Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Bergen (NH)

Nota bijzondere bijstand 2006: "armoede, niet armoedig bestrijden"

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Bergen (NH)
Officiële naam regelingNota bijzondere bijstand 2006: "armoede, niet armoedig bestrijden"
CiteertitelNota bijzondere bijstand 2006: "armoede, niet armoedig bestrijden"
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De nota Bijzondere Bijstand en Minimabeleid gemeente Bergen komt te vervallen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 149

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

29-11-201201-01-201201-01-2013paragraaf 2.3

13-11-2012

Gemeentekrant, 21 november 2012

Onbekend
12-04-201201-01-201201-01-2012paragraaf 2.2, 2.3, 3.2 en 3.3

20-03-2012

Gemeentekrant, 11 april 2012

Onbekend
01-01-201201-01-2012paragraaf 2.4, 3.4, 4.2 en 4.3

13-12-2011

Gemeentekrant, 21 december 2011

Onbekend
21-09-200601-01-2012Nieuwe regeling

27-06-2006

De Duinstreek, 13-09-2006

Onbekend

Tekst van de regeling

INLEIDING

Met de invoering van de Wet werk en bijstand (WWB) per 1 januari 2004 is ook de bijzondere bijstand en het minimabeleid gewijzigd. Zo voerde het Kabinet een bezuiniging door, mocht er geen categoriale bijstand meer worden verstrekt en werd de langdurigheidstoeslag ingevoerd. De invoering van de WWB betekende een versobering van het bestaande bijstandsbeleid voor minima in onze gemeente.

Door de het college werden voorstellen gedaan om minima daar waar mogelijk tegemoet te komen waarbij het uitgangspunt was:

  • ·

    werk boven inkomen (arbeid moet lonen)

  • ·

    geen categoriale bijstand meer voor mensen van 23 tot 65 jaar

  • ·

    door beperking van financiële middelen zorg bieden waar dat nodig is.

Armoede staat zowel landelijk- als op gemeenteniveau nog steeds hoog op de politieke agenda. Zo besloot het Kabinet, nadat het eerst met bezuinigingsvoorstellen kwam, in 2004 toch weer een bedrag beschikbaar te stellen voor categoriale bijstand aan chronisch zieken, gehandicapten en ouderen.

Onlangs besloot het Kabinet de regels voor het toekennen van de langdurigheidstoeslag te verruimen, hierover volgt nog een wetsvoorstel. Ook wordt 35 miljoen bijzondere bijstand aan het gemeentefonds toegevoegd om de koopkracht van minima te verbeteren, dit mede in verband met gestegen energielasten.

Met deze nota nemen wij het huidige beleid onder de loep en onderzoeken wij mogelijkheden tot verbetering. Daarbij houden wij rekening met de beperkte financiële middelen die wij hebben om het beleid te verruimen. In het financieel overzicht worden de (on-)mogelijkheden beschreven.

Tot nu is er steeds onderscheid gemaakt tussen bijzondere bijstand en minimabeleid. Dit onderscheid werkt alleen maar verwarrend. Het gaat allemaal om hetzelfde:

mensen met een laag inkomen ondersteunen daar waar het kan.

In deze nota daarom geen onderscheid meer tussen minima- en bijzondere bijstandsbeleid. We hebben het nu alleen over bijzondere bijstand.

Met deze nota vervalt de nota Bijzondere Bijstand en Minimabeleid gemeente Bergen, de beleidsregels bijzondere bijstand en de uitvoeringsrichtlijnen bijzondere bijstand, zoals dat is vastgesteld vóór 1 mei 2006.

Het eerste hoofdstuk bestaat uit een algemeen deel. Daarin is het financieel overzicht opgenomen. De verschillende vormen van bijzondere bijstand worden kort uitgelegd en wordt aandacht besteed aan inkomen en draagkracht.

In het tweede hoofdstuk leest u over de categoriale regelingen. Wat gaat categoriaal en zijn aanpassingen nodig?

Het derde hoofdstuk brengt de huidige regelgeving met betrekking tot de verschillende doelgroepen in beeld en wordt, waar nodig, voorstellen tot verbetering en/of aanpassing gedaan.

In hoofdstuk vier besteden wij aandacht aan de individuele bijzondere bijstand en de beleidsregels. Ook vindt u hier een samenvatting van de voorstellen.

In de nota zijn zo veel mogelijk de op- en aanmerkingen vanuit de Commissie Maatschappelijke Zaken verwerkt. De nota is in een eerdere versie ter advisering voorgelegd aan de Cliëntenraad, de Seniorenraad en de Gehandicaptenraad.

De opmerkingen van de cliëntenraad zijn als bijlage bij de nota gevoegd.

HOOFDSTUK 1

Algemeen

In dit hoofdstuk even in het kort welke verschillende regelingen er zijn, een voorstel tot verhoging van de inkomensnorm en aandacht voor draagkracht. Verder een globaal financieel overzicht van de gevolgen.

1.1 Bijzondere bijstand

De definitie van bijzondere bijstand is te vinden in artikel 5 sub d en artikel 35 WWB:

“De bijstand die wordt verstrekt voor de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan, die niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheids-toeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm. De bron van inkomsten is daarbij niet van belang, omdat ook minima met inkomsten uit werk of uit een andere uitkering dan de bijstand, recht hebben op bijzondere bijstand”.

Het recht op bijzondere bijstand voor bepaalde kosten hangt dus af van de omstandigheden in het individuele geval en kan dan ook slechts van geval tot geval worden beoordeeld. Het kan hierbij om zeer diverse kostensoorten gaan. Uit vaste jurisprudentie volgt dat het recht op bijzondere bijstand niet naar kostensoort is begrensd.

In het vierde hoofdstuk meer informatie over de bijzondere bijstand.

1.2 Categoriale bijstand

Het afwijkende karakter van categoriale bijstand (artikel 35 WWB) gelegen in het feit dat voor personen die behoren tot de aangewezen categorie niet nagegaan hoeft te worden of de bedoelde kosten ook werkelijk noodzakelijk zijn of gemaakt zijn. Door te behoren tot een aangewezen categorie is het aannemelijk dat die persoon zich in bijzondere omstandigheden bevindt. Dit leidt tot bepaalde noodzakelijke kosten van bestaan waarin de algemene bijstand niet voorziet en die de aanwezige draagkracht te boven gaan. De kosten waarvoor categoriaal een vergoeding kan worden verleend zijn beperkt, hierover meer in het tweede hoofdstuk.

Voor het overige is categoriale bijstand 'gewone' bijzondere bijstand.

1.3 Bijstand voor doelgroepen

Naast bijzondere bijstand en categoriale bijstand heeft de gemeente beleid geformuleerd voor speciale doelgroepen. Dat wil zeggen dat, als iemand tot een bepaalde doelgroep behoort, bijstand voor specifieke kosten kan worden verstrekt. Het verschil met categoriale bijstand is dat deze doelgroep wel kosten moet aantonen om voor een bijdrage in aanmerking te komen.

Het vaststellen van bijstand voor doelgroepen brengt een eenvoudige aanvraag en afhandelingprocedure met zich mee. Immers de doelgroep staat vast en de kosten waarvoor bijstand mag worden aangevraagd staan ook vast.

Verdere uitwerking van bijstand voor doelgroepen staat in hoofdstuk 3.

1.4 Voorliggende voorziening

Artikel 15 WWB geeft een definitie van het begrip 'voorliggende voorziening'.

  • 1.

    “Geen recht op bijstand bestaat voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn.

  • 2.

    Het recht op bijstand strekt zich evenmin uit tot kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt”.

Hieruit volgt dat bijzondere bijstand kan worden verstrekt als een voorziening noodzakelijk is, maar de voorliggende voorziening toch geen vergoeding geeft (bijvoorbeeld om budgettaire redenen). Als de voorliggende voorziening de kosten echter als niet noodzakelijk beschouwt, dan bestaat er in principe ook geen recht op bijzondere bijstand.

Als de gemeente een aanvraag afwijst omdat de aanvrager een beroep kan doen op een voorliggende voorziening, moet vast staan dat de aanvrager ook werkelijk een beroep kan doen op deze voorliggende voorziening. Als de aanvrager bijvoorbeeld niet meer kan aanvragen bij de voorliggende voorziening omdat hij te laat is, kan de aanvraag niet worden afgewezen met de motivering dat hij een beroep kan doen op een voorliggende voorziening. De gemeente onderzoekt of de aanvrager verwijtbaar heeft gehandeld. Is dit het geval, dan stemt de gemeente de bijzondere bijstand af op grond van de Afstemmingsverordening (omdat er sprake is van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan). Vervolgens wordt gekeken of de bijzondere bijstand als lening verstrekt moet worden.

1.5 Draagkracht

De vaststelling van de draagkracht vindt plaats met inachtneming van de volgende punten:

het in aanmerking te nemen vermogen;

Als het vermogen van de aanvrager lager is dan het vrij te laten vermogen conform de WWB, dan wordt dit vermogen niet in aanmerking genomen bij het vaststellen van de draagkracht.

Er zijn uitzonderingen, waarvan de belangrijkste is: als er verwijtbaar niet is gereserveerd, kan het vermogen onder de vrijlatingsgrens wel worden betrokken bij de beoordeling van het recht op bijzondere bijstand.

  • ·

    het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm;

  • ·

    een eventueel verstrekte langdurigheidstoeslag wordt niet meegenomen bij de vaststelling van de draagkracht (ook hier geldt, bij verwijtbaar niet reserveren eventueel wel).

    Vaststelling van het netto-inkomen

    Bij een vast inkomen wordt uitgegaan van het inkomen per datum aanvraag. Bij een wisselend inkomen gaan we uit van het gemiddelde inkomen over de achterliggende 12 maanden.

    In uitzonderlijke gevallen wordt hiervan afgeweken. Bijvoorbeeld als iemand op grond van de gegevens van de afgelopen periode, voldoende draagkracht heeft waardoor het verzoek om bijstand wordt afgewezen, maar waarvan het huidige inkomen op bijstandsniveau is. Of als iemand in het kalenderjaar een sterke inkomensterugval heeft en daardoor in financiële moeilijkheden komt.

