste twee strategieën zijn uitgewerkt in separate beleidsplannen. De laatste strategie is hieronder beschreven.

Horeca

Naast toezichthouders van de gemeente Zaanstad, houdt de politie Zaanstreek-Waterland tevens toezicht op de horeca. De gemeente Zaanstad wordt meteen na het weekend door de politie Zaanstreek-Waterland, via bestuurlijke rapportages, op de hoogte gebracht van overtredingen en/of

misstanden bij horecaondernemingen. Voor de handhaving van horecaovertredingen is de Zaanse sanctiestrategie gebruiksfase leidend. Echter verschillende acties die uit de strategie volgen en de termijn waar binnen de gemeente reageert op de constateringen gedaan door toezichthouders van de gemeente Zaanstad en door de politie Zaanstreek-Waterland zijn afwijkend. In de tabel op de volgende pagina zijn deze afwijkingen opgenomen.

Het uitgangspunt is om bij elke overtreding eerst een gesprek met de ondernemer te hebben. Indien een persoonlijk gesprek niet mogelijk is dan wordt een telefonische poging ondernomen. Ook is soms extra informatie nodig van een handhavingpartner (brandweer, politie ) om tot een juiste beslissing te komen. In dat geval zal er eerst contact worden gezocht met de handhavingpartner

Groep 1 (hoge prioriteit)

Denk hierbij aan: (zware) mishandeling, steek- en/of schietpartijen en handel in drugs welke aan het horecabedrijf en /of de ondernemer te verwijten zijn. Ook het verstrekken van alcohol aan jongeren < 16 jaar valt hieronder.

Direct toepassen =< 05 werkdagen*

· Last onder bestuursdwang.

· Geen of zeer korte

begunstigingstermijn.

Groep 2 (gemiddelde prioriteit)

Denk hierbij aan: herhaling van overtreding van sluitingstijden, terrasvoorschriften en/of geluidsoverlast.

1. Bestuurlijke zienswijze brief =< 10

werkdagen*

· aankondiging dat sanctie volgt als na termijn de overtreding voortduurt.

· termijn zienswijze bekend maken.

 

Indien niet tijdig hersteld:

2. Handhavingbeschikking opleggen (bestuursdwang / dwangsom en afschrift aan

politie)

 

Indien niet tijdig hersteld:

3. Verbeuren en innen dwangsom of

uitvoeren bestuursdwang

Groep 3 (lage prioriteit)

Denk hierbij aan: eenmalige overtredingen welke geringe

overlast veroorzaken.

Gesprek =< 20 werkdagen*

Overtreding wordt vermeld in het controlerapport.

· Voorlichting en communicatie op maat.

* Met deze termijnen wordt bedoeld dat in die periode de zaak/melding wordt opgepakt en dat er een eerste actie richting de ondernemer wordt ondernomen. Het bestuursrechtelijke handhavingtraject zal niet

binnen de gemelde doorlooptijden kunnen worden afgerond, te meer omdat er al een bezwaartermijn van zes weken geldt.

3.6 Gedoogstrategie

De gemeente handelt op grond van een gedoogstrategie, waarin is vastgelegd in welke situaties en onder welke condities inzet van sancties tegenover overtreders tijdelijk achterwege kan blijven.

Met de invoering van de Wabo is de beginselplicht tot handhaven wettelijk vastgelegd. Uitgangspunt van de gemeente is, dat in principe alle overtredingen van wet- en regelgeving via handhaving worden beëindigd. Echter soms is er sprake van zeer bijzondere omstandigheden en kan het noodzakelijk en rechtvaardig zijn dat van bestuursrechtelijk handhavend optreden wordt afgezien. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van de gemeente gevraagd worden niet te voldoen aan de plicht tot

handhaving. Dit kan zich alleen voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Verder kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen, dat van optreden in die concrete situaties behoort te worden afgezien. 15

 

In zeer uitzonderlijke situaties kan de gemeente overgaan tot gedogen. Actief gedogen is het bewust afzien van sanctioneren op overtredingen. Hieraan ligt een expliciet besluit van de gemeente ten grondslag, de zogenoemde gedoogbeschikking. Gezien de plicht tot handhaven, is de gemeente Zaanstad zeer terughoudend in het afgeven van een gedoogbeschikking en is er geen plaats voor een actieve gedoogstrategie.

