Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Arnhem

Verordening financieel beleid en beheer gemeente Arnhem

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieArnhem
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening financieel beleid en beheer gemeente Arnhem
CiteertitelVerordening financieel beleid en beheer gemeente Arnhem (nr. 2118)
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Vervangt de verordening van 15 december 2003, nr. CS/CTRF/2003/114.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-04-200601-01-2013nieuwe regeling

13-02-2006

Arnhemse Koerier22 februari 2006

B&W03-01-2006,CS/CTRF/2005/137

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening financieel beleid en beheer gemeente Arnhem

 

 

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.dienst:

iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie die als zodanig een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college heeft;

b.administratie:

het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Arnhem en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

c.financiële administratie:

het onderdeel van de administratie dat omvat het systematisch maken en verwerken van aantekeningen betreffende de financiële gegevens van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Arnhem, teneinde te komen tot een goed inzicht in:

de financieel-economische positie;

het financiële beheer;

de uitvoering van de begroting;

het afwikkelen van vorderingen en schulden;

alsmede tot het afleggen van rekening en verantwoording daarover;

d.administratieve organisatie:

het stelsel van organisatorische maatregelen gericht op het tot stand brengen en het in stand houden van de goede werking van de bestuurlijke en ambtelijke informatieverzorging ten behoeve van de verantwoordelijke leiding;

e.jaarcyclus:

proces van financiële kaderstelling, (meerjaren)begroting, tussentijdse rapportage en jaarverslag en jaarrekening;

f.financieel beheer:

het uitoefenen van bestuur over en toezicht op het beheer van middelen en het uitoefenen rechten van de gemeente Arnhem;

g.rechtmatigheid:

het in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving, waaronder gemeentelijke verordeningen, raadsbesluiten en collegebesluiten;

h.doelmatigheid:

het realiseren van bepaalde prestaties met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen;

i.doeltreffendheid:

de mate waarin de beoogde maatschappelijke effecten van het beleid ook daadwerkelijk worden behaald.

Titel1. Begroting en verantwoording

Kaderstellen

Artikel 2. Jaarcyclus

Het college biedt de raad een voorstel aan voor het procesmatige verloop van elke jaarcyclus.

Artikel 3. Programmabegroting

  • 1.

    De raad stelt in ieder geval bij de aanvang van een nieuwe raadsperiode een (deel)programma-indeling vast.

  • 2.

    De raad steltper (deel)programma vast:

    • a.

      WAT de gemeente voor de stad, haar inwoners en de stedelijke samenleving wil bereiken (de maatschappelijke effecten);

    • b.

      WAT het hiervoor gaat doen (de prestaties);

    • c.

      WELKE financiële middelen hiervoor beschikbaar zijn (lasten, baten en saldo).

  • 3.

    Het college stelt per (deel)programma indicatoren voor met betrekking tot de beoogde maatschappelijke effecten en de te leveren prestaties.

  • 4.

    De raad stelt de indicatoren, bedoeld in het derde lid, vast.

Artikel 4. Producten

  • 1.

    Het college stelt de productenraming vast en is bevoegd deze aan te passen. Een en ander binnen de (deel)programmakaders zoals genoemd in artikel 3.

  • 2.

    Bij iedere begroting en jaarstukken geeft het college een overzicht van de toedeling van de producten uit de productraming aan de (deel)programma’s.

  • 3.

    Het college informeert de raad binnen de jaarcyclus over eventueel tussentijds aangebrachte wijzigingen.

Artikel 5. Kaders begroting

  • 1.

    Het college biedt de raad de uitgangspunten aan voor het volgende begrotingsjaar en de drie daarop volgende jaren. Hierbij worden de bevindingen betrokken uit de actuele tussentijdse rapportage over de uitvoering van de lopende begroting en uit de jaarstukken van het afgelopen begrotingsjaar.

  • 2.

    Kortingen op het gemeentefonds als gevolg van taakmutaties worden één-op-één doorgegeven aan de betreffende dienst.

  • 3.

    Toevoegingen als gevolg van taakmutaties worden overeenkomstig door het college aanvaarde financiële en beleidsmatige onderbouwingen doorgegeven aan de betreffende dienst en daartoe gedurende een periode van maximaal één jaar op concernniveau gereserveerd.

  • 4.

    De vaststelling van de uitgangspunten maakt onderdeel uit van het (meerjaren) begrotingsproces.

Uitvoering

Artikel 6. Uitvoering begroting

  • 1.

    Het college stelt regels die waarborgen dat de uitvoering van de begroting rechtmatig, doelmatig en doeltreffend verloopt.

  • 2.

    Het college draagt ten aanzien van de productenraming er zorg voor datde lasten en baten, door middel van kostentoerekening, eenduidig zijn toegewezen aan de producten van de productraming.

  • 3.

    Als ontwikkelingen in de begrotingsuitvoering of beleidswijzigingen aanleiding geven tot wijziging van door de raad geautoriseerde begrotingsbedragen legt het college daartoe tijdig een voorstel voor. Dergelijke voorstellen zijn voorzien van een begrotingswijziging.

  • 4.

    Een begrotingswijziging bevat ook de inhoudelijke aanpassingen ten opzichte van de informatie die in de oorspronkelijk vastgestelde begroting is opgenomen.

Beheersing en interne controle

Artikel 7. Interne controle

  • 1.

    Het college draagt ten behoeve van het getrouwe beeld en de rechtmatigheid van de jaarrekening zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking, en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2.

    Het college draagt zorg voor de interne toetsing van bedrijfsonderdelen op juistheid, volledigheid en tijdigheid van de bestuurlijke informatievoorziening, de rechtmatigheid van beheershandelingen en op misbruik en oneigenlijk gebruik van de gemeentelijke regelingen. Het college besluit over de gewenste planning of fasering van de toetsingen in de tijd.

  • 3.

    Het college zorgt op basis van de resultaten van de toets bedoeld in het tweede lid indien nodig voor een plan van verbetering. Het college neemt op basis van het plan van verbetering maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

  • 4.

    De resultaten van de toets en het plan van verbetering worden ter kennisgeving aan de raad aangeboden.

Rapportage en verantwoording

Artikel 8. Tussentijdse rapportage en informatie

  • 1.

    Het college informeert de raad door middel van tussentijdse rapportages over de realisatie van de begroting van de gemeente.

  • 2.

    Het college biedt de raad tussentijds rapportages aan overeenkomstig de afspraken die daarover zijn gemaakt in het in artikel 2 bedoelde voorstel jaarcyclus.

  • 3.

    De inrichting van de tussentijdse rapportages sluit aan bij de (deel)programma-indeling van de begroting.

  • 4.

    De rapportages gaan in op afwijkingen, zowel wat betreft de baten en lasten en de resultaten als de prestaties en relevante maatschappelijke effecten. De rapportages besteden in ieder geval aandacht aan substantiële afwijkingen ten aanzien van:

    • a.

      inkomsten uit de algemene uitkering;

    • b.

      de renteontwikkeling op de kapitaalmarkt;

    • c.

      resultaten uit grondexploitatie;

    • d.

      realisatie op begrote subsidieverwachtingen;

    • e.

      in de begroting voorziene risico’s.

Tevens besteden de rapportages aandacht aan de stand van zaken met betrekking tot grote projecten die in voorbereiding of ontwikkeling zijn.

5.Gesignaleerde afwijkingen worden waar nodig voorzien van een bijsturingsvoorstel.

