Organisatie | Tynaarlo |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Subsidieverordening gemeente Zuidlaren |
Citeertitel | Subsidieverordening gemeente Zuidlaren |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Subsidieverordening 1998 |
Subsidie beleidsregels welzijn
Gemeentewet, art. 149
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-12-1998 | 01-01-2011 | ingetrokken | 15-12-1998 Oostermoer, 29-12-1998 | Raadsverdagdering, agendapunt 21, 15-12-1998 |
Paragraaf 1 Algemene bepalingen
Artikel 2 Reikwijdte verordening
Deze verordening is van toepassing op subsidiëring van activiteiten die door subsidie-ontvangers worden uitgevoerd.
Paragraaf 2 Uitvoering subsidieverordening
Artikel 6 Begrotingsvoorbehoud
1.Voor zover een subsidie wordt verleend ten laste van de gemeentelijke begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, kunnen burgemeester en wethouders de voorwaarde stellen dat de raad voldoende financiële middelen beschikbaar stelt of dat goedkeuring wordt verleend.
2.Deze voorwaarde vervalt, indien burgemeester en wethouders daar niet binnen vier weken na de vaststelling of goedkeuring van de begroting een beroep op hebben gedaan.
Paragraaf 3 Subsidie-aanvraag, -verlening, -bevoorschotting en vaststelling
Paragraaf 3.1. Subsidie-aanvraag
indien eerder dezelfde of in hoofdzaak dezelfde activiteiten hebben plaatsgevonden, de jaarrekening en de daarbij behorende accountantsverklaring over een nader door burgemeester en wethouders te bepalen aantal boekjaren en in elk geval over het laatst verstreken boekjaar, bestaande uit een balans aan het begin en aan het einde van het boekjaar en een staat van baten en lasten, beide vergezeld van een toelichting;
Paragraaf 3.2. Subsidieverlening
Artikel 11 Weigering van subsidies die drie of meer jaren achtereen zijn verstrekt
Indien aan een subsidie-ontvanger voor drie of meer achtereenvolgende jaren subsidie is verstrekt voor dezelfde of in hoofdzaak dezelfde voortdurende activiteiten, geschiedt gehele of gedeeltelijke weigering van de subsidie voor een daarop aansluitend tijdvak op de grond dat veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten, slechts met inachtneming van een redelijke termijn.
Paragraaf 3.3. Verplichtingen van de subsidie-ontvanger
Artikel 14 Verplichtingen met betrekking tot het financieel beheer
De subsidie-ontvanger is verplicht de administratie op een overzichtelijke wijze te voeren. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen met betrekking tot de wijze van inrichting van de financiële en administratieve bescheiden.
Burgemeester en wethouders kunnen aan de subsidieverlening verplichtingen verbinden. In ieder geval kunnen verplichtingen worden opgenomen ten behoeve van het beperken of wegnemen van nadelige gevolgen van de subsidie voor derden.
Artikel 16 Reserves en voorzieningen
Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat de subsidie-ontvanger een reserve en/of een voorziening vormt.
Artikel 17 Toezicht en controle
Door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren of andere personen hebben desgevraagd inzage in administratieve en financiële bescheiden van de subsidie-ontvanger, daaronder begrepen adviezen van externe deskundigen. Zij ontvangen alle inlichtingen die voor een juiste uitoefening van hun functie in het algemeen en voor de beoordeling van de gesubsidieerde activiteiten in het bijzonder nodig zijn.
De in lid 2 genoemde financiële rapportage wordt bij subsidiebedragen van meer dan
€ 22.689,01 voorzien van een verklaring van getrouwheid, zoals bedoeld in artikel 393 boek 2 van het Burgerlijk Wetboek van een daartoe bevoegde accountant. Daarbij wordt tevens gerapporteerd omtrent recht- en doelmatigheid, alsmede over de naleving van de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen.
Paragraaf 3.5 Intrekking en wijziging
Artikel 24 Intrekking of wijziging subsidievaststelling
De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd, indien vijf jaren zijn verstreken sedert de dag waarop zij is bekendgemaakt dan wel, in het geval, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, sedert de dag waarop de handeling in strijd met de verplichting is verricht of de dag, waarop aan de verplichting had moeten zijn voldaan.