 

Indien een dergelijke bijzondere situatie zich voordoet, gelden de volgende randvoorwaarden:

· Het gedogen wordt zoveel mogelijk in omvang en/of tijd beperkt;

· Het gedogen gebeurt expliciet, schriftelijk en op basis van een zorgvuldige, kenbare belangenafweging;

· Er is concreet zicht op legalisatie.

 

In de praktijk komt het voor dat de gemeente feitelijk niet optreedt tegen bij het bevoegde gezag bekende overtredingen. Deze gedoogruimte loopt veelal samen met de vrije ruimte die in de toezichtfase aan toezichthouders wordt gegund om te waarschuwen en te overreden, dan wel om

tegen zaken (zaken met een lage prioriteit) geen verdere actie te ondernemen. Tegen laag geprioriteerd situaties treedt de gemeente doorgaans niet actief handhavend op. Maar indien in de toekomst blijkt, dat deze overtredingen meer prioriteit krijgen, kan de gemeente alsnog besluiten om handhavend op te treden. Dit geldt ook voor overtredingen die al jaren bestaan. De gemeente kan ook hier alsnog besluiten deze overtredingen in het kader van een speciaal handhavingproject op te

pakken. Deze projecten staan in het handhavingprogramma van de gemeente vermeld.

Hoofdstuk 4. Risico's, prioriteiten en uitvoeringsprogramma's.

Dit hoofdstuk vormt de opstap naar deel 2 van het beleidsplan. In deel 2 staat de uitwerking van de toetsing- en toezichtstrategie centraal. Op basis van de eerder genoemde algemene uitgangspunten moeten keuzen worden gemaakt. De gemeentelijke taken van vergunningverlening, toezicht en

handhaving zijn divers en omvangrijk. Er wordt daarbij uitgegaan van uitvoering op basis van de beschikbare capaciteit. Keuzes zijn daarom nodig. De gemeente gebruikt een risicoanalyse om een zorgvuldige en transparante keuze te kunnen maken in de uitvoeringsniveaus van de vele

verschillende taken. De risicoanalyse en de daaruit voortvloeiende prioriteiten zijn uitgewerkt in deel 2.

4.1 Risico's

Het gehanteerde risicomodel is gebaseerd op het model van het ministerie van Justitie en Veiligheid.

In dit model wordt het risico bepaald door 2 factoren:

1. De negatieve effecten die kunnen optreden als gevolg van overtreding van wetten en regels. De gemeente kent vier negatieve effecten:

· Fysieke onveiligheid;

· Gevaar volksgezondheid;

· Aantasting kwaliteit leefomgeving;

· Aantasting sociale kwaliteit van leven.

2. De kans op overtredingen: de mate waarin de burgers en bedrijven de regels overtreden

4.2 Prioriteiten

Op grond van de resultaten van de risicoanalyse krijgt de gemeente inzicht in welke taken een hoog, gemiddelde of laag risico hebben. Door de risico’s op deze manier in kaart te brengen, is het voor de gemeente mogelijk om prioriteiten te stellen en vergunningverlening, toezicht en handhaving te sturen. De gemeente zet haar beschikbare toezicht- en handhavingcapaciteit in op die gebieden waar de risico’s het grootst zijn. Tegelijkertijd wordt duidelijk welke taken geen of minder prioriteit hebben en dus minder intensief uitgevoerd worden.

4.3 Uitvoeringsprogramma

De resultaten van de risicoanalyse werkt de gemeente jaarlijks uit in een uitvoeringprogramma. In Zaanstad worden twee uitvoeringprogramma’s opgesteld in verband met de wijze waarop de organisatie is ingericht. Er is één uitvoeringsprogramma voor vergunningverlening en toezicht en

handhaving realisatiefase. Dit programma is gekoppeld aan de activiteiten vallend onder de Wabo.

Het andere uitvoeringprogramma heeft betrekking op toezicht en handhaving gebruiksfase.

In uitvoeringprogramma is aangegeven welke inspanningen de gemeente ten aanzien van welke taken in dat jaar zal gaan ondernemen. De inspanningen worden weergegeven en wel op twee manieren:

· De inzet van middelen in termen van tijd of geld; het aantal mensuren of de financiële middelen die gedurende een bepaalde periode aan een taak worden besteed.