Artikel 9. Jaarstukken

  • 1.

    Het college draagt zorg voor een adequate vertaling van de verantwoording van de diensten naar de productenrealisatie en naar de (deel)programma verantwoording.

  • 2.

    Het college legt verantwoording af over de uitvoering van de (deel)programma’s. In de verantwoording geeft het college aan:

    • a.

      WAT de gemeente voor de stad, haar inwoners en de stedelijke samenleving heeft;

    • b.

      bereikt (de maatschappelijke effecten);

    • c.

      WAT het daarvoor gedaan heeft (prestaties);

    • d.

      WELKE lasten en baten daarmee gemoeid zijn geweest;

    • e.

      HOE de resultaten zich verhouden tot de in de begroting gestelde doelen.

  • 3.

    De raad bepaalt aan de hand van de uitvoering van de (deel)programma’s of de beleidsdoelen van de (deel)programma’s voor het lopende jaar bijstelling behoeven.

Titel 2. Financiële positie

Kaderstellen

Artikel 10. Financiële positie

  • 1.

    Het college draagt er zorg voor, dat al het beleid waartoe de raad heeft besloten, in de uiteenzetting van de financiële positie en de meerjarenramingen is opgenomen.

  • 2.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de financiële positie de investeringsruimte.

  • 3.

    Het college doet in het investeringsplan bij de meerjarenbegroting jaarlijks nadere voorstellen over:

    • a.

      kredieten die met het vaststellen van de financiële positie zijn geautoriseerd en kredieten die worden geautoriseerd op basis van een nog aan de raad voor te leggen uitwerking;

    • b.

      de financiële planning en planning van het besluitvormingsproces voor de laatstgenoemde categorie kredieten;

    • c.

      kapitaalgoederen die direct ten laste van de dienstbudgetten kunnen worden gebracht;

    • d.

      de activering van geplande kredieten voor maatschappelijke investeringen in de openbare ruimte. Referenties hiervoor zijn de financiële positie van de gemeente en de spelregels uit het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (art. 59).

Artikel 11.

 

Artikel 11. Waardering & afschrijving vaste activa

  • 1.

    Onder activa met een meerjarig maatschappelijk nut, zoals genoemd in het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten, worden verstaan investeringen in aanleg en onderhoud van (inrichting) wegen, waterwegen; civiele kunstwerken, groen en kunstwerken.

  • 2.

    Geactiveerde kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief en het saldo van agio en disagio worden lineair in 4 jaar afgeschreven.

  • 3.

    Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 4.

    De materiële vaste activa met economisch nut en de investeringen in de openbare ruimte – afgezien van de expliciete keuzes als bedoeld in artikel 10, 2e lid, onder d - worden afgeschreven rekening houdend met actuele regelgeving en overigens overeenkomstig de normen gangbaar in het maatschappelijke verkeer.

  • 5.

    Ten behoeve van een consistente gemeentebrede toepassing actualiseert het college periodiek het waarderings- en afschrijvingsbeleid en stelt richtlijnen op voor de duur van de afschrijving per categorie zoals terreinen, gebouwen, bedrijfsmiddelen, etcetera. De raad wordt over het actuele beleid geïnformeerd.

Artikel 12. Voorziening voor oninbare vorderingen

  • 1.

    Voor openstaande vorderingen betreffende:

    • a.

      onroerende zaakbelasting gebruikers;

    • b.

      onroerende zaakbelasting eigenaren;

    • c.

      precariobelasting;

    • d.

      hondenbelasting;

    • e.

      afvalstoffenheffing;

en andere voorkomende heffingen en rechten wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd ter grootte van het historische percentage van oninbaarheid.

  • 2.

    Voor de overige vorderingen wordt al naar gelang hun aard en/of omvang een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van:

    • a.

      een beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen ouder dan drie maanden;

    • b.

      het historische percentage van oninbaarheid.

Artikel 13. Reserves en voorzieningen

  • 1.

    Met inachtneming van het wettelijke kader worden reserves en voorzieningen door de raad gedefinieerd.

  • 2.

    Reserves worden ingesteld bij expliciet raadsbesluit. Lopende het jaar kunnen worden ingesteld:

    • a.

      bestemmingsreserves die bestaan uit van derden verkregen middelen, waaraan geen stringente condities voor de richting van de aanwending zijn verbonden;

    • b.

      egalisatierekeningen die dienen om tariefschommelingen op te vangen of investeringsbijdragen te middelen.

      In de begroting en de jaarstukken dient te worden verwezen naar het desbetreffende raadsbesluit. Een voorstel tot het instellen van andere reserves wordt bij de begroting ingediend.

  • 3.

    Voorzieningen kunnen lopende het jaar worden ingesteld. Bij het vaststellen van de jaarrekening verleent de raad goedkeuring aan de gevormde voorzieningen.

  • 4.

    Het aantal reserves en voorzieningen wordt zo veel mogelijk beperkt. Hiertoe dient voor reserves bij het instellingsvoorstel en voor voorzieningen bij de jaarrekening informatie te worden verstrekt over:

    • -

      doel van de reserve of voorziening;

    • -

      motief voor de instelling;

    • -

      voeding ervan;

    • -

      maximale hoogte;

    • -

      maximale duur;

    • -

      bestedingsraming voor de komende jaren.

  • 5.

    Reserves en voorzieningen worden jaarlijks geactualiseerd en getoetst.

  • 6.

    Het college rapporteert zowel in de begroting als in de jaarstukken over de stand van zaken ten aanzien van de reserves. Voor de voorzieningen vindt deze rapportage alleen bij de jaarstukken plaats.

Artikel 14.

Kostprijsberekening

  • 1.

    Tenzij wettelijk anders is bepaald geldt als uitgangspunt dat de tarieven voor gemeentelijke producten en diensten 100% kostendekkend zijn.

  • 2.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van producten en diensten van de gemeente Arnhem wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten alleen die indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

  • 3.

    Het college verstrekt bij de begroting en jaarstukken informatie over de grondslagen van de kostentoerekening.

Artikel 15. Financieringsfunctie

  • 1.Het college draagt bij de uitoefening van de financieringsfunctie zorg voor:

    • a.

      het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden om de programma’s binnen de door de raad vastgestelde kaders van de begroting uit te kunnen voeren;

    • b.

      het beheersen van de risico’s verbonden aan de financieringsfunctie zoals renterisico’s, koersrisico’s en kredietrisico’s;

    • c.

      het zo veel mogelijk beperken van de kosten van de leningen en het bereiken van een voldoende rendement op de uitzettingen;

    • d.

      zo laag mogelijke interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

      • 2.

        Het college neemt bij de uitvoering van de financieringsfunctie de volgende richtlijnen in acht:

    • a.

      het uitzetten van overtollige geldmiddelen gebeurt bij financiële instellingen met minimaal een A - rating afgegeven door ten minste één gezaghebbende rating agency, of bij instellingen voor wiens waardepapieren een solvabiliteitseis geldt van 0%; daarnaast zijn financiële instellingen toegestaan die wat betreft de kwaliteit gelijkwaardig aan de A-rating gewaardeerd kunnen worden;

    • b.

      overtollige geldmiddelen worden uitsluitend uitgezet tegen vastrentende waarden, dan wel in producten waarbij de hoofdsom ten minste aan het eind van de looptijd intact is;

    • c.

      derivaten worden uitsluitend gebruikt ter beperking van financiële risico’s;

    • d.

      bij het aantrekken van financieringen voor langer dan 1 jaar vindt er marktoriëntatie plaats aan de hand waarvan de meest aantrekkelijke mogelijkheid wordt gecontracteerd;

    • e.

      overeenkomsten voor het aangaan van leningen, het uitzetten van middelen of het verlenen van garanties luiden in euro;

    • f.

      het college informeert de raad indien de wettelijke kasgeldlimiet of de renterisiconorm dreigt te worden overschreden.