Paragraaf 3.6 Betaling, voorschotten en terugvordering
Artikel 27 Betaling in gedeelten
Het subsidiebedrag kan in gedeelten worden betaald, mits bij verordening of bij de beschikking tot subsidieverlening is bepaald, hoe de gedeelten worden berekend en op welke tijdstippen zij worden betaald.
Artikel 29 Opschorting betalingsverplichting
De verplichting tot betaling van een subsidiebedrag of een voorschot wordt opgeschort met ingang van de dag waarop burgemeester en wethouders aan de subsidie-ontvanger schriftelijk kennis geven van het ernstige vermoeden, dat er grond bestaat om toepassing te geven aan artikel 23 en/of 24, tot en met de dag, waarop de beschikking omtrent de intrekking of wijziging is bekendgemaakt of de dag, waarop sedert de kennisgeving van het ernstige vermoeden dertien weken zijn verstreken.
Artikel 30 Onverschuldigd betaalde subsidiebedragen
Onverschuldigd betaalde subsidiebedragen en voorschotten kunnen worden teruggevorderd, voor zover na de dag, waarop de subsidie is vastgesteld, dan wel de handeling als bedoeld in artikel 24, lid 1, sub c, heeft plaatsgevonden, nog geen vijf jaren zijn verstreken.
In bijzondere gevallen, en voor zover toepassing van deze verordening zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard, kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het in deze verordening bepaalde.
Burgemeester en wethouders kunnen van verplichtingen, gesteld bij of krachtens deze verordening, ontheffing verlenen.
In dit artikel worden veel gebruikte begrippen omschreven. Bij de definities is waar mogelijk gekozen voor een formulering die overeenkomt met de derde tranche Algemene wet bestuursrecht
Subsidieplafond (Awb afdeling 4.2.2)
Dit artikel is ontleend aan de Awb. Op grond van dit artikel kan de raad bepalen dat voor een subsidiesoort een bedrag gedurende een periode beschikbaar is. Hierdoor wordt voorkomen dat er zogenaamde open einde-regelingen kunnen ontstaan. Een subsidie-aanvraag moet namelijk worden geweigerd, als daardoor een vastgesteld subsidieplafond wordt overschreden (zie artikel 10, lid 3).
Dit artikel is ontleend aan Awb 4:34. Het begrotingsvoorbehoud moet in de beschikking tot subsidieverlening worden opgenomen. Het begrotingsvoorbehoud geeft burgemeester en wethouders de mogelijkheid om op een subsidieverlening terug te komen. Dit betekent dat een subsidie-ontvanger voor langere tijd in onzekerheid verkeert. Daarom is in lid 2 opgenomen dat burgemeester en wethouders binnen vier weken na de begrotingsvaststelling of-goedkeuring een beroep op het voorbehoud moeten doen.
Het opnemen van een termijn, waarvoor subsidies moeten worden aangevraagd, is gezien de veelheid aan gemeentelijke subsidies en de huidige aanvraagmomenten, in deze (algemene) verordening niet mogelijk. Daarom is gekozen voor het begrip tijdig. (In Awb art. 4:60 staat: tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, wordt de aanvraag van de subsidie uiterlijk dertien weken voor de aanvang van het boekjaar ingediend.)
In beleidsregels kan aan het begrip “tijdig” een nadere invulling worden gegeven door te bepalen dat een aanvraag voor een bepaalde datum moet worden ingediend.
Het in het eerste lid begrip “tijdig” duidt er op dat op een subsidie-aanvraag in de regel wordt beslist, voordat met de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd, is begonnen. Het achteraf aanvragen van subsidie is in ieder geval niet tijdig.
Dit artikel bevat de weigeringsgronden voor een subsidie, voordat tot subsidieverlening is overgegaan en is grotendeels ontleend aan de Awb (artikel 4:35). Het biedt de mogelijkheid om preventief op te treden als met grote waarschijnlijkheid vaststaat dat zich later een intrekkingsgrond (zie artikel 23 e.v.) zal voordoen. Voor het weigeren van een subsidie is het wel noodzakelijk dat de aanvrager overeenkomstig artikel 4:7 of 4:8 Awb “gehoord” wordt.
“Uit efficiency-overwegingen”.
Voorbeeld: deze weigeringsgrond kan worden gebruikt als het gemeentebestuur van mening is dat zij uit het oogpunt van een doelmatige/doeltreffende inzet van de gemeentelijk subsidiemiddelen slechts één instelling op een bepaald gebied wensen te subsidiëren.