· Het aantal uit te voeren toetsen en controles, aantal processen verbaal of aantal beschikkingen binnen een bepaalde periode.

De uitvoeringsprogramma’s verbinden met andere woorden de eerder genoemde visie, risico’s en prioriteiten met de middelen die in de begroting zijn vastgelegd.

Bijlage 1 Ontwikkelingen

De grondslag voor vergunningverlening ligt vast in diverse wet- en regelgeving, waarin is aangegevendat het verboden is om zonder toestemming van, meestal het college van b&w, een bepaalde activiteit te ontplooien. Het kan daarbij gaan om een grote diversiteit aan

activiteiten, zoals (ver)bouwen, slopen, wijzigen van monumenten, kappen van een boom, aanleggen van een uitweg en aanbrengen van handelsreclame. Het beoordelen van aanvragen voor vergunningen en meldingen vindt plaatst op grond van wet- en regelgeving. Daarbij is sprake van landelijke en provinciale regels. Binnen deze regels heeft de gemeente in het algemeen alleen beleidsruimte om te bepalen hoe zij de beoordeling inhoudelijk vorm geeft. De beoordelingskaders staan echter vast. Echter, er kan ook sprake zijn van lokale regels. Hier bepaalt de gemeente zelf de

kaders.

 

Beginselplicht tot handhaven.

De gemeente heeft een beginselplicht tot handhaven. In artikel 5.2 van de Wabo is deze opgenomen.

De gemeente heeft tot taak:

· zorg te dragen voor bestuursrechtelijke handhaving;

· gegevens met het oog op de uitoefening van die handhavingstaak van belang zijn te verzamelen en te registreren;

· klachten te behandelen die betrekking hebben op naleving van de in de Wabo genoemde wetten.

Ook in tal van andere wet- en regelgeving wordt de handhavende taak van de gemeente genoemd.

 

Ontwikkelingen vergunningverlening en handhaving

Meer meldingen, minder vergunningen

De afgelopen jaren laten zien dat binnen de wet- en regelgeving steeds meer een verschuiving plaatsvindt van vergunningen naar meldingen. Milieu en brandveilig gebruik zijn daarbij de belangrijkste voorbeelden. Door deze verschuiving is er ook binnen de keten van vergunningverlening en handhaving een verschuiving te zien. Door de uitbreiding van het aantal meldingen is de focus aan het verschuiven naar toezicht en handhaving in de beheerfase. De fase van vergunningverlening wordt in zekere zin uitgehold. Deze uitholling is ook terug te voeren op andere ontwikkelingen.

 

Meer algemene regels

Door de deregulering worden toestemmingen van gemeentewege steeds vaker geschrapt en vervangen door algemene regels. Deze regels worden vooral opgesteld om te kunnen optreden bij klachten en meldingen: toezicht en handhaving in de beheerfase.

 

Meer vergunningsvrij

Met de inwerkingtreding van de Wabo op 1 oktober 2010 zijn op het gebied van (ver)bouwen nieuwe regels voor vergunningsvrij bouwen in werking getreden. Enerzijds zijn meer (ver)bouwactiviteiten vergunningsvrij geworden, anderzijds zijn voor andere, niet risicovolle, (ver)bouwactiviteiten de regels juist weer aangescherpt. Op 1 januari 2012 wordt een deel van deze ontwikkeling ook doorgetrokken naar monumenten en rijksbeschermde stads- en dorpsgezichten. Vergunningsvrij betekent echter niet regelvrij: burgers, ondernemers en instanties moeten zich blijven houden aan bepaalde regels. De gemeente kan alleen nog maar achteraf nagaan of dit ook het geval is.

 

De ontwikkelingen laten zien, dat vergunningen in principe alleen nog nodig zijn voor de meest risicovolle activiteiten, waarbij vooral veiligheid vooropstaat. Toezicht en handhaving in de beheerfase nemen het stokje in de keten over. Echter, dit neemt niet weg dat vergunningverlening ook een

essentiële rol kan spelen bij het realiseren van andere beleidsdoelen, zoals duurzaamheid, gezondheid en leefbaarheid. Verwezen wordt bijvoorbeeld naar de Nationale Aanpak Gezondheid en Milieu (binnenklimaat van bijvoorbeeld kinderdagverblijven, onderwijsgebouwen en woningen) en de

Nationale Aanpak Transformatie van leegstaande kantoren.