    Bij de vaststelling van het netto-inkomen gaan we uit van de som van het netto-inkomen (loon + heffingskortingen) verminderd met de middelen zoals opgenomen in artikel 31 lid 2 en 3 WWB.

    De draagkrachtperiode

    De draagkracht wordt vastgesteld voor een jaar en gaat in op de eerste van de maand waarin bijzondere bijstand wordt aangevraagd. De draagkracht moet binnen het jaar worden gebruikt.

    Uitzondering: als er met terugwerkende kracht bijzondere bijstand wordt aangevraagd gaat de draagkracht in op de eerste van de maand waarin de kosten zijn gemaakt (dus ook met terugwerkende kracht).

    De draagkracht wordt binnen de vastgestelde periode van één jaar herzien als wijziging van de omstandigheden daartoe aanleiding geeft.

    Vaststelling draagkrachtruimte

    Voor de vaststelling van de draagkrachtruimte wordt het netto-inkomen verminderd met:

    • ·

      de van toepassing zijnde bijstandsnorm (inclusief vakantietoeslag) en toeslagen/verlagingen;

    • ·

      geen rekening houden met toegepaste maatregelen (dit zou het effect daarop

    verliezen);

    • ·

      wettelijke betalingen voor levensonderhoud (alimentatie) voor de (ex)partner en kinderen tot 21 jaar die niet tot het gezinsverband van de belanghebbende behoren;

    • ·

      eigen bijdragen Algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ)

    Hoogte van de draagkracht

    De draagkracht wordt vastgesteld op:

    • ·

      100% van de ruimte boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm exclusief vakantietoelage bij woonkostentoeslag;

    • ·

      100% van de ruimte boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm exclusief vakantietoelage bij geldleningen;

    • ·

      100% van de ruimte boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm exclusief vakantietoelage voor de aflossing en rente aan de Kredietbank Alkmaar;

    • ·

      100% van de ruimte boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm exclusief vakantietoelage bij algemene periodieke bestaanskosten zoals: toeslag voor zelfstandig wonende jongeren, toeslag voormalig alleenstaande ouder;

    • ·

      100% van de ruimte boven 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm exclusief vakantietoelage bij bijzondere kosten.

    Termijn van aanvragen

    De bijzondere bijstand kan met terugwerkende kracht worden verleend. De bijstand moet wel worden aangevraagd binnen 12 maanden na de datum waarop de kosten daadwerkelijk zijn gemaakt. Een bewijsstuk van de gemaakte kosten moet worden overlegd.

    Bijstandverlening met terugwerkende kracht kan het niet-gebruik van de bijzondere bijstand verminderen. Maar het voorkomt ook het onnodig meerdere malen aanvragen voor kleine bedragen: de cliënt kan nota's opsparen.

    Uitzondering op deze beleidslijn is de verlening van bijzondere bijstand voor verhuis- en inrichtingskosten (inclusief kosten van duurzame gebruiksgoederen). Hiervoor moet de cliënt wel vooraf een aanvraag doen. De reden hiervoor is dat het niet mogelijk is achteraf de noodzaak van de kosten vast te stellen

    6 Verhoging inkomensgrens en beschikbare middelen1.

Op dit moment kunnen alle inwoners van de gemeente die een inkomen hebben tot 100% van de geldende bijstandsnorm, een beroep doen op de bijzondere bijstand. Boven de 100% gaan we ervan uit dat mensen draagkracht hebben om zelf al dan niet gedeeltelijk in de kosten te voorzien. Het draagkrachtpercentage is vastgesteld op 15% van de ruimte boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

Als gevolg van de invoering van de WWB en andere nieuwe Sociale wetgeving, alsmede door de algehele economische teruggang, wordt het voor gemeenten steeds moeilijker om binnen de kaders van die wetgeving extra financiële regelingen te treffen voor die inwoners die van een gering inkomen moeten leven. Omdat wij vanuit sociaal-economisch oogpunt voor zoveel mogelijk mensen iets willen doen, doen wij in deze nota een onderzoek naar de financiële gevolgen als wij de grens verhogen naar 120%. (Nb. De grens van 120% wordt al jaren door de gemeente Alkmaar gehanteerd. De gemeenten Castricum en Heerhugowaard hebben nu ook de grens opgetrokken naar 120%)

Financiële gevolgen

Als in de gemeente Bergen de doelgroep wordt uitgebreid naar alle inwoners met een inkomen tot 120% van de bijstandsnorm heeft dat natuurlijk financiële gevolgen. Wij willen het beleid in de regio graag volgen.

In onderstaande tabel geven wij aan wat de te verwachten financiële gevolgen zijn van wijzigingen in het beleid.

De 1e kolom geeft het bestaand beleid van 2006 weer. Bij ongewijzigd voortzetten van het huidig beleid is er een positief saldo.

In de 2e kolom geven wij aan wat de gevolgen zijn als we in 2006 een extra bijdrage aan schoolgaande kinderen verstrekken (het voorstel hierover vindt u in hoofdstuk 3.3). Er is dan een tekort van ruim € 10.000,00. Dit tekort kan worden opgevangen als we dit bedrag uit het restant van de chronisch zieken gaan nemen. Het beleid chronisch zieken blijft in 2006 dan gewoon zoals het is.

In de 3e kolom geven wij aan wat de gevolgen zijn als de inkomensgrens wordt verhoogd naar 120%. Ons voorstel is om vanaf 2007 de bijdrage aan chronisch zieken vast te stellen op € 150,00 en het overschot te gebruiken voor het betalen van de schoolkosten. Daarbij overwegen wij dat in 2007 de reserves chronisch zieken niet voldoende zijn om de € 250,00 te kunnen betalen aan deze groep.

In kolom 4 en 5 tenslotte ziet u wat er gebeurt als de grens om voor bijstand in aanmerking te komen wordt verhoogd naar 120%. Er is dan een tekort van ruim € 86.000,00 per jaar.

     

2006

2006

2006

2007

2008

     

bestaand beleid

incl

120%

120%

120%

       

schoolg

     

bijzondere bijstand

 

€ 100.640

€ 100.640

€ 150.640

€ 150.640

€ 150.640

categoriaal 65+

 

€ 15.450

€ 15.450

€ 22.450

€ 22.450

€ 22.450

duurz gebruiksg

 

€ 10.729

€ 10.729

€ 16.729

€ 16.729

€ 16.729

tegemoetkoming ziektekst

€ 16.321

€ 16.321

€ 24.321

€ 24.321

€ 24.321

maatschap verkeer

 

€ 15.833

€ 15.833

€ 30.833

€ 30.833

€ 30.833

collectieve ziektekosten*

 

€ 94.186

€ 94.186

€ 94.186

€ 94.186

€ 94.186

inrichting statushouders

 

€ 23.264

€ 23.264

€ 23.264

€ 23.264

€ 23.264

bijstand <21 jaar

 

€ 4.337

€ 4.337

€ 4.337

€ 4.337

€ 4.337

schoolkosten*

   

€ 25.000

€ 25.000

€ 25.000

€ 25.000

totale kosten

 

€ 280.760

€ 305.760

€ 391.760

€ 391.760

€ 391.760

begroting

   

€ 265.000

€ 265.000

€ 265.000

€ 265.000

€ 265.000

mei circulaire*

 

€ 30.000

€ 30.000

€ 30.000

€ 30.000

€ 30.000

     

€ 14.240-

€ 10.760

€ 96.760

€ 96.760

€ 96.760

     

over

tekort

tekort

   
               

uitgaven chronisch zieken

€ 55.750

€ 55.750

€ 55.750

€ 33.450

€ 33.450

budget chronisch zieken

€ 43.500

€ 43.500

€ 43.500

€ 43.500

€ 43.500

restant budget 2005

 

€ 41.000

€ 41.000

€ 41.000

€ -

€ -

     

€ 28.750-

€ 28.750-

€ 28.750-

€ 10.050-

€ 10.050-

     

over

over

over

over

over

               
               

totaal resultaat

 

€ 42.990-

€ 17.990-

€ 68.010

€ 86.710

€ 86.710

     

over

over

tekort

tekort

tekort

         

2006

2007

2008

             

€ 241.430

tekort*

* Collectieve ziektekosten:

Uitbreiding van de doelgroep naar alle minima en verhoging van de grens naar 120% is niet direct financieel te vertalen. Hiernaar moet eerst onderzoek worden gedaan. De verwachting is, dat dit een verdubbeling van de kosten kan betekenen.

* Schoolkosten is nieuw beleid. Wij verwachten dat ongeveer 100 maal een beroep wordt gedaan op de regeling voor kinderen die de eerste keer naar het voortgezet onderwijs gaan en 100 aanvragen voor de hogere klassen.

* Mei circulaire (extra toevoeging van € 35 miljoen aan het gemeentefonds).

Het kabinet heeft besloten om iets extra’s te doen voor mensen met de laagste inkomens en gezinnen met kinderen. In de maartcirculaire is opgenomen dat het kabinet hiervoor 70 miljoen euro uittrekt. De helft gaat naar de bijzondere bijstand. De rest is voor een verhoging van de kinderkorting en een belastingkorting voor gezinnen met kinderen. Al eerder had het kabinet toegezegd dat in het voorjaar opnieuw wordt bekeken hoe de koopkracht zich ontwikkelt en of er extra maatregelen nodig zijn. Bovendien is het kabinet van plan om de milieuheffing over de aansluitkosten van de elektriciteit (52 euro per jaar) op 1 januari 2007 te schrappen.

De verwachting is dat voor onze gemeente een bedrag van ongeveer € 30.000,00 beschikbaar komt. Het volledige bedrag kan worden ingezet om de kosten van de bijzondere bijstand te betalen.

* Dekking voor het tekort

Bij verruiming van de inkomensgrens naar 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm is er over de periode 2006,2007 en 2008 een tekort van ruim € 240.000,00.

Wij stellen voor dit tekort op te vangen door gebruik te maken van de reserves in het I-Deel WWB. Er is voldoende ruimte om dit tekort op te vangen.

