Organisatie | Renswoude |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Maatregelenverordening WWB, IOAW, IOAZ en BBZ |
Citeertitel | Onbekend |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2012 | 01-01-2015 | Onbekend | 28-02-2012 Heraut, 19 maart 2012 | 109844 |
De raad van de gemeente Renswoude;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Renswoude van 23 november 2011,
artikel 147, eerste lid, Gemeentewet, artikel 8, eerste lid, onder b van de Wet werk en bijstand (WWB), artikel 35, eerste lid onder b van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen ( IOAZ);
overwegende dat het noodzakelijk is het verlagen van de uitkering van belanghebbende van 27 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar, werkloze werknemer van 50 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar en de gewezen zelfstandige van 55 jaar en ouder doch jonger dan 65 jaar, bij wijze van sanctie te regelen;
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 2 Het opleggen van een maatregel
Als de belanghebbende naar het oordeel van het college tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan dan wel de uit de wetten of de artikel 30c van de Wet Suwi voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, waaronder begrepen het zich jegens het college zeer ernstig misdragen, wordt overeenkomstig deze verordening een maatregel opgelegd.
De duur van de maatregel wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd, opnieuw één van de verplichtingen genoemd in de WWB, IOAW en IOAZ schendt. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 8 eerste lid onder c van deze verordening. Wanneer de laatste verwijtbare gedraging onder artikel 14 valt wordt in plaats van de duur, de hoogte van de maatregel verdubbeld.
De duur van de maatregel kan door het college voor ten hoogste vier maanden worden opgelegd wanneer belanghebbende zich schuldig heeft gemaakt aan drie of meer verwijtbare gedragingen in een periode van 24 maanden. Deze periode vangt aan op de dag van bekendmaking van het besluit, waarbij een maatregel is opgelegd naar aanleiding van de eerste verwijtbare gedraging. Wanneer de laatste verwijtbare gedraging onder artikel 14 valt wordt de hoogte van de maatregel verviervoudigd met een maximum van 4 maanden uitkeringsnorm.
Het college heroverweegt de in artikel 4, lid 2 van deze verordening bedoelde verlaging, of de verlaging die (na een eerdere heroverweging) voor een periode langer dan drie maanden is voortgezet, binnen een termijn van ten hoogste drie maanden na de datum van het besluit tot verlaging of voortzetting van de verlaging.
Artikel 6 Het besluit tot opleggen van een maatregel
In het besluit tot opleggen van een maatregel wordt in ieder geval vermeld:
Artikel 8 Afzien van het opleggen van een maatregel
Het college ziet af van het opleggen van een maatregel indien:
de gedraging meer dan één jaar vóór constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte bijstand is verleend. Een maatregel wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na verloop van vijf jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden;
Artikel 10 Samenloop van gedragingen
Indien een belanghebbende zich tegelijkertijd schuldig maakt aan twee of meer verwijtbare gedragingen welke tegelijkertijd worden geconstateerd en die het niet nakomen van een verplichting als genoemd in artikel 2, lid 1 van deze verordening inhouden, wordt voor het bepalen van de hoogte en duur van de maatregel uitgegaan van de gedraging waarop de zwaarste maatregel is gesteld.
Hoofdstuk 2 Het niet nakomen van de verplichtingen
Artikel 11 Indeling in categorieën
Gedragingen van de belanghebbende inhoudende het niet of niet voldoende nakomen van de verplichtingen bedoeld in artikel 9 WWB en artikel 37 IOAW en IOAZ, worden onderscheiden in de volgende categorieën:
het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij het UWVwerkbedrijf of het niet tijdig verlengen van de registratie.
het niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen of te aanvaarden.
het niet of onvoldoende nakomen van de verplichting tot gebruik maken van de geboden voorziening, waaronder begrepen het niet of onvoldoende meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling, scholing of zelfstandige maatschappelijke participatie, voor zover dit niet heeft geleid tot het geen doorgang vinden of tot voortijdig beëindigen van het traject.
het niet of onvoldoende nakomen van de verplichting tot gebruik maken van de geboden voorziening, waaronder begrepen het niet of onvoldoende meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling, scholing of zelfstandige maatschappelijke participatie, voor zover dit heeft geleid tot het geen doorgang vinden of tot voortijdig beëindigen van het traject.