 

Privaat wat kan, publiek wat moet

Het beoordelen van vergunningsaanvragen en meldingen aan de eerder genoemde kaders is op dit moment nog een publieke taak. Er zijn echter voornemens om de beoordeling aan bepaalde kaders onder certificering of iets dergelijks ook door de markt mogelijk te maken. De gemeente krijgt op dat moment een andere rol door alleen na te gaan of de beoordeling door een instantie is gedaan met de juiste papieren. De achterliggende gedachte van deze ontwikkeling is begrijpelijk: de burger, ondernemer of instantie is verantwoordelijk, maar de gemeente geeft een vergunning of melding af die

een bepaalde waarborg impliceert. Het huidige kabinet bereidt een aanpassing van het juridische stelsel voor om een duaal systeem (privaat en publiek) mogelijk te maken.

 

Wet Bibob 2012

Als de gemeente twijfelt over de integriteit van aanvragers, kan zij voor een uitgebreid onderzoek een Bibob-advies aanvragen bij het Bureau Bibob. Vervolgens adviseert het Bureau Bibob de gemeente.

De Wet Bibob (Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur) wordt per 1 januari 2012 uitgebreid en is ook van toepassing op:

· vastgoedtransacties met de overheid;

· de exploitatie van speelautomaten;

· de import van vuurwerk;

· de exploitatie van een wietshop, een winkel met spullen voor drugsgebruik(ers);

· vechtsportevenementen.

 

Herverdeling van handhavingstaken

Regelgeving is continu in beweging en leidt de laatste tijd steeds vaker tot een herverdeling van bevoegdheden op het gebied van handhaving. Dit betekent dat de gemeente daarop zal moeten inspelen. Voorbeelden zijn:

· Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche. Het kabinet komt met een pasjesregeling voor prostituees (de grootste gemeente heeft centrale rol bij regionale invoering). Dit houdt ook in, dat diverse lokale verordeningen veranderen, zoals de APV.

· De voorgenomen wijziging van de Drank- en Horecawet (DHW). Het voorstel van het kabinet houdt ondermeer in, dat het toezicht op de DHW, die nu door de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) wordt uitgevoerd, mogelijk gedecentraliseerd zal worden. Daarmee krijgt de gemeente

een nieuwe handhavingstaak die in de gemeentelijke organisatie moet worden ingebed.

· Het kabinet heeft besloten tot invoering van nationale politie. De huidige regionale structuur waarvan de regio Zaanstreek-Waterland deel uitmaakt- wordt beëindigd. De burgemeester behoudt de verantwoordelijkheid voor de openbare orde en veiligheid in de gemeente in afstemming met de gezagsdriehoek. Een en ander moet met ingang van 2012 zijn beslag

krijgen. De versterking van de lokale gezagsdriehoek wordt een belangrijke opdracht voor 2012. Plus de relatie met de nieuwe politieregio.

· Voorstel wijziging Gemeentewet i.v.m. het verstevigen van de regierol gemeente op het gebied van de integrale veiligheid. Het integraal veiligheidsplan Zaanstad 2012-2014 zal in 2012 door de gemeenteraad worden vastgesteld. De gekozen prioriteiten zullen in uitvoeringsplannen verder worden uitgewerkt. Op basis van de uitvoeringsplannen zullen in de

samenwerkingketens goede afspraken worden gemaakt over doelstellingen, taakverdelingen en monitoring. De burgemeester wordt verantwoordelijk voor de regie op de uitvoering van het veiligheidsplan.

· Wijziging van de Opiumwet. Strafbaarstelling voorbereidingshandelingen bij vervaardigen softdrugs, gericht op de rol van de growshops binnen hennepteelt. Verder wordt - afhankelijk van de situatie in de grensstreek - per 1 januari 2013 de wietpas in de rest van Nederland in gevoerd.