1.7 Bereiken doelgroep

Voor iedere gemeente blijft het bereiken van de doelgroep, vooral als het gaat om extra voorzieningen, een probleem. Een voorbeeld hiervan is het feit, dat b.v. in Bergen de doelgroep met een inkomen tot 100% van het minimumloon bestaat uit ongeveer 2.100 huishoudens (CBS gegevens). De praktijk leert dat nog niet de helft van deze doelgroep een beroep doet op een voorziening. De gemeente zelf kan niet meer doen dan een optimale voorlichting realiseren en dit frequent herhalen. Daarnaast kan de gemeente gebruik maken van instanties die contact hebben met de doelgroep,zoals cliënten- gehandicapten- en ouderenraad, de Stichting Welzijn Bergen, openbare ruimtes zoals de bibliotheek, wachtruimtes bij artsen en fysiotherapeuten, de wijksteunpunten etc.

Verder zal de folder Het maximum uit het minimum worden verspreid onder onze cliënten en de hierboven genoemde organisaties.

Opmerkingen cliëntenraad:

De praktijk leert dat lang niet alle doelgroepen worden bereikt om in aanmerking te komen voor een uitkering. Als voorbeeld noemen wij de éénmalige uitkering voor gehandicapten, langdurig zieken en ouderen. Veel gemeenten hebben een koppeling met de Sociale Verzekeringsbank en sporen daarmee de AOW gerechtigden op. Waarom heeft de gemeente Bergen deze koppeling niet? De mogelijkheden hiertoe zijn al tijden bekend. Wij zijn van mening dat ook andere koppelingen moeten worden onderzocht zoals die met de Belastingdienst. Doordat de Belastingdienst met ingang van 1 januari 2006 ook de uitkeringen doet voor de huursubsidie is hier een schat aan informatie te verkrijgen om actief de doelgroepen te benaderen.

Reactie:

De afdeling Sociale Zaken zal in contact treden met deze instanties om te bespreken of deze gegevens verstrekt mogen worden. Hierbij de aantekening, dat niet iedereen het op prijs stelt om direct door de gemeente te worden benaderd met de opmerking, dat men (misschien) recht heeft op een bepaalde voorziening.

Hardheidsclausule

De hardheidsclausule is van toepassing op het bijzondere bijstandsbeleid, zodat er in bijzondere gevallen of situaties afgeweken kan worden van dat beleid. Deze gevallen of situaties worden altijd ter beoordeling voorgelegd aan het afdelingshoofd van Sociale Zaken.

HOOFDSTUK 2

Categoriale regelingen

Inkomenspolitiek is uitsluitend voorbehouden aan het Rijk. Immers de WWB was er op gericht om werk boven uitkering te stellen en alle extraatjes aan bijstandsgerechtigden zouden dit beleid doorkruisen.

Categoriale bijstand is een vorm van inkomenspolitiek en mocht dus niet meer, behoudens enkele uitzonderingen.

Deze uitzonderingen zijn:

  • ·

    kwijtschelding gemeentelijke belastingen

  • ·

    categoriale bijstand aan 65 plussers

  • ·

    de collectieve ziektekostenverzekering

Later werd daar nog aan toegevoegd:

·categoriale bijstand aan chronisch zieken, gehandicapten en ouderen

Het college van Bergen heeft beleid vastgesteld voor deze uitzonderingen. In dit hoofdstuk 3 wordt dat beleid geëvalueerd.

2.1 Gemeentelijke belastingen

Met de invoering van de WWB per 1 januari 2004 mogen gemeenten niet meer aan inkomenspolitiek doen. Kwijtschelding van gemeentelijke belastingen was wel toegestaan maar dan onder het regime van landelijk vastgestelde regelingen. Gemeenten hebben daarin de keus om voor een streng (90%) te kiezen of voor een minder streng (100%) regime te kiezen. In 2004 is nog kwijtschelding verleend uit het minimabeleid. In 2005 viel de kwijtschelding onder het belastingregime maar hanteerde de gemeente Bergen nog wel eigen kwijtscheldingsbeleid. 2005 Werd gezien als een overgangsjaar.

Onder de “oude regeling” werd de vermogensgrens vastgesteld zoals dat in de WWB het geval was. Onder het “nieuwe regime” mag het vermogen niet hoger zijn dan anderhalf maal het normbedrag. Deze strengere vermogensvaststelling heeft er toe geleid dat een aantal mensen geen kwijtschelding heeft gekregen op grond van het feit dat het vermogen te hoog was of omdat men te veel schulden had.

Afschaffing zalmsnip en gevolgen afschaffing OZB gebruikersdeel:

Er is veel commotie ontstaan over de afschaffing van de zalmsnip per 1 januari 2005.

Voor alle inwoners betekende dat een inkomensachteruitgang van € 45,00 op jaarbasis. Inwoners die geen belasting betaalden op grond van het inkomen kregen tot 1 januari 2005 wel de € 45,00 uitbetaald. Met de afschaffing van de zalmsnip viel dit extraatje weg. Inwoners die wel belasting betaalden kregen geen aftrek meer van € 45,00. Door de commissie MZ is aandacht gevraagd voor de gevolgen die deze terugval heeft gehad voor de minima in onze gemeente.

Per 1 januari 2006 is het OZB gebruikersgedeelte voor alle inwoners afgeschaft. In de commissievergadering Maatschappelijke Zaken van 6 oktober 2005 werd door de fractie van Groen Links extra aandacht gevraagd voor koopkrachtreparatie voor minima. Aanleiding voor deze zorg heeft te maken met de afschaffing van het OZB-gebruikersdeel. De regering hoopt met de afschaffing van het OZB-gebruikersdeel de koopkracht te repareren voor onder andere de stijging van de ziektekosten en een algemene lastenverlichting. Voor de meeste inwoners van Nederland betekent de afschaffing van de OZB inderdaad een lastenverlichting. Echter niet voor de mensen die altijd al kwijtschelding kregen voor deze belasting. Deze groep voelt niets van een lastenverlichting.

Categoriale bijzondere bijstand

Inleiding

In de WWB is het mogelijk om aan personen van 18 jaar en ouder, die behoren tot de doelgroep van artikel 35 lid 3 /m 6 en lid 9 WWB en die aan de overige voorwaarden voldoen om in aanmerking te komen voor bijzondere bijstand, categoriale regelingen bijzondere bijstand verstrekken. De gemeente Bergen heeft in de nota bijzondere bijstand (van 2006) nadere invulling gegeven aan artikel 35 lid 3 WWB. Dit artikel geeft het college de mogelijkheid om aan 65-plussers categoriale bijzondere bijstand te verstrekken. De uitwerking hiervan is meegenomen in de uitwerking per categoriale regeling.

Invulling gemeentelijk beleid

Personen van 18 jaar en ouder kunnen in aanmerking komen voor de volgende vormen van categoriale bijzondere bijstand:

categoriale bijstand voor chronisch zieken, gehandicapten en ouderen en

categoriale bijstand t.b.v. deelname maatschappelijk verkeer.

2.3 Categoriale bijstand voor chronisch zieken, gehandicapten en ouderen

Inleiding

Er kan categoriale bijzondere bijstand worden verleend aan een persoon die behoort tot een categorie chronisch zieken of gehandicapten en die als gevolg van de chronische ziekte of handicap extra kosten maakt. Hieronder vallen ook personen met een ten laste komend kind dat chronisch ziek of gehandicapt is. Daar waar deze kinderen chronisch ziek of gehandicapt zijn, wordt de categoriale bijzondere bijstand verstrekt aan de ouder. Het is immers de ouder die zich als gevolg van de zorg voor het kind in de bijzondere omstandigheden bevindt die leiden tot noodzakelijke kosten van het bestaan waarin de algemene bijstand niet voorziet en die de aanwezige draagkracht te boven gaan.

Het ministerie van SZW heeft in februari 2004 een handreiking opgesteld waarin suggesties worden gedaan voor het afbakenen van de doelgroep en het vaststellen van de hoogte van de bijdrage. Voor wat betreft het bepalen van de doelgroep zou – mede omwille van praktische uitvoerbaarheid – uitgegaan kunnen worden van doelgroepen waarvoor al (medische) indicaties zijn gemaakt. Uit onderzoek is gebleken dat de volgende indicaties de meest voorspellende waarde hebben voor de hoogte van de ziektegerelateerde uitgaven:

  • arbeidsongeschiktheid 80 tot 100%;

  • langdurige thuiszorg;

  • hulpmiddelen voor wonen/werk, hulpmiddelen voor vervoer, rolstoel / hulpmiddelen voor het lopen.

In de lijn van de handreiking van het ministerie van SZW heeft het college in 2006 deze doelgroepomschrijving gehanteerd en de doelgroep zelf verder uitgebreid (o.g.v. artikel 35 lid 3 WWB) met de 65 plussers.

Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg)

Sinds 1-1-2009 geldt de Wtcg. Wie chronisch ziek of gehandicapt is, heeft vaak extra kosten. De Wtcg regelt wie hiervoor een compensatie van de overheid krijgt en op welke wijze dat gebeurt.

De Wtcg vervangt de regeling buitengewone uitgaven bij de aangifte inkomstenbelasting.

De Wtcg kent:

  • een algemene tegemoetkoming, welke jaarlijks automatisch wordt uitbetaald door het CAK;

  • een korting op de eigen bijdrage AWBZ-zorg of Wmo;

  • een nieuwe fiscale regeling voor specifieke zorgkosten;

  • een compensatie voor ouderen (65-plussers) en

  • een compensatie voor arbeidsongeschikten, welke jaarlijks door het UWV wordt uitgekeerd.

Daarnaast mag het college op grond van artikel 35 lid 4 WWB categoriale bijzondere bijstand verstrekken aan de doelgroep chronisch zieken en gehandicapten. Met deze beleidsregel maakt het college gebruik van deze bevoegdheid.

Doelgroep

De doelgroep is daarmee als volgt vastgesteld:

  • 1.