      • 3.

        Verstrekken van leningen en garanties en het aangaan van financiële participaties anders dan genoemd in het tweede lid worden uitsluitend gedaan uit hoofde van de publieke taak. Bij het uitzetten van middelen, het verstrekken van garanties en het aangaan van financiële participaties uit hoofde van de publieke taak bedingt het college indien mogelijk zekerheden.

Het college motiveert in zijn besluit het openbare belang van dergelijke uitzettingen van middelen, verstrekkingen van garanties en financiële participaties.

  • 4.

    Het college stelt regels op:

    • a.

      ter uitvoering van het gestelde onder het eerste tot en met derde lid;

    • b.

      voor de uitoefening van zijn (gedelegeerde) bevoegdheden;

    • c.

      voor de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening.

Het college zendt deze regels ter kennisgeving aan de raad.

Artikel 16. Registratie bezittingen, activa en vermogen

  • 1.

    Het college draagt zorgt voor een actuele en volledige registratie van bezittingen. In de registratie worden ook opgenomen niet-geactiveerde kunstvoorwerpen met cultuurhistorische waarde en de niet- of netto geactiveerde investeringen in de openbare ruimte.

  • 2.

    Het college draagt er zorg voor, dat de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente systematisch worden gecontroleerd.

  • 3.

    Bij afwijkingen in de registratie van bezittingen neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

  • 4.

    De resultaten van de controle en eventuele plannen van verbetering worden ter kennisgeving aan de raad aangeboden.

Titel 3. Paragrafen

Artikel 17. Algemeen

  • 1.

    Het college presenteert in aparte paragrafen in de begroting en de jaarstukken respectievelijk de beleidsuitgangspunten en de voortgang en verantwoording voor de volgende beheersmatige activiteiten:

    • a.

      lokale heffingen;

    • b.

      weerstandsvermogen;

    • c.

      onderhoud kapitaalgoederen;

    • d.

      financiering;

    • e.

      bedrijfsvoering;

    • f.

      verbonden partijen;

    • g.

      grondbeleid;

    • h.

      investeringen.

  • 2.

    Het college biedt de onderliggende kaders voor deze activiteiten aan:

    • -

      in afzonderlijke nota’s met een vaste regelmaat (bijvoorbeeld gekoppeld aan de bestuursperiode);

    • -

      incidenteel op basis van een aan de raad voor te leggen beleidsagenda of geïncorporeerd in de paragrafen.

  • 3.

    De in het 2e lid genoemde beleidsagenda kan aanleiding geven tot toevoeging van extra vrijwillige paragrafen.

Artikel 18. Lokale heffingen

  • 1.

    Als onderdeel van de (meerjaren) begroting biedt het college eenmaal in de vier jaar de (herziene) beleidskaders voor de lokale heffingen aan. Onderdeel hiervan zijn:

    • -

      de samenstelling van het pakket aan gemeentelijke belastingen en heffingen;

    • -

      de verdeling van de druk van de belastingen;

    • -

      (uitgangspunten voor) de kostendekkendheid van de heffingen;

    • -

      (uitgangspunten voor) het kwijtscheldingsbeleid en het tarievenbeleid.

  • 2.

    Het college draagt zorg voor een overzicht van de verordeningen met de bijbehorende vaststellingsdata waarin tarieven, heffingen en prijzen zijn vastgelegd. Het college draagt er zorg voor dat er een actueel overzicht is van de tarieven, heffingen, prijzen en onderliggende kosten.

  • 3.

    Voor het vaststellen van de hoogte van gemeentelijke tarieven, heffingen en prijzen door de raad verstrekt het college aan de raad per verordening de actueel geraamde hoeveelheden per door de gemeente verstrekte dienst, waarover de tarieven, heffingen en prijzen in rekening worden gebracht en per verordening het totaal van de geraamde kosten.

Artikel 19. Weerstandsvermogen en risicomanagement

  • 1.

    Het college biedt een nota aan met een integrale visie op weerstandsvermogen en risicomanagement. In deze nota wordt ingegaan op het achterliggende financieel beleid, de gewenste en beschikbare weerstandscapaciteit en het risicomanagement.

  • 2.

    De paragraaf weerstandsvermogen actualiseert zonodig het hiervoor bedoelde kader, vermeldt de risico’s van materieel belang en geeft daarbij een inschatting van de kans dat deze risico’s zich voordoen. Tevens wordt expliciet vermeld het totaalbedrag aan verleende garanties en waarborgen.

Artikel 20. Onderhoud kapitaalgoederen

1.Voor het onderhoud van groen, water, wegen, riolering en gebouwen biedt het college meerjarige (integrale) beleidsplannen aan. Deze bevatten de kaders voor de inrichting van het onderhoud, de beoogde onderhoudskwaliteit, de normkostensystematiek en het hieraan gerelateerd meerjarig budgettair beslag.

Artikel 21.

Financiering

De paragraaf financiering bij de begroting en de jaarstukken benoemt in algemene termen het financieringsbeleid. Tevens doet het college verslag van:

  • a.

    de kasgeldlimiet;

  • b.

    de renterisico norm;

  • c.

    de liquiditeitsplanning en de financieringsbehoefte voor de komende drie jaar, met vermelding van het toe te passen financieringsinstrumentarium;

  • d.

    de rentevisie;

  • e.

    de rentekosten en renteopbrengsten verbonden aan de financieringsfunctie;

  • f.

    de omvang en samenstelling van het vreemde vermogen;

  • g.

    de omvang en samenstelling van de uitzettingen;

  • h.

    de huidige liquiditeitspositie;

  • i.

    het beleggen c.q. verstrekken van vaste financieringsmiddelen aan in Arnhem opererende woningbouwcorporaties en andere instellingen die beleidsmatig van belang zijn voor de gemeente Arnhem.

Artikel 22.

Bedrijfsvoering

  • 1.

    Het college stelt de doelen op het gebied van de bedrijfsvoering vast in relatie tot de door de raad periodiek vastgestelde programma doelstellingen. Het college besteedt hierbij speciale aandacht aan de relatie tussen het gemeentelijke apparaat en de inwoners van de gemeente.

  • 2.

    In de bedrijfsvoeringsparagraaf in de begroting worden vanuit de (meerjarig) gestelde doelen de actuele onderwerpen en activiteiten belicht. In de bedrijfsvoeringsparagraaf in het jaarverslag wordt over de voortgang ervan gerapporteerd, alsmede over nieuwe ontwikkelingen.

  • 3.

    Het college rapporteert in de bedrijfsvoeringsparagraaf van de begroting en jaarstukken over de voortgang van de onderzoeken naar de doelmatigheid en doeltreffendheid, bedoeld in artikel 213a Gemeentewet, en de uitputting van de bijbehorende budgetten.

Artikel 23. Verbonden partijen

Het college legt een voorstel voor oprichting van of deelname aan een verbonden partij voor aan de raad. Het voorstel vermeldt het openbare belang dat met de verbonden partij wordt gediend, verantwoordelijkheden, bevoegdheden en zeggenschap van elk van de partijen, alsmede een financiële- en risicoanalyse.