 

Wet Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG)

De BAG is een registratie waarin gemeentelijke basisgegevens over alle gebouwen en adressen in Nederland zijn verzameld. De basisregistraties dragen bij aan effectievere fraudebestrijding, openbare orde en veiligheid en kostenbesparing. De gegevens in de BAG zijn van een hoge kwaliteit. Deze kwaliteit blijft gewaarborgd doordat elke gebruiker verplicht is afwijkingen terug te melden.

Terugmeldingen aan de BAG zullen vaak leiden tot geconstateerde adressen en gebouwen. Deze zullen veelal in behandeling worden gegeven aan Gebruikstoezicht. Verder zijn toezichthouders nu verplicht bij afwijkingen ook zelf de beheerder BAG te informeren. Dit zal de nodige extra

handhavingcapaciteit vragen. Het is van groot belang dat er een goede samenwerking is tussen de toezichthouders en de beheerder BAG. Zo blijft kunnen terugmeldingen efficiënt verwerkt worden en blijft de kwaliteit van de gegevens hoog.

 

Herziening BOA stelsel

Er heeft een herziening plaatsgevonden van het Boa-bestel. In 2010 is het Besluit Buitengewoon Opsporingsambtenaar (waaronder de domeinlijst) in werking getreden. Deze wijziging bracht met zich mee, dat een omzetting diende plaats te vinden van de Boa-aktes. De nieuwe domeinlijst heeft ertoe

bijgedragen dat een keuze gemaakt moest worden ten aanzien van de functies die voor de Boa’s (buitengewoon opsporingsambtenaren) zijn aangevraagd. Eind 2010 zijn de aktes van de Boa’s ten aanzien hiervan aangepast. Het betreft ontwikkelingen die direct invloed hebben op de handhaving. Hierbij wordt steeds bezien hoe de effectiviteit en doelmatigheid van de handhaving versterkt kunnen worden.

Bijlage 2 Achtergrond preventiestrategie

Meer aandacht voor naleefgedrag Tafel van Elf

Om overtredingen te kunnen voorkomen is inzicht in het gedrag van (potentiële) overtreders van groot belang. Het ministerie van Justitie heeft onderzoek verricht naar aspecten die een rol spelen bij de afweging voor mensen om -kort gezegd- bewust of onbewust de regels te overtreden. In dit onderzoek zijn 11 aspecten benoemd (de “Tafel van elf”) die van invloed zijn op het naleefgedrag

dimensies spontane naleving

handhavingsdimensies (geforceerde naleving)

1. kennis van de regels

6. meldingskans

2. kosten en baten

7. controlekans

3. mate van acceptatie

8. detectiekans

4. normgetrouwe doelgroep

9. selectiviteit van toezicht

5. maatschappelijke controle

10. sanctiekans

 

11. sanctie-ernst

Tabel 1 De Tafel van Elf (meer informatie over de T11 is te vinden op www.hetccv.nl en www.it11.nl)

 

Dimensie spontane naleving via kennis en motivatie

Met spontane naleving wordt bedoeld in hoeverre een burger of bedrijf zich uit eigen overweging houdt aan geldende wet- en regelgeving. De gemeente kan spontane naleving beïnvloeden door het geven van voorlichting en het inzetten van communicatie. Door burgers te laten weten waarom er

regels er zijn, hoe ze overtredingen kunnen voorkomen, wat er gebeurt als ze wel overtreden, zullen zij die regels beter kennen.

 

Geforceerde naleving via controle en sanctionerend optreden

Met geforceerde naleving wordt bedoeld in welke mate burgers en bedrijven wet- en regelgeving naleven door ingrijpen van de gemeente. Het wordt bepaald door de mate waarin de regels in de praktijk worden gecontroleerd en op welke wijze en met welke sancties het naleven van een regel

wordt afgedwongen. De gemeente kan dit beïnvloeden door bijvoorbeeld vaker te controleren en door zichtbaarder te sanctioneren.

Voor het grootste gedeelte van de burgers en bedrijven zal het enkele feit met het bekend zijn met een regel al betekenen dat zij zich conformeren aan deze regel. Echter een kleinere groep, zal toch bewust vanuit eigen gewin op grond van diverse aspecten (bijvoorbeeld detectiekans en sanctie-ernst) een afweging maken of overtreding loont. Op deze groep zijn de “dimensies van spontane naleving” minder van invloed en komt er meer gewicht toe aan de “handhavingdimensies”.