    Personen die 65 jaar of ouder zijn, of;

2. Personen die chronisch ziek en/of gehandicapt zijn. Dit kan blijken uit:

  • Verklaring van een arts waarmee wordt aangetoond dat iemand chronisch ziek of gehandicapt is (zie hiervoor ook het kopje’ Wat wordt verstaan onder een chronische ziekte’);

  • Personen die een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangen ter hoogte van de arbeidsongeschiktheidsklasse 80 – 100% of;

  • Personen die langdurig gebruik maken van een vorm van thuiszorg en/of WMO hulp bij het huishouden of;

  • Personen die in principe een indicatie voor thuiszorg en/of hulp bij het huishouden hebben, maar niet daadwerkelijk thuiszorg en/of hulp bij het huishouden krijgen omdat er een gezonde partner of inwonend kind is of omdat zij zo lang mogelijk zelfstandig willen blijven functioneren of;

  • Personen die een voorziening o.g.v. de Wmo ontvangen voor wonen/werken, hulpmiddelen voor vervoer, rolstoel / hulpmiddelen voor het lopen of;

  • Personen die een bijstandsuitkering ontvangen en vanwege een chronische ziekte of handicap 12 maanden of langer volledig vrijgesteld van de arbeidsplicht zijn (hieraan ligt een medisch advies/belastbaarheidsonderzoek ten grondslag).

Wat wordt verstaan onder ‘personen die langdurig gebruik maken van een vorm van thuiszorg’?

  • Hulp bij het huishouden vanuit de Wmo: minimaal één uur hulp per week voor minstens 26 weken (periodes mogen bij elkaar opgeteld worden).

  • Landurige Awbz zorg: minstens 26 weken lang minimaal één uur per week AWBZ-zorg of minimaal één etmaal per week verblijf in een AWBZ-instelling.

Hiermee wordt qua definitie aansluiting gezocht bij de regeling Wtcg.

Wat wordt verstaan onder chronische ziekte[1]?

Handicaps en chronische ziekten kunnen fysiek, verstandelijk of psychisch van aard zijn. In de literatuur, wetenschappelijk onderzoek en wetten zijn uiteenlopende definities te vinden van chronische ziekte en handicap. Duur, ernst en verloop zijn punten die vaak in de definities zijn opgenomen.

Als voorbeelden van chronische ziekten/aandoeningen kunnen worden genoemd:

kanker, cystische fibrose, aandoeningen van de alvleesklier, COPD, astma, hart- en nieraandoeningen, Parkinson, ernstige letsels, reuma, spierziekten, lymfoedeem, spierziekten, MS, reumatoide artrites, epilepsie, de ziekte van Crohn, transplantie, aandoeningen van hersenen of ruggenmerg, hiv/aids, groeisstoornissen, psychische aandoeningen, diabetes, lever- en darmziekten, migraine, hemofilie, spierdystrofie.

[1] Overgenomen uit folder ‘De Wtcg wat hebt u er mee? (ministerie VWS febr. 2010)

Voorwaarden

De voorwaarden waaraan een cliënt / het gezin moet voldoen om in aanmerking te komen voor deze regeling zijn:

  • De aanvraag is schriftelijk ingediend;

  • De cliënt / het gezin behoort tot de doelgroep van de regeling;

  • Het gezamenlijk (huishoud)inkomen is niet hoger dan 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm;

  • Het gezamenlijk (gezins)vermogen is niet hoger dan de van toepassing zijnde bedragen, genoemd in artikel 34 lid 3 van de WWB;

  • Er wordt voldaan aan de overige voorwaarden (als geen uitsluitingsgronden, voorliggende voorzieningen, domicilie, etc.) voor het recht op bijstand conform de WWB

Hoe hoog is de bijdrage?

De bijdrage bedraagt per kalenderjaar € 250,00 per huishouden.

  • 2.4 Collectieve Zorgverzekering Minima (CZM)

    De WWB biedt gemeenten de mogelijkheid om minima een collectieve zorgverzekering aan te bieden. De gemeente Bergen zet zich in voor een ruimhartig minimabeleid en biedt inwoners met een beperkt inkomen deze mogelijkheid door hen deelname aan de Collectieve Zorgverzekering Minima (CZM) aan te bieden. De gemeente vergoedt 100% van het aanvullende deel van de maandelijkse premie van de CZM (het surplus op de basisverzekering). Door de CZM kunnen alle minima beschikken over een adequate aanvullende verzekering tegen ziektekosten.

    Voor de CZM hanteren we de volgende uitgangspunten:

    - De CZM is toegankelijk voor alle inwoners van Bergen met een inkomen tot 110% van de op hen van toepassing zijnde bijstandsnorm en een vermogen dat niet hoger is dan het van toepassing zijnde bedrag genoemd in artikel 34 lid 3 WWB.

  • - De doelgroep wordt geadviseerd zich aanvullend te verzekeren. Om te bewerkstelligen dat minima dat ook doen kunnen deelnemers een vergoeding krijgen van 100% van het aanvullende deel van de premie van de CZM.

  • - De vergoeding voor de premie van de aanvullende verzekering wordt rechtstreeks aan Univé betaald.

  • - De collectiviteitskorting die de gemeente met de verzekeraar afspreekt, komt volledig ten goede aan de deelnemer. Deze betaalt dus minder aan premie dan een cliënt die niet meedoet aan de CZM.

  • De Collectieve Zorgverzekering Minima wordt aan de doelgroep aangeboden als één pakket en bestaat uit:

    • 1.

      de basisverzekering

    • 2.

      een geselecteerde aanvullende verzekering.

  • 2.5 Langdurigheidstoeslag

De langdurigheidstoeslag is een categoriale regeling welke is bestemd voor inwoners die 5 jaar of langer een bijstandsuitkering ontvangen. De langdurigheidstoeslag valt niet onder de bijzondere bijstand, maar wordt betaald uit het inkomensdeel van de WWB.

De langdurigheidstoeslag bedraagt voor gehuwden € 473,00 voor een alleenstaande ouder

€ 424,00 (90%) en voor een alleenstaande € 331,00 (70%).

Het uitgangspunt is dat personen die voor de langdurigheidstoeslag in aanmerking komen geen beroep kunnen doen op bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen zoals omschreven in 3.1.

Hierbij hebben wij overwogen dat de langdurigheidstoeslag een keer per jaar als een belastingvrij bedrag wordt uitbetaald en bedoeld is voor vervangingsuitgaven.

De regelgeving voor toekenning is landelijk bepaald. Het komt er kort gezegd op neer dat alleen mensen zonder arbeidsmarktperspectief in aanmerking komen voor de regeling. Dit betekent dat iemand die de afgelopen 5 jaar heeft gewerkt, ook al is dat maar 1 dag geweest, niet in aanmerking komt. Ook mensen met een Wajong of WAO uitkering komen zelden in aanmerking voor de regeling.

Het kabinet doet, samen met de VNG onderzoek naar verbetering van de regeling zodat meer mensen voor de langdurigheidstoeslag in aanmerking komen.

Zodra hierover meer bekend wordt ook ons beleid aangepast aan de nieuwe richtlijnen.

HOOFDSTUK 3

Bijstand voor doelgroepen

Met de invoering van de WWB is in de visie van het rijk opgenomen dat inkomenspolitiek uitsluitend is voorbehouden aan het rijk. Categoriale verstrekkingen mochten niet meer, behalve enkele uitzonderingen. Arbeid moest lonen en het afschaffen van categoriale regelingen droeg volgens de visie van het rijk bij aan het verminderen van de armoedeval en moest zorgen voor meer rechtsgelijkheid.

In de nota Bijzondere Bijstand en Minimabeleid gemeente Bergen (vastgesteld in december 2003) zijn deze uitgangspunten de basis geweest voor het beleid.

Nu we twee jaar verder zijn blijkt dat ons bijstandsbeleid voor doelgroepen soms ingewikkeld en in sommige gevallen ook onrechtvaardig is.

In dit hoofdstuk wordt het oude beleid geëvalueerd en daar waarnodig voorstellen tot verbetering gedaan.

Het gaat om de bestaande regelingen:

  • ·

    duurzame gebruiksgoederen

  • ·

    deelname maatschappelijk verkeer

  • ·

    aanvullende ziektekostenverzekering voor minima

Als nieuw beleid wordt voorgesteld:

  • ·

    schoolkosten

  • 3.1

    Duurzame gebruiksgoederen

Met ingang van 1 januari 2004 is de langdurigheidstoeslag ingevoerd. Dit is een categoriale regeling voor mensen die 5 jaar of langer van een bijstandsuitkering moeten rondkomen. Categoriaal wil zeggen dat degene die tot de doelgroep behoort geen kosten hoeft te hebben om voor de regeling in aanmerking te komen.

Uit diverse onderzoeken blijkt dat mensen die langer dan drie jaar van een minimum inkomen moeten rondkomen vaak in de problemen komen wanneer er duurzame gebruiksgoederen nodig zijn. Daarom is in ons beleid opgenomen om aan die groep eenmaal per jaar een bijdrage toe te kennen ter hoogte van de bedragen in de langdurigheidstoeslag.

Voor gehuwden € 473,00; voor een alleenstaande ouder € 424,00 (90%) en voor een alleenstaande € 331,00 (70%). Het verschil met de langdurigheidstoeslag is dat voor deze regeling bonnen worden overgelegd.

Om voor de regeling in aanmerking te komen moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • ·

    individueel aanvragen;

  • ·

    inkomen mag niet hoger zijn dan 120% van de van toepassing zijnde normen in de WWB;

  • ·

    het vermogen mag niet hoger zijn dan anderhalf maal het minimum inkomen;

  • ·

    overleggen van bewijsstukken;

  • ·

    drie jaar of langer een inkomen hebben gehad dat niet hoger is dan 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm;

  • ·

    aanvrager(s) die in aanmerking komen voor de langdurigheidstoeslag kunnen geen beroep doen op de regeling;

  • ·

    aanvrager(s) moeten een zelfstandige huishouding voeren;

  • ·

    de regeling geldt voor inwoners van 23 tot 65 jaar.

Om de uitvoering zo eenvoudig mogelijk te laten verlopen en om te voorkomen dat er sprake is van “voorfinanciering” mogen de bewijsstukken ook achteraf worden ingeleverd. Niet inleveren betekent verrekenen met lopende uitkering of terugvorderen.

3.2 Categoriale bijzondere bijstand deelname maatschappelijk verkeer

Inleiding

Voor de voorzieningen voor maatschappelijke participatie, zoals stadspassen, bestaat in de WWB de mogelijkheid om categoriale bijzondere bijstand te verlenen. Het gaat dan om kosten die uitsluitend betrekking mogen hebben op sociaal-culturele en sportieve activiteiten.

