Organisatie | Borsele |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Gemeenschappelijke Regeling inzake het in stand houden en exploiteren van een Zeeuwse Muziekschool |
Citeertitel | Gemeenschappelijke Regeling de Zeeuwse Muziekschool |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
De regeling is mede vastgesteld door het college. Alle Zeeuwse gemeenten nemen aan de regeling deel.
onbekend
geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-05-2008 | 01-01-2015 | nieuwe regeling | 03-03-2008
| geen |
De raden en de colleges van Burgemeester en Wethouders van de gemeenten Borsele, Goes, Hulst, Kapelle, Middelburg, Noord-Beveland, Reimerswaal, Schouwen-Duiveland, Sluis, Terneuzen, Tholen, Veere en Vlissingen;
overwegende dat de 1 januari 1984 aangegane Gemeenschappelijke Regeling inzake het in stand houden en exploiteren van een Zeeuwse Muziekschool, waarbij een rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam de Zeeuwse Muziekschool is gevormd;
dat het gewenst is de vigerende gemeenschappelijke regeling te wijzigen met ingang van 1 januari 2008, in verband met aanpassing van de deelnemers na de gemeentelijke herindeling en gewijzigde inzichten met betrekking tot de bestuurssamenstelling;
gelet op de Gemeentewet en de Wet gemeenschappelijke regelingen;
de Gemeenschappelijke Regeling inzake het in stand houden en exploiteren van een Zeeuwse Muziekschool te wijzigen en vast te stellen als volgt:
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
het openbaar lichaam genoemd in artikel 2, tweede lid van deze regeling;
de aan deze regeling deelnemende gemeente(n);
Deze regeling heeft ten doel een vorm van bestuurlijke en organisatorische samenwerking, waarbinnen het geven van kunsteducatieve activiteiten, waaronder instrumentaal en vocaal muziekonderwijs en muzikale vorming in de ruimste zin ten behoeve van leerlingen woonachtig in de deelnemende gemeenten wordt uitgeoefend.
In de vergaderingen van het algemeen bestuur wordt bij stemmingen het gewicht van de stem van het door de betreffende gemeente aangewezen lid bepaald door de som van het bedrag in euro’s dat de deelnemende gemeente in het lopende begrotingsjaar bijdraagt in de vaste kosten, de niet-toerekenbare kosten en de variabele kosten, afgerond naar boven op een veelvoud van 100.000, gedeeld door de factor 100.000.
In een besloten vergadering wordt geen besluit genomen over:
a. het doen van uitgaven die niet of tot een lager bedrag op de begroting voorkomen en het aanwijzen van de middelen tot dekking van zodanige uitgaven;
b. het aangaan van geldleningen, het uitlenen van gelden en het aangaan van rekening-courantovereenkomsten.
Het dagelijks bestuur bestaat uit ten minste drie en ten hoogste vijf door het algemeen bestuur uit zijn midden aan te wijzen leden, met dien verstande dat het algemeen bestuur maximaal twee leden van het dagelijks bestuur van buiten de kring van het algemeen bestuur kan aanwijzen. De aanwijzing geschiedt op aanbeveling van het dagelijks bestuur en voor een periode gelijk aan die van de zittingsduur van de leden van de gemeenteraad. Het algemeen bestuur kan die aanwijzing te allen tijde intrekken.
Het dagelijks bestuur vergadert voorafgaand aan elke vergadering van het algemeen bestuur en voorts zo vaak de voorzitter dit nodig oordeelt of ten minste twee leden zulks, onder opgave van redenen, schriftelijk verzoeken, in welk laatste geval de vergadering binnen veertien dagen na ontvangst van dit verzoek wordt gehouden.