 

Uitwerking preventiestrategie

Is er inzicht in de redenen waarom burgers en bedrijven bewust of onbewust de regels te overtreden dan kan de gemeente de optimale mix van handhaving en communicatie bepalen. In de piramide (hierna) is de relatie tussen de doelgroepen en de mix van instrumenten beschreven.

De Zaanse preventiestrategie richt zich hoofdzakelijk op de onderste lagen (spontaan en bewust naleven) uit de naleving piramide. Deze groep staat het meeste open voor preventieve beïnvloeding.

Toch zal de preventieve inzet ook –zij het in mindere mate- van invloed zijn op groepen hoger in de piramide. Door voorlichting over de sanctie-ernst en toezichtmethoden, kan deze doelgroep mogelijk ook op andere gedachten worden gebracht. Een kleine, selecte groep (top van de piramide) zal alleen

door handhavend optreden op andere gedachten gebracht kunnen worden.

Bijlage 3 Bestuurlijke handhavinginstrumenten

Opleggen van een last onder dwangsom

Bij het opleggen van een last onder dwangsom wordt de overtreder via een financiële prikkel gemotiveerd om de overtreding te beëindigen of om verdere overtreding of herhaling van de overtreding te voorkomen. De verantwoordelijkheid om de overtreding te beëindigen ligt bij dit

instrument bij de overtreder. De dwangsom moet in redelijke verhouding staan tot de zwaarte van de overtreding. Indien wordt besloten om een last onder dwangsom op te leggen, wordt dit via een schriftelijke handhavingbeschikking aan de overtreder bekendgemaakt. De overtreder leest in de last onder dwangsombeschikking welk wettelijk voorschrift wordt overtreden en binnen welke termijn die overtreding ongedaan moet zijn gemaakt voordat de dwangsom verbeurt. Indien na afloop van de

termijn de overtreding nog steeds voortduurt, gaat de gemeente over tot inning van de dwangsom. De gemeente stuurt de overtreder een invorderingsbeschikking. De overtreder wordt daarin gemeld welk

bedrag hij aan de gemeente is verschuldigd, dat de gemeente tot invordering zal overgaan en op welke wijze hij de verbeurde dwangsom aan de gemeente kan overmaken. Na het verbeuren van de dwangsom volgt in principe een hercontrole en een bevestigingsbrief, waarin het totale bedrag aan verbeurde dwangsommen op dat moment worden vermeld. De bevoegdheid tot invordering van de verbeurde dwangsom verjaart 1 jaar na de dag waarop de dwangsom is verbeurd.

 

Opvolgende dwangsom

Indien een last onder dwangsom wordt opgelegd maar het beoogde resultaat niet wordt bereikt (namelijk opheffing van de overtreding) terwijl de dwangsom maximaal is verbeurd, dan kan de gemeente opnieuw een last onder dwangsom opleggen. Het nieuwe te verbeuren dwangsom bedrag

kan worden verhoogd. Blijkbaar heeft de eerder opgelegde dwangsom dan niet voldoende geprikkeld om de overtreding te beëindigen.

 

Opleggen van een preventieve last onder dwangsom

De gemeente kan in sommige gevallen ook preventief een dwangsom opleggen. Dit is een dwangsom die de gemeente oplegt als er nog geen overtreding plaatsvindt, maar het zeer waarschijnlijk is, dat op zeer korte termijn een overtreding zal gaan plaatsvinden.

 

Toepassen (last onder) bestuursdwang

Bij het toepassen van bestuursdwang maakt de gemeente zelf op kosten van de overtreder een einde aan een illegale toestand. De gemeente Zaanstad kan verschillende maatregelen nemen om een einde aan een illegale toestand te maken. Zo kan de illegale toestand worden hersteld in de oude toestand, illegaal aanwezige zaken kunnen worden verwijderd en eventueel worden opgeslagen.

Werkzaamheden kunnen worden stilgelegd, een inrichting of terrein kan worden ontruimd en eventueel worden verzegeld. Ook kunnen er voorzieningen worden getroffen om verdere nadelige gevolgen van de overtreding te voorkomen.