Artikel 24. Grondbeleid

  • 1.

    Het college biedt periodiek een (bijgestelde) nota grondbeleid aan ter behandeling en vaststelling door de raad. Deze nota bepaalt:

    • a.

      de strategische visie voor het grondbeleid in relatie tot de meerjarige ontwikkelingsvisie en de (meerjarige) programma’s van de gemeente;

    • b.

      de beleidsmatige kaders voor het bij de realisatie in te zetten instrumentarium; de kaders voor de jaarlijkse vastgoedrapportage waarin het college de raad over de voortgang rapporteert en een (meerjaren)raming voorlegt voor de onderhanden grondexploitaties.

  • 2.

    Met inachtneming van hetgeen in het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten is voorgeschreven bevat de paragraaf grondbeleid in de begroting op basis van de vastgoedrapportage het meerjarige beleids- en (financieel) uitvoeringskader. De paragraaf grondbeleid bij de jaarstukken geeft de gerealiseerde ontwikkeling ten opzichte van het begrotingskader weer.

Titel 4. Financiële organisatie en administratie

Artikel 25. Administratie

  • 1.

    Het college draagt zorg voor het verzamelen en vastleggen van gegevens over de geleverde prestaties en de maatschappelijke effecten, opdat de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid zoals vastgesteld door de raad, kunnen worden getoetst.

  • 2.

    De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

    • a.

      het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de diensten;

    • b.

      het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa met economisch nut, activa met maatschappelijk nut, voorraden, vorderingen en schulden, enzovoorts;

    • c.

      het verschaffen van informatie aan de budgethouders en voor het maken van kostencalculaties;

    • d.

      het bevorderen van de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en ter zake geldende wet- en regelgeving;

    • e.

      het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en ter zake geldende wet- en regelgeving;

    • f.

      de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen.

Artikel 26. Financiële organisatie

Het college draagt de zorg voor en legt (in een besluit) vast:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de diensten;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de regels voor de opdrachtverlening en de verrekening van leveringen tussen de diensten van de gemeente;

  • e.

    de te maken afspraken met de diensten over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    de regels voor de verlening van décharge over het gevoerde beheer van de diensten.

Artikel 27. Aanbesteding en inkoop

Het college draagt zorg voor en legt (in een besluit) vast de interne regels (protocol) voor de inkoop en aanbesteding van werken, leveringen en diensten. De regels waarborgen dat wordt gehandeld in overeenstemming met de regels ter zake van de Europese Unie.

Artikel 28. Subsidies

Het college draagt zorg voor het beleidsmatige kader voor de verstrekking van gemeentelijke subsidies die worden ingezet als instrument bij de uitvoering van de (deel) programma’s.

Titel 5. Slotbepalingen

Artikel 29.

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt na de voorgeschreven bekendmaking –met toepassing van artikel 25, lid 1 van de Tijdelijke Referendumwet- in werking per 1 januari 2004.

Artikel 30.

Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald onder de naam “Verordening financieel beleid en beheer gemeente Arnhem”.

Algemene toelichting op de verordening financieel beleid en beheer

In de paragraaf bedrijfsvoering uit de MJB 2004-2007 is te lezen dat:

“….Arnhem de afgelopen jaren veel aandacht heeft gegeven aan beleid en de ontwikkeling van een visie. De aandacht voor uitvoering van beleid en de daarvoor noodzakelijke ontwikkeling van een ondersteunende bedrijfsvoering is daarbij achterop geraakt”.

Vanuit hun rol benadrukken de commissie middelenbeleid, de rekenkamer en de accountant dit ook in hun advies over de laatste jaarverslagen respectievelijk de beoordeling van het instrumentarium dat de adequate informatievoorziening van management en bestuur moet verzekeren.

Afgezien van het geconstateerde gebrek aan aandacht en prioriteit wordt een breed scala van concrete verbeterpunten gesignaleerd: in willekeurige volgorde de herinrichting van de planning & control cyclus, de interne planning en controle, het risicomanagement. Kortom er is nog ongelooflijk veel te doen.

Tegelijkertijd zien wij in de afgelopen periode vanuit externe ontwikkelingen nieuwe referenties ontstaan voor de financiële functie. De Wet dualisering gemeentebestuur met zijn consequenties voor de bestuurlijke planning en control. En het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten dat de eigenheden van de planning en verantwoording van de overheid markeert. Vanuit deze nieuwe referenties dienen de gemeenten (lees de raad) in een verordening uitgangspunten op te stellen voor het financiële beleid en beheer en voor de financiële organisatie. Deze verordening moet waarborgen dat de bedrijfsvoering voldoet aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle.

Tegen de achtergrond van de geschetste ontwikkelingen bevindt de opgestelde verordening zich in het contrast van de realiteit en de wenssituatie. Als er een landelijke handreiking ter beschikking staat samen met een breed gesignaleerd beeld van wat er allemaal te verbeteren is, is het immers geen optie om een ander toetsingskader te benoemen dan dat van de gewenste situatie. Maar tegelijkertijd weten wij ook dat wij er nu niet aan kunnen voldoen, want daarvoor is eerst nog ongelooflijk veel te doen. Inspanningen waarvoor afhankelijk van de prioriteit een kortere of langere adem nodig is.

Met andere woorden de verordening dient als een raamwerk dat vooral ook op zijn intenties moet worden beoordeeld. Dit zijn geen intenties die zich tot de verordening als zodanig beperken. De veranderde prioriteit blijkt uit een aantal samenhangende actieplannen en specifieke aandachtsgebieden. Deze plannen zijn de voorwaarden om van de realiteit naar de wenssituatie te komen. Zij vormen dus als het ware één geheel met de verordening. Ook wordt verwezen naar de reactie d.d. 26 augustus 2003, CS/CTR/2003/98, naar de commissie middelenbeleid inzake de eerder genoemde adviezen.

In de toelichting bij de verordening zijn zo veel mogelijk beknopt de verbeteracties weergegeven.

Hierna volgt een samenvatting van geplande acties. Voor een aantal onderwerpen zal nog een prioriteitbepaling in de tijd moeten plaatsvinden.

Onderwerp

Ontwikkeling

Planning

Jaarcyclus

Evaluatie en voorstel voor 2004

November 2003 naar commissie

Programmabegroting

Programma verbetering beleidscyclus

-ontwikkelen duale begroting

-uitwerking visie en prioriteitstelling

-uitvoeren sturen op hoofdlijnen

2003 / 2004

2004

2005

Uitvoeringsregels begroting

Evaluatie spelregels begrotingsbeheer

Actualisering concernspelregels

2003

pm

Interne controle

Programma verbetering bedrijfsvoering

pm

Investeringsplan

 

Meerjarenbegroting 2005 / 2008 e.v.