Het college maakt op grond van artikel 35 lid 3 (65 plussers) en 5 (schoolgaande kinderen) WWB gebruik van deze bevoegdheid.

Doelgroep

Om in aanmerking te komen voor deze regeling moet de cliënt / het gezin behoren tot één van de onderstaande groepen:

  • Het (eenouder)gezin met kinderen in de leeftijd van 4 jaar tot 13 jaar of;

  • De cliënt / de gezinsleden van 65 jaar en ouder.

Let op: voor ouders met kinderen in de leeftijd van 13 tot 18 jaar bestaat de regeling indirecte schoolkosten. Hiermee wordt voldaan aan de wettelijke voorschriften genoemd in artikel 35 lid 5 WWB.

Voorwaarden

De voorwaarden waaraan het gezin moet voldoen om in aanmerking te komen voor deze regeling zijn:

  • De aanvraag is schriftelijk ingediend;

  • De aanvrager(s) behoren tot de doelgroep van de regeling;

  • Het gezamenlijk (huishoud)inkomen is niet hoger dan 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm;

  • Het gezamenlijk (gezins)vermogen is niet hoger dan de van toepassing zijnde bedragen, genoemd in artikel 34 lid 3 van de WWB;

  • Er wordt voldaan aan de overige voorwaarden (als geen uitsluitingsgronden, voorliggende voorzieningen, domicilie, etc.) voor het recht op bijstand conform de WWB.

Hoe hoog is de bijdrage?

De bijdrage bedraagt per kalenderjaar € 100,00 per schoolgaand kind en

De bijdrage bedraagt per kalenderjaar € 100,00 per gezinslid van 65 jaar en ouder.

3.3 Vergoeding indirecte schoolkosten

Inleiding

Indirecte studiekosten van ten laste komende schoolgaande kinderen komen in beginsel niet voor de verlening van bijzondere bijstand in aanmerking. Deze kosten worden geacht voldaan te kunnen worden uit een inkomen ter hoogte van de bijstandsnorm voor het gezin (lees de alleenstaande ouder of het gezin).

Doelgroep

  • Het (eenouder)gezin met kinderen in de leeftijd van 13 tot 18 jaar.

Voorwaarden

De voorwaarden waaraan de cliënt / het gezin moet voldoen om in aanmerking te komen voor deze regeling zijn:

  • De aanvraag is schriftelijk ingediend;

  • De aanvrager(s) behoren tot de doelgroep van de regeling;

  • Het gezamenlijk (huishoud)inkomen is niet hoger dan 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm;

  • Het gezamenlijk (gezins)vermogen is niet hoger dan de van toepassing zijnde bedragen, genoemd in artikel 34 lid 3 van de WWB;

  • Er wordt voldaan aan de overige voorwaarden (als geen uitsluitingsgronden, voorliggende voorzieningen, domicilie, etc.) voor het recht op bijstand conform de WWB

Hoe hoog is de bijdrage?

De vergoeding bedraagt maximaal € 125,00 per schoolgaand kind per schooljaar.

Een schooljaar loopt van 1 juli tot 1 juli.

HOOFDSTUK 4

Bijzondere bijstand en beleidsregels

Naast categoriale regelingen en bijstand voor specifieke doelgroepen blijft het natuurlijk altijd mogelijk om maatwerk te leveren via de bijzondere bijstand.

Het digitale handboek van Schulinck, waar de afdeling Sociale Zaken sinds 2004 gebruik van maakt, geeft over het algemeen veel duidelijkheid over de te verstrekken bijzondere bijstand. Op diverse onderdelen laat Schulinck ruimte voor gemeentelijk beleid. De regels en richtlijnen in deze notitie worden na publicatie ook opgenomen in het handboek Schulinck, waarmee invulling gegeven wordt aan de ruimte voor eigen beleid.

Een verstrekking valt onder de individuele bijzondere bijstand als:

  • 1.

    een toets plaatsvindt of de betrokkene de kosten gemaakt heeft, tot welk bedrag en of de gemaakte kosten noodzakelijk zijn en

  • 2.

    bij deze toets is vastgesteld of de kosten niet kunnen worden voldaan uit de norm of een voorliggende voorziening en

  • 3.

    bij deze toets wordt vastgesteld of de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden en

  • 4.

    bij deze toets is vastgesteld dat de kosten niet voldaan kunnen worden uit de aanwezige draagkracht.

Kostensoorten

4.1 Bijzondere bijstand voor inrichtingskosten

In eerste instantie geldt als algemene regel dat de kosten van woninginrichting c.q. de aanschaf van duurzame gebruiksgoederen worden voldaan uit de algemene bijstand (of een ander inkomen) door middel van reservering vooraf (sparen) of achteraf (lenen).

Bijstand voor inrichtingskosten kan op de volgende manieren worden verstrekt:

  • 1.

    als borgstelling voor een bij de Kredietbank af te sluiten lening;

  • 2.

    verstrekt als leenbijstand

  • 3.

    om niet

Ad 1.

In bepaalde situaties is de Kredietbank alleen bereid een lening te verstrekken als de gemeente borg staat voor de te verstrekken lening. Dit geniet de voorkeur, omdat, zoals vermeld de Kredietbank ten opzichte van de Wet werk en bijstand een voorliggende voorziening is.

Ad 2.

Bijzondere bijstand verlenen in de vorm van een geldlening is slechts mogelijk als geen lening afgesloten kan worden en de noodzaak van de aanschaf van duurzame gebruiksgoederen vaststaat.

Ad 3.

In bijzondere individuele situaties kan bijzondere bijstand om niet worden verleend. Maar pas als de eerder genoemde mogelijkheden (Kredietbank, lening, leenbijstand) niet aan de orde zijn.

Waar de Kredietbank wordt genoemd wordt ook bedoeld een andere kredietverstrekker. De WWB heeft in artikel 15 de mogelijkheid geschapen dat in die gevallen waar er geen Kredietbank is, of daarmee geen relatie bestaat, borgtocht kan worden verleend als belanghebbende een saneringskrediet krijgt bij een commerciële bank.

Voor de hoogte van het aflossingsbedrag van de lening zijn standaardbedragen vastgesteld. Deze bedragen 6% van de geldende bijstandsnorm (norm + toeslag, inclusief vakantiegeld) minus het bedrag aan vakantiegeld dat wordt gereserveerd. Deze bedragen worden steeds per 1 januari en 1 juli, als de landelijke bijstandsnormen wijzigen, aangepast.

Als er sprake is van herinrichtingskosten in verband met een echtscheiding wordt in principe maximaal de helft van het standaardbedrag voor volledige inrichting als noodzakelijk beschouwd. De aanvrager heeft immers doorgaans ook aanspraak op de helft van de aanwezige boedel uit de boedelscheiding.

Voor duurzame gebruiksgoederen wordt in principe een afschrijvingsduur gehanteerd van 8 jaar.

Verhuis- en herinrichtingskosten

Ook hier geldt als eerste regel dat men voor de kosten van verhuizing en herinrichting reserveert. Voor wat betreft bijstandsverlening moeten de kosten dan ook noodzakelijk te zijn.

Als een verhuizing noodzakelijk en onvoorzien is, kan worden aangenomen dat de reserveringsmogelijkheden beperkt zijn geweest tot de periode dat verhuizing noodzakelijk bleek.

Voor wat betreft verhuis- en inrichtingskosten is bijstandsverlening slechts mogelijk als er sprake is van bijzondere omstandigheden.

Welke kosten komen voor bijstandsverlening in aanmerking?

  • ·

    de verhuiskosten

  • ·

    de kosten van dubbele huur

  • ·

    de kosten van behang en stoffering tot een bepaald maximum, zie voor de bedragen de bijlage

Draagkracht: 100% boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

Hoofdstuk

4.2 Bijzondere bijstand voor medische en tandheelkundige kosten

4.2.1 Begrippen

Voorliggende voorziening

Bijzondere bijstand kan worden toegekend voor noodzakelijke kosten waarvoor geen toereikende voorliggende voorziening bestaat. In relatie tot het verstrekken van bijzondere bijstand voor medische kosten is de basisverzekering in het kader van de Zorgverzekeringswet de belangrijkste voorliggende voorziening. Deze voorziening wordt als passend en toereikend gezien. De kostensoorten die in de basisverzekering zijn opgenomen zijn kosten die zonder meer als noodzakelijk worden beschouwd. Een en ander impliceert dat medische kosten die niet in de basisverzekering zijn opgenomen, strikt genomen niet als noodzakelijk worden beschouwd en niet voor bijzondere bijstand in aanmerking komen. Overigens is er op het terrein van de ziektekosten nog een aantal voorliggende voorzieningen zoals de AWBZ en de WVG/WMO.

Aanvullende verzekering

Naast de van overheidswege gecreëerde voorzieningen waar de burger een beroep op kan doen, heeft deze de mogelijkheid zich te verzekeren tegen het risico van (hoge) kosten. Het afsluiten van een aanvullende zorgverzekering past hierin. Naast het begrip voorliggende voorziening kent de WWB dan ook het begrip: tekortschietend besef van ‘verantwoordelijkheid'. De wetgever gaat ervan uit dat de burger van eigen verantwoordelijkheid blijk geeft door zich te verzekeren tegen normaal gangbare

risico's. Het afsluiten van een aanvullende zorgverzekering wordt gezien als een daad van genoegzaam besef. Als de klant daarin tekort schiet, heeft dit gevolgen voor het recht op bijzondere bijstand. Dit is geregeld in de afstemmingsverordening. Hierin wordt een onderscheid gemaakt tussen mensen die niet willen en mensen die niet kunnen afsluiten.

Doelgroep

  • Collectieve zorgverzekering minima Alle inwoners van Bergen die een inkomen hebben tot 110% van de voor hen geldende bijstandsnorm en een vermogen dat niet hoger is dan het van toepassing zijnde bedrag genoemd in artikel 34 lid 3 WWB, komen in aanmerking voor deelname aan de collectieve zorgverzekering minima en voor vergoeding van het aanvullende deel van de premie (het surplus op de basispremie), op basis van vergoeding vanuit de categoriale bijzondere bijstand.