 

Mediation en Buurtbemiddeling

De gemeente kan de partijen adviseren en wijzen op de mogelijkheid van buurtbemiddelingen en mediation als er sprake is van een conflict. Mediation en buurtbemiddeling zijn alternatieve wijzen van geschillenbeslechting om conflicten te voorkomen of op te lossen door het inzetten van onafhankelijke

derden (de mediator/ buurtbemiddelaar). Bij buurtbemiddeling moeten overigens de partijen wel instemmen met deze mogelijkheid. In beroepsprocedures kan de rechter mediation aan de partijen

opleggen.

 

Bestuurlijke strafbeschikking

Op 21 december 2010 (Z/2010/393395) heeft het college besloten om de bestuurlijke strafbeschikking gefaseerd in te voeren in de gemeente Zaanstad. De Bestuurlijke strafbeschikking is ingevoerd voor

overlastfeiten in de openbare ruimte per 1 januari 2011 en voor overlastfeiten betreffende de openbare orde per 1 januari 2012. Invoering van de bestuurlijke strafbeschikking zal leiden tot een versterking van de samenwerking met de politie daar waar het gaat om bestrijding van overlast

betreffende de openbare orde. Daarnaast zullen er afspraken worden gemaakt over de projectmatige wijze van aanpak van overlastsituaties. De politie heeft daarbij aangegeven, dat zij in de nachtelijk uren aanwezig blijft en ook de 24-uursverantwoordelijk zullen blijven continueren. De politie blijft voor deze feiten gewoon bevoegd, ondanks invoering van de bestuurlijke strafbeschikking. In 2012 zullen er afspraken met de politie worden gemaakt aangaand de invulling van de taken.

 

Intrekken van de verleende vergunning of ontheffing

De gemeente kan een eerder verleende vergunning of ontheffing intrekken als bestuurlijke sanctie op onrechtmatig gedrag van de houder. Bijvoorbeeld in geval niet in overeenstemming met de omgevingsvergunning is gehandeld. Intrekking is slechts mogelijk op grond van de gronden die in de

verschillende wet- en regelgeving waarvoor de gemeente bevoegd gezag is, zijn opgenomen. Het intrekken van een vergunning of ontheffing is niet altijd gericht op herstel in een legale situatie, maar heeft een straffend karakter. Om de overtreding daadwerkelijk te laten beëindigen, combineert de

gemeente dit instrument met het toepassen van bestuursdwang. Bijvoorbeeld in het geval dat een Drank- en Horecavergunning of een horeca- exploitatievergunning wordt ingetrokken, kan de horecalocatie via bestuursdwang worden gesloten als de overtreder niet zelf tot sluiting overgaat.

Deze zware sanctie past de gemeente toe indien sprake is van opzettelijke en herhaaldelijke overtredingen. De situatie waarin de gemeente van de intrekkingbevoegdheid gebruik maakt, wordt van geval tot geval beoordeeld.

 

 

Voorbeelden intrekkingbevoegdheid van de gemeente

De gemeente kan op grond van de Wabo een verleende vergunning of ontheffing als sanctie geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

· niet in overeenstemming met een vergunning of ontheffing is of wordt gehandeld;

· de vergunninghouder zich niet aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften houdt;

· de houder van de vergunning of ontheffing de geldende algemene regels niet naleeft;

· blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

 

Op grond van de Drank- en Horecawet kan de gemeente een verleende vergunning of ontheffing als sanctie geheel of gedeeltelijk intrekken indien: niet wordt voldaan aan de eisen van zedelijk gedrag van de

leidinggevende, het wijzigingen van leidinggevenden in de inrichting, voorgedane incidenten in de inrichting waarbij er gevaar kan ontstaan voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid.

 

Op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening kan de burgemeester een horecaexploitatievergunning intrekken indien:

· de daarbij gestelde voorschriften worden overtreden;

· er een verandering van omstandigheden of inzichten is opgetreden na het verlenen van de vergunning (incidenten die de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid hebben aangetast zouden op grond daarvan kunnen leiden tot intrekking van de horeca- exploitatievergunning).

 

Op grond van de Opiumwet kan de gemeente een horeca-inrichting voor bepaalde tijd sluiten indien:

· in voor het publiek openbaar toegankelijke lokalen en daarbij behorende erven (de horeca-inrichting inclusief terras) harddrugs worden verkocht;

· harddrugs worden afgeleverd;

· harddrugs worden verstrekt dan wel daartoe aanwezig zijn.