Stapsgewijze opbouw

Financiering

Uitvoeringsregels

November 2003 naar commissie

Registratie bezittingen

 

pm

Risicomanagement

Programma verbetering bedrijfsvoering

2003 (plan van aanpak)

Onderhoud kapitaalgoederen

Gemeentelijke gebouwen in beheer FD

-Quick-scan onderhoudstoestand

-Onderhoud- en beheerplannen per object

-Meerjaren onderhoud- en beheerprogramma

2003

2004

2004

Grondbeleid

Aftrap actualisering met commissie

Nota grondbeleid

najaar 2003

voorjaar 2004

Uitvoeringsbesluit financiële organisatie

 

pm

Uitvoeringsbesluit Inkoop en aanbesteding

(Her)formulering inkoop- en aanbestedingsbeleid

2003

Toetsingskaders subsidieverlening

 

pm

 

 

 

Artikelsgewijze toelichting op de verordening financieel beleid en beheer

Artikel 2. Jaarcyclus

De invulling van de jaarcyclus staat onder invloed van tal van factoren. Zowel bestuurlijk inhoudelijke als praktische. Zo beïnvloedt de start van een nieuwe bestuursperiode met een nieuw programma de invulling van de cyclus. Ook de goede aansluiting op essentiële externe ramingsinformatie is een belangrijke factor.

Ofschoon bepaalde onderdelen –mede door wettelijke termijnen- redelijk vast liggen vraagt de precieze invulling van de cyclus en vooral de verbinding tussen de verschillende instrumenten afstemming tussen college en raad. Centrale schakel hierin is kaderstelling in meerjarig financieel perspectief. In 2003 is dit vorm gegeven door middel van de Winternota (uitwerking bestuursakkoord) en een perspectiefnota van het college. Deze laatste vormde de voorbereiding van de meerjarenbegroting en was daarin ook geïncorporeerd.

In het kader van de meerjarenbegroting 2004-2007 wordt geëvalueerd of het model 2003 voldoende inhoud kan geven aan de gewenste bestuurlijke kaderstelling en informatievoorziening.

Artikel 3. Programmabegroting

Artikel 2 bevat een aantal bepalingen over de inrichting van de begroting waarin zowel de kaderstellende als de controlerende functie van de raad tot uiting komt. Op basis van dit artikel legt de raad namelijk een belangrijk deel van de infrastructuur van de begroting vast evenals de kengetallen waarop de raad wil sturen en controleren. De basis hiervoor ligt in politiek bestuurlijke wensen. Dat is ook de reden dat de gemeente onder het nieuwe regime zijn eigen begrotingsopzet kan kiezen. Meestal zal die vaststelling voor enkele jaren gelden, bijvoorbeeld voor een gehele raadsperiode. Indien daartoe aanleiding is, kan de raad de indeling wijzigen.

Een programma is gebaseerd op de drie w-vragen: wat willen we bereiken, wat gaan we daar voor doen en wat mag dat kosten? Vooral voor de eerste twee vragen zullen in de praktijk indicatoren nodig zijn. In het dualistisch bestel moet de raad de w-vragen zelf beantwoorden; hij kan dat niet overlaten aan het college en / of de ambtelijke organisatie.

In het kader van de voorbereiding van de meerjarenbegroting 2004-2007 heeft een bestuurlijk-ambtelijke werkgroep het basismodel van de duale Arnhemse (deel) programmabegroting ontwikkeld. Dit proces zal nu worden vervolgd met het ontwikkelen van een evenwichtige systematiek van doelstellingen en indicatoren (=onderdeel programma verbetering beleidscyclus).

Artikel 4. Producten

Het college is belast met de uitvoering van de begroting. Hiertoe stelt het college binnen de kaders van de programmabegroting een productraming op. Het college kan die raming tussentijds aanpassen in het belang van de sturing op het gewenste eindresultaat. Het college is vrij in het aantal producten en de indeling daarvan.

De productraming is in de systematiek van het BBV geen onderdeel van de begroting. In het 2e en 3e lid wordt geregeld dat de raad tijdens de jaarcyclus een overzicht krijgt van de producten behorende bij de verschillende (deel)programma’s.

Artikel 5. Kaders begroting

De artikelen 3 en 4 betreffen vooral de infrastructuur van de begroting. Artikel 5 gaat over het meerjarige budgettaire kader. Dat vormt, zoals in de meeste gemeenten gebruikelijk is, de grondslag voor de eigenlijke begroting. Met betrekking tot lid 2 en 3 geldt de volgende toelichting.

  • a.

    Kortingen

    • ·

      De overweging om kortingen in tegenstelling tot toevoegingen meteen te vertalen in een neerwaartse bijstelling van de budgetten is het financiële risico. Het wachten op een beleidsmatige onderbouwing kan maken dat het budget in de tussentijd “gewoon” is uitgegeven.

    • ·

      Mocht het toch noodzakelijk zijn dat het budget geheel of gedeeltelijk beschikbaar blijft dan dient een college- en raadsvoorstel door de dienst te worden opgesteld.

  • b.

    Toevoegingen

Belangrijke overwegingen om toevoegingen eerst op concernniveau te reserveren zijn:

  • ·

    de gewenste omvang van zowel het te voeren beleid als de benodigde financiën is nog niet bepaald;

  • ·

    het kan taken betreffen die wij als gemeente al langere tijd uitvoeren maar waarvoor het Rijk nu pas (extra) middelen beschikbaar stelt. Derhalve zijn de aan het gemeentefonds toegevoegde middelen niet noodzakelijk;

  • ·

    een derde overweging is dat wij ervoor kiezen deze taken geheel of gedeeltelijk niet uit te voeren.

Expliciete afzonderlijke collegebesluitvorming is hiermee dus noodzakelijk.

Artikel 6. Uitvoering begroting

In artikel 6 legt de raad het college een aantal eisen op die voor een goede uitvoering van de begroting noodzakelijk zijn. In het eerste lid wordt bepaald dat het college de rechtmatigheid, de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de uitvoering dient te waarborgen. Lid 2 stelt eisen voor de onderwerpen die van belang zijn voor de opstelling van de productraming.

Uitvoering van de begroting dient altijd binnen geautoriseerde kaders plaats te vinden. In dit verband regelen lid 3 en 4 de tussentijdse autorisatie ten gevolge van:

  • -

    ontwikkelingen in de begrotingsuitvoering (bijsturing);

  • -

    nieuw beleid.

In het duale stelsel geeft de raad geen nadere uitvoeringsregels om aan de prestatie-eis te voldoen. Deze uitvoeringsregels zijn aan het college.

Het gaat hier om het ‘management control systeem’ in brede zin, de inrichting van de processen, de administratieve organisatie enzovoorts. Het college stuurt dit aan door middel van kadercirculaires en concernrichtlijnen.

Dit artikel geeft voor een deel een meerjarig ambitieniveau aan. Een dekkend geheel van waarborgen zal verder moeten worden ontwikkeld bijvoorbeeld in het kader van het programma “verbetering bedrijfsvoering.”

Artikel 7. Interne controle

De raad legt in dit artikel enkele basiscondities vast voor de interne controle. Daarmee verkrijgt de raad de zekerheid dat het college aan de eisen genoemd in met name artikel 6, eerste lid, zal kunnen voldoen.

De interne controle omvat de controle binnen de processen bijvoorbeeld door middel van functiescheiding als ook eventuele aanvullende onderzoeken.

De genoemde onderzoeken in dit artikel omvatten niet de interne onderzoeken van het college naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur. Regels voor deze interne onderzoeken zijn opgenomen in de verordening artikel 213a Gemeentewet.

Dit artikel geeft voor een deel een meerjarig ambitieniveau aan. Dit zal verder uitwerking moeten krijgen in het kader van het programma “verbetering bedrijfsvoering.” Permanente aanvullende onderzoeken zullen nog op wenselijkheid en haalbaarheid moeten worden bezien.