  • Individuele bijzondere bijstand

Alle inwoners van Bergen die een inkomen hebben tot 120% van de voor hen geldende bijstandsnorm en een vermogen dat niet hoger is dan het van toepassing zijnde bedrag genoemd in artikel 34 lid 3 WWB, komen in aanmerking voor vergoeding van medische en tandheelkundige noodzakelijke kosten op basis van vergoeding vanuit de individuele bijzondere bijstand.

Binnen de doelgroep maken we onderscheid tussen mensen die niet willen en mensen die niet kunnen deelnemen aan de collectieve zorgverzekering minima:

  • Wanneer klanten geen gebruik willen maken van de collectieve verzekering, kunnen zij niet zonder meer aanspraak maken op bijzondere bijstand voor kosten die in het pakket van de collectieve verzekering zijn opgenomen. De bijstand zal moeten worden afgestemd op grond van de Afstemmingsverordening. Voor deze gevallen zijn voor de vergoedingen de normen van toepassing zoals deze in de CZM gelden.

  • Wanneer iemand niet kan deelnemen ligt dit uiteraard anders. Bij de aanvraag om bijzondere bijstand voor medische kosten zal het onderzoek zich in dat geval ook moeten uitstrekken tot de vraag of er sprake is van niet kunnen of niet willen deelnemen aan de CZM. Als er aanleiding is om bijzondere bijstand te verstrekken, dan strekt 'het pakket' van de bijzondere bijstand zich uit tot het pakket dat door de CZM wordt geboden.

Vermogen

Bij het vaststellen van de vermogensvrijstelling wordt aangesloten bij artikel 34 van de WWB.

Bijzondere bijstand en de basisverzekering

De WWB biedt de mogelijkheid bijzondere bijstand toe te kennen indien de voorliggende voorziening een bepaalde kostensoort niet volledig of maar voor een bepaalde periode vergoedt. De noodzaak van de verstrekking staat hierbij niet ter discussie, maar de overheid heeft, doorgaans om budgettaire redenen, ervoor gekozen de vergoeding te beperken. Er is dan sprake van een eigen bijdrage voor de verzekerde. Deze eigen bijdrage wordt (in veel gevallen) vergoedt door de CZM. Minima die niet kunnen deelnemen aan de CZM komen in aanmerking voor bijzondere bijstand voor de kosten van de eigen bijdrage tot maximaal de bedragen die de CZM hanteert.

Bijzondere bijstand is niet mogelijk wanneer in de voorliggende voorziening het te vergoeden bedrag nadrukkelijk aan een maximum is verbonden. In een dergelijk geval is de overheid van mening dat met dit maximumbedrag de kosten adequaat worden vergoed. De voorliggende voorziening wordt in dat geval als toereikend beschouwd. Voor de meerkosten is dan ook geen bijzondere bijstand mogelijk.

Eigen risico basisverzekering

Naast het verplichte eigen risico maakt de Zorgverzekeringswet het mogelijk dat verzekerden een polis voor de basisverzekering afsluiten met een vrijwillig eigen risico. Voor de CZM is het niet mogelijk een hoger eigen risico af te sluiten. Uitgangspunt van de nieuwe zorgverzekering is dat het nieuwe stelsel door de zorgtoeslag (en een aantal fiscale maatregelen) voor iedereen betaalbaar is. Voor mensen die niet deelnemen aan de CZM geldt dan ook het uitgangspunt dat de verzekerde een eventueel eigen risico zelf opvangt. Hiervoor wordt geen bijzondere bijstand verstrekt.

Ook wordt geen bijzondere bijstand verstrekt voor de kosten van het niet verzekerd zijn voor ziektekosten (premieachterstand, boete en medische kosten). En tevens is geen bijzondere bijstand mogelijk voor de betaling van de zorgpremie als de verzekerde de zorgtoeslag heeft gebruikt om andere kosten mee te voldoen.

Bijzondere bijstand en de Collectieve Zorgverzekering Minima

De kosten die in de aanvullende verzekering van de CZM zijn opgenomen zijn strikt juridisch gezien niet als noodzakelijke medische kosten aan te merken. Vanuit die optiek ligt het dan ook niet op de weg van de gemeente aanvullende bijzondere bijstand te verstrekken wanneer de vergoedingen in het aanvullende pakket de gemaakte kosten niet volledig dekken.

Eigen beleid

De gemeente heeft een zekere vrijheid zelf beleid te formuleren over de vraag welk niveau van vergoedingen voor ziektekosten zij wenselijk acht voor haar minima. Wat hierbij in het oog moet worden gehouden is dat er een consistent pakket aan vergoedingen ontstaat dat uitvoerbaar is, de betrokkenen duidelijkheid biedt en recht doet aan wet- en regelgeving. De rechter noemt dit “buitenwettelijk begunstigend beleid” en zal bij toetsing bekijken of de gemeente zich aan haar eigen beleid heeft gehouden.

Samenvattend:

- Als de basisverzekering bepaalde kosten niet voor 100% of slechts voor een benoemde periode vergoedt geldt in een eigen bijdrage. Deze eigen bijdrage wordt (in veel gevallen) vergoedt door de CZM. Minima die niet kunnen deelnemen aan de CZM komen in aanmerking voor bijzondere bijstand voor de kosten van de eigen bijdrage tot maximaal de bedragen die de CZM hanteert.

- Als de basisverzekering de vergoeding nadrukkelijk maximeert, is er geen bijzondere bijstand mogelijk. De vergoeding wordt dan als toereikend beschouwd.

- De verzekerde moet een vrijwillig gekozen eigen risico zelf dragen, hiervoor is geen bijzondere bijstand mogelijk.

- Voor de kosten die zijn opgenomen in het pakket van de CZM kan geen aanvullende bijzondere bijstand worden verstrekt, tenzij er sprake is van zeer dringende omstandigheden of indien hierover gemeentelijk beleid is geformuleerd.

- Voor mensen die niet kunnen deelnemen aan de CZM kan een vergoeding worden verstrekt alsof ze wel verzekerd waren middels de CZM (niet voor de premie van de ziektekostenverzekering).

4.2.2 Uitgangspunten

Voor de vergoeding van medische en tandheelkundige kosten hanteren we de volgende uitgangspunten:

  • Tenzij hierna anders is bepaald, is bijstandsverlening in medische kosten niet mogelijk, omdat Zorgverzekeringswet en AWBZ toereikende voorliggende voorzieningen zijn. Kosten die bewust buiten de dekking van die verzekeringen zijn gelaten, anders dan om budgettaire redenen, worden niet vergoed.

  • -

    Voor bepaalde kostensoorten zijn aanvullende bepalingen geformuleerd en in de paragrafen 4.2.3 en 4.2.4 opgenomen. Hierin is een aantal kostensoorten genoemd dat via buitenwettelijk begunstigend beleid in aanmerking komt voor vergoeding. In de meeste gevallen zijn deze kosten opgenomen in de collectieve zorgverzekering voor minima (CZM), zodat bijstandsverlening in het individuele geval niet nodig is.

  • -

    Bijstandsverlening kan, na extra onderzoek, wel aan de orde komen als vergoeding via de CZM (nog) niet mogelijk is (niet-kunners) en in zeer bijzondere gevallen. Dan geldt dat de maximale bedragen van toepassing zijn zoals deze in de CZM gelden.

  • -

    Het is ons gemeentelijk beleid om uitsluitend bijzondere bijstand voor noodzakelijke medische kosten te verlenen, indien en voor zover deze niet door de CZM (basisverzekering of de aanvullende verzekering) worden gedekt. Met andere woorden: als men zich niet aanvullend heeft verzekerd middels de Collectieve Zorgverzekering Minima dan blijft de te verlenen bijstand beperkt tot het bedrag dat zou zijn vergoed als men wel verzekerd was middels de CZM.

4.2.3 Medische kosten

Brillen

In de CZM is een vergoeding opgenomen voor brilmontuur en brillenglazen/contactlenzen eens per 3 kalenderjaren tot een vastgesteld maximum bedrag.

Contactlenzen

Voor contactlenzen geldt hetzelfde als voor brillen.

Eigen bijdrage alarmeringskosten

Als het aanbrengen van alarmeringsapparatuur medisch noodzakelijk is, vergoedt de basisverzekering (een deel van) de kosten. Hiervoor is een verwijzing nodig van de behandelend arts. De vergoeding is dus niet van toepassing bij sociale alarmering (bijvoorbeeld bij huiselijk geweld). De maandelijkse eigen bijdrage wordt vergoed door de CZM.

Fysiotherapie

Fysiotherapie wordt, boven de eventueel geldende vergoeding vanuit het basispakket, in de CZM vergoed tot een maximum bedrag. Deze vergoeding geldt vanaf de eerste behandeling.

Geneesmiddelen

Voor geneesmiddelen (inclusief homeopathische medicijnen) geldt het algemene uitgangspunt dat deze niet via de bijzondere bijstand worden vergoed omdat er sprake is van een toereikende voorliggende voorziening via de zorgverzekering.

Als een medicijn niet in het pakket van de verzekeraar zit, dan moet worden aangenomen dat dit een bewuste keus is en dient de bijstand zich daarbij aan te sluiten, tenzij het medicijn om budgettaire redenen niet is opgenomen in het pakket. In alle gevallen moet worden bezien of er een alternatief is dat wel door de verzekeraar wordt vergoed.

Voor zgn. zelfzorgmiddelen (geen recept van arts nodig), zoals bij apotheker en drogist verkrijgbare hoestdrank, vitami­nes, voedingssupplementen e.d., wordt geen bijstand verstrekt. Deze kosten worden beschouwd als algemene bestaanskosten vergelijkbaar met de kosten van gezonde voeding, waarvan wordt verondersteld dat deze uit het eigen inkomen kunnen worden bekostigd .

Eigen bijdrage thuiszorg/hulp bij het huishouden

Vergoeding van de eigen bijdrage huishoudelijke hulp zoals vastgelegd in de WMO en vergoeding van de eigen bijdrage persoonlijke verzorging en verpleging zoals die is opgenomen in de AWBZ wordt in de CZM vergoed tot een maximum bedrag.

Eigen bijdrage ziekenvervoer

Voor bepaalde doelgroepen vergoedt de basisverzekering zittend ziekenvervoer. De eigen bijdrage die per kalenderjaar betaald moet worden, wordt in de CZM vergoed tot een maximum bedrag.