Tot de taak van het dagelijks bestuur behoort:
a. de dagelijkse zorg ten aanzien van alle belangen van de Zeeuwse Muziekschool;
b. het voorbereiden en het uitvoeren van de besluiten van het algemeen bestuur;
c. het nemen van conservatoire maatregelen, zowel in als buiten rechte, en het doen van al wat nodig is ter voorkoming van verjaring en verlies van recht of bezit;
d. het in overeenstemming met de betreffende gemeentebesturen bepalen in welke gemeente welk programma zal worden aangeboden;
e. Het benoemen, schorsen en ontslaan van het onderwijzend en niet-onderwijzend personeel, behoudens het bepaalde in artikel 24.
De leden van het dagelijks bestuur zijn ieder afzonderlijk en tezamen voor de uitoefening van hun bevoegdheden verantwoording schuldig aan het algemeen bestuur en geven te dien aanzien in een vergadering van dat bestuur, of schriftelijk, alle verlangde inlichtingen.
Het algemeen en het dagelijks bestuur verstrekken aan de raden van de deelnemende gemeenten mondeling of schriftelijk alle inlichtingen die door één of meer leden van die raden worden verlangd.
Deze inlichtingen worden zo spoedig mogelijk, en in ieder geval binnen één maand na de dag van het verzoek, verstrekt.
Onverminderd het bepaalde in deze regeling zijn op het personeel, zolang door het algemeen bestuur geen ander besluit is genomen en voorzover geen regeling geldt van de rijksoverheid, van toepassing de rechtspositieregelingen en de regelingen voor de salarissen en lonen zoals deze gelden in de gemeente Middelburg, met dien verstande dat waar in deze regeling sprake is van Raad, Burgemeester en Wethouders en de gemeente, daarvoor wordt gelezen: algemeen bestuur, dagelijks bestuur en de Zeeuwse Muziekschool.
Het dagelijks bestuur zendt jaarlijks voor 1 april een ontwerpbegroting voor het komende kalenderjaar, gebaseerd op toegelichte programma’s alsmede een overzicht van financiële beleidsuitgangspunten voor de komende jaren (meerjarenraming), toe aan de raden van de deelnemende gemeenten.
Indien uitvoering is gegeven aan het gestelde in artikel 29, tweede lid, houdt het dagelijks bestuur bij het opstellen van de ontwerpbegroting daarmee rekening.
De raden van de deelnemende gemeenten kunnen binnen twee maanden na ontvangst daarvan aan het dagelijks bestuur schriftelijk hun gevoelen doen blijken.
Het dagelijks bestuur dient jaarlijks voor 1 juni bij het algemeen bestuur de ontwerpbegroting voor het komende kalenderjaar in, voorzien van een memorie van toelichting alsmede een overzicht van financiële beleidsuitgangspunten voor de komende jaren (meerjarenraming). Bij dezen zijn gevoegd de reacties van de raden van de deelnemende gemeenten op de toegezonden stukken als omschreven in het eerste lid.
Hoofdstuk 1 Rekening en verantwoording
Het dagelijks bestuur legt vóór 15 april aan het algemeen bestuur verantwoording af over het afgelopen kalenderjaar, onder overlegging van de opgestelde jaarrekening, het ingediende jaarverslag met de daarbij behorende bescheiden en een berekening van de door de gemeenten te betalen bijdragen, benevens het rapport van de met de controle belaste accountant.
1. De deelnemende gemeenten verplichten zich bij te dragen in de kosten van de Zeeuwse Muziekschool zijnde vaste kosten, niet-toerekenbare kosten en variabele kosten.
a. De kosten worden als volgt over de deelnemende gemeenten omgeslagen:
bijdrage in de vaste kosten volgens de formule:
aantal inwoners deelnemende gemeente (per 1 jan begrotingsjaar)
------------------------------------------------------------------------------ x totaal vaste kosten
totaal aantal inwoners deelnemende gemeenten
bijdrage in de niet-toerekenbare kosten volgens de formule:
totaal aantal docentenuren deelnemende gemeente
---------------------------------------------------------------- X totaal niet-toerekenbare kosten
totaal aantal docentenuren alle deelnemende gemeenten
bijdrage in de variabele kosten:
het, met inachtneming van het bepaalde in artikel 29 lid 2, met de gemeente overeengekomen budget.