Artikel 8. Tussentijdse rapportage en informatie

Artikel 8, eerste tot en met vierde lid, formaliseert een belangrijk onderdeel van de planning en control van de raad. De raad geeft namelijk aan de aard van de informatie die het college standaard dient te verstrekken evenals de reguliere frequentie voor minimaal 2 rapportages. Van deze 2 rapportages is de uiterste verschijningsdatum ook gegeven.

Op basis van deze informatie kan de raad de uitvoering van de begroting volgen en besluiten of bijsturing nodig is. Bijsturing van oorspronkelijk geautoriseerde budgetten vindt plaats door middel van een wijziging van de begroting. Het college kan –in relatie tot de bijsturing van de begrotingsuitvoering- bij de tussentijdse rapportage voorstellen doen om de begroting te wijzigen.

In het derde lid van het artikel geeft de raad kaders voor de inrichting van de tussenrapportages. In het vierde lid geeft de raad aan waarover hij in elk geval in de tussenrapportages wil worden geïnformeerd. Hierbij vestigt de raad aandacht op zijn behoefte om permanent op de hoogte te zijn van de stand van zaken van grote projecten (in de orde van bijvoorbeeld Arnhem Centraal).

In dit bestek is er niet voor gekozen andere tussentijdse informatie, bijvoorbeeld over het gebruik van bepaalde collegebevoegdheden of rond bestuurlijk gevoelige onderwerpen, in algemene termen op te nemen. Leidend voor deze informatievoorziening zijn de specifieke afspraken die in het verband van afzonderlijke onderwerpen worden gemaakt.

Artikel 9. Jaarstukken

Artikel 9 is het sluitstuk van de begrotingscyclus, de verantwoording over de begrotingsuitvoering door het college, cq. de controle van de raad daarop. Basis daarvoor is de productrealisatie. In het eerste lid wordt daarvoor een kwaliteitseis gesteld. Het tweede lid is de tegenpool van artikel 3, lid 2.

Artikel 10. De financiële positie

De raad geeft in dit artikel enkele belangrijke uitgangspunten aan die het college voor de uiteenzetting van de financiële positie en de meerjarenramingen moet volgen.

Tevens wordt hier expliciet vastgelegd hoe de raad bij het vaststellen van de financiële positie, de investeringskredieten autoriseert. Dit is nodig omdat deze kredieten als zodanig geen onderdeel zijn van de lasten en baten die de raad via de programmabegroting autoriseert.

In lid 3 geeft de raad een aantal keuzes aan waarvoor in het investeringsplan de lijn moet worden bepaald. Bijvoorbeeld de investeringskredieten waarvoor specifieke besluitvorming nodig is, de vrijheidsgraden voor de organisatie. Voor wat betreft de kaders investeringen in de openbare ruimte wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 11.

Het investeringsplan is nog in ontwikkeling. Dit is een onderdeel van het programma verbetering beleidscyclus “zichtbaar beter presteren”. Gepland is opname in de begroting 2005.

Artikel 11. Waardering & afschrijving vaste activa

De verordening moet volgens artikel 212 Gemeentewet in elk geval bevatten de “regels voor waardering en afschrijving activa”. Het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) gemeenten brengt voor de vaste activa het (verplichte) onderscheid aan in immaterieel, materieel en financieel.

Voor immateriële activa zijn de afschrijvingstermijnen kort. De afschrijving op materiële activa is afhankelijk van het economische nut. Is het actief verkoopbaar? Worden er inkomsten mee gegenereerd? De economische levensduur is de leidende factor. De gemeente heeft veel - vaak forse - investeringen waarvoor dit niet geldt. Die hebben een maatschappelijk nut. Er is lang niet altijd sprake van vervanging vanuit een continuïteitsoogmerk, maar bijvoorbeeld van onderhoudsverplichtingen. De investeringen met maatschappelijk nut zijn in lid 1 benoemd. De BBV vinden het gewenst deze in een zo kort mogelijke termijn af te schrijven, maar laten activering wel toe. Een volledige omzetting van het regime zou voor de gemeente(n) een forse blokkade kunnen vormen om - binnen de financiële positie - nog de nodige maatschappelijke investeringen in de openbare ruimte te kunnen doen. Omdat het om een keuze gaat die verbonden is aan de financiële positie bepaalt de verordening dat besluitvorming hierover plaatsvindt op basis van voorstellen in het investeringsplan bij de begroting.

Overigens wordt het college opgedragen om met inachtneming van wettelijke en maatschappelijke normen gemeentebrede regels aan te bieden met betrekking tot het afschrijvingsbeleid. Hiervoor zijn al concernbrede spelregels van kracht.

Artikel 12. Voorziening voor oninbare vorderingen

Artikel 12 geeft de regels voor de bepaling van de hoogte van de voorziening voor oninbare vorderingen. Voor het bepalen van de hoogte van de voorziening is in dit artikel gekozen voor een scheiding in bulkfacturen en andere facturen. Als bulkfacturen zijn specifiek benoemd de gemeentelijke heffingen en rechten. Hiervoor wordt een voorziening getroffen op basis van een in te schatten percentage van oninbaarheid, omdat individuele beoordeling ondoenlijk is. Er kunnen ook andere bulkfacturen zijn waarvoor dit een goede aanpak is. Een belangrijke afweging bij deze keuze is ook de omvang van de individuele vorderingen.

Artikel 13. Reserves en voorzieningen

Met de bepaling van (globale) kaders rond de omvang van het eigen vermogen stuurt de raad op bijvoorbeeld de gewenste dekking van risico’s of het bestemmen van ruimte voor specifieke doelen of maatschappelijke investeringen.

In het BBV is een kader voor reserves en voorzieningen opgenomen. In zijn besluit van 14 november 2002 heeft de raad hier expliciet invulling aan gegeven.

Verder bevat dit artikel gecomprimeerd het geldende reservebeleid. Voor de reserves en voorzieningen biedt vooral de jaarcyclus bij uitstek de gelegenheid om de actuele ontwikkelingen te volgen en te toetsen aan de geformuleerde uitgangspunten. De verdere ontwikkeling van beleid kan dan ook prima gestalte worden gegeven in de paragraaf reserves en voorzieningen bij de begroting en jaarstukken.

Artikel 14. Kostprijsberekening

Artikel 14, lid 1 en 2, geven op hoofdlijnen de bestaande kaders weer voor de bepaling van heffingen en tarieven: kostendekking; een systeem van kostentoerekening en alleen indirecte kosten berekenen die rechtstreeks samenhangen met de verleende dienst. Ter illustratie rioolrechten bevatten dus wel een deel van de overheadkosten van de betrokken dienst, maar niet de salariskosten van de burgemeester.

In de gemeentewet is vooraf al bepaald dat bij de toerekening van indirecte kosten worden betrokken:

  • ·

    de bijdragen aan reserves voor vervanging van de betrokken activa;

  • ·

    de kapitaallasten van in gebruik zijnde activa;

  • ·

    voor rioolrechten, reinigingsrechten en afvalstoffenheffing de compensabele BTW.

Met inachtneming van deze uitgangspunten komen per organisatieonderdeel (verschillende) kostenverdelingen tot stand. De bij deze verdeling gekozen methodiek dient binnen de jaarcyclus in de uitvoeringsinformatie te worden toegelicht.

Zo kan ook het uitgangspunt van kostendekkendheid verder worden genuanceerd. Dit moet op een efficiënte manier toetsbaar zijn. De eenheden product kunnen derhalve zodanig zijn dat de kostendekkendheid wordt beoordeeld voor een cluster van verwante producten of activiteiten.