Therapeutische elastische kousen

Elastische kousen worden vergoed door de basisverzekering, indien voorgeschreven door een arts. Deze vergoeding wordt toereikend geacht en bijzondere bijstand is dus niet mogelijk.

Eigen bijdrage hoortoestellen

De AWBZ kent een vergoeding per oorstuk. Hiervoor geldt een eigen bijdrage welke door de CZM tot een maximum wordt vergoed. Als een duurder hoorapparaat dan het maximumbedrag op voorschrift van een arts nodig is, kan er vanuit worden gegaan dat dit de meest adequate oplossing is. De meerkosten kunnen dan worden vergoed vanuit de bijzondere bijstand. De CZM biedt een vergoeding voor batterijen van een hoortoestel tot een maximum per jaar.

Eigen bijdrage orthopedische schoenen

Voor volledig individueel vervaardigd orthopedisch maatschoeisel kent de basisverzekering een eigen bijdrage. Voor verzekerden tot 16 jaar is deze bijdrage lager dan voor verzekerden van 16 jaar en ouder. De gebruikstermijn voor orthopedisch maatschoeisel is voor verzekerden jonger dan 16 jaar 9 maanden en voor verzekerden vanaf 16 jaar 15 maanden.

Een eigen bijdrage geldt ook voor anti allergeen schoeisel.

Bijzondere bijstand is mogelijk voor de eigen bijdrage na aftrek van het bedrag dat wordt bespaard op gewoon schoeisel. Dit bedrag wordt ontleend aan de Nibud prijzengids.

Orthopedische voorzieningen aangebracht aan confectieschoeisel wordt volledig vergoed door de basisverzekering. Hiervoor geldt dezelfde gebruikstermijn als voor orthopedisch maatschoeisel. Hiervoor is dus geen verstrekking van bijzondere bijstand mogelijk.

Voetbehandelingen (diabetes of reumatische voet) of podotherapie

De kosten voor voetbehandelingen (in verband met diabetes of reumatische voet) of podotherapie worden tot een maximum per jaar vergoed op grond van de CZM.

Kosten van behandeling door een pedicure kan daarnaast medisch noodzakelijk zijn wegens een handicap of wegens ouderdom. Deze kosten vallen niet onder de dekking van de CZM. Voor deze kosten is bijzondere bijstand mogelijk indien de medische noodzaak is vastgesteld. De hoogte van de vergoeding bedraagt maximaal het bedrag dat voor voetbehandelingen in de CZM is opgenomen.

Eigen bijdrage poliklinische bevalling/kraamzorg

Voor de kosten van een poliklinische bevalling zonder medische indicatie en van kraamzorg geldt binnen de basisverzekering een eigen bijdrage. Deze eigen bijdragen worden volledig vergoed door de CZM.

Eigen bijdrage psychotherapie

Wanneer psychotherapie vergoed wordt door de basisverzekering of de AWBZ, dan is er een eigen bijdrage verschuldigd. Deze wordt tot een maximum vergoed vanuit de CZM. Voor de eigen bijdrage na dit maximum is bijzondere bijstand mogelijk. Als de

basisverzekering of de AWBZ de therapie niet vergoeden dan worden de kosten als niet noodzakelijk beschouwd en is er geen bijzondere bijstand voor de kosten mogelijk.

Sporten op medische indicatie

Er kan bijzondere bijstand worden verleend voor de kosten van sport wanneer:

  • het sporten als medisch noodzakelijk wordt aangemerkt;

  • de noodzakelijke sport als het goedkoopste alternatief wordt aangemerkt;

  • de kosten meer bedragen dan € 12,50 per persoon per maand.

Sport medisch advies wordt tot een maximum bedrag per 2 kalenderjaren vergoed vanuit de CZM.

Steunzolen (therapiezolen)

De kosten van steunzolen worden tot een maximum per 2 kalenderjaren vergoed op basis van de CZM.

Alternatieve zorg

In de CZM is een maximale vergoeding opgenomen voor alternatieve zorg. Wanneer dit maximum door de verzekeraar is vergoed kan aanvullend bijzondere bijstand worden verstrekt tot maximaal € 300,- per kalenderjaar.

4.2.4 Tandheelkundige kosten

Tandheelkundige zorg (inclusief techniek- en materiaalkosten)

Tandheelkundige zorg, inclusief techniek- en materiaalkosten, wordt gedeeltelijk vergoed door de basisverzekering en daarnaast is een extra vergoeding vanuit de CZM. Bijzondere bijstand voor deze kosten is dus niet mogelijk.

Kaakchirurgie door kaakchirurg (muv het aanbrengen van implantaten, behandeling van tandvlees en ongecompliceerde extracties)

Kaakchirurgie door kaakchirurg (muv het aanbrengen van implantaten, behandeling van tandvlees en ongecompliceerde extracties) wordt volledig vanuit de basisverzekering vergoed. Bijzondere bijstand voor deze kosten is dus niet mogelijk.

Volledige prothese (Kunstgebit)

Het basispakket vergoedt het kunstgebit voor een groot deel (75%). Binnen de CZM wordt daar bovenop nog een aanvullend bedrag vergoed. Bijzondere bijstand voor deze kosten is dus niet mogelijk.

Orthodontie

Orthodontie wordt vanuit de CZM vergoed tot een maximum bedrag, uitgesplitst in verzekerden tot en vanaf 18 jaar. Wanneer er sprake is van kosten die hoger zijn dan dit maximum bedrag dan kan er alleen in zeer bijzondere situaties bijzondere bijstand worden verstrekt voor de meerkosten.

Voor de start van de behandeling wordt er eerst een behandelplan opgesteld. De kosten van dit plan worden voor 75% vergoed door de verzekering tot een maximum. Voor de eigen bijdrage is géén bijzondere bijstand mogelijk.

(4.3 is komen te vervallen en opgenomen onder 4.2 per 1 januari 2012)

4.4 Bijzondere bijstand voor andere kosten

Advocaat/rechtshulp

Bijzondere bijstand is mogelijk voor de eigen bijdrage vanuit de Wet op de Rechtsbijstand en de griffierechten. Er kan tevens bijstand worden verstrekt voor de kosten die gemaakt voor het vertalen van documenten uit een vreemde taal.

Draagkrachtpercentage: 100% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm

Babyuitzet en babykamer

Als er, op grond van bijzondere omstandigheden, niet gereserveerd kan worden voor de kosten van een babyuitzet en een babykamer, dan kan hiervoor bijzondere bijstand worden verleend. De Landelijke Vereniging voor Thuiszorg heeft een basispakket samengesteld van noodzakelijke artikelen, dit pakket is opgenomen in de prijzengids van het Nibud. Voor wat betreft de hoogte van de bijzondere bijstandsverlening wordt hierbij aangesloten.

Draagkrachtpercentage: 100% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm

Jeugdhulpverlening

Aan de opname van een kind in een instelling (geheel of gedeeltelijk) zijn extra kosten verbonden. In alle gevallen is er sprake van een ouderbijdrage en in veel gevallen van bijzondere kosten, in de vorm van bijvoorbeeld reiskosten.

De ouderbijdrage

De hoogte van de bijdrage is afhankelijk van de vorm van hulpverlening en niet van de hoogte van het inkomen van de ouders. De ouderbijdrage dient door de ouders te worden betaald aan het LBIO. Ook als aan de ouders voor de ouderbijdrage bijzondere bijstand wordt verleend, is de mate waarin de ouders het kind onderhouden bepalend voor het recht op kinderbijslag.

Reiskosten, maaltijdkosten en kleding

Als de ouders dus kinderbijslag voor het kind ontvangen, kan redelijkerwijs worden aangenomen dat zij de overige extra kosten verbonden aan het verblijf in de inrichting hieruit kunnen bestrijden. Voor die kosten kunnen zij dan ook geen bijzondere bijstand ontvangen.

Als de ouders geen kinderbijslag voor het kind ontvangen, dan kan bijzondere bijstand worden verleend in de kosten van:

  • ·

    reizen ten behoeve van een noodzakelijk periodiek contact;

  • ·

    maaltijden thuis tijdens vakantie of weekendbezoek;

  • ·

    ontspanning (de instelling brengt de kosten van ontspanning als zwembad, huiselijke activiteiten die extra geld kosten e.d. doorgaans in rekening bij de ouders);

  • ·

    kleding in geval van een langdurige opname.

Draagkrachtpercentage: 100% van het inkomen boven de bijstandsnorm

Kinderopvang

Met de komst van de Wet kinderopvang per 1 januari 2005 is er in principe geen ruimte meer voor het verstrekken van bijzondere bijstand voor oppaskosten in verband met werk, periode van toeleiding naar arbeid (traject) of scholing.

In de Wet kinderopvang is de financiering van de kinderopvang geregeld. De bedoeling is dat de ouder, de werkgever en het Rijk gezamenlijk de kosten van kinderopvang betalen.

De gemeente komt in beeld als er geen werkgever is, bijvoorbeeld voor mensen met een WWB uitkering die een traject volgen. De gemeente treedt dan als het ware in de plaats van de werkgever en verstrekt een gemeentelijke bijdrage van 1/6 van de kosten (niet uit de bijzondere bijstand maar uit de middelen voor de Wet Kinderopvang uit het gemeentefonds).

Er is nog slechts in een aantal situaties ruimte voor het verstrekken van bijzondere bijstand (om te voorkomen dat het beleid de Wet Kinderopvang als voorliggende voorziening doorkruist).

Wat is nog wel mogelijk:

  • ·

    bijzondere bijstand voor overblijfkosten (dit valt namelijk buiten de Wet Kinderopvang);

  • ·

    als kinderopvang nodig is buiten de openingstijden van de 'formele' kinderopvang en een beroep moet worden gedaan op informele kinderopvang, is hiervoor bijzondere bijstand mogelijk;

  • ·

    als er (nog) geen plaats is in de formele kinderopvang en er tijdelijk sprake is van informele kinderopvang, is hiervoor bijzondere bijstand mogelijk;

  • ·

    bijzondere bijstand voor 2 dagdelen per week peuteropvang.