1

Het gaat dan om een breed scala aan wet- en regelgeving o.a. : de Wet milieubeheer en hieruit voortvloeiende besluiten, de

Wet bodembescherming, de Wet ruimtelijke ordening, de Monumentenwet, de Woningwet (inclusief bouwverordening,

Welstandsnota), de Algemene Plaatselijke Verordening (APV), de Drank- en horecawet en de Wet op de Kansspelen,

Bouwbesluit (inclusief Gebruiksbesluit), Wet Kinderopvang en peuterspeelzalen.

 

2

Voorbeelden van bedankkaartjes zijn, hondenkoekjes aan een kaartje bij hondencontrole acties en fietsreflectoren aan een

kaartje bij een fietsparkeeractie.

 

3

De inzet van positieve acties is zodanig de aandacht trekken dat mensen erover gaan spreken, elkaar erop aanspreken en

uiteindelijk het gewenste gedrag gaan vertonen

 

4

Deze vernieuwde toezichtvorm heeft de gemeente in 2011 al stapsgewijs in gevoerd bij specifieke handhavingprojecten. In

2012 zal hier mee worden door gegaan.

 

5

NB. Nadat de toezichthouders zijn opgeleid in het controleren van kwaliteitszorgsystemen, kan systeemtoezicht in de nabije

toekomst worden ingezet als vernieuwde toezichtvorm

 

6

Zie voor een uitwerking deel 2.

 

7

Bij de behandeling van de klachten, meldingen en signalen houdt de gemeente zoveel mogelijk rekening met de

Handhavingwijzer opgesteld door de Nationale Ombudsman (september 2010). Deze Handhavingwijzer is een leidraad met

twaalf spelregels over hoe de gemeente dient om te gaan met klachten, meldingen, signalen en handhavingverzoeken van

burgers.

 

8

In 2010 is met het Functioneel Parket ( FP) en het Regionaal Milieu Team (RMT) afgesproken dat voorlopig alle brieven van

overtredingen met betrekking tot bodem, asbest, vuurwerk en bedrijven naar het RMT worden doorgestuurd. Afhankelijk van de situatie kan de politie strafrechtelijk optreden. Zodra de politie (landelijk) heeft besloten hoe de werkverdeling tussen het

regionale milieuteam en de basispolitiezorg plaats zal vinden, zullen gemeente en politie nieuwe afspraken maken.

 

 

9

Op grond van (artikel 5.26) van de Wabo), waarin is bepaald dat de gemeente de kosten die gepaard gaan met beheer van

afvalstoffen mag verhalen

 

10

Het bedrag van €127 is opgebouwd uit de kosten van verwijdering en verwerking door de Dienst Stadsbedrijven à € 55,

administratie, en handhavingkosten à € 58,32 en BTW à € 13,68.

 

11

In Zaanstad zijn de bevoegdheden in verkeersituaties als volgt verdeeld: de politie gaat over het rijdend verkeer en de Boa’s

gaan over het stilstaande verkeer

 

12

Vanaf 2012 komen er nieuwe bevoegdheden vanuit de nieuwe DHW naar de gemeente toe. De gemeente zal in 2012

bepalen welke nieuwe taken zij met welke prioriteit zal gaan uitvoeren.

 

13

Het Besluit algemene regels voor inrichtingen verdeelt de bedrijfsmatige activiteiten in drie categorieën. Op de lichtste

categorie, de zogenaamde A inrichtingen zijn een deel van de voorschriften van het besluit van rechtswege van toepassing. De

Type B inrichtingen moeten zich vooraf melden bij de gemeente Zaanstad en voor de zwaarste klasse bedrijven, de

zogenaamde C inrichtingen bestaat er de vergunningplicht.

 

14

Een voorlopige voorziening houdt in, dat een verzoek vragen om schorsing van een bepaalde maatregel of besluit van de

gemeente aan de rechtbank wordt gedaan. Een burger of bedrijf kan dit verzoeken als zij in beroep of bezwaar gaan tegen een

besluit van de gemeente

 

15

De voorwaarden voor gedogen zijn vastgelegd in de nota ‘Grenzen aan gedogen’ van het ministerie van Justitie.