b. Onder vaste kosten worden verstaan de huisvestingskosten van de Zeeuwse Muziekschool over het betreffende kalenderjaar, voor zover deze door het algemeen bestuur als redelijk zijn aangemerkt.
c. De niet-toerekenbare kosten zijn de overige kosten die niet rechtstreeks aan de onderwijssectoren worden toegerekend, namelijk de inhoudelijke overheadkosten, de overige personele verplichtingen, de administratie- en organisatiekosten en de algemene kosten en baten.
d. Er kan een voorziening worden gevormd tot een maximum van 1% van de totale begroting, waaruit incidentele tekorten op de exploitatierekening kunnen worden bestreden. Deze voorziening wordt gevoed door en aangewend voor het verschil tussen het effectieve en begrote bedrag voor organisatiekosten en de overige zelf verworven inkomsten.
e. De variabele kosten zijn de personeelskosten voor docenten en de diverse uitvoeringskosten, die rechtstreeks aan de onderwijssectoren zijn toe te rekenen.
f. Kosten en baten, voortvloeiend uit eventuele verschillen tussen de normatief vastgestelde en de werkelijk afgenomen docentenuren worden ten laste van, respectievelijk ten gunste van een voorziening variabele en niet-toerekenbare kosten gebracht. Deze voorziening is gebonden aan een maximum van 2,5% van de loongevoelige kosten en wordt tevens gevoed door en aangewend voor het effectieve en begrote bedrag voor, vervangingskosten, wachtgelden, kosten garantie-uren en andere personele lasten. Indien de voorziening in enig jaar niet toereikend is om de kosten uit te bestrijden, dan worden deze in verhouding tot het aantal normatief vastgestelde docentenuren door de gemeenten gedragen.
Het algemeen bestuur stelt jaarlijks in de begroting het budget voor de docentenuren vast volgens de in de begroting opgenomen onderwijssectoren.
a. Het dagelijks bestuur zendt vóór 1 januari ten behoeve van de nog vast te stellen begroting een opgavenformulier aan de raden van de deelnemende gemeenten. Hierin wordt een prognose gegeven van de kosten per docentenuur per onderwijssector en een voorstel gedaan voor de af te nemen docentenuren per onderwijssector. De gemeenten zenden dit formulier, met de door de gemeente normatief vastgestelde af te nemen docentenuren, vóór 15 februari retour.
Indien het dagelijks bestuur geen opgave heeft ontvangen dient de betreffende gemeente het in de prognose opgenomen budget af te nemen.
b. De vermindering van het budget ten opzichte van de laatste vastgestelde begroting is, behoudens het bepaalde sub c van dit artikel, gebonden aan een maximum.
Het budget van de deelnemende gemeente voor de variabele kosten mag niet meer dan 5% worden verminderd. Daarbij dient eerst rekening gehouden te worden met de trendmatige fluctuatie van de kosten.
c. Indien de toepassing van de 5% vermindering genoemd onder b. leidt tot een verlaging van de totale gemeentelijke bijdragen van het variabele kostenbestanddeel (genoemd in art. 29 sub a) met meer dan 2% van de laatst vastgestelde begroting, vermeerderd met de trendmatige, fluctuatie van de kosten, dan wordt de vermindering van het budget van de betreffende gemeente zodanig evenredig verlaagd, dat de eerder genoemde 2% niet wordt overschreden.
Het dagelijks bestuur dient de conceptbegroting daarmee in overeenstemming te brengen.
Indien de vermindering van het budget voor variabele kosten leidt tot extra personeelslasten, voortvloeiend uit het op de Zeeuwse Muziekschool van toepassing verklaarde rechtspositieregelingen, door teruggang van het aantal formatieplaatsen, zullen de betreffende gemeenten hier extra bijdragen voor beschikbaar stellen, in verhouding tot de mate, waarin de budgetverminderingen door die gemeenten de teruggang van het aantal formatieplaatsen hebben veroorzaakt.