Uit de formulering blijkt dat andere, niet genoemde, weigeringsgronden mogelijk blijven.
In lid 3 is bepaald dat de gevraagde subsidie in ieder geval wordt geweigerd, als het ingestelde subsidieplafond wordt overschreden.
Weigering van subsidies die drie of meer jaren achtereen zijn verstrekt
In dit artikel, ontleend aan art. 4:51 Awb, wordt verwoord dat bij subsidies die drie jaar of meer zijn verleend, de subsidie-ontvanger er op mag vertrouwen dat de subsidie wordt voortgezet. Dit artikel ziet dus op de situatie, waarin het gemeentebestuur voor de toekomst een einde wil maken aan of een wijziging wil aanbrengen in de bestaande subsidieverhoudingen (zie ook artikel 25).
Het moet overigens gaan om subsidie voor dezelfde of in hoofdzaak dezelfde activiteiten. Indien zo’n subsidie wordt geweigerd, dan kan dit slechts met inachtneming van een redelijk termijn, tenzij bijvoorbeeld:
a.een subsidie voor een bepaalde periode wordt verleend; dan kan een subsidie-ontvanger niet een beroep doen op dit artikel. De subsidie-ontvanger heeft er niet op mogen vertrouwen dat de subsidie ook na deze termijn zou worden voortgezet. Hetzelfde geldt voor subsidies, verleend
b.de subsidie-ontvanger niet meer voldoet aan de oorspronkelijke subsidiecriteria.
Het in acht nemen van een redelijke termijn betekent dat een weigering tijdig moet worden aangekondigd. In de praktijk zal dit betekenen dat bij met name beleidswijzigingen de daarbij betrokken subsidie-ontvangers zo spoedig mogelijk moeten worden geïnformeerd.
Uitvoeringsovereenkomst (zie Awb art. 4:36)
De uitvoeringsovereenkomst, het woord zegt het al, is een uitwerking en/of nadere detaillering van de beschikking tot subsidieverlening. Het is niet meer mogelijk zonder een subsidiebesluit een subsidie-overeenkomst aan te gaan. De regering acht de beschikking-vervangende-subsidie-overeenkomst “in beginsel een doorkruising van het in een publiekrechtelijke regeling – te weten de Awb – neergelegde stelsel van waarborgen en derhalve niet toegestaan”.
In de beschikking tot subsidieverlening zullen in ieder geval de essentiële elementen, zoals het subsidiebedrag, welke activiteiten worden gesubsidieerd en de verplichtingen van de subsidie-ontvanger, moeten staan.
In deze artikelen zijn enige verplichtingen voor de subsidie-ontvanger opgenomen. Deze artikelen zijn ontleend aan de Awb (paragraaf 4.2.8.4).
De in artikel 16 genoemde mogelijkheid, het opleggen van een verplichting tot reservevorming aan een subsidie-ontvanger, verkleint de kans dan een instelling een beroep doet op een aanvullende subsidiëring.
Voor de subsidie-ontvanger schept het opleggen van een dergelijke verplichting duidelijkheid over zijn eigen verantwoordelijkheid.
Voor zover wordt bepaald dat een reserve/voorziening moet worden gevormd, zal in de beschikking tot subsidieverlening moeten worden aangegeven waarvoor een reserve moet worden gevormd en tot welk bedrag.
Voorziening als bedoeld in artikel 374 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
Reserve als bedoeld in artikel 373 van boek van het Burgerlijk Wetboek.
Na de beschikking tot subsidieverlening dient de subsidie nog te worden vastgesteld. Uitgangspunt is dat de subsidie-ontvanger na afloop van de activiteiten of het tijdvak waarvoor subsidie is verleend, een aanvraagt indient tot vaststelling van de subsidie. In lid 1 is bepaald in welke gevallen een aanvraag achterwege kan blijven.
In de leden 5 en 6 zijn de gevolgen opgenomen van het niet of niet tijdig indienen van de aanvraag tot vaststelling. Ambtshalve vaststelling betekent hier dat de subsidie moet worden vastgesteld op basis van de op dat moment beschikbare gegevens.