Artikel 15. Financieringsfunctie

De financieringsfunctie (treasury) is een belangrijk onderdeel van het middelenbeheer. Gezien de operationele kwetsbaarheid van deze functie geeft artikel 212 gemeentewet relatief nauwkeurig aan wat de verordening ten minste moet regelen.

Lid 1 en lid 2 van artikel 15 benoemen -op basis van (geactualiseerd) Arnhemse beleid- respectievelijk de gevraagde algemene doelstellingen en de richtlijnen en limieten . Het college werkt dit kader verder uit in het “Treasury statuut gemeente Arnhem”. Ook de dagelijkse uitvoering van de financieringsfunctie in de vorm van de uitoefening van bevoegdheden, de taken en de verantwoordelijkheden dient te worden vastgelegd.

Over het financiële beheer van de financieringsfunctie wordt de raad in een aparte (verplichte) paragraaf bij begroting en jaarstukken geïnformeerd. Artikel 15 voorziet nog in eventuele tussentijdse informatievoorziening bij dreigende overschrijding van de wettelijk vastgestelde kasgeldlimiet of renterisiconorm. Overschrijding is niet toegestaan en de gemeente loopt het risico geconfronteerd te worden met preventief provinciaal toezicht op het sluiten van kortlopende (kasgeldlimiet) of langlopende (renterisiconorm) leningen. Reden om de raad bij een dreigende situatie terstond te informeren.

Los van de nieuwe verordening stond de actualisatie van de treasuryregels al voor het najaar 2003 op de agenda. Verordening en treasuryregels zijn zodoende in onderlinge samenhang en rekening houdend met de gewijzigde bevoegdheidsverdeling samengesteld. Het treasurystatuut wordt gelijktijdig met de verordening aangeboden.

Artikel 16. Registratie bezittingen en activa

Voor een goed beeld van de financiële positie is een volledige registratie van de gemeentelijke bezittingen onontbeerlijk. Om te garanderen dat de registratie actueel en juist is, wordt in dit artikel het college opgedragen er voor te zorgen dat het administratieve proces voldoende gecontroleerd verloopt en bij afwijkingen maatregelen tot herstel te treffen.

Artikel 17. Paragrafen algemeen

De zogenaamde paragrafen die deel uitmaken van begroting en jaarstukken behandelen onderwerpen die (voor de raad) belangrijk zijn voor het inzicht in de financiële positie. Via de paragrafen kan de raad beleidsuitgangspunten voor beheersmatige activiteiten en lokale heffingen vaststellen. Een aantal van deze activiteiten en de (minimale) inhoud van de paragrafen is wettelijk voorgeschreven. Hieraan kunnen op grond van eigen prioriteit paragrafen worden toegevoegd. Bij de ontwikkeling van de Arnhemse programmabegroting is gekozen voor de extra onderwerpen handhaving, attractiviteit en voornemens per wijk.

Er is voor gekozen om het ontwikkelen en actualiseren van de onderliggende beleidskaders niet door middel van de verordening aan rigide termijnen te verbinden. Dit is sterk onderwerp en situatie afhankelijk. Zo kan bijvoorbeeld de actualiteit om vernieuwing van beleid vragen. In andere gevallen kan beleidsontwikkeling verbonden zijn aan de bestuurscyclus (bijv. belastingbeleid) of de jaarcyclus (bijv. weerstandsvermogen).

Een beperkende factor bij de openbare informatievoorziening in bepaalde paragrafen kan zijn dat deze geen schade mag toebrengen aan de belangen van de gemeente.

Artikel 18. Lokale heffingen

Het nieuwe artikel 212 Gemeentewet eist dat de verordening minimaal de grondslagen bevat voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen tarieven voor rechten als bedoeld in artikel 229b Gemeentewet en in rekening te brengen heffingen als bedoeld in artikel 15.33 Wet milieubeheer.

In de verordening is er voor gekozen om op hoofdlijnen de issues aan te geven waarvoor het beleid periodiek dient te worden geëvalueerd en bijgesteld. In de tijd gezien vinden evaluatie en bijstelling van beleidskaders vooral plaats met de 4-jaarlijkse WOZ- taxatieronde. Voorstellen die hieruit voortkomen, vormen alsdan een onderdeel van de (meerjaren) begroting, paragraaf lokale heffingen.

In de tussenliggende periode is de paragraaf lokale heffingen bij de begroting en jaarstukken ook het geschikte instrument om de bestaande (Arnhemse) beleidsuitgangspunten te toetsen en/of bij te sturen. Dit zijn uitgangspunten als een beheerste ontwikkeling van de lokale lasten, het streven naar een evenwichtige lastenverdeling en kaders voor tariefbepaling.

Daarnaast bevatten nota’s en paragrafen op hoofdlijnen meer kwantitatieve informatie over lokale heffingen zoals een heffingenoverzicht en ramingsinformatie.

Op grond van de eventuele beleidsbijstellingen moeten de bijbehorende belastingverordeningen worden aangepast en door de raad worden vastgesteld. Per verordening is dan de nodige kwantitatieve informatie beschikbaar, bijvoorbeeld over tarieven en onderliggende kosten. In de praktijk is die gekoppeld aan de productenramingen en kostenonderbouwingen van de betrokken dienst(en).

Artikel 19. Weerstandsvermogen

Het eerste lid van artikel 19 eist dat het college een visie ontwikkelt op de wijze waarop met risico’s moet worden omgegaan. Dit omvat het creëren van een breed inzicht in:

  • ·

    de aanwezige risico’s en de mogelijke financiële gevolgen er van;

  • ·

    het beschikbare weerstandsvermogen; en

  • ·

    het risicomanagement.

Risicomanagement is - voorafgaand aan financiële risicodekking - ook vooral gericht op het nemen van maatregelen om risico’s te voorkomen of te beheersen.

In de paragraaf weerstandsvermogen schetst het college voor de genoemde aspecten de actuele stand van zaken en doet zonodig voorstellen tot bijsturing.

Inmiddels is een eerste aanzet voor het formuleren van beleid voor risicomanagement gegeven. In het 3e kwartaal 2003 wordt een actieplan opgesteld voor het verder ontwikkelen van risicomanagement.

Artikel 20. Onderhoud kapitaalgoederen

De gemeente pleegt veel investeringen, waarbij de continuïteit niet zo zeer is gericht op het principe van vervanging. Bij wegen, water, groen enzovoorts ligt de nadruk veel meer op het onderhoud.

Binnen het begrotingsproces is het dan ook belangrijk dat de raad keuzes over meerjarige onderhoudsbudgetten altijd kan verbinden aan adequate inhoudelijke plannen. Met het gemeentelijke rioleringsplan (GRP) 2003-2007 en de Buiten Gewoon Beter en Buiten Gewoon Doorgaan voor de openbare ruimte heeft de gemeente actuele plannen in uitvoering.

Het gemeentelijke vastgoed is inmiddels voor een groot deel in beheer samengebracht bij de Facilitaire Dienst. Een beleidsmatig onderhoud- en beheerskader is inmiddels in ontwikkeling.

Artikel 21. Financiering

Artikel 15 geeft de kaders voor de uitvoering van de financieringsfunctie aan. In aansluiting daarop benoemt dit artikel de informatie over het financiële beheer van de financieringsfunctie die de raad in de verplichte paragraaf financiering bij de begroting en jaarstukken krijgt.