Studiekosten

Voor studiekosten zijn de rijksregelingen (WSF 18+ en WTOS) van toepassing als ook de gelden uit het werkdeel van de WWB.

Daarnaast kunnen zich situaties voordoen waarin scholing niet arbeidsmarktgericht is, maar wel wenselijk op grond van de persoonlijke situatie. Dit is met name het geval bij cliënten die langdurig op bijstand zijn aangewezen, geen perspectief meer hebben op de arbeidsmarkt en in een sociaal isolement terecht (dreigen te) komen. Te denken valt aan diegenen die blijvend arbeidsongeschikt zijn of anderszins geen kans hebben om aan het werk te komen.

Wie komen in aanmerking?

Diegenen die:

  • ·

    tenminste drie jaar een inkomen hebben op bijstandsniveau;

  • ·

    geen overzienbaar perspectief hebben op toe- of herintreding op de arbeidsmarkt;

  • ·

    waarvoor de cursusactiviteit moet overeenstemmen met het doel, het (gedeeltelijk) opheffen van het sociaal isolement.

De vergoeding bedraagt:

  • ·

    maximaal € 150,00 per jaar exclusief reiskosten

  • ·

    reiskosten buiten Bergen maximaal 15 kilometer

  • ·

    eventueel oppaskosten

Verwervingskosten

Als verwervingskosten worden hier aangemerkt die kosten die noodzakelijkerwijs moeten worden gemaakt ter verkrijging van inkomsten uit loondienst. Voor deze kosten kan bijzondere bijstand worden verleend. Het gaat hier om reiskosten en specifieke individuele kosten en in beperkte mate voor kosten van kinderopvang.

Reiskosten

Worden vergoed bij werk buiten Bergen op basis van de kosten van openbaar vervoer of, als gebruik wordt gemaakt van eigen vervoer € 0,13 per kilometer.

Kosten van kinderopvang

Hiervoor is de Wet Kinderopvang van toepassing. Deze regeling geldt echter niet voor overblijfkosten. Voor deze kosten kan bijzondere bijstand worden verleend. Zie verder onder het kopje 'Kinderopvang'.

Specifieke individuele kosten

Deze kosten moeten in het individuele geval worden bezien (maatwerk).

Computer

Gezinnen en alleenstaande ouders waarvan de kinderen het basisonderwijs of het voortgezet onderwijs bezoeken kunnen, onder bepaalde voorwaarden, in aanmerking komen voor een tegemoetkoming in de aanschaf van een computer.

Het gezinsinkomen mag de laatste 3 jaar niet hoger zijn geweest dan 100% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

De bijstand wordt verleend in de vorm van een geldlening. 50% Van de aanschafkosten moet in de vorm van een lening in 36 maanden worden terugbetaald. De andere 50% wordt na deze 36 maanden om niet verstrekt.

Er kan een lening van maximaal € 750,00 worden verstrekt.

Uitvaartkosten

Er kan slechts bijstand worden verleend aan diegenen die als nabestaanden gerechtigd zijn tot de nalatenschap of hun deel van de nalatenschap. De bijstand kan slechts worden verleend als de aanvrager onvoldoende draagkracht heeft en als de kosten niet uit de nalatenschap kunnen worden voldaan en/of niet gedekt zijn door een verzekering. Het maximaal te verstrekken bedrag is € 2300,00.

Zijn er geen nabestaanden of is er niemand die opdracht tot begraven wil geven, dan is de Wet op de lijkbezorging van toepassing.

4.5 Woonkostentoeslag

De AWIR

De komst van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (AWIR) per 1 januari 2006 brengt een aantal wijzigingen in verband met de huursubsidie met zich mee. Huursubsidie gaat vanaf 1 januari 2006 huurtoeslag heten en wordt uitbetaald door de belastingdienst. De belangrijkste wijziging is dat vanaf 1 januari 2006 wordt gerekend op basis van het actuele inkomen, in plaats van het inkomen van het vorige kalenderjaar. De vangnetregeling komt hiermee te vervallen.

De AWIR gaat uit van het geschatte jaarinkomen van de rechthebbende. Als zich wijzigingen in het inkomen voordoen, moet de rechthebbende deze doorgeven. De belastingdienst verwerkt deze wijzigingen binnen vier tot zes weken. Feitelijk wordt dus gerekend met het actuele inkomen. Dat komt op maandbasis misschien niet helemaal uit, maar op jaarbasis wel. Het is niet de bedoeling dat gemeenten maandelijks deze verschillen gaan berekenen en compenseren.

Inwoners van Bergen die door de systematiek van de AWIR een liquiditeitsprobleem ondervinden, kunnen in uitzonderlijke gevallen een overbrugging of leenbijstand ontvangen. Hiervoor wordt in ieder geval geen bijstand om niet verstrekt.

Woonkostentoeslag

Woonkostentoeslag kan in principe worden verstrekt voor zowel huurwoningen als koopwoningen. In beide gevallen dient wel rekening te worden gehouden met voorliggende voorzieningen als huurtoeslag en belastingteruggave. Woonkostentoeslag is mogelijk in de volgende gevallen:

  • 1.

    de huur ligt boven de subsidiegrens

  • 2.

    er is sprake van een zeer hoge huur

  • 3.

    er is sprake van een eigen huis (+ onderhoudskosten eigen huis)

  • 1. huur boven subsidiegrens

Onder voorwaarden kan in deze situatie woonkostentoeslag worden verleend, bijvoorbeeld na een echtscheiding of verbreking van een relatie. De woonkostentoeslag is in deze situatie altijd tijdelijk (in principe 6 maanden) en aan de bijstandverlening wordt een verhuisplicht gekoppeld.

2.hoge huur gehandicapten en te duur wonende minima

Extra woonkostentoeslag kan worden verleend voor zover het zelf te betalen deel in de huur na aftrek van de huurtoeslag onevenredig hoog blijft (het van toepassing zijnde bedrag wordt jaarlijks aangepast aan de huurtoeslag en bedraagt in 2006 € 240,- per maand).

De toeslag is tijdelijk en aan de bijstandverlening wordt een verhuisplicht gekoppeld.

Aan gehandicapten die in een aangepaste woning wonen, wordt geen verhuisplicht opgelegd. Bovendien kan aan gehandicapten ook een toeslag worden verleend (zonder verhuisplicht) als het gaat om een woning met een huur boven de subsidiegrens.

3.eigen huis

Bij de bewoning van een eigen huis is een woonkostentoeslag mogelijk als de woonkosten onder de huursubsidiegrens blijven. Bij hogere woonlasten kan alleen een toeslag worden verleend als er geen goedkoper alternatief is. In dat geval wordt er wel een verhuisvoorwaarde opgelegd.

Als woonkosten worden in aanmerking genomen:

  • ·

    de hypotheekrente

  • ·

    premie opstalverzekering

  • ·

    eigenaarsdeel onroerende zaakbelasting

  • ·

    erfpachtcanon

  • ·

    rioolrecht & polder- en waterschapsbelasting

    en conform de Divosa normen:

  • ·

    onderhoudskosten

  • ·

    de kosten van een CV- en liftinstallatie

  • ·

    de kosten van algemeen beheer en administratie (bij flatgebouwen en appartementen)

(voor deze laatste kostenposten gelden landelijk vaste bedragen die elk jaar worden aangepast)

Tevens geldt bij woonkostentoeslag niet de inkomensgrens van 100%. Bij een woonkostentoeslag geldt dat draagkracht wordt berekend vanaf 100% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

Bij de bepaling van de hoogte van de huurtoeslag door de belastingdienst wordt rekening gehouden met draagkracht als het inkomen hoger is dan de bijstandsnorm. Het zou tot rechtsongelijkheid (en doorkruising van de voorliggende voorziening) leiden wanneer er voor de bijstandsverstrekking in deze andere normen zouden gelden.

Bij een eigen woning wordt de woonkostentoeslag verleend onder verband van krediethypotheek. Een krediethypotheek wordt niet gevestigd als de te verlenen bijstand per jaar naar verwachting lager is dan het minimumloon per maand.

4.6 Bijzondere bijstand voor jongeren

De Toeslagenverordening is niet van toepassing op de doelgroep jongeren van 18 tot 21 jaar.

Ouders zijn onderhoudsplichtig voor jongeren tot 21 jaar. In bepaalde situaties kan echter wel periodieke bijstand worden verstrekt. De basisnorm ligt echter aanzienlijk lager dan bij personen van 21 jaar en ouder.

De gemeente kan ervoor kiezen of er al dan niet extra bijstand wordt verstrekt in de vorm van bijzondere bijstand. Dit kan noodzakelijk zijn als:

  • ·

    de middelen van de ouders niet toereikend zijn;

  • ·

    de jongere zijn aanspraak op de onderhoudsplicht jegens zijn ouders redelijkerwijs niet te gelde kan maken. In dit geval kan de gemeente de verstrekte bijstand wel op de ouders trachten te verhalen.

Beleid bijzondere bijstand voor alleenstaande jongeren van 18 tot 21 jaar

Aanvullende bijzondere bijstand kan verleend worden aan de alleenstaande jongere van 18 tot en met 20 jaar die naast bovengenoemde punten voldoet aan één van de volgende criteria:

  • ·

    beide ouders zijn overleden;

  • ·

    beide ouders hebben hun hoofdverblijf in het buitenland;

  • ·

    één ouder is overleden en de andere heeft zijn hoofdverblijf in het buitenland;

  • ·

    de jongere is buiten het gezinsverband geplaatst op grond van de Wet op de jeugdhulpverlening;

  • ·

    de jongere woont op de ingangsdatum van de bijstand reeds langer dan 12 maanden niet meer op het adres van de ouders;

  • ·

    in zeer bijzondere situaties, anders dan hier beschreven.

Jongere van 18 tot 21 jaar die in een inrichting verblijft

Dit is een weinig voorkomende categorie die geen recht heeft op algemene bijstand. Omdat de hoogte van de kosten afhangt van de soort inrichting, is het niet mogelijk een normbedrag vast te leggen dat in alle gevallen geldt. Als in huisvesting en maatlijden wordt voorzien en er geen eigen bijdrage verschuldigd is, geldt als richtlijn een bedrag van € 140. In alle situaties geldt echter dat het bedrag individueel moet worden vastgesteld.