Lager vaststellen van de subsidie (Awb artikel 4:46, lid 2 en 3)
In lid 2 wordt gesproken van kosten die in redelijkheid niet noodzakelijk zijn. Om welke kosten het gaat, is afhankelijk van de situatie en omstandigheden, waaronder de kosten zijn gemaakt. Per situatie zal dus moeten worden uitgemaakt, of kosten al dan niet voor rekening van de subsidie-ontvanger dienen te blijven. Dat dit goed gemotiveerd dient te gebeuren, is vanzelfsprekend.
Tussentijdse intrekking of wijziging subsidieverlening en intrekking of wijziging
subsidievaststelling (Awb art. 4:48 en 4:49)
Het gaat hier om intrekking of wijziging – ten nadele van subsidie-ontvanger – met terugwerkende kracht tot het moment van subsidieverlening en vaststelling. Het kan hier gaan om bijvoorbeeld een sanctie dan wel herstel van onjuistheden.
Artikel 23 lid 1 sub e (een beroep op het begrotingsvoorbehoud). Dit artikel betekent een inbreuk op de systematiek dat een subsidie eerst wordt verleend en later wordt vastgesteld. Vanuit het oogpunt van rechtszekerheid van de subsidie-ontvanger, is de periode waarin tot correctie op grond van artikel 24 kan worden, in de tijd beperkt.
Intrekking of wijziging subsidieverlening, wijziging voor de toekomst of in bestaande
subsidieverhouding (Awb art. 4:50)
Dit artikel vertoont op het eerste gezicht enige gelijkenis met artikel 23. Er bestaat echter een belangrijk verschil. Dit artikel ziet op een andere situatie, namelijk die, waarin het gemeentebestuur voor de toekomst een einde wil maken aan of een wijziging wil aanbrengen in de bestaande subsidieverhouding. Zie ook artikel 11.
Ter verduidelijking het volgende. Als een besluit tot subsidieverlening door een fout onjuist is en de subsidie-ontvanger wist dit of hoorde dit te weten, kan de subsidieverlening met terugwerkende kracht worden ingetrokken (artikel 23). Als de subsidie-ontvanger niet wist, kon of behoorde te weten dat de beschikking tot subsidieverlening onjuist was, kan dat hem niet worden aangerekend en dient bij het doorvoeren van de wijziging/intrekking een redelijke termijn te worden aangehouden. Wat redelijk is, is afhankelijk van de feitelijke omstandigheden.
De essentie van dit artikel is dat in de beschikking tot vaststelling van een subsidie wordt aangegeven, hoe de subsidie, na aftrek van eventueel verleende voorschotten, wordt uitbetaald.
Het tweede lid geeft een subsidie-ontvanger zekerheid dat de (resterende) subsidie snel wordt uitbetaald.
De waarderingssubsidie verschilt op een belangrijk punt van de overige subsidies, namelijk dat het gemeentebestuur de uitgevoerde activiteiten niet naar aard en inhoud wil beïnvloeden. Het gaat hierbij veelal om relatief kleine bedragen. Nu een directe relatie met de activiteiten van de subsidie-ontvanger ontbreekt, kan worden volstaan met een beknopt verslag, waaruit in ieder geval zal moeten blijken dat de activiteiten zijn verricht. Ook kan bij de aanvraag het activiteitenplan beknopt zijn. In de praktijk zullen subsidieverlening en subsidievaststelling vaak samenvallen.
Onder een incidentele subsidie-aanvraag wordt verstaan een aanvraag die betrekking heeft op een activiteit die verricht wordt binnen een jaar nadat de subsidie-aanvraag is gedaan. Deze aanvragen worden derhalve niet meegenomen met de reguliere subsidie-aanvragen. Het biedt de mogelijkheid om nieuwe initiatieven toch te honoreren.
Dit artikel biedt burgemeester en wethouders de mogelijkheid om, vaak ten gunste van een subsidie-ontvanger, af te wijken van de verordening. Het zal duidelijk zijn dat van deze bevoegdheid een spaarzaam gebruik moet worden gemaakt. In de deelverordeningen of beleidsregels behorend bij deze verordening wordt aangegeven, welk artikel uit deze subsidieverordening niet van toepassing is bij subsidies waarop de deelverordeningen/beleidsregels betrekking hebben. De raad bepaalt zo uiteindelijk, welke bepalingen uit deze verordening wel of niet van toepassing worden verklaard.