Artikel 22. Bedrijfsvoering

Het domein van de ambtelijke organisatie is de verantwoordelijkheid van het college. Beleid op dit gebied wordt in de eerste plaats vormgegeven door het college. Bedrijfsvoering is echter van belang voor de raad omdat het welslagen van de programma’s afhankelijk is van de externe gerichtheid en resultaatgerichtheid van de ambtelijke organisatie. Voor ontwikkeling van bedrijfsvoeringsbeleid legt de verordening dan ook de relatie naar de door de raad geformuleerde programma doelstellingen.

Het tweede lid regelt formeel over welke feiten aangaande het financiële beheer van de bedrijfsvoering de raad in de verplichte paragraaf bedrijfsvoering geïnformeerd wordt. In de praktijk moet deze paragraaf de bestuurlijke agenda zijn die in samenspraak met het topmanagement wordt opgesteld.

Het programma verbetering bedrijfsvoering “van buiten naar binnen” is een van drie overkoepelende programma’s ter bespreking in de commissie middelen in 2003.

Artikel 23. Verbonden partijen

Verbonden partijen zijn die partijen waarmee de gemeente een bestuurlijke relatie heeft én waarin zij een financieel belang heeft.

Omdat dergelijke relaties relatief weinig voorkomen concentreert deze verordening zich op de beleidsvorming in concreet voorkomende gevallen. Hierbij draagt het college een toetsingskader aan vanuit verschillende relevante aspecten.

In de BBV is al geregeld dat met betrekking tot de verbonden partijen bij begroting en jaarstukken aandacht wordt besteed aan:

  • a.

    de visie op verbonden partijen in relatie tot de realisatie van de doelstellingen die zijn opgenomen in de begroting;

  • b.

    de beleidsvoornemens omtrent verbonden partijen;

  • c.

    kwantitatieve gegevens, inclusief veranderingen die zich daarin hebben voorgedaan.

Artikel 24. Grondbeleid

Bij de ruimtelijke ontwikkeling van de stad heeft de raad een sturende positie. De gewenste ruimtelijke ontwikkeling vraagt bestuurlijke keuzes en kaders. Evenals het verwerkelijken van die ontwikkeling. Bij de verwerkelijking gaat het om planologische voorbereiding, het verwerven van gronden, opstellen van contracten, civieltechnische werken en het (doen) realiseren. Dit brengt bijvoorbeeld keuzes met zich mee als gevolg landelijk ontwikkelingsbeleid, over de positie die de gemeente inneemt (actief of meer faciliterend), rond kostenverhaal, etcetera.

Ontwikkelingsvisies beslaan doorgaans een lange periode en ook in het grondbeleid is consistentie een belangrijke factor. Dit maakt dat ook de nota’s grondbeleid met een behoorlijke tussenpoos kunnen worden geagendeerd. Bepalend is dat er een beleidsevaluatie plaats vindt zodra de (verwachte) ontwikkelingen daar aanleiding toe geven.

Het 2e lid regelt dat - met behulp van de paragraaf grondbeleid bij begroting en jaarstukken - de uitvoering van het grondbeleid tussentijds kan worden gevolgd. Dit omvat dan ook de financiële ontwikkeling, de verantwoording van de ontwikkelingen in de grondexploitaties. Het BBV geeft al vergaand aan welke informatie de paragraaf minimaal moet bevatten, alsmede overige uitvoeringsinformatie die het college verschaft bij begroting en jaarstukken.

In het najaar van 2003 vindt met de raad(scommissie) de aftrap plaats voor de actualisering van het grondbeleid.

Artikel 25. Administratie

In artikel 25 worden de kaders gegeven voor de inrichting van administraties van de gemeente. In hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens moeten worden vastgelegd en aan welke eisen de vastgelegde gegevens moeten voldoen. Deze verordening regelt niet – inherent aan het dualisme – de regels en activiteiten die daarvoor in de uitvoering nodig zijn. Dat is een taak van het college. Deze zal deze zaken wel in een besluit moeten vastleggen voor de aansturing van de ambtelijke organisatie.

Een belangrijk onderdeel van de administratie is de financiële administratie. Bij algemene maatregel van bestuur stelt het Rijk eisen aan de verantwoordingsinformatie van gemeenten. In het Besluit begroting en verantwoording zijn onder andere waarderingsgrondslagen, balansindeling en verplicht op te leveren financiële gegevens vastgelegd. Vanuit de financiële administratie moeten gegevens worden aangeleverd voor de financiële verantwoordingsinformatie aan de raad, maar ook aan gedeputeerde staten, in hun rol als toezichthouder, het rijk, de Europese Unie, etc.

Artikel 26. Financiële organisatie

In dit artikel worden uitgangspunten voor de inrichting van de financiële organisatie gegeven, waaraan het college bij het stellen van regels voor de ambtelijke organisatie invulling moet geven. De uitgangspunten vormen kaders voor het college, waaraan hij zich moet houden.

In de onderdelen a en b worden eisen gesteld aan de toedeling van taken aan organisatieonderdelen van de gemeente en de toewijzing van functies aan functionarissen. In de onderdelen c t /m f worden eisen gesteld aan de budgettoedeling en de verantwoording daarover.

Op dit moment is hier vooral in voorzien door dienstspecifieke regels, zoals mandaatbesluiten, diensteigen budgetspelregels, etcetera.

Artikel 27. Aanbesteding en inkoop

De inkoop van goederen en diensten en de aanbesteding van werken beslaat een fors deel van het gemeentelijke budget en is in bepaalde gevallen een kwetsbare activiteit. In die zin zijn intern en administratief organisatorische spelregels te zien als een vorm van risicobeheersing. De aansprakelijkheid kan worden beperkt en er wordt jegens derden rechtszekerheid gecreëerd. Artikel 27 legt aan het college de zorg op om regels op te stellen voor de aanbesteding van werken en inkoop van goederen en diensten. De regelgeving van de Europese Unie dient daarbij nageleefd te worden. Doordat de regels worden vastgelegd kan de accountant bij zijn controle van de jaarstukken nagaan of de interne regels (en de Europese regelgeving) zijn nageleefd, het is een onderdeel van de rechtmatigheidstoets. De accountant beoordeelt hiervoor eveneens het systeem van interne regels.

Het inkoop en –aanbestedingsbeleid wordt momenteel geherformuleerd.

Artikel 28. Subsidies

Subsidies vormen een belangrijk instrument bij het realiseren van de door de raad geformuleerde (deel) programmadoelstellingen. Artikel 4.23 Algemene wet bestuursrecht vereist dat een subsidie slechts door een bestuursorgaan kan worden verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift. Het voorschrift moet regelen voor welke activiteiten subsidies kunnen worden verstrekt. Voor incidentele gevallen met een subsidieduur van ten hoogste vier jaar geldt het bovengenoemde vereiste niet. Dit artikel draagt het college op te zorgen voor een adequate toetsingskaders bij verlening van subsidies.

Artikel 29. Inwerkingtreding

De wetgever heeft bepaald, dat de nieuwe verordening artikel 212 Gemeentewet bij alle gemeenten op het begrotingsjaar 2004 van toepassing moet zijn.

Artikel 30. Citeertitel

Artikel 30. Citeertitel

In dit artikel wordt de naam gegeven, waarmee men in de gemeentelijke stukken naar deze verordening kan verwijzen.