Artikel 12 De hoogte van de maatregel
Onverminderd artikel 2, lid 2 van deze verordening wordt de maatregel vastgesteld op:
het geven van een schriftelijke waarschuwing bij gedragingen van de eerste categorie. Wanneer binnen een periode van één jaar, te rekenen vanaf de datum waarop een schriftelijke waarschuwing is gegeven, wederom niet tijdig de inschrijving als werkzoekende bij het UWV-werkbedrijf is verlengd, wordt een maatregel opgelegd van 5% van de uitkering gedurende een maand, onverminderd artikel 2, lid 2 van deze verordening.
Hoofdstuk 3 Niet nakomen van de inlichtingenplicht
Artikel 13 Te laat verstrekken van gegevens
Indien de belanghebbende de verplichting op grond van artikel 17 WWB en artikel 13 IOAW en IOAZ niet is nagekomen door informatie die van belang is voor verlening van de bijstand of de voortzetting daarvan niet binnen de door het college daartoe gestelde termijn te verstrekken, wordt volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing.
Wanneer binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop een schriftelijke waarschuwing is gegeven wederom niet tijdig de verplichting van artikel 17 WWB en artikel 13 IOAW en IOAZ wordt nagekomen, wordt met toepassing van de artikelen 18 en 54 WWB en artikelen 17 en 37 IOAW en IOAZ een maatregel vastgesteld van 5% van de uitkering gedurende een maand, onverminderd artikel 2, lid 2 van deze verordening.
Artikel 14 Schending inlichtingenplicht met benadeling gemeente
Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht, bedoeld in artikel 17 WWB en artikel 13 IOAW en IOAZ, van de wet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van de bijstand, wordt de maatregel vastgesteld op 10% van het benadelingsbedrag met een afronding van € 10,- naar boven en een minimumbedrag van € 50,-.
Artikel 15 Schending inlichtingenplicht zonder benadeling gemeente
Wanneer het niet nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder een schriftelijke waarschuwing is gegeven, wordt met toepassing van artikel 18 WWB en artikel 20 IOAW en IOAZ een maatregel vastgesteld van 5% procent van de uitkering gedurende een maand, onverminderd artikel 2, lid 2 van deze verordening.
Hoofdstuk 4 Overige gedragingen
Artikel 16 Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid
Indien aan de belanghebbende bijzondere bijstand is verleend voor het vrijwillige eigen risico in de zorgverzekering wordt een maatregel opgelegd ter hoogte van 100% over de daarvoor verleende bijzondere bijstand wegens het tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan.
Artikel 17 Zeer ernstige misdragingen
Indien een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover het college of zijn ambtenaren, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de wet, als bedoeld in artikel 18, tweede lid van de WWB, artikel 20, tweede lid IOAW en artikel 20, eerste lid IOAZ wordt onverminderd artikel 2, tweede lid, een maatregel opgelegd. Deze gedragingen worden onderscheiden in de volgende categorieën:
Artikel 18 Nadere verplichtingen
Indien aan belanghebbende één of meerdere verplichtingen zoals bedoeld in artikel 55 en/of 57 van de WWB zijn opgelegd en deze niet of onvoldoende worden nagekomen, wordt er een maatregel opgelegd van 20% van de bijstandsnorm gedurende een maand.
Artikel 18b Onvoldoende meewerken aan plan van aanpak
Onder ‘gedragingen die de inschakeling in de arbeid belemmeren als bedoeld in artikel 11, wordt vanaf 1 januari 2012 mede verstaan: het onvoldoende meewerken aan het opstellen, uitvoeren dan wel evalueren van een plan van aanpak.
Artikel 20 Intrekking oude regeling
De afstemmingsverordening Wet werk en bijstand Renswoude, vastgesteld op 11 december 2007, wordt ingetrokken met ingang van de inwerkingtreding van de Maatregelenverordening WWB, IOAW, IOAZ en BBZ.