De deelnemende gemeenten zijn verplicht op verzoek van het Dagelijks Bestuur het bedrag van de in de begroting geraamde bijdrage bij wijze van voorschot, in vier gelijke termijnen, aan de Zeeuwse Muziekschool uit te keren, met dien verstande dat het gehele voorschot voor het einde van ieder cursusjaar is voldaan. De eerste termijn is op 1 februari verschuldigd, de tweede op 1 april, de derde op 1 juni en de vierde op 1 augustus. Bij niet tijdige betaling wordt is de wettelijke rente verschuldigd.
Op basis van een vierjarig beleidsplan wordt het jaarlijkse programmaplan door het algemeen bestuur vastgesteld. Het programmaplan is onderdeel van de programbegroting. Voorzover een gemeente een programmaplan vaststelt dat afwijkt van het door het algemeen bestuur voor de overige gemeenten vastgestelde programmaplan, worden de daaruit voortvloeiende kosten ten laste van de betreffende gemeente gebracht. Indien zich omtrent de uitvoering van een vastgesteld werkplan geschillen voordoen van inhoudelijke en/of financiële aard kunnen deze ter beslissing worden voorgelegd aan een geschillencommissie. Deze commissie wordt als volgt samengesteld: één lid aan te wijzen door de betreffende gemeente, één lid aan te wijzen door het dagelijks bestuur van de Zeeuwse Muziekschool en één lid aan te wijzen door de beide hiervoor genoemde aangewezen leden van de commissie.
Hoofdstuk 1 Duur, toetreding en uittreding
Indien het algemeen bestuur, de deelnemende gemeenten gehoord hebbende, daartegen geen bezwaar heeft, kan een andere gemeente tot deze regeling toetreden krachtens daartoe strekkende besluiten van de desbetreffende gemeente. Het algemeen bestuur kan nadere voorwaarden stellen met betrekking tot de toetreding van andere gemeenten.
Indien één van de deelnemende gemeenten wil uittreden kan zulks geschieden bij besluit van de raad van die gemeente. De uittreding kan slechts geschieden aan het eind van ieder kalenderjaar, met dien verstande dat het besluit voor 1 juli moet zijn genomen met inachtneming van een opzegtermijn van twee jaren.
Het algemeen bestuur bepaalt de algemene voorwaarden van uittreding en legt deze vast. Bij verzoek tot uittreding wordt op basis van de algemene voorwaarden per geval bepaald hoe de uittreding kan plaatsvinden. Hierbij zal de uittredende gemeente minimaal een uittredingsbedrag aan de Zeeuwse Muziekschool betalen ter voorziening in de daarmee gemoeide kosten.
Hoofdstuk 1 Wijziging en opheffing
Indien het voorstel uitgaat van één of meer deelnemende gemeenten dan zendt, respectievelijk zenden die het voorstel met zijn beschouwingen terzake binnen drie maanden aan de deelnemende gemeenten. De deelnemende gemeenten nemen binnen drie maanden na ontvangst van het voorstel een besluit en delen dit terstond aan het Algemeen Bestuur mede.
Zodra het bericht van goedkeuring van de regeling is ontvangen wordt dit door Burgemeester en Wethouders van de gemeente Middelburg aan de overige deelnemende gemeenten bericht. Binnen 10 dagen na ontvangst van dit laatste bericht dragen de gemeenten zorg voor inschrijving in het register, als bedoeld in artikel 27, eerste lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
Na een eventuele opheffing van deze Gemeenschappelijke Regeling draagt elk van de samenwerkende gemeenten bij in de lasten voor garantie en werkloosheidsuitkering, naar de maatstaf als bedoeld in artikel 29, met dien verstande dat bij de toepassing van de daarin opgenomen formule wordt uitgegaan van de gegevens over het laatste kalenderjaar.